Zo laat je een schurk opbloeien in zijn slechtheid

Het is een ding om slechte dingen te willen of om een slecht karakter te hebben. Een schurk in een verhaal heeft ook de mogelijkheid om het slechte naar boven te laten komen. Om dat extra angstaanjagend te manaar ken, kan je kijken naar de wereld en omgeving waarin je verhaal zich afspeelt om zo alles nog spannender en erger te maken.

Wat maakt je schurk slecht?

Begin met vaststellen wat je schurk vooral slecht maakt. Kijk daarvoor vooral naar de persoonlijke eigenschappen, niet zozeer wat het ‘einddoel’ is wat daarmee behaald moet worden. Denk aan: iemand wil ultieme macht. Dan is de kans groot dat die persoon zichzelf heel belangrijk vindt, of een grote controledwang heeft.
En iemand die anderen oplicht is niet eerlijk. Bedenk dan eens waarom, of wat die misschien te verbergen heeft?

Kijk dus niet zozeer naar ‘wereldoverheersing’ als je wil vertalen naar wat je schurk slecht maakt, maar naar ‘woedeaanvallen wanneer iets niet naar de zin gebeurt.’

Hoe zit de wereld in elkaar waar je slechterik in leeft?

Je slechterik wordt een stuk enger als die in meer of mindere mate zijn gang kan gaan. Je kan dat aanpakken door iedereen doodsbang te maken voor de gevolgen als je deze heerser tegenspreekt. Maar het wordt spannender als de schurk niet tegengesproken wordt omdat die zich kan verstoppen achter ‘zo werkt het nu eenmaal in de wereld.’ En dat niemand daar vraagtekens bij zet. Of zelfs verwacht dat iemand zich zo gedraagt binnen een bepaalde hiërarchie of situatie.

Denk aan de middeleeuwen waarin een koning de absolute macht heeft en de troon van vader op zoon doorgaat. Als de koning een goede man is, maar de kroonprins een ware tiran, wat doe je daar als boerenkinkel dan tegen?
Of juist andersom: als de middeleeuwse koning zijn volk al zeven generaties lang onderdrukt, dan zal de zevende of achtste generatie denken dat dat gewoon is zoals het is. Het systeem, koninklijke genen, wat de oorzaak ook mag zijn: het valt te verwachten en daarom wordt er niets meer van gezegd, durft niemand zich ertegen uit te spreken of komt het gewoon niet meer in mensen op om in opstand te komen.

Zoek naar symbolische of thematische overeenkomsten

Als je weet wat je schurk slecht maakt en in wat voor een wereld deze de ruimte krijgt om de gruweldaden uit te voeren, kijk dan hoe je dit thematisch of symbolisch kan aanvullen en combineren. Anders gezegd: maak deze wereld groter.
Geen enkele wereld of maatschappij kan functioneren als er een koning de absolute macht heeft, zonder dat deze koning enigszins weet wat hij wil, tot zijn beschikking heeft aan militaire troepen of hoeveel geld er in de schatkist zit, of desnoods nog bij de bevolking te stelen valt.
Hoe immoreel ook, deze slechte koning moet iets van een plan of doel hebben. ‘Konings wil is wet’ is voor de uitwerking van een verhaal meestal te oppervlakkig.

Kijk daarvoor goed naar je plot en de personagebiografie. Daar zal je de nodige zaken vinden die als vanzelf op elkaar aansluiten. Je begint aan de tekentafel vast niet met een verhaal dat zowel over een bloeddorstig heerser gaat als over een stel kikkertjes dat een vreedzaam leven tussen het riet leidt.

Probeer daarvoor de volgende tabel zo goed mogelijk aan te houden en in te vullen: karakter- wereld- gevolg. ‘Karakter’ mag je op dit punt wat breder interpreteren en vervangen door ‘symboliek’ ‘thema’ ‘of plan’, net wat past.

Kijk eens naar een aantal voorbeelden:

Karakter wereld gevolg
hebzuchtWall streetkeihard zakendoen is normaal
symbolisch: iedereen leeft in de digitale wereld in plaats van de offline wereld en heeft daardoor de waarde van persoonlijke vriendschap uit het oog verloren. iedereen is eenzaam en zoekt heil in allerlei vormen van (digitale) afleiding. je schurk kan zich voordoen als de ‘echte’vriend die iedereen mist en zo iedereen voor het karretje spannen.
thematisch: je held is een tuinier die ergens vruchtbaarheid aan geeft. Schurk is juist een verwoester“Ieder voor zich.”Je schurk zet de tuinier en soortgelijke personages neer als een egoïst, zodat een vicieuze cirkel ontstaat en niemand elkaar nog helpt of vertrouwt, in het voordeel van de slechterik.

Woordenweb als controle of aanvulling

Je kan deze tabel zo ver uitbreiden als je wil. Wat ook kan helpen is op een soortgelijke manier een woordenweb te maken. Kijk eens waar je op uit komt met het ‘karakter’ als uitgangspunt. Is dat hebzucht, dan is de kans groot dat ‘geld’ ook in dat web staat. Kijk dan eens wat voor invloed geld kan hebben in de wereld. Goedschiks, kwaadschiks, of hoe het belastingsysteem van je wereld in elkaar zit.
Misschien is je held wel iemand die onderzoek doet naar grootschalige fraude en is je schurk iemand die dat kan tegenhouden, omdat die een invloedrijke baan heeft bij een grote bank. Maak deze woordenwebben niet te groot. Maak in plaats daarvan liever een paar hele beperkte en kijk welke van de woord er per woordenweb uitspringt. Daarmee kan je ook weer een nieuw thema, symboliek of aanknopingspunt vinden.

Laat je verhaal ook opbloeien

Een schurk die met deze opzet helemaal tot bloei komt, is een uitstekend uitgangspunt om je verhaal een interessant moraal of kijkje in de keuken van een bepaalde (historische) wereld mee te geven. Omdat deze slechterik zowel een speler in als een decorstuk van deze wereld is, wordt die niet zo snel een moraalridder die het lezerspubliek dat het vertelt dat het slecht is om naar macht, hebzucht of… te streven. Een situatie die zichzelf laat zien brengt een boodschap veel makkelijker over dan wanneer je door een overdaad aan conflicten iets koste wat kost duidelijk probeert te maken. Doe er je voordeel mee dat deze schurk die in zijn wereld past zonder veel extra moeite te doen, al laat zien hoe duister de situatie is. Maak het extra eng door te benadrukken hoe weinig ervoor nodig is om iets de verkeerde kant op te laten slaan, of hoe makkelijk enge systemen standhouden.

