De observerende schrijver: Ik zie gemeenschapszin

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… gemeenschapszin.  

Of je het nu vindt als supporter van een hechte sportclub, als lid van een spelletjesgroep die iedere week bij elkaar komt of in je geloofsgemeenschap, gemeenschapszin is een prachtig iets. Het brengt een unieke soort vreugde met zich mee met het gevoel alsof het iets overstijgt. Maar het is niet per se zichtbaar in bombarie: je ziet het dingen die zich eindeloos vermenigvuldigen.

Een gevoel van wij

Gemeenschapszin laat zich makkelijk vertalen naar iets als: ‘een gevoel van ‘wij’’. Je voelt het wanneer je het ziet. Maar dit gevoel is moeilijk te vertalen naar iets zichtbaars. Het is niet zoals verdriet dat je kan zien door biggelende tranen. Maar zodra je heel precies gaat kijken naar wat het woord ‘wij’ betekent en bedenkt dat je een gevoel wil vertalen, kan je gemeenschapszin ontleden.
‘Wij’ betekent dat er meerdere mensen zijn, onder wie jijzelf. Bij gemeenschapszin voel je je samen vrolijk, gesteund of geïnspireerd door hetzelfde iets.
Jij voelt je dus vrolijk omdat je favoriete sportclub de beker heeft gewonnen en dat doet diegene met het sjaaltje in de clubkleuren ook. Deze zelfde emotie rondom hetzelfde gebeuren vermenigvuldigt zich zodanig vaak – je staat niet in je eentje in de sportkantine te feesten bij een overwinning – dat dat optelt tot het gevoel van wij. Hetzelfde doel, hetzelfde effect gedeeld met en door talloze mensen.

Spiegelen van elkaar

Soms is het bij observeren handig om emoties en subtiele veranderingen of mogelijkheden heel precies te bestuderen. Is er teleurstelling of verdriet in het spel? Zie je blijdschap of opluchting als iemand een verrukte kreet slaakt? Bij het observeren van gemeenschapszin hoef je dat niet te doen. Neem een gebedsdienst. Maakt het uit of de individuele mensen zich gesteund, gestuurd of geïnspireerd voelen door hun god tijdens het gebed? Nee. De gemeenschapszin die je dan zal opmerken vat zich samen als: ‘samen in gesprek met onze god.’ Dát is wat er op dat moment toe doet. Die ‘emotie’ van het gebed is wat je ziet, is wat de gemeenschapszin zichtbaar maakt. De daadwerkelijke emotie doet er dat niet meer echt meer toe. Het gevoel dat ieder biddend persoon op dat moment uitstraalt is wel belangrijk. In dat opzicht spiegelen de mensen elkaar in dat wat hen samenbrengt in de gemeenschapszin. Ze zijn in wezen allemaal in een en dezelfde staat van zijn door het grotere geheel wat hen samenbrengt.  

Details vermenigvuldigd

Zodra je ziet waarin mensen elkaar spiegelen in het gevoel dat de gemeenschapszin hen geeft, kan je kijken hoe ieder individu dat uit. Waar de een bidt met gevouwen handen, zal de ander knielen. En een feestganger van de winnende club vliegt iedereen steeds maar weer om de nek, waar de ander op de tafel gaat dansen. Zo worden de individuele details eindeloos vermenigvuldigd, tot er het grotere gevoel van gemeenschapszin ontstaat. Dan kan je gemeenschapszin uiteindelijk nog enigszins concreet omschrijven. Als je dat goed doet, leeft een lezer ontzettend mee met je personage(s) en waar ze samen zo ‘wij’ over zijn.

Wil je een hechte vriendschap, een ijzersterk team of een liefhebbende gemeenschap meenemen in je verhaal, werk dan aan het uitwerken van gemeenschapszin om je verhaal en de relaties tussen je personages onderling een sterke basis te geven.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Vonecia Carswell via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie een wandelend cliché

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een wandelend cliché. 

Zó uit een slechte film

Soms gebeurt het: je ziet iets waarvan je denkt ‘dit lijkt wel een slechte film’. Alsof de scenarioschrijver zijn best heeft gedaan om het cliché te benadrukken. Denk aan een uitzonderlijk klef stel of een ‘Jut en Jul’: zó overdreven jolig dat ze het erom lijken te doen. Natúúrlijk hebben die ook nog uitgesproken opvallende en kleurrijke kleding aan.
Het zijn momenten waarvan je denkt: met een tandje minder was het me niet opgevallen, maar nu lijkt hetgeen wat ik zie een overduidelijk cliché.

