De observerende schrijver: Ik zie… iets moois

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets moois.    

Denk aan iets moois en schrijf het meteen op, zonder te veel na te denken. Bekijk je resultaat. Vraag nu aan tien mensen of zij dat ook mooi vinden. Misschien wel, om dezelfde of andere reden, of helemaal niet. Het punt is: iets moois is subjectief en toch is het jouw waarheid. Hoe kan je die paradox gebruiken in het observeren?

Wat is mooi?

Mooi is meestal iets wat je ziet, maar voor dit artikel kan je het ook wat breder ziet. Bijvoorbeeld als prettig: een jas is mooi, niet zozeer om hoe die eruit ziet, maar om de kwaliteit van de stof waar die van gemaakt is. Anders gezegd: mooi is iets prettigs. Niet alleen voor het oog, maar ook voor de andere zintuigen.  

Mooi voor alle zintuigen

Met in gedachten dat mooie dingen niet alleen de ogen, maar ook voor de andere zintuigen, kan je wat gerichter gaan observeren. Wat zie je als je denkt: ‘mooi!’ Als je dat welbekende fijne gevoel krijgt als iets moois ziet? Wees om te beginnen alert op dat gevoel. Het hangt meestal samen met een fijn vooruitzicht. Of iets wat uitnodigt tot iets veelbelovends.

  • Een mooi ingericht huis belooft woongenot
  • Een mooi opgemaakt bord belooft een lekker gerecht
  • Een kledingstuk van een mooie stof -hoe het voelt- belooft een fijn zacht gevoel op de huis, of een mooi gevoel van zelfvertrouwen door het dragen van een sexy kledingstuk
  • Luisteren naar mooie muziek belooft ontspanning of ontroering

Iets moois observeren en iets moois schrijven

Omdat mooi iets subjectief is, komt het welbekende ‘smaken verschillen’ ook om de hoek kijken. Wat het ook is dat jij – namens je personage- mooi noemt, moet je dus feitelijk benoemen. Denk bijvoorbeeld aan mooie blauwe ogen. Het is makkelijk om dan te denken dat iedereen snapt wat je bedoelt. Mooie blauwe ogen zijn niet voor niets een cliché van schoonheid. Maar er zijn mensen die groene ogen mooier vinden en er zijn blauwogige mensen wiens ogen helemaal niet zo mooi zijn: bijvoorbeeld omdat het ijskoude karakter van die persoon erin worden weerspiegeld. Vergeet dus vooral niet om te zeggen dat déze blauwe je personage doen denken aan iets heel geruststellends, zoals kabbelende beekjes of dat het de meest diepblauwe ogen zijn die je personage ooit zag.

Daarom moet je dus heel specifiek zijn in het hoe en waarom je personage dat moois als mooi ervaart. Om dat goed te kunnen doen, moet je je personage al goed kennen. Dat zorgt er ook voor dat je niet in nietszeggende clichés verzandt als de bovengenoemde over blauwe ogen. Je kan dan in de plaats daarvan iets uniekers omschrijven. Zoals waarom je personage een vogelaar is en helemaal gek is van roodborstjes in het bijzonder. Niet alleen vanwege de kleur van het beestje, maar ook zijn grootte en vriendelijke voorkomen.

Als je leert te kijken naar wat jij en je personage mooi vinden, kan je dat helpen om de wereld waarin je personage leven ook wat extra kleur te geven.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jose Aragones verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets merkwaardig plezierigs

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets merkwaardig plezierigs.   

Er zijn dingen die merkwaardig plezierig zijn om naar te kijken en een bijna hypnotiserend effect hebben. Meestal zit er een subtiele, zich herhalende beweging in die langzaam maar zeker tot een ander ‘portret’ leidt of iets onthult. Geloof het of niet, met een beetje fantasie kan je als je dit goed observeert en je je opschrijfboekje paraat houdt, hier iets leren over een goede plotopbouw. 

Als concreet voorbeeld nemen we dit filmpje van de schoonmaak van een uitzonderlijk smerig tapijt.

Fase 1: wat moet hiervan worden?

In een verhaal dien je altijd te bedenken wat ervan worden moet. Wat maakt het interessant, wat maakt dat er iets over te vertellen valt? Een verhaal is dat pas als je dat er ook van kan máken. ‘Een held redt de wereld’ is een gegeven, geen verhaal. Bovendien is het zo breed (en in dit geval ook cliché) dat je je kan afvragen wat daar nog van worden moet.