Foto door Daniel Sealey verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: de eenzame detective

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de eenzame detective.

Het cliché

Het hele land is bang voor een losgeslagen moordenaar, die de politie met honderden manschappen maar niet kan vangen. Maar een detective met een eenmanszaak die ook nog eens eenzaam en vaak ook dronken is, kan die klus wel klaren.

Waarom stoort dit cliché zo?

Dit cliché is een twee-in-een. Het eerste cliché is de te grote powerfantasy. Het is niet realistisch dat een persoon kan wat een compleet beroepsmatig en getraind team niet kan. Anders was deze detective allang gerekruteerd. Maar ook de detective als persoontje is hier vaak eenheidsworst: hij is depressief, aan de drank, eenzaam, heeft een tragisch achtergrondverhaal of al het bovenstaande. Dan is het niet meer dan logisch dat je niets ‘beters’ te doen hebt dan de casus voor de zoveelste keer te overdenken en dat ene detail te vinden dat voor de doorbraak zorgt.

De oorzaak van het cliché: gebrek aan ‘echt’ plot

In een detective heb je de moord die opgelost moet worden en degene die dat moet doen. Dan is het puzzelstukjes verzamelen. Als je dat goed doet, houd je de lezer daarmee voldoende geïnteresseerd, maar op zichzelf zijn deze voorwaarden gegeven, geen verhalen met een plot. Maar dat mag ook niet de overhand krijgen, want het gaat om het oplossen van de moord. En zo belandt deze detective al snel in het eenzame of anderszins vastgelopen leventje waarin verder niet veel mag gebeuren.

Het cliché fiksen: van de zolderkamer af

Om beide clichés te fiksen, moet jouw detective vooral (vaker) van zijn zolderkamer afkomen. Als hij intensiever met het politiekorps samenwerkt, verminder je de kans op de impressie dat hij alles alleen weet op te lossen. Maar maak hem ook sociaal, of niet door zijn omstandigheden teruggetrokken of lastig in de omgang. Het spreekwoordelijke zolderkamertje waar de detective werkt, is van de buitenwereld afgesloten. En juist daar kom je mensen tegen met wie je interacties hebt die kunnen uitgroeien tot romances, wraakacties, je detective kan er verhalen horen over bedrog, verraad…
Kortom: in de buitenwereld spelen zich de verhaalthema’s af die een verhaal kleur geven. Zorg er vooral voor dat je speurneus die thema’s ook vanuit de eerste hand meemaakt. Dus laat hem niet alleen lezen over een vermeende betrokkene in zijn dossier die op wraak uit is: laat diegene ook op de stoep staan met het dreigement dat: ‘als ik die rotzak te pakken krijg, dan…’  En laat je detective iets van diegene vinden. Maak hem bang of juist geïrriteerd… En niet alleen als deze persoon in zijn kantoor staat: maak die gevoelens onderdeel van een subplot of verhaalthema. De detective mag niet zomaar een papieren casus op proberen te lossen: hij is een mens dat bij een menselijke casus betrokken is.

Tip voor het verlaten van de zolderkamer

Het spreekwoordelijke verlaten van de zolderkamer zoals hierboven beschreven kan je uitwerken met voorbeelden als:
–  werk en privé niet meer kunnen scheiden door een bepaalde gebeurtenis
– een gruwelijk detail kleurt zijn blik op de zaak zodanig dat hij niet meer objectief kan observeren
– zijn opgeblazen ego voorkomt een goede samenwerking met de recherche.

Anders gezegd: de cliché dronken detective heeft al zijn persoonlijkheid en gevoelens weggedronken, zodat hij zich helemaal op de zaak kan storten, zonder betrokken te hoeven raken. Probeer manieren te zoeken waarop hij juist wel betrokken raakt, of in ieder geval zijn menselijke natuur laat zien, met alle voor-en nadelen die daarbij horen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Een gedachtenstroom ordenen als je begint met schrijven

Yes, een idee voor een nieuw boek! Alles dringt zich tegelijkertijd aan je op. Personages, thema’s scènes, symboliek… Je denk meteen in de schrijversflow te komen, maar in plaats daarvan is je hoofd een onoverzichtelijke brei van ideeën geworden. In deze blogpost krijg je wat tips om orde in de enthousiaste chaos te scheppen en tegelijkertijd je ideeën te kunnen laten stromen.

Wat is de schrijversflow en waar gaat het soms mis?

Als je in de schrijversflow zit, gaat het schrijven als vanzelf. Je hoeft niet na te denken over hoe je de scène invulling gaat geven, want die lijkt zichzelf te schrijven. En nadenken over wat een personage zou doen of zeggen is ook niet nodig: je zit in de fase dat je je personage zo duidelijk voor je ziet, dat het bijna een echt persoon lijkt die het je gewoon vertelt: maar dat zou ik dus echt nooit doen, schrap die actie maar!

Als je al wat verder in je verhaal gevorderd bent, kan je meestal wel een manier vinden om die afwegingen en gedachtestromen te reguleren: je hebt immers al wat zaken uitgewerkt of in de grondverf staan. Dat wordt stukken moeilijk als je een ware explosie aan ideeën voor een verhaal hebt, waar je nog geen samenhang in hebt (gevonden). Dan gaat de schrijversflow te hard om bij te houden.

Waar moet je beginnen met uitwerken?

De ene schrijver krijgt een idee bij het bedenken van een thema, de ander ziet iets aparts op straat en weer een ander werkt graag vanuit een personage dat een bepaalde ontwikkeling doormaakt, waarna het verhaal zich daarna eromheen vormt. Wat het ook is, ze hebben gemeen dat het allemaal met dat ene aha- of yesmoment begint: die eerste vonk. Dáár moet je beginnen, zo niet alles omheen gaan bouwen, zoals bij het centrale woord in een woordenweb. Want dat ene idee, dat is waar voor jou als schrijver de kracht van het verhaal zit. Al dat andere: hoe het in elkaar gaat passen, of het lezerspubliek dit wel interesseert, dat komt later wel. Niet alleen omdat je die vonk even vast mag houden, maar ook omdat dat een uitwerkfase is. Als je niet duidelijk hebt en houdt waar je boek in wezen om draait, heb je ook geen broodnodige houvast voor het bepalen van al die andere zaken. Dan is het alsof je een puzzel wil maken, zonder te weten wat de foto op de puzzel is.