Observeren overslaan en achteruit denken

Als je een wandelend cliché ziet, dan observeer je niet: je trekt meteen conclusies. En omdat het aanvoelt als een cliché is daar een toverwoord bij betrokken: ‘te’.  Té overdreven, te aanwezig, te voor de hand liggend…’Té’ is wat een cliché van een trope onderscheidt. Een trope valt nog niet meteen op, maar een cliché doet dat wel, omdat dat ‘té’ is.
Als je dat weet kan je op het moment dat je een wandelend cliché opmerkt, daar gebruik van maken. Zodra je jezelf erop betrapt een levensecht cliché te zien, bedenk dan wat het meest in het oog springt. Wat maakt dat je dit als té, niet meer gewoontjes ziet? Wat is zo uitvergroot?

Als je dat weet, kan je op het moment dat je gaat schrijven, die opvallendheden gebruiken om clichés te vermijden.

Voorbeeld van een wandelend cliché en achteruit denken

Ik zag ooit in de trein een stel. De vrouw was vreselijk aanhankelijk, en kwam op mij over als extreem klef. Ze gaf haar vriend zo om de tien, vijftien seconden een kusje op de borst en rustte in die tussenpozen met haar hoofd op zijn schouder. Had ze alleen de kusjes gegeven, dan was ik haar waarschijnlijk al vergeten. Maar ik kan me haar jaren later nog herinneren, omdat ze ook nog hardop zei hoe geweldig haar vriend was. Maar die zei geen boe of bah. Sterker nog: hij staarde recht voor zich uit, alsof het voor hem doodnormaal was. Dat voltooide voor mij de gedachte: dit is dus de clichévrouw die alles aan haar vent geweldig vindt en verliefd is op het idee van verliefd zijn. Dit ligt er zó dik bovenop… Zij is mijn kant-en-klare heldin voor in een romance waarin de vrouw zegt -en ook echt meent!-  dat ze haar wederhelft tot aan het eind van de wereld zou volgen, omdat het leven zonder hem niets meer voorstelt.

Maar ja, tot aan het einde van de wereld en terug, dat is zowel cliché als klef, dus dat gaat in een boek niet zo goed werken. Wat zou ik aan deze vrouw moeten veranderen om haar nog enigszins geloofwaardig te maken?

Wat voor mij het geheel tot een cliché maakte, waren het grote aantal kusjes dat de man kreeg, de sentimentele blik van de vrouw en het feit dat de man er zo onverschillig over was. Wilde ik hiervan een werkende scène voor een boek van maken, dan kon ik een van de drie dingen weglaten, of de tienpuntenschaal erbij pakken en die verminderen. Dan zou de vriend dus op haar avances in kunnen gaan, of op zijn minst terugpraten. Of het aantal kussen ging van een per vijftien seconden naar eens per vijf minuten. Ik kon ze ook verplaatsen naar een wat meer gangbare plek, zoals de wang.

Zo kun je door goed opletten, achteruit denken en door goed op te letten oefenen je clichés te verminderen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Dawid Kochman verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… natuur

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… natuur.

De natuur. Er zijn diehard fans van, anderen vinden het op zijn tijd leuk om een natuurgebied te bezoeken. Weer anderen geven ook daar niet zo veel om. Maar iemand die een uitgesproken hekel aan de natuur heeft, zal je niet snel tegenkomen. Dit tipartikel onderzoekt hoe dat komt en vertelt je hoe je dat gegeven kan gebruiken om de natuur echt uniek te omschrijven in je boek.   

Geitenwollensokkenpraat?

Klonken de titel en de eerste alinea als geitenwollensokkenpraat? Dat is niet zo gek. De definitie van natuur is: ‘alles op aarde wat niet door de mens is gemaakt’ maar we gebruiken het zelden zo. Neem gras. Dat is natuur, maar nemen we het woord ‘gras’ van in de mond als we het over ‘de natuur’ hebben? Vaker gaat het dan over die spectaculaire waterval die we aangapen, de verwoestende kracht van een vulkaan of het feit dat we de natuur moeten beschermen. In boeken is dat nog erger dan in het echte leven. Heb je een setting van een natuur? Dan leeft het elvenvolk daar vast mee in ultieme harmonie, of anders ontwikkelt de menselijke backpacker na het zien van die enorme bergteken een compleet nieuw perspectief op het leven.  
Zo wordt natuur bijna als vanzelf een cliché in boeken. Bekijk en observeer het eens vanuit een ander uitgangspunt. Dan schrijf je over indrukwekkende natuur, zonder dat het overkomt als geitenwollensokkenpraat.