Kijk eens naar het tapijt in het filmpje. Het is roetzwart: zo smerig dat je je af kan vragen of een miljoen liter water dat ding nog wel schoon kan krijgen. Waarom gooit de eigenaar het niet gewoon weg? Als het zo ranzig kan worden, dan is het blijkbaar om het omkijken naar niet waard geweest.

Fase 2: er zit iets onder

Je doet de moeite om aan een verhaal te beginnen of een vies tapijt schoon te maken, omdat je weet dat er met het nodige werk iets moois of interessants onder het ogenschijnlijke cliché of de dikke laag vuil zit. In het geval van het tapijt is dat de eigenaar waarschijnlijk duidelijk: die weet visueel exact wat hij te zien zal krijgen als het tapijt in de oude stijl terugkomt. Jij als schrijver weet dat bij aanvang misschien nog niet, maar als het kriebelt, zit er iets onder wat het schrijven waarschijnlijk waard maakt.

Fase 3 Herhaling, herhaling, herhaling

Als je een plot schrijft, kom je herhaling tegen in de heldenreis. Je held kan nu eenmaal niet meteen iets perfect doen. Dat doet de spanningsboog en het groeiproces geen goed. Maar als de held iets moet leren, mag dat er ook niet duimendik bovenop liggen. Het moet meerdere keren, met andere middelen voor hetzelfde doel. Bij het schoonmaken van het tapijt is dat goed terug te zien. Eerst komt een flinke hoeveelheid water, dan een speciale schrobmachine met een sopje, dan gaat de trekker eroverheen, komt er weer water, enzovoort. Steeds andere methoden, maar wel eenzelfde herhaling. Het is steeds schoonmaken in dezelfde banen, en er komt steeds meer kleur vrij. Zo kan een plot ook groeien in steeds hetzelfde terugkerende thema met dezelfde ‘sopjes’, maar kan het op een prettig tempo naar het einddoel toewerken. De tapijtschoonmaker is ook niet ineens klaar.

Fase 4: Het overkoepelende thema

Kijk eens wat het ‘tapijtpatroon’ van jouw verhaal is: het onderliggende thema. Waar moet alles in je plot uiteindelijk als thema, conclusie of verhaal naartoe werken?
En wat zijn jouw stofzuigers, wateremmers, sopjes en trekkers die allemaal voor dat schone tapijt zorgen? Als je varieert in methoden die net iets anders in uitwerking zijn, houd je afwisseling en blijft de geïnteresseerd in het verhaal, zonder de schrijver aan het werk te zien.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijver Online.
Foto door No Revisions verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets grappigs

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets grappigs.  

Je ziet iets gebeuren waar je om moet lachen, of je hoort iets grappigs. Er kunnen talloze dingen zijn die iets grappig maken. Het is de moeite om daar eens naar te kijken. Zo kan je je personages beter leren kennen als je hun gevoel voor humor kent, maar ook leer je beter te kijken naar wat en waarom iets grappigs is.  

Verschillende soorten humor als eerste observatie

Er zijn verschillende soorten humor. Om er enkele op te noemen: sarcastische humor,  humor met woordspelingen, observatiehumor, parodie, satire, zwartgallige humor en slapstick. Deze vormen van humor schelen soms ontzettend veel van elkaar. Vaak is het ook zo dat  je iets over het karakter van een ander kan zeggen aan de hand van de humor die die persoon aanspreekt. Iemand die slapstick de leukste vorm van humor vindt, kan iemand zijn die niet al te moeilijk over het leven nadenkt. Hoewel je op moet passen bij dit soort aannames – iemand die een diepe denker is, kan slapstick als een gezonde tegenhanger daarvan ervaren- zijn er bij sommige soorten humor wel wat voorwaarden aan de orde. Iemand die taalkundig niet al te sterk is, zal woordspelingen niet leuk vinden, kunnen bedenken of begrijpen, bijvoorbeeld.

Wat is er nou zo grappig?

“Wat is hier grappig aan?” Je hoort het om twee redenen: iemand snapt de humor niet, of vindt die niet grappig. Stel deze vraag eens aan iemand die je kent en vertrouwd en wiens gevoel voor humor je niet deelt.  Dan zal je merken manieren van humor die soms als beledigend worden ervaren, niet zozeer ‘grappig’ gevonden worden in de traditionele zin. Die mensen lachen misschien niet omdat ze iets ‘lachen’ vinden, maar omdat zij in donkere humor  een manier vinden om wat er voor vreselijke dingen er in de samenleving gebeuren, een plaats te geven.

