Wedstrijduitslag: ‘Het geheime gesprek’

Deze zomer organiseerde ik samen met Schrijven Online de schrijfwedstrijd ‘Het geheime gesprek‘. De top drie is nu verschenen in het nieuwste nummer van Schrijven Magazine, dus nu mag ik de verhalen ook op miijn blog laten schitteren. Ik hoop dat jullie net zoveel van de verhalen hebben genoten als ik heb gedaan, hier staan ze nog eens op een rij, inclusief mijn feedback.

Nogmaals mijn dank aan alle deelnemers en aan Schrijven Online voor het vertrouwen, de inzet en de mooie verhalen!

Eerste plaats – ‘Onder dezelfde zon’, door Charlotte Dekker

De zon scheen over het plein, de lucht trilde zacht boven de tegels. Ze zat met haar rug tegen een gladde, hoge zuil; benen uitgestrekt, sandalen half uitgeschopt.
Een jongen met een Free Palestine-shirt liep langs, zette bekertjes water neer en verdween weer in de kring. De witte letters op rood bleven even in haar blik hangen.
Naast haar zakte een man neer, in een eenvoudig, licht overhemd. Hij hield zijn handen op zijn knieën, alsof hij niet wist waar hij ze anders moest laten. Een donkere waas kleurde de stof onder zijn oksels. Zijn blik ging langs de hoge ramen, bleef even hangen bij de beveiligingspoortjes, en gleed dan terug naar de vloer.
‘Eerste keer?’ vroeg zij.
Hij knikte, kort.
‘Het is druk vandaag,’ zei ze.
‘Ja,’ antwoordde hij, zijn stem laag.
Aan de overkant las iemand namen voor. Eén voor één. “Amal Hassan, achttien.” “Yusuf Al-Khalil, twintig.” “Lina Barakat, zeven…” De stem brak en viel even stil.
‘Ik kom hier sinds juli,’ zei ze.
‘Vandaag voor het eerst.’ Zijn vingers speelden met de sluiting van zijn horlogebandje, los en vast, los en vast.
‘Ben je hier voor iemand in het bijzonder… of voor jezelf?’ vroeg ze.
Hij ademde traag uit. ‘Voor hen,’ zei hij. ‘Voor mensen die honger hebben omdat hulp hen wordt onthouden. Ik dacht dat we ooit hadden geleerd dat je niemand zo behandelt… dat geen enkel volk dat ooit meemaakte, het een ander zou aandoen.’
Alsof hij zelf schrok van zoveel woorden, viel hij stil.
Ze keek hem aan, haar oog volgde een zweetdruppel die zich losmaakte op zijn voorhoofd en traag naar beneden gleed. Zijn blik scande de menigte, alert. ‘Vind je het moeilijk om hier te zitten?’
‘Nee.’
‘Om hier te blijven zitten?’
Hij aarzelde. ‘Je weet niet altijd hoe mensen zullen kijken.’
Hij haalde iets uit zijn zak, achteloos bijna: een kettinkje, zilver, klein. Het symbool ving even het licht en sneed het zonlicht in zes puntige stralen voordat hij het weer in zijn hand sloot. Ze keek ernaar, keek toen naar hem. Iets langer dan eerst.
‘Soms moet je toch gaan zitten,’ zei hij.
‘Ja,’ zei zij. ‘Juist dan.’

‘Onder dezelfde zon’ heeft een continue onderhuidse spanning waarin de thema’s rouw, oorlog en menselijke compassie elkaar perfect aanvullen. Charlotte weet met weinig woorden een wereld te scheppen die zowel rechtstreeks als impliciet weet te raken. Of de personages nu spreken of juist niet, alles spreekt. En alles spreekt voor zich door een perfecte opbouw en sfeeromschrijving..’

Charlotte, gefeliciteerd met het winnen van de schrijfcursus: ‘de perfect afgestemde dialoog’!

Tweede plaats – ‘Stilte’ door Mariek de Jong

Mijn moeder zei:
Waarop mijn vader antwoordde dat …
En ik werd hun zwijgen zo gewoon,
dat ik zelf ook niets te zeggen had, dacht ik.

Kwam mijn grootvader op bezoek, dan sprak hij:
“’kzeg maar zo, ‘kzeg maar niks en da’s alles wa’k zeg.”
En in sprakeloze verbazing keek ik dan naar hem op.
Dat was dus alles dat er te zeggen valt, dacht ik.

Totdat ik mijzelf tegen mijn geliefden hoorde zeggen:
en zij mij daarop antwoordden dat …
En ik was met stomheid geslagen,
over de welsprekendheid van deze dialoog.

Duizend stemmen braken in mij los.
Woorden woelden weergaloos door mijn hart,
in een niet aflatend verlangen,
alsnog gezegd te mogen worden.

Gebeurt het nu dat ik spreek en
samenval met wat ik zeg,
dan vind ik in het uitgesproken zijn
de stilte, als een dierbaar geheim.

Het is een ding om als schrijver met een dialoog de goede sfeer, toon en woorden te kunnen vinden. Het is het volgende om dat zo te kunnen vertalen dat zelfs als er geen expliciete tekst en uitleg wordt gegeven, woorden en een dialoog een heel verhaal vertellen. Dat doet Mariek meer dan uitstekend. In de stilte, in het uitgesprokene, in het impliciete. ‘Stilte’ biedt voldoende uitleg om een algemeen beeld van de gebeurtenissen in het verhaal te geven, maar ook om de exacte invulling aan de lezer over te laten. In ‘Stilte’ is deze delicate balans prachtig behouden.