Aanwezigheid van Leven

Laat de mens/ je personage eens helemaal buiten beschouwing in de definitie van de natuur: ‘de aanwezigheid van leven’. Dan kijk je er ineens heel anders naar. Veel dingen in de natuur leven namelijk, dus ook die minuscule grassprietjes. Maar wat doe je dan met de niet-levende dingen in de natuur, zoals indrukwekkende rotspartijen?
Hier komen we bij een bredere definitie aan van ‘aanwezigheid van leven’ die  goed bruikbaar is bij observeren en schrijven. Terug naar die backpacker, die zich helemaal verlicht voelt door de bergen. Anders gezegd: die voelt de aanwezigheid van leven. Niet in de biologische zin, maar in de verwondering en eerbied voor datgene wat hij ziet en wat dat met hem doet.
De natuur maakt die verwondering en eerbied bij mensen los. Dat kan je de Universele Aanwezigheid van het Leven -met hoofdletters, inderdaad-, noemen. Het gevoel dat er iets groters is dan onszelf. Dat gevoel is bij de een sneller aanwezig dan de ander. Ook voelt de een dat bij grote bergen, waar de ander het voelt bij kersenbloesems, de zee, bliksem,  jakobsladders, regenbogen, de zonsopgang… Toegegeven, Universele Aanwezigheid van het Leven klinkt nog steeds ontzettend geitenwollensokkenachtig, maar voor je observaties levert dat uitgangspunt een totaal ander resultaat op.

De natuur echt observeren en beschrijven

Als je iets uit de natuur observeert, van dat eenvoudige plukje gras tot de indrukwekkende bergteken, probeer dan eens te kijken waarin je die Aanwezigheid van Leven terug kan vinden. Dat zie je meestal door te kijken wat het doet ontstaan, of, iets simpeler: waarom het je aandacht of verwondering trekt.
Stel jezelf vragen als: hoe voelt of klinkt de wind? Waar hoor je beekjes kabbelen? Waar zie je tekenen van leven precies in terug? Hoe zien de kleuren van het wolkendek eruit nu de jakobsladder erop schijnt? Observeer de natuur in zulke details, ontleed die eens op die manier. Dan zal je merken dat je observaties vele malen indrukwekkender zijn of lezen dan wanneer je je toevlucht zoekt tot de grote, algemene beschrijvingen  als ‘onmetelijk krachtig’ ‘onbeschrijfelijk mooi’ of ‘ de Wijsheid van Moeder Aarde’ die sowieso met holle frases, clichés of geitenwollensokkenassociaties gepaard gaan.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Deze foto is van … Mij! Ik had ontzettende mazzel dat ik de Fujivulkaan zo kon fotograferen: het komt vaak voor dat je de top niet ziet, omdat die in mist is gehuld. Dat maakte het ‘aangaapeffect’ des te groter. Ik ben geen fotografe, maar ik hoop dat deze foto en de toelichting wel duidelijk maken wat ik met de Aanwezigheid van Leven bedoel 🙂

De observerende schrijver: Ik zie… verleiding

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… verleiding.

Verleiding komt in vele vormen. Sommige zijn zichtbaar, anderen wat minder. Maar je kan als je goed kijkt en oplet, altijd iets opmerken dat een beschrijving ervan extra levendig maakt.

Directe en zichtbare verleiding

Er zijn verleidingen die direct en zichtbaar zijn. Denk aan een flirterig persoon. Wat doet die? En hoe reageert de ontvanger? En bij die geur van lekkere – ho stop, ik ben op dieet! – zal je merken dat iemand nog met een schuin oog naar het eetstalletje kijkt. Of in gedachten toch even de calorieën natelt: misschien mag het toch wel…

Kijk bij directe en zichtbare verleiding vooral naar lichaamstaal. Maar vergeet dus niet om een beetje verder te denken: iemand die maar blijft kijken naar het verleidende object of de sexy persoon, waar denkt die nog meer aan? Seks? Dat zie je anders op het gezicht terug dan wanneer iemand de calorieën van een oliebol aan het nagaan is. Dat is een lichte blos versus een geïrriteerde of geconcentreerde uitdrukking wanneer de calorieën van de oliebol in het dieet worden gepast.
Anders gezegd: verleiding zie je vanuit het punt van observeren eerder als gevolg dan als oorzaak: er gaat een gedachte aan vooraf. Let er eens op of je kan zien wanneer de gedachte die aanleiding geeft tot verleiding uit het hoofd van de ander is. Wanneer verdwijnt dat blosje en wanneer loopt iemand resoluut weg van de oliebollenkraam om vervolgens op de telefoon te gaan tikken?

In een boek kan je dat helpen om (in tijden van verleiding) een goede scèneovergang te schrijven.