Rangschikken van de vonk

Je allereerste flits van inspiratie wordt de bouwsteen van alles wat je uitwerkt. Schrijf al het andere op wat je al aan ideeën of globale uitwerkingen hebt en kijk of je die kan rangschikken ten opzichte van die vonk.

Stel: jouw vonk is een beeld van een zinkend schip. Uit jouw gedachtestroom komen ook nog de volgende elementen:

  • De kapitein geeft de stuurman de schuld. Van iets: al dan niet dat het schip zinkt
  • mensen die verhongeren op het schip
  • een scène waarin een vrouw een rijke man probeert te verleiden om daar een voordeel uit te halen. Of dit op het schip is, weet je nog niet.

Voordat je je zorgen gaat maken of de kapitein de hoofdpersoon is, de arme passagiers of de vrouw, ga je kijken wat de kern van die losse elementen (symbolisch) met een zinkend schip te maken (kunnen) hebben. Of waarom juist deze beelden jou niet loslaten.

  • Iets lijkt te zeggen dat de kapitein niet koosjer is, zoveel als hij schreeuwt. Wat is daar toch gaande?
  • Een leven in armoede lijkt te vergaan met man en muis’
  • De vrouw probeert te verleiden om zo niet aan lager wal te raken: haar rijkdom en faam zijn als een lek schip langzaam aan het vergaan.

Het ene beeld, of de vertaalslag die je maakt, komt sterker over of spreekt je meer aan dan het andere. Probeer zo je losse puzzelstukjes te ordenen en kijk welke er als sterkste uit de bus komen. Kies die stukjes uit waarbij je het gevoel hebt dat die samen iets kunnen vertellen. Als het goed is, komt daar al een soort samenhang uit. Die mag gerust nog vaag zijn, maar in plaats van alleen een zinkend schip heb je al iets als:

Op een zinkend schip houdt iedereen de schijn op en wordt iedereen bedrogen. Alles wat onder de oppervlakte wordt gehouden komt bovendrijven en zorgt ervoor dat iedereen ten onder gaat.

Beginnen met aanvullen en schrappen

Als je de vonken hebt gerangschikt, heb je het basisbeginsel waar je altijd naar terug kan, zo niet moet gaan om je verder niet te stoppen gedachtestroom te kunnen reguleren. Van daar uit kun je vragen gaan stellen en zaken gaan aanvullen. Je hebt dus mensen nodig die de schijn ophouden. Dan zou de rijke vrouw je hoofdpersoon kunnen zijn. Maar hoe ziet het schip er uit waar zij op zou varen? Dat is vast geen simpel sloepje. Zo kan je weer aan een nieuwe ideeënstroom komen. Het het verschil met het allereerste begin is dat je nu een goed basiskader hebt.

Want die arme familie, wat doet die in een verhaal van de schijn ophouden? Hebben zij de belangrijke functie om de tegenpool van de rijken te spelen? Je kan ze op sollicitatiegesprek vragen. Maar misschien heb je toch het gevoel gekregen dat je het anders aan gaat pakken en geen arme mensen nodig hebt voor bepaalde symboliek. Dan moet je ze uit je aantekeningen gaan schrappen. Daarmee voorkom je meteen aan de tekentafel al dat je gaat verzinken in de subplots of een overvloed aan symboliek.

Keer altijd terug naar de vonk

Als je de vonk goed hebt gekaderd, kan je inspiratie blijven stromen, zonder dat je tekentafel een groot zooitje wordt. Ook later in het schrijfproces kan je naar de vonk terugkeren om te zien of je iets aan het verhaal kan toevoegen of dat beter kan laten. Een goed afgestemde vonk geeft niet alleen houvast en schrijfplezier, maar ook leesplezier voor je toekomstige publiek.

Foto door Tobias Rademacher verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: de geforceerde cliffhanger

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de geforceerde cliffhanger.

Het cliché

Je hebt een verhaal geschreven dat spannend, interessant en leuk is geweest en het einde van je boek nadert. Dat einde moet de lezer bijblijven, dus maak je het extra bijzonder. Niet door het einde open te houden of door een spectaculaire plottwist het cirkeltje rond te laten maken. Nee, je schrijft een cliffhanger. Zodat de lezer al benieuwd wordt naar het vervolg op dit verhaal dat je nog gaat schrijven.

Waarom stoort dit cliché zo?

Vooropgesteld: het is niet fout om een verhaal meerdere boekdelen te geven. Dit wordt pas een cliché wanneer deze cliffhanger wordt ingezet om een vervolg aan het verhaal te geven wanneer er eigenlijk niet zo veel meer te vertellen is; laat staan voldoende om een heel nieuw boek mee te vullen. Vroeg of laat moet een verhaal eindigen en als je dat niet op tijd doet, wordt het uitgemolken en verliest het daarmee kwaliteit die het had kunnen behouden als je op tijd was gestopt. Ergernissen die een lezer kan hebben bij verhalen die onnodig doorgaan zijn:

  • Details krijgen op het laatst nog onnodig gewicht. Moest je bijvoorbeeld echt deze personages nog koppelen, terwijl die nauwelijks meer dan twee keer bij naam genoemd zijn? Dat is een soort infodump, maar dan een van het soort waar de informatie überhaupt niet in het verhaal hoort, in plaats van dat het te veel nadruk op details legt.
  • Je schakelt de vrije verbeelding van de lezer uit. Blijf je maar subplots toevoegen over hoe personages hun leven verder leven en met wie ze aanpappen, dan kan de lezer zelf niet meer bedenken of ze na de afsluiting van het boek lang en gelukkig verder leven of toch weer in oude patronen terugvalt. Die eigen invulling bij een verhaal is soms de helft van het leesplezier, dus neem die niet af door een verhaal maar aan te blijven vullen.

De oorzaak van het cliché: darlings zijn niet gekilld

Als schrijver schrijf je verhalen die je zelf interessant vindt. Dat brengt een risico met zich mee: je kan een te grote fan worden van je eigen moralen of thema’s, je krijgt maar niet genoeg van het gezelschap of de avonturen van je personages… En dus blijf je maar schrijven. Als een boek maar niet afgesloten wordt of een cliffhanger krijgt naar een deel 2 dat helemaal niet nodig is, dan zijn deze darlings niet gekilld: de passages of elementen die de schrijver zelf leuk vindt, maar objectief gezien niet waardevol zijn voor het verhaal, zijn niet geschrapt.