Derde plaats – ‘Wat wordt het?’ door Marieke Evers

De bel is allang gegaan. Enthousiaste kreten om die middag samen te gaan zwemmen echoën tegen de muren. Maya sjokt in haar eentje naar buiten, haar ogen gericht op de roze en groene lijnen van een slordig getekende hinkelbaan. Ze dumpt haar rugzak bij mijn voeten. Voor ik iets kan zeggen, klimt ze in een lantaarnpaal. Blote knieën knellen om het gladde metaal, gebruinde armen trekken zichzelf soepel omhoog.
‘Pardon,’ kucht iemand achter me, ‘papa van Maya?’
Ik knik. Aan de rand van het schoolplein maakt het niet uit wie ik ben, wat ik doe of dat ik vroeger zelf in de hoogste bomen klom.
‘Maya, ze…’ Juf hapert, kijkt even om zich heen.
‘Ik roep haar wel.’ Maya is inmiddels tot halverwege gekomen. Verder mag niet van Vera.
‘Nee, ik wil u spreken.’
‘Zeg maar je,’ zeg ik zo neutraal mogelijk. Ik dwing mezelf om juf kort aan te kijken, waarom ben ik niet onderweg naar het zwembad?
Juf gaat me voor naar het bankje onder de grote eikenboom. ‘Ik maak me zorgen. Maya, ze zondert zich af.’ Een moment aarzelt ze, ze wrijft over haar buik, dan klopt ze op de plek naast haar.
‘Lange dag geweest in groep zes?’ Ik ontwijk haar niet gestelde vraag. Ik blijf staan, zet Maya’s tas op de houten bank en staar over het stille schoolplein.
‘Ze praat niet met anderen. Niet in de kring, niet als ze moet samenwerken.’
Zwemmen wil ze ook niet meer. Zelfs niet tijdens die hittegolf laatst. Alleen op vakantie waagde ze af en toe een duik.
‘Ik herken haar niet in het beeld dat de meester van groep vijf heeft geschetst.’
Ik volg Maya die met een grote sprong op de stoep landt en naar het verlaten klimrek rent. Haar basketbalshirt wappert om haar heen. Als ze op de camping toch ging zwemmen hield ze dat wijde ding aan.
‘Zit ze ergens mee, dat ze zo in zichzelf is gekeerd?’
‘Maya is gewoon Maya,’ brom ik. Wat Vera zich ook in het hoofd haalt.
‘Vandaag,’ juf zoekt naar de juiste woorden. ‘Vandaag heb ik de klas gevraagd of zij wilden raden of het een jongen of een meisje wordt.’
‘Gaat dit nog over Maya?’ Ik kijk op mijn horloge. Het is wel mijn vrije middag. Als we nu gaan, hebben we nog anderhalf uur.
‘Ik ben zwanger. We weten net dat het een jongen wordt.’
‘Ah, ja. Vera zei zoiets. Gefeliciteerd.’ Ik zie hoe Maya slingerend de andere kant van het rek bereikt.
‘Maya wilde niet meedoen. Met raden,’ verduidelijkt juf. ‘Ook niet met gym, trouwens. Omkleden blijft een dingetje.’
‘Zo is het wel genoeg.’ Ik pak de rugzak. Vrouwen zien dingen die er helemaal niet zijn. ‘Kom, Maya, we gaan!’
Roerloos staart mijn dochter me aan vanaf de glijbaan.
‘Schiet op, anders ga ik alleen,’ dreig ik.
‘Ga lekker zelf. Ik doe echt geen bikini aan.’
Juf staat op, die hand weer op haar buik. ‘Maya weet wel een passende jongensnaam. Myles.’

‘Wat wordt het?’ heeft een alledaags decor, maar is vrijwel van het begin af aan spannend. Iets onschuldigs en eenvoudigs is beladen op een manier die pas op het allerlaatst duidelijk wordt. Tussentijds is het verhaal zo geschreven dat er meerdere interpretaties mogelijk zijn. De dialogen blijven daarbij precies genoeg op de oppervlakte die twijfel te laten bestaan. Tegelijkertijd weet Marieke daarmee ook een onderhuids gevoel van een aankomende onthulling vast te houden. Met haar conclusie weet ze uitstekend weer te geven hoe een actueel onderwerp dat gevoelig kan liggen voor de nodige spanning kan zorgen en tegelijkertijd te impliceren dat dat ingewikkelder wordt gemaakt dan misschien nodig is.

Mariek en Marieke, gefeliciteerd met het boek Dialogen schrijven van Don Duyns.

Foto door Annie Spratt verkregen via Unsplash.

Schrijfcursus dialogen schrijven: de perfect afgestemde dialoog

Ik heb iets te vertellen, dus ik trek mijn mond open. Zo beginnen gesprekken en dialogen. Maar dan moet het hoge woord er nog uit…

“Dus uhm, ja, hoe zeg ik dat…”
“Gaat alles wel goed?”
“Nu je het vraagt, eigenlijk niet echt. Uhm, mijn vrouw is ziek.”
“Ach jee, is het bij jou ook al raak? Mijn zoontje heeft vorige week…”
“Dus ja…”
“O wacht, mijn telefoon gaat”
“En nu is het afwachten…”
“Sorry, hoor. Hoe is het met je broer, zei je?”