Directe maar verscholen verleiding

Directe en verscholen verleiding: reclame. Oftewel: de verleiding om iets te kopen, je bij een vereniging aan te sluiten… Misschien koop je niet meteen de telefoon van merk A na het zien van die poster in het bushokje, maar je denkt minder snel aan merk B als je een week later toch een nieuw toestel wil aanschaffen. Deze verleiding wordt van buitenaf opgelegd met één specifiek doel. Kijk de volgende keer dat je in de winkelstraat bent eens hoe je deze ‘verscholen verleiding’ kan opmerken. Die outfit van de paspop, bijvoorbeeld. Die is leuk! Toch even de winkel in lopen om te kijken of de paspopoutfit betaalbaar is.
Gebruik deze observaties als je trucjes wil hebben die je personage moeten afleiden, overhalen of zelfs voor de gek moeten houden. Vergeet ook vooral niet om op te schrijven wat het ‘m doet. Kleuren, lichtinval, valse beloftes, leuke woordspelingen, slimme associaties…

Onzichtbare verleiding

Om uitgerekend vrijdag kwart voor vijf komt je baas aan met een dik document om door te lezen. Stik erin, jij gaat het laatste kwartier spelletjes doen op je telefoon, ook al krijg je een uitbrander als je wordt betrapt.
Dit soort verleiding is niet visueel zichtbaar, maar wel in gedrag. Als je mensen dingen ziet doen die op dit ‘verleidingsgedrag’ duiden, schrijf dan op wat de mogelijke gevolgen zijn en in hoeverre ze zich daar (deze keer) iets of juist niets van aantrekken. Gebeurt dit vaker, of juist niet? Is je personage een waaghals of juist erg voorzichtig? Als je op deze manier de factoren van dit soort verleidingen in kaart brengt, is dat nuttig voor je verhaal. Hoe weegt je held oorzaak en gevolg af? Moet je je personage afremmen of juist een schop geven om het plot op gang te houden? En aan welke factor kan je sleutelen om je held zover te krijgen om iets (anders) te doen?

Kortom: voor wat voor verleidingen is je personage gevoelig? Als je dat weet, kan je het plot erop aanpassen.

Dit artikel verscheen eerder op Schijven Online.

Foto door Ulysse Pointcheval verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… kinderlijke onschuld

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… kinderlijke onschuld.

Kinderlijke onschuld is heel zuiver. Het is een ongecompliceerde uiting van de aanwezigheid van iets goeds. In een wereld vol ellende, of in een volwassen leven waar verantwoordelijkheden of ja-maars iets leuks soms kunnen overschaduwen, is het goed om eens uit te kijken naar onschuld. Dat helpt je wanneer je een scène met jonge kinderen gaat schrijven, of wanneer er in je verhaal even niets dan goeds is.

De volwassen wereld

De reden dat kinderen zo onschuldig zijn komt omdat ze nog niet alles van de wereld begrijpen en daardoor nog naïef zijn. Volwassenen daarentegen kunnen niet anders dan de ‘volledige waarheid’ meenemen in hun wereldbeeld. Dat resulteert niet altijd in een pessimistische levenshouding. Het zit al in het verschil tussen het kind dat zegt: “Jippie, snoepjes!” en de volwassene die erachteraan denkt: maar te veel snoepjes zijn niet goed voor je. Waar het kind alléén maar een traktatie ziet, ziet de volwassene óók de limieten die eraan kleven, wil het niet tot uiteindelijke ellende leiden.

De wereld van een kind

Als je een Junior van zes jaar of jonger in huis of in je omgeving hebt, of werkt met kinderen van die leeftijd, let er dan eens op wat die nog niet weten, of waar die zich nog niet druk om hoeven te maken.
“Ik wil cadeautjes!”
“Maar dat kan ik niet iedere week betalen, lieverd…”

“Sinterklaas is langs geweest!”
Sinterklaas? Ja, ja… Tegelijkertijd: maakt Junior dat iets uit? Waarschijnlijk niet, want die heeft mooie cadeautjes. Hoera!

Oftewel: kijk eens wanneer en waarbij Junior niet vérder nadenkt, zich iets afvraagt of snapt hoe oorzaak en gevolg soms in elkaar steken, zoals in het voorbeeld met de cadeaus. Je kan niet iedere week cadeaus kopen, want dat is te duur. Waar Juniors ‘denkvermogen’ ophoudt, bevindt zich een beleving in het hier en nu van heel zuivere blijdschap. Als je ooit een scène schrijft waarin het moment perfect is, helpt het om aan Juniors wereldbeeld te denken. Om het moment dat extra gewicht te kunnen geven, kan je tussen de regels door ook schrijven wat er níet is, zoals ja-maars, zorgen of uitputting. Zo krijgt dat mooie moment als vanzelf meer gewicht, of het nu gaat om romantiek, blijdschap, opluchting, of … Zo wordt een citaat als: ‘de mooiste dag van mijn leven’  minder snel een holle frase.