Of je hebt wel met iemand te maken die dat uitgangspunt naar voren haalt om een hatelijke karaktertrek te verschuilen achter iets dat sociaal geaccepteerd wordt… Vergeet dit enigszins dubbelzinnige gezicht van humor niet mee te nemen als je  een personage en diens humor een uitgesproken rol in het verhaal geeft. Gebruik daarbij je bevinden van mensen die een bepaalde vorm van humor hebben die jij om wat voor reden dan ook niet begrijpt.

Reacties op humor

Als je weet waarom mensen wel of niet ergens om lachen, kan je ook goed gaan letten op de reacties op bepaalde humor. Lacht iemand het hardst, om onzekerheid te verbergen? Lacht iemand schaapachtig na het horen van een humor omdat die niet durf te zeggen dat er iets niet grappig is? Is de lach van je personage uitgelaten, hinnikend, of zeldzaam? Lacht iemand alles weg? Kijk en bedenk hoe je anderen zowel fysiek als sociaal op humor reageren en je merkt dat je enigszins kan opmaken wat voor mensen het zijn. ‘Mix and match’ met verschillende soorten (reacties op) de humor die je observeert en  je kan je personage op unieke manieren aanvullen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Amanda Sofia Pellenz verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… een beginneling

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een beginneling.    

Waar we nu goed in zijn, hebben we ooit moeten leren. En niet alleen aan vaardigheden kan je zien of iemand iets goed kan of niet: beginnelingen zijn vanwege hun vaak leerproces relatief onzeker over dat gebied. Heb je dat al eens geobserveerd?

Hoe moet dit?

Als je nog iets aan het leren bent, moet je vaker dan een doorgewinterde rot in het vak, vragen hoe iets werkt. Als je weet dat iemand nog een beginneling is, kijk dan eens wat de absolute basis is waar die nog vragen over heeft. Als je ergens al langer of meer verstand van hebt, krijg je soms een blinde vlek: “Maar dit weet toch iedereen?” Niet dus. Het helpt soms om op te schrijven wat die basis is, want zonder ben je nergens. Dat is altijd iets waar je in de kern op kan of moet terugvallen bij tegenslagen. Denk aan bijvoorbeeld: je kan heldhaftig zijn, maar daar heb je moed voor nodig. En ben je wel moedig als je je niet ergens overhéén moet om tot actie  over te gaan? Iets doen met twee vingers in de neus is misschien knap, maar niet moedig.

Doe ik het wel goed?

Een beginneling zal uit onzekerheid of onkunde, of beide, vragen of het iets wel doet zoals het hoort, of wat de gewenste uitkomst geeft. Kijk eens of de beginneling die je observeert een beetje aanrommelt om iets voor elkaar te krijgen, of juist vaak om hulp vraagt. En wat is de reactie als er overduidelijk iets misgaat? Wordt de vraag ‘doe ik het wel goed?’ dan een: “Nee, en dóór!” of een “Nee, ik kan maar beter stoppen…” Iets nieuws proberen is altijd een beetje spannend en kan veel vertellen over bepaalde mentale veerkracht of doorzettingsvermogen. Ook weet je of iemand om hulp durft te vragen of niet: dat kan ook veelzeggend zijn. Kijk eens wat je zoal ziet bij beginnelingen die proberen te groeien in hun kunde.

Kijk niet naar me…

Zeker als een beginneling weet dat iemand meekijkt die beter weet, slaat er nogal eens verlegenheid toe. (Wees dus lief of onzichtbaar tijdens deze observatie). Je voelt je op de vingers gekeken. Als dat gebeurt bij de beginneling, is die daar vaak (enigszins) gespannen over. Hoe uit zich dat? Lacht de beginneling iets weg? Gaan de handen trillen? Wordt oogcontact vermeden of krijgt de leerling een hoofd als een biet?

Kijk mij eens!

En dan is daar het moment dat de beginneling ergens een overwinning boekt, of er een belangrijk kwartje valt. Een moment van trots! Kijk eens wat er dan gebeurt en hoe dat in het hele doen en laten een verandering in houding (fysiek of mentaal) teweegbrengt. Wordt de beginneling enthousiaster, zelfverzekerder, arrogant…? Wat doet dat voor het verdere leerproces (denk je)? Gaat het dan ineens hard, wordt de beginneling overenthousiast en gaat het fouten maken of wordt de arrogantie de uiteindelijke vaardigheid fataal, door een samenloop van omstandigheden?  