Het cliché fiksen: controleer je verhaalbasissen

Als je begint met het schrijven van een verhaal ga je uit van een heldenreis van je hoofdpersonage, het algemene plot, misschien nog een paar subplots, en een paar verhaalthema’s. Als je overweegt om een verhaal een tweede deel te geven, of langer te maken dan je in eerste instantie voor ogen hebt, kijk dan goed of dit nog wel aansluit bij de thema’s, verhaallijnen of conflicten die je aan de tekentafel centraal hebt gesteld.

Tip voor het verminderen van het cliché

Als je begint met schrijven, maak dan een lijstje van (hoofd)thema’s, moralen of verhaallijnen die je mee wil geven. Zodra je die hebt afgewerkt, rond je je boek af. Merk je dat je gedurende het schrijfproces de neiging hebt tot afdwalen, pak dit lijstje er dan bij. Schrap alles aan verhaallijnen wat niet in dit lijstje voorkomt en sluit af wat eventueel nog te veel op een cliffhanger lijkt.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto van Leio McLaren verkregen via Unsplash.

Zo schrijf je een goede dystopie

De wereld zoals we die kennen is niet meer: er is alleen nog maar ellende over. In de vorm van extreme oorlogen, de dood van democratie of een alieninvasie. Wat de oorzaak ook is, in een dystopie is er ontontkoombare ellende in de wereld waarin je hoofdpersonen moeten zien te overleven of het tij proberen te keren. Maar een verhaal dat alleen op ellende loopt, heeft niet voldoende plot. En een dreiging die constant is, maar niet piekt, heeft dat ook niet. Hoe schrijf je dan een sterke dystopie?

Wat is er gebeurd in je fictieve wereld?

In je verhaal is de wereld of wat er nog van over is, zo goed als vergaan. Hoe kwam dat? Tenzij het een plotselinge alieninvasie was, is het waarschijnlijk iets dat zich in de loop der jaren heeft ontwikkelt: een regime wordt niet van de een op de andere dag geboren. Je moet grondig onderzoek doen naar hoe dit politieke systeem zo heeft kunnen groeien, of in welke stappen de robots die het nu overnemen hebben kunnen evalueren. Schrijf deze bevindingen op in je opschrijfboekje! Als je ze uit gaat schrijven in je verhaal, krijg je daar geheid een infodump van.
Vergeet ook niet dat je jouw worldbuilding gedurende het verhaal meeneemt. Als in hoofdstuk 1 blijkt dat veel voedsel radioactief is, dan is dat in hoofdstuk 8 waarschijnlijk nog zo: ook dan zullen je personages niet zomaar iets eten. Zoiets is onderdeel van je plot, niet alleen deel van de worldbuildinginformatie.

Wat is de ramp die de dystopie liet ontstaan?

Bedenkt wat de concrete aanzet is geweest voor je ramp, of wat er exact is gebeurd: er is een meteoor ingestort, een niet-reguliere mening uiten is bij wet verboden geworden, heeft slechts drie procent van de wereldbevolking nog fatsoenlijk te eten. Wat heeft dat voor gevolgen? Wordt er gevochten om het laatste eten? Zijn er geen ziekenhuizen meer en is er daardoor een toename van – al dan niet oprechte- kruidenvrouwtjes en gebedsgenzers?
Laat het daar niet bij. Bepaal hoe dat ook nu nog weerslag heeft op je helden.

Wat is er nu nog eng aan de dystopische wereld?

Mensen leren zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Soms willen ze dat niet en zullen ze gaan demonstreren of protesteren, maar met sommige zaken valt er weinig te sturen en moet je dus leren omgaan. Als je in oorlogsgebied woont, zal je doodsbang zijn voor bommen, maar naar verloop van tijd alsnog aan het idee gewend raken dat er ieder moment kan vallen. Je leert het misschien geluid van een aankomende bommenwerper herkennen of weet wat de gevaarlijkste uren zijn om op straat te komen.
Zo is de beginsituatie van een dystopie voor de lezer doodeng, maar voor de personages – hoe eng ook- inmiddels al normaal.

Waarom is dat eng voor jouw helden?

Kijk daarom goed wat er in het hier en nu – dus niet op het moment van de bomaanslag, invasie of val van het politieke systeem twintig jaar geleden- nog eng is voor de helden in je verhaal.
Kijk daarvoor goed naar hun karakter. Waar de een banger is aangelegd, trekt de ander de neus niet voor op voor gevaar of uitdagingen. Net als bij personages die rondlopen in ons tijdperk.
Ook de personagebiografie biedt hier een schat aan informatie. Wie zijn de geliefden die ze willen beschermen in deze nare wereld? Hoeveel en welke middelen hebben ze daarvoor? Staan ze misschien onderaan een sociaaleconomische pikorde waardoor ze niet bij machte zijn bepaalde doelen na te streven?

Vergeet ook zeker niet welke kernemotie je centraal wil stellen voor je afzonderlijke helden of je verhaal in het algemeen. Gezien de duistere setting van een dystopie is het maar al te verleidelijk om wanhoop, angst en verdriet centraal te stellen, om ‘heldhaftigheid’ vervolgens alles op te laten lossen. In een wereld waar alles op zijn kop staat, gaan je personages ook allerlei dingen voelen. Houdt het niet aan de oppervlakte: anders wordt de kans groot dat je dystopie onrealistisch en hysterisch leest, of je personages overkomen als Mary Sues of gewoon vreselijk eendimensionaal worden. Maak het persoonlijk. Dan weet je ook zeker dat je naar interessante clues en een goede climax toe kan werken.

Wat is de climax van de dystopie?

Als alles al complete ellende is op het moment dat het boek begint, hoe werk je dan naar een nog ellendigere climax toe? Aan het begin van een dystopie is de situatie lastig, maar niet uitzichtloos. Dat is waar je helden in actie komen, in een poginng om het tij te keren. Zij zoeken de gaatjes van de overgebleven mogelijkheden op.
Wil je een goede spanningsboog in een dystopie houden, zorg er dan voor dat je deze gaatjes langzaam maar zeker alsnog dicht. De tegenslagen of keermomenten mogen duidelijk zijn, maar aanloop ernaartoe moet wel geleidelijk aan gebeuren. Je lezer en de helden moeten het idee hebben dat datgene wat ze op dat moment in werking proberen te zetten, vooralsnog effect heeft. Laat ze ook zeker een keer een geniaal idee hebben dat laat lijken alsof ze ‘het systeem’ te slim af zijn.
Komt dan echt dat moment dat alles verloren is, wees dan ook niet bang om dat te laten merken zodra je je boek afsluit. De rillingen lopen de lezer over de rug als die denkt dat we echt met zijn allen dit einde over een aantal deccenia zullen zien gebeuren!