Junior doet het gewoon

In moeilijke tijden denken volwassenen vaak na over wat gepast is. Omdat kinderen nog niet altijd weten de situatie vraagt of überhaupt nog geen besef hebben van sociale regels, zie je in dat soort situaties vaak ook kinderlijke onschuld terug.
Is een familielid overleden? Junior zegt gewoon dat opa wordt gemist, waar volwassenen dat vaker voor zich houden, uit angst emotioneel over te komen of bij anderen pas geheelde rouwwonden weer open te rijten. En als er iemand een knuffel nodig heeft, geeft een kind die gewoon, ook al weet het niet hoe diep dat verdriet gaat. Het bedenkt zich ook niet of er misschien geen verdriet speelt, maar eerder onderliggende jaloezie, of woede, of…
Sociale regels? Ammehoela! Als jij een knuffel nodig hebt, geeft Junior je die een.

Een gebrek aan een rem of maling hebben aan alles is goed bij kinderen af te kijken. Let er eens op hoe de ‘basisbeleving’ eruit ziet, zonder je meteen druk te maken hoe zich dat vertaalt naar latere plotpunt ‘de draak verslaan’ of ‘het roer compleet omgooien’. Observeren begint met opmerken hoe iets er in de basis uitziet, iets uitwerken of groter maken is iets voor later.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door MI PHAM verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets doms

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets doms.

Dom versus onhandig

Iedereen heeft talenten en zwakheden. Maar alleen omdat je eindeloos verdwaalt, zelfs met een navigatiesysteem, maakt je niet dom. Dan ben je gewoon erg slecht in navigeren. In dat opzicht kan je alleen dom doen, niet dom zijn. Domme dingen zijn ook acties waarvan iedereen, ongeacht talenten en zwakheden kan zeggen: “Je had beter moeten weten.” of “Dat is gewoon vreselijk onhandig.” In het ergste geval: “Dat slaat gewoon nergens op.”
Denk aan: al append tegen een lantaarnpaal aanlopen, douchen met je kleren nog aan of uren liggen zonnen zonder jezelf in te smeren.

Dan is er nog ‘onhandig’: iets proberen op te lossen op een niet zo efficiënte manier.  Maar dat is niet hetzelfde als dom: iets doms is op voorhand al hopeloos, iets onhandigs betreft de manier wanneer je iets probeert te verhelpen. Dat hoeft niet uit iets doms voort te komen. Denk aan je vastgrijpen aan iets dat loszit op het moment dat je dreigt te vallen. Niet handig, maar het loszittende voorwerp is geen oorzaak van het feit dat je alsnog zal vallen.

Een land vol domme mensen?

Als je in het openbaar mensen observeert, zal je merken dat ze soms onhandig zijn. Tijdens de spits in de trein is het niet handig om je als instapper jezelf al naar binnen te wurmen voordat de uitstappers de trein hebben verlaten. En die mensen die bij het pas bij het afrekenen bedenken dat ze hun portemonnee uit de diepste krochten van  de tas moeten grabbelen… Maar dat zijn dus geen domme, maar eerder onhandige mensen. Als je de volgende keer mensen observeert, let daar dan eens op. Dan zal je ook zien dat als iemand meerdere keren achter elkaar iets onhandigs doet, dat kan resulteren iets doms. Als een soort laatste wanhoopsdaad om die cirkel van wanhoop te doorbreken, gebeurt er dan onbedoeld alsnog.

Voel je je dom?

Als je iets onhandigs doet of onhandig of niet slim overkomt, bereik je daar je gewenste doel niet mee. Dat roept een vervelende emotie op. Denk aan ongeduld, verhoogde stress, woede of machteloosheid. Als die onhandige actie maar vervelend genoeg is en de bijbehorende emotie sterk genoeg, kan je gaan denken dat je dom bent. Schrijf je over een personage dat door anderen dom wordt genoemd of wat in bepaalde situaties altijd erg onhandig is, kijk dan eens of je kan ontdekken welke van deze emoties er meespelen. Hiervoor is het handig om bij meerdere mensen te observeren en te spieken. Valt je het bijvoorbeeld op dat mensen eerder verdrietig worden als ze niet slim genoeg zijn en eerder boos worden als ze voor domme klungel worden uitgemaakt?  Dat maakt een heel groot verschil in hoe ze overkomen en wie ze als persoon zijn.

Volgens het cliché is een dom personage net Goofy: niet al te snugger, maar wel een aandoenlijk iemand die alle zorgen weglacht. Of juist iemand die erg gepest wordt en daardoor terneergeslagen en vriendeloos is. Kijk eens anders naar het woord dom. Als je het kan doen, maar niet kan zijn en je een heel scala aan emoties hebt om uit te putten om een personage mee uit te werken, zullen je personages en daarmee je verhaal een stuk origineler worden.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Will Myers verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets walgelijks

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets walgelijks. 

Wat voor walgelijks?