Deze personages zijn niet goed op het gesprek afgestemd. Wil je leren hoe je een dialoog beter op papier krijgt? Dan kan je mijn nieuwe schrijfcursus volgen: De perfect afgestemde dialoog.

Daarin leer je hoe je een vlotte dialoog schrijft. Niet alleen dat: je leert ook over de menselijke stem, waarom mensen en personages willen praten en hoe dat van elkaar verschilt. En hoe je met behulp van een dialoog je plot kan versterken en je personages onvergetelijk kan maken. Ik combineer daarbij mijn ervaringen als logopediste en schrijfcoach zodat spreken, communiceren en dialogen schrijven geen geheimen meer hebben voor je.
Kortom: je gaat het begrip ‘dialoog’ uitgebreid (her)ontdekken en er alles over leren, zodat je dialogen van de bladzijden af gaan spatten.

Les 1 van de cursus: het verschil tussen gesprek en dialoog

Lekker weertje, hè?”
“Vind je? Ik ga echt dood van de hitte…”
In een gesprek tussen mensen kan dit gesprek nog rustig  een paar minuten doorgaan, maar in een geschreven dialoog gaat het eerder verder als:“O. Nou, ik niet hoor.”
Punt. Einde verhaal. Soms vrij letterlijk. Tenzij je de dialoog uitschrijft alsof het een gesprek is tussen mensen, maar dan legt je lezer het boek alsnog weg. En is er nog steeds geen echt verhaal. Want een gesprek over koetjes heeft geen conflict, geen spanningsboog.

In de eerste les van de cursus ‘De perfect afgestemde dialoog’ leer je waarom gesprekken tussen echte mensen niet hetzelfde is als een dialoog tussen twee personages en hoe een dialoog soms heel anders lijkt te klinken dan hoe hij op papier staat. Ook leer je welke rol de menselijke stem daar in kan spelen. Je gaat dus ook kennismaken met de stem.
En wist je al een dialoog meer moet zijn dan alleen twee personages die gezellig babbelen? In deze eerste les leer je ook wat de functie is van een dialoog en hoe je die voor het plot en de spanningsboog in kan zetten. Met vijf opdrachten om te maken, zet deze les je meteen flink aan het werk.

Les 2: ‘Ik heb iets te vertellen’ waarom praat je personage?

Waarom praat je personage eigenlijk?

Die vraag staat centraal in les 2 van de schrijfcursus: ‘de perfect afgestemde dialoog’. Je personage  heeft iets te zeggen, zoveel is duidelijk. Maar is het boos, of blij en wil het daarom een woordenstroom op papier loslaten? En waarom heeft het juist deze gesprekspartner uitgezocht? Is de geliefde alweer het slachtoffer van geklaag over een lange werkdag, of is er juist iets te halen bij een klasgenoot?
Dit zijn zaken die aan bod komen in een dialoog, maar ze hebben effect op je algehele plot en de spanningsopbouw daarvan. Daar ga je in deze tweede les van de cursus naar kijken.
Ken je een spraakwaterval van wie je wel eens zou willen dat er een timer op de spreektijd zat? Verrassing: een personage heeft die een, want als een personage op ieder moment en eindeloos zou mogen praten, is er niets meer van een plot over. Het moet zijn ‘two minutes of fame’ goed uitkiezen: spreken is voor een personage een voorrecht. Hoe dat zit, leer je ook in deze tweede les.  

Les 3: komt dat uit jouw mond? Uniek taalgebruik van een personage

“Aju paraplu, Harry!”  Je zou er wel even van staan te kijken als dat uit de mond van Perkamentus zou komen. Terwijl het juist perfect past bij je jolige buurman Cor.
Ieder personage heeft dus een eigen figuurlijke stem. Aan het taalgebruik kan je vaak al merken wat voor type het is. Maar je kan daarmee veel meer dan alleen een type neerzetten. Je kan met het taalgebruik zelfs duidelijk maken aan de lezer hoe je personage door anderen gezien wil worden.

En dan is daar de letterlijke stem nog: de reden dat deze cursus aan zijn naam komt.
In les 3 krijg je ook een handjevol logopedische inzichten mee, zodat je op een realistische manier een spreekstem voor je personage kan kiezen.
Kan je daar iets mee, dan? Jazeker! Bij bepaalde stemmen hebben mensen associaties. Zo kun je een symboliek versterken zonder dat het er duimendik bovenop ligt. Bovendien een unieke stem kan ervoor zorgen dat je personage opvalt tussen alle andere inwoners van de papieren wereld die allemaal hetzelfde praten, omdat de meeste schrijvers weinig tot geen aandacht aan besteden.  Een stem van een personage kan dus helpen je hele verhaal memorabel te maken. In deze les  kan je met vier opdrachten ook weer lekker aan de slag.