De comfortzone uit

Dit beginnersproces is goed om eens onder de loep te nemen op het moment dat je schrijft over de held die de comfortone uitgaat. Op dat moment in het verhaal is die nog een beginneling. Houd deze fases in het achterhoofd om je held natuurlijk te laten groeien, in plaats van een Mary Sue die zich halsoverkop in elk avontuur kan storten, zonder dat er iets op het spel staat of fout kan gaan.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door OPPO Find X5 Pro verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: ik zie… een ambulance

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een ambulance.

Aangeleerde gewoonte

Op de basisschool wordt in Nederland tijdens de verkeersles geleerd dat je ruim baan moet maken voor de ziekenwagen als die voorbij komt rijden. Er is iemand gewond of erger, en jouw taak is om ervoor te zorgen dat het ambulancepersoneel hun taak zo snel en goed mogelijk uit kan voeren. Het kan zomaar een leven redden. Je zou dus schrikken als mensen dus níet uit de weg gaan. Maar dat is een kwestie van cultuur: in niet alle landen zit dat onderwijs of die regel, zo je wil, er zo ingebakken. De eerstvolgende keer dat je aan het verkeer deelneemt en de sirenes klinken, kijk dan eens extra goed hoe mensen handelen.  En bedenk daarna, als je veilig van de weg af bent, wat er zou gebeuren als deze situatie niet zo soepel zou lopen.

Dat helpt je om te schrijven over normale momenten die plotseling omslaan en de adrenaline of spanning te schrijven die daarbij komen kijken.

Een schokkend moment

Als er een ambulance aan komt rijden, is daar altijd wel een beetje een schok. “Komt hij mijn kant op? Sta ik niet in de weg? Hij komt toch niet mijn straat in, hè?” Iedereen reageert daar anders op, als het gaat om de mate van paniek of ongemak. Toch laat een sirene niemand helemaal koud. Kijk eens goed om je heen hoe en in hoeverre je paniek, angst of alertheid bij andere mensen ziet als er een ambulance aan komt rijden. Waar de ene kort maar alert uit de ogen kijkt en vervolgens uit de weg gaat, zal de ander misschien wat zenuwachtiger met lichte tranen in de ogen weg schuifelen. Een komst van een ambulance is een brenger van plotseling slecht nieuws in het relatief klein. Als je wil schrijven over personages die slecht nieuws te horen krijgen, is de komst van een ambulance een goede manier om te bestuderen wat de eerste acute reacties van mensen daarop kan zijn.

Spieken en helpen

Als de ambulance is gestopt, worden mensen soms een beetje ramptoerist – denk aan kijkersfiles!- of ze kijken wat ze kunnen doen om te helpen als ze in de buurt zijn.  Kun je aan andere dingen die de mensen op dat moment doen of zeggen inschatten wat voor mensen het zijn? Behulpzaam, of juist bang om in de weg te lopen? Of zo bang voor bloed dat ze niet willen zien?  Of zijn ze vol van vertrouwen dat alles wel goedkomt zodra de hulpdiensten het overnemen? Let op hun lichaamstaal, hoe snel ze doorlopen of juist blijven staan. Hoewel je van een momentopname zoals deze niet meteen kunt zeggen wat voor een persoon iemand is, kan je wel leren te omschrijven hoe je personages handelen als ze bang zijn of menen in actie te moeten komen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

De observerende schrijver: ik zie nog méér

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… nog méér.    

Als je gaat observeren is er altijd wel iets te zien dat je heel concreet op kan schrijven. Mensen op het terras, mensen aan het feesten, iemand die verdrietig kijkt… Je kan dan die eerste indruk opschrijven, maar soms is er nog meer te zien, zonder dat je daar meteen de vinger op kan leggen. Als je iets méér ziet, maar niet weet wat dat is, kan je deze stappen volgen om dat abstracte wat meer vorm te geven.

Wat zie je aan de oppervlakte?

Schrijf als eerst op wat je aan de oppervlakte ziet. Iemand is blij, boos, geïrriteerd. De sfeer is uitgesproken gelaten, of juist feestelijk.  Alles wat er duimendik bovenop ligt, mag je opschrijven, ook al zou je dat normaalgesproken niet doen. Want alles wat onderliggend sluimert, probeert zich als het ware te verstoppen achter datgene wat zo duidelijk aanwezig is. Wil je het onbekende naar de voorgrond brengen, dan werk je uiteindelijk naar een contrast toe. Dat eerste element kan je dus het best meteen opschrijven.