Wat is de boodschap van je dystopie?

Een dystopie heeft vaak een waarschuwingselement in zich over iets dat in de nabije toekomst kan gebeuren. Denk aan Orwells klassieker 1984: we worden onder totale surveilance geplaatst.
Maar wat wil je met jouw dystopie nog meer zeggen dan het oppervlakkige? “Bewaak democratie” ” Bescherm het milieu.” Staat genoteerd. Maar de lezer heeft net een compleet boek gelezen waarin je helden allerlei dingen moesten overleven en zich moesten aanpassen. Hoe deden ze dat? Hoe bewaakten ze hun normen en waarden, wat moesten ze daarvoor doen of laten? Verweef dat door je verhaal heen, om te voorkomen dat je als schrijver een moraalridder wordt.

Foto door Jeffrey Hemsworth verkregen via Unsplash

Zo maak je een cliché origineel: het is persoonlijk

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: het is persoonlijk.

Het cliché

Het hele dorp, land of de hele wereld is in paniek vanwege een misdaad, dreigende oorlog of alieninvasie en jouw hoofdpersoon is ingeschakeld om het mysterie op te lossen of de boel te sussen. Dat kan natuurlijk niet alleen, dus komen er nog personages van andere disciplines of afdelingen bij kijken. En die hebben stuk voor stuk iets persoonlijks met je hoofdpersoon te maken. Ze zijn er verliefd op, willen er een persoonlijke vete mee uitvechten of hun moeder was ooit opgelicht door de oom van je held, waardoor er nog een persoonlijke familiekroniek bij komt kijken. De mogelijkheden zijn eindeloos, maar in dit cliché heeft iedereen altijd iets met je hoofdpersoon van doen.

Waarom stoort dit cliché zo?

Dit cliché dwaalt makkelijk af. Voor je het weet, gaat dit verhaal meer over de vete tussen de plaatselijke detective en Oom Oplichter dan over de moordzaak. En omdat er vaak meerdere van dit soort relaties zijn, kan je verhaal bovendien ook in de subplots verdrinken. Oom Oplichter en Detective vechten hun ruzie uit, terwijl de advocaat probeert te verhullen een oogje op je held te hebben… Er moest ook nog een moord opgelost worden, weet je nog?
Het vervelende van dit cliché is dat er niet vaak zo duimendik bovenop ligt dat het verhaal afdwaalt, omdat een link met de hoofdpersoon kan worden ingezet als punten voor plottwists, rode haringen en andere schrijftechnieken die voor de nodige spanning zorgen. Daardoor wordt deze trope een cliché door overdaad,  dat als het te hard van stapel loopt, er stilletjes aan insluipt en de hele basis van je boek wankel maakt.

De oorzaak van het cliché: betrokkenheid als verhaalbasis

De oorzaak van het cliché is in wezen een sterke basis die ieder verhaal moet hebben. Zorg ervoor dat je held persoonlijk betrokken is, zodat je lezer empathie voor de held kan voelen. Een verhaal waarin niets op het spel staat voor je held, is niet interessant. Maar dat uitgangspunt wordt met dit cliché net iets te serieus genomen.  Als je goed schrijft, kan betrokkenheid en empathie met relatief weinig of kleine zaken worden gewonnen. Daarvoor hoef je niet per se eindeloos nieuwe plotpunten of spanning te introduceren.

Het cliché fiksen: thema’s als uitgangspunt

Dit cliché groeit uit zijn voegen door een teveel aan plot: gebeurtenissen die elkaar in het verhaal blijven opvolgen. Je kan in plaats daarvan ook voor een thematische of symbolische invulling van relaties of mysteries kiezen. In plaats van talloze relaties en verhaallijnen uiteen te zetten, kan je een thema als ‘wraak’ nemen en dat meer algemenen uitwerken. Dan heb je qua persoonlijke connecties genoeg aan Oom Oplichter en de detective en hoeft niet het halve dorp nog met je held van alles uit te vechten, te verzoenen of te verzwijgen.

Nu jij!

Schrijf in je opschrijfboekje in maximaal 200 woorden op hoe je je held op basis van een verhaalthema betrokken kan laten zijn bij twee andere personages wanneer er een misdrijf heeft plaatsgevonden.

Tip voor het verminderen van het cliché

Bedenk wat er precies aan concrete problemen dreigt of voorkomt in dit spannende scenario.
Denk aan:

  • Een moordenaar is op vrije voeten
  • Zus is mogelijk aan de drugs en kan daardoor anderen kwaad doen
  • Aliens hebben de waterput vergiftigd en mensen worden ziek.

Koppel een personage aan iedere ‘zaak’, al is het maar voor je opschrijfboekje. Agent A zoekt de moordenaar Agent B onderzoekt het drugsprobleem, enzovoort. Kijk op hoeveel personages je uitkomt en deel dat aantal door twee, zo niet door drie. Zie dat eindgetal als het absolute maximum personages dat persoonlijk betrokken mag zijn bij je held.

Dit artikel verschee eerder op Schrijven Online.

Foto door Volodymyr Hryshchenko verkregen via Unsplash.

Schrijfoefening: ik zie, ik zie wat jij niet ziet…

Deze week gaan we een spelletje uit onze kindertijd omtoveren tot een bruikbare schrijfoefening. ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is…’ En dit keer niet: rood, of rond, maar: dieptriest, ongemakkelijk, hartverwarmend en allerlei andere abstractie dingen. Abstract, tot je er de juiste woorden aan geeft en je een scène zo tot leven wekt.

Welk moment wil je vastleggen?

Als je schrijft, komt er op een bepaald moment een scène waar je uitgebreid bij stilstaat, omdat er een emotionele climax aankomt. Denk aan een liefdesverklaring, een afscheid op een sterfbed, aankondiging van een scheiding of een gesprek wat je personage om wat voor reden dan ook moeilijk vindt om te voeren. Als je de sfeer dan wil omschrijven is, het makkelijk om je toevlucht te zoeken tot woorden als ‘ongemakkelijk’ ‘ondraaglijk’, ‘verwachtingsvol’ of ‘dolbij’, maar die zijn vrij globaal, en daarmee enigszins onpersoonlijk, zo niet cliché. Deze schrijfoefening gaat in op dat moment en verkent wat er zo speciaal aan dat moment is en hoe je dat kan omschrijven.