Les 4: de drie mogelijke lagen van een dialoog: haal het beste uit je plot en je personages

Zeg jij altijd precies wat je denkt? Dan zou je het als personage in een boek niet zo goed doen…
Personages verschillen in meerdere opzichten van mensen. Een van de belangrijkste verschillen is dat ze altijd een agenda hebben. Nee, ze werken niet allemaal voor de geheime dienst. Maar waar jij en ik gewoon ons leven kunnen leiden, moeten personages er altijd voor zorgen dat het plot draaiende wordt gehouden en spannend blijft. En dat bepaalt hun manier van praten volledig.
Personages praten op drie mogelijke manieren. Een enkele keer recht voor zijn raap, meestal houden ze informatie achter of bedoelen ze meer dan ze zeggen. En soms praten ze op een manier die lijkt alsof ze inderdaad voor de geheime dienst werken.
In deze laatste les van de cursus leer je met behulp van vijf opdrachten wanneer je personage op een bepaalde manier praat en hoe je dat goed uitwerkt in een dialoog. En ook wat voor invloed dat heeft op de rest van je verhaal. Want zoals je op dit punt van de cursus al zal weten: een dialoog staat nooit helemaal los van de rest van je boek. Ben je klaar met deze les? Dan wacht er  nog een eindopdracht waarin je je schrijverskunsten kan bewijzen.

Cursus bestellen

Je kan je hieronder inschrijven voor de cursus.

Lees hier ook de inzendingen van de schrijfwedstrijd ‘Het geheime gesprek’, waarmee de winnares de cursus won.

Goed om te weten over de cursus ‘de perfect afgestemde dialoog’

  • De cursus kost 199 euro, inclusief btw.
  • Je krijgt de eerste les opgestuurd zodra aan de betaling is voldaan. Voor een vlotte afhandeling van de administratie is het fijn als je samen met je aanmelding je naam en (factuur)adres doorstuurt. In overleg is betalen in termijnen mogelijk.
  • Om je niet te overweldigen en de feedback ook ten volle te kunnen benutten, krijg je een volgende les toegestuurd zodra je met de huidige les klaar bent.
  • Feedback op de inleveropdrachten krijg je binnen maximaal 10 dagen opgestuurd.
  • Je kan de cursus op ieder moment starten en helemaal op eigen tempo volgen. Je bent aan geen enkele deadline gebonden.
  • Je krijgt geen (erkend) diploma met deze cursus: in plaats daarvan ontvang je een leesrapport van je eindopdracht.

Afbeelding van Belinda Fewings, verkregen via Unsplash.

Holle frases in je voordeel gebruiken bij spannende scènes

We kennen ze allemaal, die zinnetjes waar je eigenlijk geen, of anders altijd hetzelfde antwoord op verwacht. In een verhaal werken deze vrijwel nooit. Dat wordt te pas en te onpas gezegd door schrijfcoaches. Deze week gaan we eens wat beter kijken naar waarom dat zo is en ook hoe je deze zinnen alsnog in je voordeel kan gebruiken. Dan worden deze zinnen niet langer doodsaai, maar juist superspannend!

Holle frasen als afdwingende clichés

We kennen allemaal de sociale regels die schuilen achter zinnen als:
* “Lekker weertje hè?”
* Hoe gaat het?
* Zo, lekker aan de wandel?
Laten we die eens vanuit een schrijversperspectief bekijken.
Kort door de bocht gezegd: het is een ‘ja (goed)’ waarna het gesprek ongemakkelijk doodvalt als iemand merkt dat je je niet aan die sociale norm houdt. In het echte leven valt er een ongemakkelijke stilte. Niet fijn, maar in een verhaal loopt dan de complete scène spaak. Dan ben je nog verder van huis.

Of het is een toestemming of startsein om uitgebreid te gaan roddelen of te klagen:
“Ja, ik moet wel wandelen, want anders word ik gek…”
“Hoezo?”
“Breek me de bek niet open, Sjaak.. Mijn vrouw heeft weer eens…”
Hupsakee, daar ga je. Drieduizend woorden en geen enkel echt plotpunt later… Het zijn van die dialogen waar geen enkele laag in zit, behalve de buitenkantlaag, en waar geen narratieve ruzie wordt gemaakt.

Beide gevallen van zo’n gesprek zijn ontzettend cliché omdat je weet op welke manier dit gesprek verder gaat. Dat zou op zich niet zo’n ramp zijn. Meestal kan je clichés kneden en naar je eigen hand zetten. Maar deze clichés zijn zo hardnekkig dat zodra je daarvan afwijkt, de lezer zodanig in verwarring raakt dat die zelf de draad van het verhaal ook meteen kwijt is. Waar je er nog wel mee weg komt dat Romeo en Julia niet meteen, maar pas na drie dagen vlinders voelen, is het bij holle frases zo dat je ze moet volgen volgens een bepaald stramien, wil je geen nutteloze een onnodige verwarring zaaien.

Wat als je dat nu eens niet zegt?