Walgelijk is een woord dat je in meerdere contexten kan gebruiken, maar dat per context erg anders is. Walgelijk eten is bijvoorbeeld voedsel waarvan je over je nek gaat. Die actie is toch weer net iets anders dan walgen bij het zien van een vreselijke (ongepaste) kledingstijl. Om nog maar te zwijgen over walgelijke normen en waarden die iemand heeft. Of een walgelijke actie.
Walgelijk is dus een groter begrip dan je in eerste instantie misschien denkt; het gaat verder dan het meer beperkte ‘vies’ of ‘smerig’.

Wat maakt het walgelijk?

Als je opmerkt dat je iets walgelijk vindt, is het belangrijk om te bedenken wat het walgelijk maakt. Om te beginnen kan je daar synoniemen voor gebruiken, om zo categorieën te kunnen maken, bijvoorbeeld:

Vies = niet schoon of lekker
Wansmaak = slechte smaak betreft (kleding)stijl
Afstotelijk = vreselijke moralen
Afgrijselijk = vreselijke daden

Zo heb je al een belangrijk begin gemaakt: niet iedere walging geeft eenzelfde zintuigelijke neiging. Bij een vieze geur knijp je je neus dicht, maar je kijkt weg bij wansmaak. Dat is de volgende stap: schrijf op welke zintuigen er worden betrokken bij iets walgelijks en hoe je die vervolgens probeert te besparen van het walgelijke dat ze registeren.

Niet iedere walging brengt een zintuigelijke reactie met zich mee. Maar je voelt het wel altijd ergens in je lijf. Denk aan rillingen over je rug van kwade verontwaardiging, buikpijn van plaatsvervangende vernedering, enzovoorts. Vergeet ook deze observaties niet als je walging in meer detail op gaat schrijven.

Actie-reactie bij walging

Wat de bron van de walging ook is, de zuivere eerste reactie is altijd hetzelfde: weg ermee! Met dat ziekmakende eten, dat vreselijke gedrag in het openbaar, of de vreselijke politicus die ons land met díe waarden zou representeren… Walging is zodanig heftig dat het altijd een ‘weg-ermee’-reactie met zich meebrengt. Bepaal welk cijfer de walging op een tienpuntenschaal van ‘weg ermee!’ verdient. Soms volstaat iets relatief kleins, de andere keren is de walging groter. Denk aan verschillen als:
“Bah, die politicus en zijn walgelijke kop, ik leg de krant met zijn foto erop weg.” en “Die politicus met zijn walgelijke waarden moet worden afgezet: ik ga demonsteren!” of wegkijken als iemand wordt uitgescholden of juist met de pestkop op de vuist gaan. Er is geen goed en fout hiervoor, dat hangt voornamelijk af van hoe je personage op dat walgelijk iets reageert. Hou wel goed in de gaten dat hoe groter dat cijfer op de tienpuntenschaal wordt, hoe belangrijk die (onderliggende) walging wordt voor het verhaal als geheel. Het zou raar zijn als je de eerdergenoemde demonstrant in een scène laat verschijnen, om dan die walgelijke moralen in de rest van het verhaal op de achtergrond te schuiven. Het is niet uitgesloten dat het onderwerp van de walging een verhaalthema of het centrale conflict vormt als het hoog scoort op een tienpuntenschaal.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto van Tom Staziker verkregen via Pixabay.

De observerende schrijver: Ik zie… mijn personage?

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… mijn personage?

Als je personage al springlevend is voor je geestesoog, kan het zomaar zijn dat je de identieke tweeling plotseling over straat ziet lopen. Dat is een fantastisch gevoel, maar je kan het ook omdraaien: kijk eens of je van iemand op straat je personage aan kan vullen.

Een personage aanvullen

Als je een personage gaat schrijven, weet je er al iets van, in meer of mindere mate. Dat kan heel breed zijn: het is een jonge moeder. Dan weet je natuurlijk dat ze voor een kindje zorgt. Let de volgende keer dat je een vrouw met een kinderwagen ziet op. Wat zie je aan de kinderwagen hangen? Zie de moeder een tas uit de kinderwagen halen? Kijk eens wat er in die tas zit. Poetsdoekjes, knuffels…

Dat zijn de meer algemene observaties. Maar als je iets meer over je personage weet, kan deze figurant op straat je net dat extra zetje geven. Dus je personage is een jonge moeder die dol is op gothicstijl? Als persoon – een levend, echt mens- bestaan die genoeg, ook al zie je ze misschien relatief minder vaak. Daardoor kunnen ze als personages in een boek wat geforceerd overkomen, omdat je  dingen naast elkaar zet die in eerste instantie met elkaar lijken te botsen. Ouderschap staat volgens een archetype voor ‘zacht’ en ‘zorgzaam’ waar gothicstijl voor ‘duister’ en ‘somber’ staat, volgens het stereotype.  