Wat voelt er zo anders?

Als je nog iets méér ziet, dan is de kans groot dat datgene iets is wat op het eerste gezicht niet in de situatie lijkt te passen, of niet passend is. Denk aan iemand die heel blij is om te horen dat een vriendin zwanger is, maar er toch iets is dat je anders laat geloven. De eerste indruk waarschijnlijk is dat er een van de ‘basisemoties’ speelt: verdriet of boosheid. Maar die emoties zijn zo breed dat er complexere of meer verfijnde emoties in het spel zijn. Anders voelt er iets niet ‘anders’ of ‘méér’. 

Om je op weg te helpen, is hier een kleine opsomming van emoties die zoal achter de basisemoties  mee kunnen spelen
Blij = opluchting, dankbaarheid
Boos = stress, jaloezie
Verdrietig = spijt, hopeloosheid
Bang = verwarring, onzekerheid

Als het je lukt om al verder te kijken dan de basis, wordt je ook alerter op de sfeer of de subtielere gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. Dat is dan het volgende waar je beter naar kan gaan kijken.

Verfijndere emoties zichtbaarder gemaakt  

Meen je een emotie te zien die in een ‘subcategorie’ van de bekendere emoties valt, dan zal je zien dat je wat gerichter naar gebaren, gebeurtenissen of lichaamstaal gaat zoeken of zien die bevestigen dat je méér ziet. Dat dát is wat de tot dan onbekende sfeer geeft aan een situatie.  
Als je bij iemand opluchting meent te zien in plaats van dankbaarheid, dan zal je makkelijker zien dat de omhelzing die gegeven wordt, ook gepaard gaat met een diepe zucht, bijvoorbeeld.
Soms worden ook die emoties dan ineens zonneklaar, andere keren blijven ze subtiel.

Je kan er niet altijd op rekenen dat wat je meent te zien ook echt speelt; je kan niet in iemands hoofd kijken. Maar deze observaties mag je zeker gebruiken om je schrijfstijl mee te verfijnen. Je tekst zal er een stuk levendiger van worden.  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Marina Vitale verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie… een vriend

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een vriend.     

Vriend van…

Je hebt vrienden die je kent van het sporten, van je hobby, van school… Waar je ze ook van kent, meestal zijn je vrienden uniek. Niet zozeer als individu, maar op wat voor manier ze een vriend zijn. Bij de een vind je een iemand bij wie je je hart  kan luchten, waar het bij de ander juist fijn is om gewoon gezellig samen te sporten en het daarbij te laten. Dit artikel gaat over het principe dat iedere vriend uniek en fantastisch is, maar dat zich dat op verschillende manieren laat zien. Manieren die je kan observeren om zo een vriendschap op papier goed tot zijn recht te laten komen.

Hoe goed kennen jullie elkaar?

Er zijn simpele dingen waar je aan kan herkennen of je elkaar goed kent. ‘Zeg Moad en je zegt skaten’ , is oppervlakkige kennis, dus dan is de vriendschap waarschijnlijk nog vers. Je kent Moad goed als je weet hoe hij tot bepaalde conclusies komt, wat zijn kleine maniertjes zijn, niet waarmee, maar ook waarom hij ergens mee worstelt… Ga dat eens na bij eigen vrienden. Wie ken je goed en waarom denk je dat? Wat weet je van de ene vriend en niet van de ander? Denk aan iets als politieke overtuiging. Bij je boezemvriend weet je dat waarschijnlijk wel, maar van een hardloopvriend misschien niet. Anderzijds: moet je dat weten om gezellig samen te kunnen hardlopen?
Als je op deze manier bij je eigen vrienden kan bepalen wat je kan verstaan onder ‘goed kennen’, kan je dat bij fictieve vriendschap beter toepassen. Dan zijn het geen vrienden gewoon omdat dat moet van het plot. 

Hoe hecht zijn jullie?

Er zijn vrienden die je dagelijks spreekt of zou willen spreken, bij andere vrienden is wat minder intensief contact ook prima. Ga eens na waarom dat zo is. Zijn jullie brodspelvrienden en heb je geen behoefte aan vijf spelletjesavonden per week? Of ben je gewoon niet zo hecht met Mees als je bent met Gabriël? Dat maakt Mees of zijn vriendschap niet minder waard. Maar het betekent wel dat je iets aan Gabriël of aan zijn vriendschap meer waardeert of nodig hebt (op dat moment). Schrijf eens op in hoeverre je vrienden in dat opzicht van elkaar verschillen. Is het vertrouwen, het karakter van de ander? Als je zo naar een vriendschap kan kijken, kan je de fictieve een goede narratieve waarde geven.