Je kan holle frases nog steeds in je voordeel gebruiken. Om het effect daarvan helemaal te doorgronden, kijken we eerst wat er kan gebeuren als je die holle frase een keer niet zegt.
In het echte leven word je waarschijnlijk asociaal worden gevonden als je “Hoe is het?” overslaat. Of veel te direct of dramatisch als je eerlijk antwoord dat het niet zo goed gaat. Of je lijkt aandachtsgeil of te overheersend als je “lekker aan de wandel?’ overslaat en iets anders zegt. Want dan bepaal jij onmiddellijk het gespreksonderwerp nog voor de toon goed en wel gezet is.
In een boek wordt die toon later in de scène gezet. Personages komen binnen, lezen elkaars lichaamstaal, dat wordt voor de lezer vertaald, met show don’t speak of sfeeromschrijvingen en dan pas wordt er daadwerkelijk gepraat. En omdat een lezer net ‘ze stond vrolijk een ei te bakken’ heeft gelezen, is het slechts een herhaling van het overduidelijke om dan nog eens: ‘Hoe gaat het?’ te vragen.

Met andere woorden: in een boek zijn deze simpele beleefdheidszinnetjes niet alleen storend omdat ze vrij letterlijk nietszeggend zijn. In zekere zin zorgen ze er paradoxaal genoeg voor dat ze met zo’n lege zin de informatie die er wél in verscholen zit, twee keer in korte tijd onthullen.

Holle frase als plotselinge en welgedoseerde ommezwaai

In een boek werkt een holle frase dus vaak niet omdat de scène daarmee veel op dezelfde voet doorgaat. Je kan de andere kant van dezelfde medaille gebruiken om de scène juist veel spanning te geven. Laat het gesprek niet op de voorspelbare manier verder gaan, maar gooi het roer juist helemaal om.
Je kent dat moment wel dat de stilte om te snijden is en je dan een wanhopige poging doet om die te verbreken door iets heel banaals te zeggen:
“Dus, dat betekent dat zij gaan scheiden…”
Na een akelige stilte zei Kimberly: “Zo, Ik moet Jurre maar eens op gaan halen van de opvang…”

Dit ligt er natuurlijk wel erg dik bovenop. Maar als je een holle frase gebruikt als verborgen laag, kan het de lezer op het puntje van de stoel laten belanden. Vooral als een slechterik het heft in handen krijgt met dit simpele zinnetje.

Denk aan iets als:
Er is een kind ontvoerd en de moeder weet dat de buurman dat gedaan heeft. Ze kan het echter tegen niemand zeggen. Buurman dreigt het kind te vermoorden als ze haar mond opentrekt. Moeder staat dus machteloos en Buurman weet dat. Dan komen ze elkaar tegen op straat, waar andere buren bij staan. Buurman groet Moeder:
“Hoe gaat het met je, Kimberly?” (Word je al paranoïde? Ben je al aan het nadenken of je bereid bent om mijn eisen in te willigen?)
“Lekker weertje, nietwaar Buurvouw?” (Ik weet dat dat het laatste is waar je je nu druk om maakt en daar geniet ik van.)
“Ga je een ommetje maken?” (Je weet dat ik je in de gaten houd. Als je ook maar in de buurt komt van het politiebureau, dan zal ik dat weten…)

Zoek je je toevlucht tot iets waarvan de buren zouden opmerken dat er iets geks aan is, zoals het voorbeeld waarbij Kimberly naar de opvang snelt na een ongemakkelijke mededeling, dan verander je de toon van de scène. Gebruik je een anders holle frase om iets gruwelijks of spannends in te verstoppen of verpakken, dan kan je daar eindeloos veel meer mee. Plottwists beginnen, uitwerkingen van personagebiografieën laten zien, relaties tussen personages op zijn kop zetten, nieuwe doelen mee introduceren, noem maar op.

Een holle frase heet zo omdat hij niets toevoegt aan een scène of een gesprek en daarom maar al te snel wordt vergeten. Maar als je ervoor zorgt dat deze zin juist het belangrijkste is dat er gezegd wordt op een manier die niet zomaar vergeten wordt, dan krijg je de lezer gegarandeerd aan het bibberen!

Foto door Daniel Lincoln verkregen via Unsplash.

Zo schrijf je een perfecte dialoog: zeven aandachtspunten

Een perfecte dialoog heeft geen eenvoudige formule.  Je plot en je personages hebben er grote invloed op. Maar met deze zeven aandachtspunten kom je een heel eind.

1)  Je personage mag geen publiek hebben

Schrijf nooit iets wat leest alsof je personage de lezer direct informeert over een bepaalde stand van zaken. Weten je held en de gesprekspartner wat er aan de hand is, wat de relaties onderling zijn, maar de lezer niet? Als je dat uitschrijft, is dat een ‘As you know, Bob’. Blijf weg van deze Bob!

2) Laat het begrip ‘realistisch’ los

Bedenk wat een personage in het grote geheel met deze dialoog wil bereiken. In zekere zin kan je stellen dat mensen tijdens praten socialiseren in het achterhoofd hebben. Personages daarentegen moeten vooral iets duidelijk maken. Soms over zichzelf, soms over de plot. Maar gewoon kletsen, dat doen ze zelden tot nooit. Schrap dat ‘lekker weetje hè?’ dus vooral. ‘Realistisch praten’ hoeft een personage niet.

3) Laat weten wie er aan het woord is en waarom

Ieder personage kan praten, maar kan je ook aan het taalgebruik ook zien wie er aan het woord is, ook als dat niet uitgeschreven staat in de scène? Deze manier van gepersonaliseerd taalgebruik geeft iedere dialoog een origineel tintje. Al helemaal als je laat zien wat de reden is dat je personage blijft praten in plaats van ermee stopt.