Dan zie je opeens een tienermeisje of jonge vrouw in gothicstijl met een jong kind. Of dat kind nu het hare is, of het buurmeisje of een nichtje.. Kijk eens hoe deze gothicvrouw met het kind omgaat. Kijk niet naar haar kledingstijl, maar naar haar omgang met het kind. Of gewoon naar wat kleine maniertjes die ze heeft. Tikt ze met haar voet als ze in de wachtrij voor een frietje wacht? Bestelt ze een vegetarische burger, toen je dacht dat ze een kroket zou bestellen?

Personages worden levensecht door deze kleine dingetjes. Wees niet bang om dit soort maniertjes, uiterlijkheden, kleine voorkeuren van vreemdelingen te spieken. Het is makkelijk om te denken dat als je personage ‘te grote extremen heeft’ voor een boek.

Is een personage ooit te ‘veel?’

Een personage dat veel kenmerken heeft die je bijzonder of niet gemiddeld zou kunnen noemen, komt in een boek al gauw geforceerd over. Want hoe ga je die zwarte, biseksuele, gehandicapte, mishandelde vrouw met borderline portretteren? Ze heeft als personage zeker bestaansrecht, maar je kan in een verhaal maar een centraal conflict uitwerken. En dan zal óf haar seksualiteit, óf haar handicap óf… centraal staan in het verhaal, anders wordt het een rommeltje. Als je toch een ‘overlap’ hebt van meerdere bijzondere kenmerken die je vanwege het verhaal of het conflict niet kan negeren, let dan heel goed op mensen die iets met je personage gemeen hebben of lijken te hebben. Of gewoon op mensen in  het algemeen. Want die kleine observaties die van personages mensen maken, of andersom, kunnen het verschil maken tussen een personage dat ‘te veel van het goede’ of ‘geforceerd’  overkomt en een personage dat iedereen onthoudt en in het hart sluit.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Andrew Seaman via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… rommel

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… rommel.

Rommel, of toch niet?

Dit artikel gaat over voorwerpen waarvan je kan denken: eigenlijk is het gewoon rommel. Maar toch koop je dat object, of je gooit het niet zomaar weg. Het zijn het soort spullen waar winkelketens als de Action en de SoLow hun naam mee maken en veel geld mee verdienen.

Het is veel mensen niet vreemd dat je naar zo’n winkel gaat om een goedkoop collegeblok te halen, om vervolgens met een mandje vol andere spullen thuis te komen. Een mandje vol ‘rommel’.  Maar jíj kwam voor dat collegeblok, iemand anders komt gericht voor iets heel mafs. Een puntenslijper in neusvorm, zodat het lijkt alsof je met een potlood in een neus graaft, bijvoorbeeld. Als zo´n voorwerp er niet was, zou niemand het missen. En toch wordt het gekocht.

De prompt voor deze observatieoefening: maar door wie, en waarom?

Wie wil deze rommel?

Bedenkt als eerst eens wie dit rommelvoorwerp heeft, of zou kopen. Soms is dat overduidelijk: mensen die een vrijgezellenfeest gaan vieren, moeders van de knutselgroep, toeristen… Als je weer eens naar deze winkels gaat, kijk dan eerst naar het voorwerp en bedenk dan wie speciaal daarvoor naar de winkel gaat. Wat is hun ‘collegeblok’?

Er zijn ook mensen die heel gevoelig zijn om die mandjes maar vol goedkope spullen te stoppen, omdat het ‘toch niks kost’.  Maar ook die mensen laten dingen liggen. Je kan dit idee dus ook omdraaien: waarom koopt jouw Kaatje Koopziek wél een eierdopje met ‘blij ei’ erop, ook al houdt ze niet van eieren, maar koopt ze géén paashaasvormige cakevormpjes?

Kijk eens naar de klanten in de winkel. Zie je een stel tienermeiden giechelen bij de extreme verkleedkleren en make-up? Probeer dan eens in te schatten wat ze heerlijk maf vinden en dus kopen, en juist te veel van het goede, waardoor ze het laten liggen? Waar zie je dat aan? Houding? Aan wat ze zeggen?

Waar heb je deze rommel voor nodig?

Bij de creatieve spullen vind je iemand die je meteen als knutselmoeder zou bestempelen. Logisch dat die hier komt: als ze voor de school inkopen moet doen, kan dat hier nog binnen het budget dat ze heeft. Maar dan zie je iemand die overkomt iemand die voor veel geld door bedrijven wordt betaald om weer een beetje pit op de werkvloer te krijgen. Wat doet hij in hemelsnaam bij de neusvormige puntenslijpers?
Die heeft hij nodig voor een oefening out-of-the-box denken als het gaat om hoe iets eruitziet. Of hij wil met maffe spulletjes het innerlijke kind bij de deelnemers losmaken. Dan is die puntenslijper ineens geen rommel meer, al zou je denken dat hij dat wel zo zou zien.