Het gevoel van vriendschap

Boezemvrienden of de wat minder hechte sportvrienden. Over welke vriend je het ook hebt, het zijn je vrienden en dus waardevolle mensen in je leven. Let er eens op waaraan je dat merkt bij jezelf. Heb je foto’s van hen in huis? Komt er standaard een glimlach op je gezicht als je aan hen denkt of hun naam ziet staan in je contacten? Of denk je automatisch terug aan jullie laatste gezellige spelletjesavond en aan jullie lol zodra je een spellenwinkel instapt?

Schrijf eens op wat voor unieke gevoelens elk van je bij je teweegbrengen en waarom. Als je dat in een boek ook kan doen, voelt die vriendschap zowel echt als heel erg hecht.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Thought Catalog verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie jou iets geks doen

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… jou iets geks doen.    

Je ziet iemand iets doen, zeggen of dragen en je denkt: logisch, past bij die persoon. Dan zie je iemand anders die om wat voor reden dan ook anders is, of lijkt. Diegene doet precies hetzelfde en dan denk je bij dezelfde actie: wat doe jíj nou?  
Is dat herkenbaar? De actie ís niet per se gek, maar kan wel zo voelen. Dat gevoel is een handig observatiegereedschap.

Tabel van vergelijking van eerste indrukken

Het soort eerste indrukken dat iemand aardig, goedverzorgd, stoer, rijk of… overkomt is niet te stoppen. Hoewel je met eerste indrukken nooit echt neutraal observeert, kan je die wel gebruiken om je observaties die je wel bewuster doet, eens goed om de loep te nemen.

Schrijf eerst eens op wat de persoon die je ziet voor ‘geks’ doet. Dat hoeft niet altijd iets echt raars te zijn. Het kan ook gewoon iets opvallends zijn.  Vraag jezelf daarna eens af waarom het gek is. Een man in pak van wie je denkt dat het een stijve zakenman is, zingt ineens een vrolijk liedje. Je ziet iemand verkleed, buiten het carnavalsseizoen. Je kan er reden achter gaan zoeken waarom dat zo is. Zeker ook doen, daar kan je leuke verhalen mee bedenken. Het is heel wat interessanter om te schrijven over iemand die een weddenschap heeft verloren en daarom verkleed over straat loopt, dan iemand die gek is op Japanse animatieseries en daarom op weg is naar een beurs waar iedereen verkleed gaat als een favoriete personage.
Maar voor zuivere observatiedoelen is een tabel van vergelijking maken handiger.   

Waarom is iets gek?

Een tabel van vergelijking van eerste indrukken heeft dit format:

tabel ik zie jou iets geks doen

Merk op dat iets geks verschillend kan zijn voor een specifiek persoon. Dat is het uitgangspunt van dit artikel. Maar soms is iets gewoon voor iedereen hetzelfde en ligt dat er duimendik bovenop. Toch kan het dan handig zijn om te bedenken waar de oorzaak ligt. Zoals in het voorbeeld van schelden. Als je weet dat het om gaat om ‘normen en waarden’ die aan kan leren en verder kan denken dan alleen  ‘dat doe je niet’, ben je scherper op dat soort dingen. Dat kan je gaan denken in termen van personageontwikkeling of plotontwikkeling. Wat is er interessant voor een verhaalthema betreft ‘normen en waarden’? Welk personage is daarvoor geschikt en waarom?

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Afbeelding van by Jon Tyson verkregen via Unsplash.

Observatieoefening: tijden van de dag

Als je schrijft, is de wereld een grote bron van inspiratie. Je kan dus veel observeren. Maar observeren is iets wat je meestal doet op het moment dat je iets opvallends ziet. In het bos zie je ineens een erg mooie paddenstoel. En in het restaurant heb je laatst nog opgeschreven hoe lekker het daar rook. Restaurants en het bos kan je afvinken van je lijstje van plekken waar je naar inspiratie kan zoeken. Maar de meeste plekken veranderen sterk als de tijd van de dag ook anders is. Dan kan je veel meer observeren dan je misschien in eerste instantie dacht.

Hoe is de wereld als…?