4) Bedenk wat er nog meer wordt gezegd

Omdat personages niet hetzelfde praten als mensen, bedoelen ze negen van de tien keer meer dan ze eigenlijk zeggen. Neem deze subtekst mee in je dialoog om hem levendig te maken.

5) Als het lichaam spreekt…

Soms zegt lichaamstaal veel meer dan gesproken woorden. Maak daar dan ook gebruik van, ook in een dialoog!

6) Neem de juiste regie

Regieaanwijzingen in een dialoog kunnen zowel een vloek als een zegen zijn. Overweeg goed wanneer en hoe je ze gebruikt, dan weet je zeker dat je dialoog goed in balans blijft.

7) Bepaal de laag

Een dialoog kent drie mogelijke lagen. Die van de buitenkant, de binnenkant en de verborgen laag. Bepaal eerst het doel van je scène om te weten wat het nu is dat jij en je personages letterlijk dan wel figuurlijk gaan zeggen. Kijk vervolgens hoe ze dat gaan doen en hoeveel ze weg willen geven. Aan hun gesprekspartner of de lezer. Dan weet je welke laag passend is voor je dialoog en blijft je lezer op het puntje van de stoel zitten.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jarritos Mexican Soda verkregen via Unsplash.

Drie mogelijke lagen in een dialoog

Met een dialoog kan je personage heel veel dingen zeggen. Soms is wat gezegd wordt recht voor zijn raap, soms houdt je held iets geheim en soms kom je op het punt dat niets zeggen meer zegt dan duizend woorden. Deze lagen van een dialoog kan je gebruiken om je tekst de juiste toon en kleur te geven.  

Buitenkant, binnenkant, verborgen laag

Net als een personage heeft een dialoog drie lagen.
De buitenkant is het spreekwoordelijke open boek: er wordt gezegd wat er wordt bedoeld, zonder dat er iets achter zit of je personage iets probeert te verbergen.
De binnenkant is: “Ik zeg iets, maar iets anders zeg ik ook (niet).” Er zijn meerdere interpretaties of een groter doel in het spel.
De verborgen laag is ‘binnenkant 2.0’. Er wordt iets ook (niet) gezegd, maar de lezer kan hierbij aanvoelen: ‘iets klopt er niet’ of ‘hier zijn we nog vele scènes mee zoet’. Deze dialoog staat niet op zichzelf, maar wordt een puzzelstukje van een plottwist of is de eerste beat van een plotlijn waarin bijvoorbeeld een groot geheim wordt onthuld.

Dit tipartikel heeft ter verduidelijking een casus. De vraag: vindt Maartje Stijn leuk?

De buitenkant: ongecompliceerd

“Maartje, vertel eens: vind je Stijn leuk?”
“Leuk? Ik vind hem een absolute hunk! Heb je zijn wasbordje gezien? En hij is zo attent!”
Of:
“Uhm, eerlijk gezegd wel…”

Lekker duidelijk, hè?  

De buitenkant heeft geen vaststaande sfeer of toon. Van vrolijk tot woedend en alles ertussenin. Misschien denkt je personage er nog iets achteraan. In het tweede voorbeeld bijvoorbeeld: betrapt!
Maar zolang de dialoog er niet van verandert, is de buitenkantlaag in het spel. Of Maartje ‘betrapt!’ denkt of niet, is onbelangrijk. Ze zou zelfs kunnen zeggen: “En wat dan nog?” omdat deze dialoog enkel gaat over het eenduidige antwoord op de vraag van haar gesprekspartner. 

De binnenkant: de extra tekst

In een goede dialoog wordt er veel niet uitgesproken. Daarom gebruik je de binnenkantlaag het meest, omdat het een pageturner-effect teweegbrengt. Wat is er aan de hand en wat gaat er nog meer gebeuren?

“Hé Maartje, Stijn kan goed zoenen hè?”
Deze zin alleen al kan betekenen:

  • Eens kijken of ze hapt.
  • Zou ze dat inderdaad weten?
  • Raad je me aan om hem ook eens te versieren?

De context van het verhaal vertelt wat er precies speelt, maar dit is niet alleen maar een verwachting van een ja of nee. Want is het echt interessant hoe goed iemand zoent? Waarschijnlijk wil de spreker liever weten wat er al dan niet is gebeurd, wat de onderlinge relatie is tussen Maartje en Stijn, of wat diens eigenbelang hierbij is.

Hij zoende me wel héél lang.”

  • Vond Maartje dat fijn?
  • Vond ze Stijn wanhopig overkomen?
  • Had Maartje meer initiatief verwacht in een stap verder gaan?
    Zo kan je een dialoog een eindeloze binnenkantlaag geven. Schrijf af en toe wel een buitenkantlaag om te voorkomen dat een simpele dialoog een complete detective wordt.  

De verborgen laag: een (extra) plot

Een verborgen laag heeft een inleidende scène nodig, of de lezer moet een cruciaal detail weten. Bij deze laag komt de wereld van het personage op zijn kop te staan. Negen van de tien keer krijgt lichaamstaal hier de overhand, omdat woorden tekortschieten of te veel verraden. Daarna volgt vaak een fikse plotwending.  