Met andere woorden: ook al is een voorwerp in de winkel objectief gezien misschien rommel, probeer eens een scenario te bedenken waarin dat niet meer zo is.

Wie en wat combineren

Het beste resultaat om je fantasie en observatievermogen te prikkelen krijg je als je het wie en wat combineert. Mix en match waar je kan. Als je dat goed doet kom je een schat aan inspiratie tegen en zal je soms ook merken dat de mogelijkheden niet zo eindeloos zijn als ze lijken.

Kom je zelf niet op het idee van de out-of-the-boxtraining van de teamcoach? Dan wordt het waarschijnlijk lastig om die neusvormige puntenslijper te verantwoorden. Zo leer je dat er dingen zijn die gewoon niet bij je personage, het verhaal of de omstandigheden passen. Dat is belangrijk om te weten en te leren voor het schrijven van een prettig leesbaar verhaal.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Şahin Sezer Dinçer verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… mijn telefoon

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… mijn telefoon.

Telefoon als zondebok

De telefoon is tegenwoordig een makkelijke zondebok voor het argument dat we een korte aandachtspanne hebben gekregen en alleen maar naar een schermpje turen. Natuurlijk is dat niet zo zwartwit, maar dat maakt telefoon wel een goede metafoor voor de observatietip van deze week. Want hoe ga je nog observeren als je zelfs al niet meer om je heen kijkt?

Voor observatiedoeleinden is het voldoende om in je achterhoofd te houden: iets (aan je telefoon) is interessanter of dringender om je aandacht aan te besteden of bij te houden.
Als je goed wil observeren, moet je je daar bewust van zijn en er zo mogelijk iets aan doen.

De volgende keer dat je met je opschrijfboekje rondloopt en merkt dat je aandacht naar iets anders uitgaat- je telefoon of iets anders- stel jezelf dan als eerst eens de vraag:
‘Wat was er nu dringender, leuker of mooier aan [mijn telefoon] dan aan het bestuderen van die mooie vlinder, of het bedenken waarom die man in de trein een pak draagt?

Wat heb ik gemist?

Als het om de telefoon gaat, is de kans groot dat het algoritme je concentratie heeft gekaapt. Maar dat antwoord zit voor deze oefening in de verkeerde ‘hoek’.
Het fijne is dat als je je beseft dat je jouw aandacht bent kwijtgeraakt, je die weer opnieuw kan herpakken. Vraag jezelf niet af wat je – terecht of onterecht- heeft afgeleid, maar eerder wat je tijdelijk hebt gemist aan observatie, omdat je gedachten afdwaalden.
Wat was er nou zo mooi aan die vlinder dat ik die wilde bestuderen? De kleuren of de vorm van de vleugels? En die man in pak, waarom trok juist hij mijn aandacht ten opzichte van alle andere treinpassagiers? Viel hij uit de toon door zijn kleren? Keek hij uitzonderlijk chagrijnig en had ik al bedacht dat deze directeur op het punt stond tegenover de raad van bestuur iedereen toe te schreeuwen? Ik wilde al een tijdje goed observeren hoe ingehouden woede die net onder de oppervlakte sluimert eruit ziet…

Wat ik nu toch zie…

Als je je aandacht hebt teruggevonden en weet wat je aansprak om te starten met observeren, kan je dat verder uitbreiden. Wat zie je nu nog méér?
Meneer de directeur kijkt dus chagrijnig en dat hoopte je al een tijdje te kunnen observeren. Maar zie  je nu ook iets méér of anders aan deze man wat je ook kan gebruiken? Zijn ongeduldig tikkende voeten, bijvoorbeeld? Of de manier waarop hij met zijn vingers op zijn telefoon zit te rammen in plaats van te tikken?
Dat had je niet over het hoofd gezien: natuurlijk is iemand met een rood hoofd en een ongeduldig tikkende voet niet blij. Maar nu je heel bewust aan het kijken bent, kan je het net iets beter ontleden. Een nadeel van ‘observeren in het wild’ is dat je niet de deur uit kan gaan met idee: nu ga ik naar de bibliotheek en daar zit een chagrijnige man. Die ga ik eens goed bekijken.
Als je iets vindt dat het observeren waard is, kan je soms in dat grotere beeld blijven hangen, omdat iets onverwacht verschijnt.

Gebruik je herziene observatieconcentratie dus in je voordeel om nog eens goed naar de details te kijken die het opmerken waard zijn. Wie weet hoe je daarmee je sfeer-of personagebeschrijvingen nog levendiger van kan maken!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door camilo jimenez verkregen via Unsplash.