Op de meeste momenten van de dag zou je als je geen mogelijkheid had om op een klok te kijken, geen idee hebben hoe laat het is, omdat iedereen zich hetzelfde gedraagt. Dan ‘tikt’ de dag in eenzelfde ritme. Denk aan een winkelcentrum of de stad tijdens kantooruren. Tijdens lunch-of koffietijd zal je meer mensen in een café of restaurantje zien zitten. Maar afgezien daarvan zie je een continue stroom van mensen die gewoon aan het slenteren of winkelen zijn en kan het tien uur of half drie zijn.
Maar er zijn tijdstippen op bepaalde momenten van de dag, of op bepaalde dagen van de week die op een de een of andere manier anders is dan ‘het gemiddelde’ tijdstip. Denk aan de erg vroege ochtend, wanneer de meeste mensen nog slapen en de wereld uitgestorven lijkt. Of het begin van de stapavond en het einde daarvan. Dat is het verschil tussen een avond die veel belooft en een avond die uitdooft. En een uitgestorven trein is anders dan die in de spits. Maar een lege trein in de ochtend is ook weer heel anders dan een lege trein in de avond.

Deze observaties vormen de basis van deze schrijfoefening.

Zet de klok uit

De eerstvolgende keer dat je naar een omgeving gaat waar je voldoende inspiratie uit denkt te kunnen halen en waar je een volledige dag blijft, kijk dan eens of je de klok ‘uit kan zetten’. Oftewel: kijk eens of je dat grootste moment van de dag kan opmerken waarop het wat betreft sfeer en wat er gebeurt, niet veel opmerkelijks aan de hand is. Schrijf eerst in grote lijnen op wat de normale gang van zaken is. Ga niet in op de details van afzonderlijke mensen, gebouwen of wat dan ook. Dit gaat om een sfeeromschrijving van het gebied waar je bent. Je moet eerst weten wat normaal is voor je over het afwijkende, of bijzondere kan schrijven.

Die speciale tijd

Op het nu de heel vroege ochtend is waarop de hele wereld nog lijkt te slapen, of de tijd waarop iedereen afscheid neemt om naar huis te gaan, iets aan een tijdspanne van een uurtje of een halfuurtje zorgt ervoor dat iets heel erg anders lijkt, zonder dat er daar meteen iets van buitenaf moet gebeuren. Hier gebruik je de observaties van de periode waarin de klok ‘uit’ stond. Deze speciale tijd is zodanig uniek dat je het waarschijnlijk alleen onder woorden kan brengen door te kijken en vergelijken. Het kan ook bepaalde emoties bij die observaties komen kijken. Een uniek soort gevoel van rust, bijvoorbeeld. Of een gevoel van weemoed, wat dan ook. Probeer hierin goed stil te staan bij wat je voelt. Je kan het hoogstwaarschijnlijk niet meteen in een verhaal gebruiken, maar deze observaties zijn zodanig subtiel dat het handig is om ze te op te merken bij jezelf. Als je een personage hebt dat ook complexe emotionele gevoelens heeft, kan je daar makkelijker op inhaken.

Ritme van de zaak

Neem je laptop eens mee naar een restaurant of café en blijf daar de hele dag zitten, van openings- tot sluitingstijd. Neem desnoods een boek of een breiwerkje mee: je hoeft niet zozeer de hele dag voor je uit te staren met je pen en opschrijfboekje paraat. Het gaat erom dat je de overgang van de ‘klok uit-uren’ naar de speciale momenten mee kan maken. Waar ’s ochtends heel vroeg de mensen komen, halen doordeweeks waarschijnlijk hun opstartkoffie to go en is de sfeer gehaaster. Op een zaterdag is datzelfde tijdstip veel meer ontspannen. Dan komen er weer ‘klok uit’ uren en slaat de sfeer om. Bij het personeel dat zichzelf klaarmaakt voor een spitsuur en komen er mensen die – meestal- gezellig uit gaan eten, of koffie gaan drinken. Nu krijgt de sfeer een wat meer sociale setting, anders dan bij freelancers die door de middag een plek zoeken om te werken.

Probeer dit eens uit: verfijnde sfeeromschrijving is het verschil tussen: ‘Ik kan het verschil schrijven tussen een vrolijke en een sombere ruimte.’ en ‘Ik kan een sfeeromschrijving schrijven over wat er tussen de regels speelt’.