De eerste stap daarbij is net zoals bij het spelletje ik zie ik zie wat jij niet ziet een specifiek moment, voorwerp, gezichtsuitdrukking… in gedachten te nemen en daar een denkbeeldige foto van te maken, zodat je het aan kan wijzen:
Ik zie, ik zie… dit. ‘Dit’ is dan het moment, voorwerp of onderwerp waar je over gaat schrijven.
Bedenk dus eerst wat het precieze aanwijsbare moment of ding is waar je over wil gaan schrijven.

En het is….

Dus niet rood of rond, maar iets abstracters. Dit abstracte kan je bij deze schrijfoefening op twee manieren gebruiken
– Geef het een woord waar je bepaalde (emotionele) waarde aan kan hechten die past bij de context.
Deze foto hieronder kan je bijvoorbeeld het woord ‘familie’ geven, in plaats van het meer contrere ‘avondeten’.

Met een beetje fantasie is het woord ‘familie’ wel in deze foto te zien. Vader, moeder en kind zitten samen te eten, een typisch alledaags moment wat je als famlie samen beleeft. Ook stralen het lachende gezickt van het meisje en de vader liefde voor de anderen uit. Dat zou je dan kunnen vertalen naar die emotionele waarde achter het woord ‘familie’: als een geliefde eenheid alledaagse dingen met elkaar delen.

Foto door National Cancer Institute verkregen via Unsplash

– Of je schrijft met een woord waarmee je al verklapt wat er achter de schermen speelt, zonder dat dat duidelijk van de ‘foto’ af te zien is. Onderstaande foto zou je dan ‘ontslag’ kunnen noemen: het was dat moment in het park waarop Chelsey besloot ontslag te nemen. Ze kijkt naar iets buiten de foto wat haar het ‘aha’-moment bezorgde.

Foto door Caleb George verkregen via Unsplash.

Aan de slag! De ‘familiefoto’

Je hebt je ‘foto’ en je hebt je woord. Om deze momentopname goed uit te werken, maak je een woordenweb. In het geval van een foto als die van ‘familie’, schrijf je die zoveel mogelijk met twee kanten. Schrijf bijvoorbeeld links vlakken met woorden die je je concreet ziet -vader, eten, lachende gezichten- en aan de andere kant de woorden die waarden met zich meebrengen. Familie, samenzijn. Daar kan je dan verder gaan ‘vertakken’ Familie is geborgenheid, liefde…
Kijk vervolgens naar de concrete woorden aan de andere kant van het woordenweb. Als daar ‘groente’ staat, kijk dan of je die met de kennis die je hebt van je verhaal als geheel dingen aan elkaar kan koppelen. Groente en liefde bijvoorbeeld: De groente die moeder klaarmaakt, zijn de lekkerste van de wereld, die worden met liefde bereid en gegeten.
Van daar is de stap naar een goede en persoonlijke sfeeromschrijving nog maar klein: schrijf over de vertrouwde geur van moeders kookkunst, hoe ze lachend in de keuken staat, en hoe dit kleine meisje geborgenheid vindt in dit dagelijkse ritueel.

Aan de slag: de foto ‘ontslag’

Bij een meer ‘abstracte’ foto kijk je vooral naar het plot en de heldenreis van het personage tot dan toe. Dat kan je dan mixen door naar de details op de foto te kijken.
Chelsey is bijvoorbeeld al tijdenlang ongelukkig in haar kantoorbaan waar ze zittend aan haar bureau maar weinig zonlicht ziet. Op deze foto is het een zonnige dag en heeft ze koffie bij zich: dat snelle bakkie in de pauze. Viel haar blik buiten de foto op een straatartiest die karikaturen van toeristen aan het schetsen was en besloot ze de sprong te wagen haar droom om tekenares te worden serieus te nemen?
Hoe zou dat moment gevoeld hebben? Vlinders in de buik van opwinding? Grote kans als ze zich een typische kantoorslaaf voelt.
Of ziet Chelsey juist een advertentie voor een dienst of een artikel dat gouden bergen belooft? Een cruise over de oceaan, waarbij ze werk even achter zich kan laten? Of een baan die een miljoen per jaar belooft, maar later een scam lijkt te zijn? Hoe dan ook, het aha- moment van Chelsey brengt in het daar en dan emoties met zich mee, waar je op dat moment uitgebreid bij stil kan staan. Je hebt dit moment gekozen om een foto van te maken, dus het is belangrijk in het algehele plot. Kijk naar de personagebiografie om na te gaan hoe Chelsey zich op dat moment zou voelen, wat ze al heeft meegemaakt en wat haar aanzet tot handelen, al dan niet in relatie tot het plot in het algemeen.
Zo kan je ook een mooie sfeeromschrijving neerzetten door goed te kijken wat je ziet, wat er speelt en hoe zich dat uit in het moment.
Misschien gooide Chelsey haar koffie die je op de foto ziet direct hierna wel in de vuilnisbak: ‘de groeten, ik ga voortaan over van koffie naar tropische vruchtensap tijdens die cruise.’ De zon leek voor haar wel extra mooi te schijnen!

Kortom: probeer aan abstracte woorden of beelden eens te zoeken wat die letterlijk of figuurlijk (in de context van je verhaal) betekenen en je kan van een specifiek moment in je verhaal mooie sfeeromschrijvers maken.

Omslagfoto door Tim Mossholder verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: ik ben de liefde niet waard

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: ‘ik ben de liefde niet waard’.

Het cliché

Romeo of Julia heeft eind-de-lijk de ogenschijnlijk perfecte partner gevonden. Er is een goede klik, de ander is zorgzaam, stabiel, knap en al het andere dat hoog op het wensenlijstje van een ideale partner stond. Maar als de eerste onschuldige dates voorbij zijn, krijgt deze held bedenkingen. Er is dan vaak sprake van ofwel: “maar ik ben geen liefde waard” of: “Hoezo zou de ander op míj vallen?” Dat uit zich ook weer in een van twee scenario’s: onnodige achterdocht naar de ander of een extreem geval van een gebrek aan gevoel van zelfvertrouwen of eigenwaarde.