Maartje zoende gisteren met Stijn, vlak voor hij verongelukte:
“Vertel eens over deze zoenkampioen…”
Zonder het te beseffen, gleed Maartjes vinger over haar lippen. Even later begonnen die te trillen en holde ze de kamer uit.

Maartje doet alsof ze Stijn leuk vindt, als afleidend toneelstukje om de moord op de gesprekspartner te verdoezelen die zij en Stijn aan het beramen zijn:
“Enne… heb je zijn bed al kunnen inspecteren?”
Er trok een zenuwachtig spiertje bij Maartjes kaak. Mooi, onder het mom van de eerste zenuwen van nieuwe vlinders zou dat niet opvallen.

Kijk goed naar het doel van je scène en je dialoog, kies de juiste laag en hij is gegarandeerd interessant.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online

Foto door Harli Marten verregen via Unsplash.

Zo gebruik je regieaanwijzingen in een dialoog

Met een dialoog kan je personage heel veel dingen zeggen. Regieaanwijzingen helpen je de intensiteit of emotie te benadrukken. Daar kan je tekst zowel overdadig als prettig leesbaar van worden. Zo kan je regieaanwijzingen en dialoog combineren tot een mooi geheel.

Zeggen, schreeuwen of fluisteren

Regieaanwijzingen zijn de ‘losse woorden’ achter een zin. Ze geven verhalend of in een dialoog de intensiteit van een actie aan. Denk aan: zeggen, fluisteren en schreeuwen, maar ook: strompelen, rennen, kruipen… Het zijn de woorden die neutrale werkwoorden als zeggen en lopen wat meer kleur geven. Dat komt omdat het duidelijk is waar je het over hebt. Fluisteren is heel anders dan schreeuwen, omdat het respectievelijk 1 en 10 is op een schaal van 1 op 10 op de schaal van het gewone ‘praten’.

Gebruik geen regieaanwijzingen en je tekst wordt doodsaai. Gebruik ze te vaak en je tekst wordt doodvermoeiend. Maar regieaanwijzingen die weloverwogen in de tekst zijn geschreven, kunnen je dialoog veel kleur, maar ook inhoud geven.

Aanvulling op een dialoog

Als je een regieaanwijzing overweegt, kijk dan eerst goed naar je dialoog. Een regieaanwijzing verhoogt de intensiteit van je tekst, dus kijk eerst eens of dat nodig is. Vraag je daar vooral bij af:

  • Wat is het doel van deze dialoog/ deze scène?
  • Wat wordt er hardop gezegd en wat niet?
  • Wat is het tempo van deze scène?

Doel van een scène of een dialoog

Een scène of dialoog hoort altijd een bepaald doel te hebben. De lezer informatie verschaffen, spanning oproepen, een plotpunt afsluiten of starten, een setting duidelijk maken…
Dat maakt veel verschil voor de manier waarop je de scène schrijft.
De climax vraagt om intensiteit, een setting introduceren vraagt meer om neutrale observatie. Kijk goed naar je dialoog om te bepalen of je regieaanwijzingen echt nodig hebt. Je kan gerust iemand laten roepen in een scène waar de gemoederen hoog oplopen, maar als het doel is dat je lezer ziet dat dit personage een snel geïrriteerd is, is het misschien niet nodig om uitgesproken ‘snauwt hij’ te schrijven. Dan kan de dialoog zelf inhoudelijk duidelijk maken. Wil je laten zien dat dit personage een ongeleid projectiel is dat zonder waarschuwing kan ontploffen, dan is ‘schreeuwt hij’ heel effectief om dat extreme van het onverwachte te benadrukken. Kijk zo goed naar wat je wil bereiken en hoeveel en wáár de intensiteit van iets benadrukt moet worden.

Wat wordt er hardop gezegd?

In een goede dialoog wordt er veel hardop gezegd, maar misschien nog wel meer níet gezegd. Het kan lastig zijn om dat wat niet gezegd wordt, alsnog duidelijk te maken aan de lezer. Een regieaanwijzing kan daarbij uitkomst bieden. Denk hierbij aan iets als een tienerstel dat aan het flirten is.
“Ik verheug me op het weekend, als je ouders niet thuis zijn.”
Tieners zijn tieners, dus dit snapt je lezer best. Maar als je schrijft: “Ik verheug me op het weekend, als je ouders niet thuis zijn,”  fluisterde hij.  Is dat net dat tandje duidelijker en is er wat extra sfeer zonder dat je er complete zinnen aan vuil maakt. Zo kan een regieaanwijzing heel verrijkend zijn voor een dialoog.

Tempo van de scène

Zit je midden in een achtervolging of zit het kind bij opa op schoot een boek te lezen?
Het tempo van een scène of een dialoog kan ook bepalend zijn voor het toevoegen of weglaten van een regieaanwijzing. Of je dat moet doen of niet, zie je meestal wel als je de scène of de dialoog nog eens terugleest. Soms helpt het om een dialoog geen enkele regieaanwijzing te geven:
“Tekst.”
“Antwoord op tekst.”
“Volgend antwoord.”

Enzovoort.

Andere keren kan een welgekozen regieaanwijzing die tekst juist verrijken.