Als je een voorbeeld wil, kijk deze mini-documentaire dan eens. De maker stapt op de eerste trein van de dag op en gaat met de laatste trein weer naar huis en ziet zo Tokio door de dag heen. Het is een perfect voorbeeld hoe het vangen van het ritme van de dag eruit kan zien. Kijk vooral goed naar het verschil tussen de treinen in de vroege ochtend, nog vóór de spits en de laatste treinen.

Als je een ‘favoriete observatieplaats’ hebt, zoals een specifiek terras voor mensenkijken, ga er dan ook eens op een ander moment van de dag heen. Niet alleen zie je de mensen zich anders bewegen, misschien kom je er ook wel achter wat het nou écht is dat dit terrasje je favoriet is, omdat je de sfeer beter leert kennen en specificeren.

Foto door Amogh Manjunath verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie een klant

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie een klant.  

De winkel

Een klant komt naar een winkel, maar wat verkopen ze daar? Met andere woorden: kijk eerst eens waar je bent. De supermarkt, boekenwinkel, bouwmarkt, parfumerie, kledingzaak… Er zijn winkels waar je iedereen kan verwachten, van jong tot oud. De supermarkt bijvoorbeeld, al zou een kind eerder een tijdschrift of snoepjes komen halen en de volwassene eerder de alledaagse boodschappen komen doen.

Andere winkels -of afdelingen in een warenhuis- worden vaker door vrouwen dan door mannen bezocht. Denk aan make-upafdelingen. En kinderen zal je vaker bij de speelgoedafdeling zien rondhangen dan volwassenen. Bedenk zo als eerst eens wie je waar ziet en wat de klant daar gaat – of zou willen- kopen. Waar zie je dat aan? Een winkelkarretje? Of hoor je iemand een boodschappenlijstje oplezen voor een partner? Of hebben die tienermeiden het steeds over de leuke jongens op school en zijn ze daarom op zoek naar een leuk jurkje?

Wat wordt er gekocht?

De manier waarop de klant praat, zich beweegt, kleedt of kijkt, kan je al een eerste indruk geven wat voor persoon dit is. Denk aan een persoon die wel een topsporter lijkt: daarvan zal je eerder verwachten dat die in de supermarkt gezond eten koopt, in plaats van een zak chips. Als dat gebeurt, dan ben je daar toch even verbaasd over. Al is het maar voor een fractie van een seconde en weet je wel dat iedereen wel eens wil snacken, ongeacht figuur of dieet.
Die fractie van een seconde van ‘vooroordeel’  is erg waardevol bij observeren. Zeker in een winkel. Want ongeacht wat het is dat er wordt gekocht of kan worden gekocht, je hebt er altijd wel een idee bij wie dat beter of niet past. Enkele voorbeelden:

Lachebekkoekjes = kinderen
schroeven en bouten = mannen
maandverband = vrouwen
port = oude vrouwen
potgrond = een man met grove, vereelte handen

Enzovoort. Terwijl natuurlijk iedereen alles kan kopen, al is het maar namens iemand anders. Manlief gaat vast wel maandverband halen als zijn vrouw dat niet meer heeft en bang is om door te lekken in het openbaar. Maar daar denken we in die eerste fractie van een seconde niet altijd bij na.

Combineer wat je echt ziet of hoort, zoals in de eerste alinea omschreven met wat je verwacht te zien en wat je daar -als vanzelf- van maakt.

Het karakter van de klant

We kennen haar allemaal van het internet: Karen. De vrouw die de hele winkel bij elkaar schreeuwt als ze niet krijgt wat ze wil van het winkelpersoneel. Gelukkig is er vaker iets dan niets aan de hand als je naar de winkel gaat, maar kijk toch eens hoe de klant het winkelpersoneel behandelt. Daarvoor hoeft die niet meteen uit diens vel te springen. Denk ook eens aan details als: wordt er moeite gedaan om te groeten of oogcontact te maken? Wat het ook is dat je daarin opvalt wat een klant al dan niet doet, het kan samen met het andere dat je hebt geobserveerd genoeg zijn om de basis van een personage van te maken. De tieners in de parfumerie die uitgebreid kletsen over hun nieuwe geurtje, hebben waarschijnlijk een date. Voor de eerste keer, want de manier waarop ze lopen, vertelt jou dat ze niet zo op de voorgrond staan. Vandaar dat de winkelbediende maar blijft horen hoe blij ze zijn met hun nieuwe aankoop.

We winkelen met zijn allen vaak: daar ligt een schat van schrijfinspiratie verborgen. Let er de volgende  keer eens op!

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Blake Wisz via Unsplash.