Waarom stoort dit cliché zo?

Iemand die zegt al eeuwen naar liefde op zoek te zijn en dan plotseling niet door wil zetten als het moment daar is, is passief in diens doen en laten. En dat is een doodsteek in fictie, want daardoor komt de plot op slot te staan of niet in gang.
Vind je personage zichzelf niet waardig genoeg voor de liefde? In het echte leven is dat een serieus en complex probleem. Maar de meeste verhalen die dit cliché gebruiken hebben niet voldoende woordenaantal of zijn niet van het juiste genre – denk romantische feelgood- om dit probleem voldoende gewicht te kunnen geven. Het resultaat is kortzichtige en overdreven drama, in plaats van drama die echt intrigeert en de lezer bij de keel grijpt.

De oorzaak van het cliché: niet leveren

Welke van de twee varianten er ook speelt, het cliché loopt spaak om dezelfde reden. Je belooft als schrijver iets wat je niet levert.
Betty krijgt eindelijk de liefde van haar leven, lezer. Let op, nu…O, wacht, ze:
– durft niet meer omdat ze zich niet waardig acht en in plaats van boeiende en realistisch knagende twijfel die past bij zulke gevoelens, lees je over hysterische huilbuien.
– wantrouwt Wout ineens vreselijk. In plaats van de romance die je hoopte te lezen, wordt dit boek een psychologische thriller.

Het vervelende van dit cliché is dat liefde willen op zichzelf al bijna een cliché kan zijn. Krijgt je personage de liefde die het wil, dan kan het als het cliché happy end overkomen. Verlangt je personage ernaar, maar krijgt het geen romantische partner, dan is dat vaak vanwege een van de eerder genoemde redenen.   

Een meer overkoepelende oorzaak van dit cliché is dus: te veel nadruk leggen op het feit dat een romantische relatie welkom zou zijn.

Het cliché fiksen: moet het wel?

Als je toch een personage wil dat naar romantiek verlangt, stel jezelf dan eens de vraag of dat verlangen wel een plaats heeft in je boek. En stel die vraag dan nog een keer.  Als het echt van meerwaarde is, probeer dan dat verlangen naar romantiek of liefde breder te trekken dan alleen het vinden van een partner en kijk ook eens naar de symboliek. Op wat voor manieren kan je deze zoektocht naar het vinden  (en accepteren van) liefde nog meer in je verhaal verwerken?

Nu jij!

Schrijf een scène van maximaal 150 woorden, waarin je personage zich niet genoeg voelt voor de liefde. Laat daarin meer pijn dan drama zien.  

Tip voor het verminderen van het cliché

Kijk kritisch naar de voorgeschiedenis van je personage. Kan het trauma dat waarschijnlijk de oorzaak is van deze gedachte ook op een andere manier tot uiting komen die minder clichégevoelig is?

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Tim Mossholder verkregen via Unsplash.

Doel van een scène: verandering brengen

Een scène is een verhaal in het klein en kan een paar doelen hebben. De twee belangrijkste zijn: informatie geven en verandering in het verrhaal brengen. In deze blogpost kijken we naar hoe een scène verandering in het verhaal brengt om ervoor te zorgen dat er vaart in het algeme plot blijft.

Wat betekent verandering in het verhaal?

Wat betekent het precies als je zegt dat het verhaal verandering nodig heeft? Op grote schaal betekent dat iets als een held die moet groeien, of relaties die moeten veranderen, omwille van een plot dat interessant blijft en niet bij hetzelfde blijft. Anders heb je geen verhaal, maar een gegeven. In plaats van ‘De ridder gaat de draak verslaan’ blijft het dan bij ‘het dorpje huivert bij de constante dreiging van de draak.’
Omdat een scène een verhaal in het klein is, moet die er dus ook voor zorgen dat er iets lopend blijft. Maar omdat je het grote plaatje van het verhaal niet in een scène kan proppen, werkt dat net iets anders. In het geval van een scène betekent het dat je moet voorkomen dat opeenvolgende scènes aanvoelen als een opeenvolgend rijtje van en toen en toen en toen. En daarvoor kan je je jezelf je vragen stellen:
Wat?
Waarom?
Wanneer?

Wat en waarom in een scène

De vragen ‘Wat is er aan de hand?’ en ‘Waarom gebeurt dit?’ zijn twee belangrijke vragen om een verhaal interessant te houden. Die zorgen samen voor een pageturnereffect. Houd het ‘Wat’ zo concreet mogelijk om te voorkomen dat je binnen een scène allerlei kanten op gaat. Een scène heeft soms wel wat grotere bedoelingen, zoals een puzzelstukje van een plottwist geven, maar hij is te klein om zich bezig te houden met alle plotlijnen die in je verhaal spelen.
Je kan wel een verhaalthema (symbolisch) wat meer uitdiepen bij deze vraag.

‘Waarom gebeurt dit?’ -of, als er iets aan vooraf gaat: waarom is dit gebeurd?- is een vraag die zowel op de kleinere schaal van de scène als op de grotere schaal van het plot kan worden gesteld. Waarom hebben deze personages dit gesprek? Waarom is er iemand vermoord en waarom wordt er nú een scène besteed door de schrijver aan het bespreken ervan? Of, vanuit het andere perspectief: waarom worden de personges ertoe gedreven om die moord nu te bespreken? Antwoorden op die vragen kan je vervolgens weer gebruiken om de vraag te beantwoorden die je helpt om ervoor te zorgen dat je scène de nodige verandering met zich meebrengt: Wanneer?

Wanneer heeft iets een Gevolg voor een verhaal?

Een scène kan soms een verandering teweeg brengen, maar kan alsnog stokken als die verandering te weinig voorstelt. Ahmed stootte zijn teen, dus was hij die dag chagrijnig en had hij een slechte dag op school. Waardoor het avondeten een gespannen sfeer met zich meebrengt en zijn ouders de dag erna hopen dat het beter gaat en…
Je scène kan hier dienen om te weer te geven dat Ahmed snel op zijn teentjes is getrapt. Maar in dit geval neem je dat voorbeeld wel heel letterlijk. Gaat het later in het verhaal belangrijk zijn dat Ahmed een keer een teen gestoten heeft? Waarschijnlijk blijft dat een detail.
Als je wil dat een scène verandering in het verhaal brengt, kijk dan verder dan de oppervlakkige actie-reactie.
Stel jezelf na de waaromvraag voor een scène ook de vraag wanneer dit element terugkomt en een Gevolg met een hoofdletter heeft. Je voorkomt ermee dat je scènes die op de tekentafel belangrijk lijken alsnog afdwalen naar een focus op onbelangrijke details.

Soms is er wel een belangrijk detail dat grote veranderingen en gevolgen heeft, dat binnen die scène duidelijk moet worden. Ook dan is ‘wanneer?’ een handige vraag.
Dus het is belangrijk dat Ahmed zijn teen stoot, omdat dat een butterflyeffect krijgt?
Vraag jezelf dan af wanneer dat detail in de scène plaatsvindt en hoe je dat met de juiste sfeeromschrijving voldoende aandacht geeft. Vervolgens kijk je naar wanneer (en hoe) je dat detail in andere (eerdere) scènes terug laat komen. Hier moet je dus paradoxaal genoeg uitzoomen naar je verhaal als geheel om op een meerdere keren op een detail te kunnen inzoomen. Want het leest geforceerd als Achmed zijn teen stoot als hij op een bootje dobbert en de sfeer helemaal ontspannen is. Dan kan je hem beter ongemakkelijk met voeten laten bewegen onder tafel tijdens een vergadering waar hij zich niet op zijn gemak voelt.
Wanneer past dit detail en wanneer gaat dit optellen tot een verandering (later) in het verhaal?

Een goede scene is een belofte van verandering

Soms is je scène zodanig gericht op informeren of sfeeromschrijving in het algemeen dat er niet iets concreets in het plot gebeurt dat het verhaal verandert op het pageturnerniveau van het ‘wat en waarom?’ dat de lezer op het puntje van de stoel houdt. In dat geval moet je ervoor zorgen dat je scène een verandering belooft. Dit is de subtiele verwijzing tussen de regels door dat niet alles bij het oude blijft. Als de vuurspuwende draak het dorp bedreigt, dan moet er wel een ridder komen om iedereen te redden, wil je een lopend verhaal hebben en houden. En als er net een strijd is gewonnen, dan móet er een nieuwe leider worden gekozen.

Dit zijn vaak specifieke momenten in het plot: op het punt dat de comfortzone verlaten moet worden, of dat de crisis in aantocht is. De momenten waarop het erop of eronder is voor je personages. Die voelen dan de zwaarte van wat gaande is of komen gaat. Gebruik dan hun beleving om verandering in het plot te beloven.
Je kan dan misschien niet gaan hinten wat er gaat gebeuren: dat kan op zulke momenten te veel verklappen of geforceerd overkomen. Maar als je de lezer laat zien hoe je personages bibberen, of staan te trappelen om datgene wat gaat komen, houd je de spanningsboog vast en beloof je de lezer ook dat het verhaal niet stil blijft staan. Ook al heb je dat in deze scène even moeten doen.

Foto door Brandi Redd verkregen via Unsplash

Zo maak je een cliché origineel: het lijk in de romantische kast

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: het lijk in de romantische kast.

Het cliché

Romeo en Julia hebben elkaar gevonden en alles is perfect: niets kan hun roze wolk verstoren. Totdat een van hen een lijk in de kast opbiecht: een duister verleden, een gevaarlijk heden, of een mogelijke blokkade voor hun dromen in de toekomst. En zo wordt hun relatie voor het eerst serieus getest met een probleem dat hun wereld meteen volledig op zijn kop zet.

Waarom stoort dit cliché zo?

Iedere lezer weet intuïtief dat een verhaal niet mogelijk is zonder conflict. Dus ook dat er deukjes in de relatie komen. Dit cliché vergroot dat onvermijdelijke onnodig tot overdreven dramatische proporties.
Romeo is niet zomaar verlegen en een beetje onzeker, waardoor hij moet leren wat meer initiatief te tonen in een gesprek. Nee, hij geeft toe op de middelbare school zo ernstig te zijn gepest dat hij daardoor nog steeds antidepressiva slikt en ook nog in therapie zit: dát was het wekelijkse ‘bordspelletjesuur met de mannen’. Nuances en gemiddelde problemen niet komen voor bij dit soort lijken in de kast.

De oorzaak van het cliché: valse test

Dit cliché is om twee redenen een valse test.
Vals als in gemeen: een lezer prikt er makkelijk doorheen als je je personage het ergste te verduren geeft omwille van drama. Ironisch genoeg krijgt die daardoor geen medelijden met de personages, ook al mik je daar misschien op. Een lezer voelt alleen mee vanuit oprechte empathie: geforceerd empathie oproepen werkt alleen maar averechts.
Dan is er nog vals als in: foutief.
Een overdreven groot lijk in de kast is een verkeerde manier om de relatie te testen.
Als het stel nog op hun roze wolk zit, zeggen ze dat niets hun liefde in de weg kan staan: ‘Ik houd van jou, wie je ook bent, en wat er ook gebeurt.’ Dus: laat maar zien of dat geldt in het geval van verslaving, serieuze geldproblemen of een maffiafamilie.
Een randvoorwaarde van een goed centraal conflict is dat je personages een groeiproces doormaken. In fictie bewijzen relaties zich niet door wat al is of was te accepteren, maar het vallen en opstaan van zichzelf en de ander en/of het plot te doorstaan. Test een relatie dus niet met een lijk in de kast: dan vestig je te veel aandacht op een enkel gegeven in plaats van een verhaalverloop.

Het cliché fiksen: het drama komt vanzelf

De beste manier om dit cliché te fiksen is niet zozeer een schrijftechniek, maar een andere instelling. Vertrouw erop de drama die je zoekt in je verhaal als vanzelf komt met het bijbehorende centrale conflict. Het is dan misschien geen drama met een hoofdletter D, maar dat hoeft ook niet. Een boek is goed of slecht door de manier waarop het geschreven is, niet alleen vanwege de mate van drama die erin voorkomt.

Nu jij!

Schrijf een scène van maximaal 100 woorden. Romeo of Julia haalt het lijk uit de kast en de ander reageert daarop. Let erop dat je de hoeveelheid drama binnen de perken houdt.

Tip voor het verminderen van het cliché

Kijk ook eens naar mogelijke lijken in de kast die in plaats van schok op de korte termijn voornamelijk op de lange(re) termijn gevolgen kunnen hebben (voor de relatie). Interessant voor de spanningsboog!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Nathan Dumlao verkregen via Unsplash.