Probeer, wat je regieaanwijzing ook is, voor je te zien hoe iemand beweegt of praat als die schreeuwt, rent, fluistert, kruipt, mompelt…  Dan krijg je een goed beeld van de intensiteit die deze manier van praten of bewegen met zich meebrengt. En dus ook of dit bij het tempo van je tekst past of dat je de gesproken tekst voor zich kan laten spreken.

Dit tipartikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Age Cymru verkregen via Unsplash.

Zo gaan dialoog en lichaamstaal samen

Met een dialoog kan je personage heel veel dingen zeggen. Maar met lichaamstaal minstens net zo veel. Zo kan je die aspecten combineren om het meeste uit je tekst te halen.

Personages hebben nuances nodig

Als mensen beginnen met praten, kunnen ze soms hun hele hart uitstorten. Zonder enige vorm van rem. Personages kunnen dat niet: ga drie pagina’s door over hoe ellendig of leuk die persoon is of praat even lang over het revalidatieproces van de kat van de buren en je bent de lezer kwijt. Daarom zijn dialogen van zichzelf al een stuk kort en bondiger dan ‘echte mensentaal’.
Maar niet alleen hebben de personages een soort rem nodig, ze moeten ook meer zeggen dan ze bedoelen. Dat is nodig voor de nuance van een spanningsboog. Lichaamstaal kan daarbij de gulden middenweg geven die je zoekt.

Met de haren spelen of wegkijken

Waar denk je aan bij het lezen van deze kop? Het kan van alles en nog wat zijn. Verlegenheid, flirten, schaamte… En het kan gaan over een stelletje, een kind dat een standje krijgt, iemand die vernederd wordt in het bijzijn van de baas… Maar wat het ook is, twee dingen zijn zeker:

  • Het is geen blijheid van een tien op een tienpuntenschaal
  • Er is geen uitgesproken woord voor als je het door een personage laat zeggen

In het eerste geval kan lichaamstaal zonder woorden communiceren hoe het personage zich voelt. Dat leest sowieso al wat fijner dan het geforceerde: ‘Ik voel me zo…’ In het tweede geval kan er wel een woord zijn dat het ondersteund, zoals ‘tja’ of ‘uh’, maar de duidelijkste boodschap zit hem in de bewegingen en de lichaamstaal.

Acties spreken ook boekdelen

Mensen die ongeduldig met hun vingers op tafel trommelen, veel rondkijken als ze een ruimte binnenkomen, aarzelend een hand schudden of juist een ferme handdruk geven… Lichaamstaal zit hem ook met enige regelmaat in wat je grotere ‘acties’ zou kunnen noemen. Kijk dus niet alleen maar naar of iemand met een rechte rug of juist onderuitgezakt in een stoel zit als je naar lichaamstaal kijkt om over te kunnen schrijven.
Want zo kan je een dialoog niet alleen laten spreken zonder alles vol te moeten praten. Je kan hem ook letterlijk wat dynamischer maken als iemand tijdens een gesprek niet stilzit. Letterlijk, maar ook figuurlijk, door tussendoor nog iets anders op te merken aan de ander of aan de omgeving. Laat de blik bijvoorbeeld afdwalen naar een mooi schilderij. Wie weet wat dat later in het verhaal nog voor rol kan spelen.

Staat lichaamstaal op zichzelf?

Lichaamstaal, groot of klein in vorm, kan een fijne manier zijn om te laten zien wat het personage vindt of hoe het zich voelt. Maar waak voor de valkuil dat je lichaamstaal ook te veel over een kam kan scheren. ‘O, hij kijkt weg, dus hij is verlegen.’  Nee, dat is een eerste aanname. Maar je kan ook oogcontact verbreken omdat je je schaamt, woedend bent, je gevoelens niet wil verraden met je blik, noem maar op. Lichaamstaal werkt als een show, don’t tell, maar dan wel eentje die context nodig heeft om überhaupt te kunnen werken. Dat is waar de gesproken tekst de inleiding of aanvulling voor kan geven.

Gebruik van lichaamstaal in een dialoog

Probeer niet te veel te wisselen tussen spraak en lichaamstaal. Lichaamstaal zegt doorgaans zodanig veel – mits goed omschreven – dat het inderdaad meer zegt dan een handvol woorden. Als je lichaamstaal gebruikt, gebruik het dan als een soort climax. Als je een bepaald moment in de dialoog een zekere zwaarte wil geven is het een goede manier om je een aantal regels aan tekst te besparen, met een indrukwekkender effect.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto by Cristina Gottardi on Unsplash.

Zo ga je om met subtekst in een dialoog

Een dialoog is veel meer dan personages die kletsen of praten: het moet je méér vertellen over de personages en hun motieven. Daar komt subtekst om de hoek kijken.

De noodzaak van subtekst in een dialoog

Mensen moeten in gesprekken vroeg of laat direct zijn, om zeker te weten dat ze begrepen worden. In het echte leven weten we niet waar ons ‘verhaal’ naartoe gaat, wat er wel of niet gaat gebeuren, hoe anderen exact gaan reageren (op ons). Het leven is wispelturig en onvoorspelbaar, maar een boek kan dat niet zijn: het moet structuur hebben met een spanningsopbouw, akten… Dat is een van de reden dat een dialoog veel subtekst moet hebben.

“Ik haat jou.”
“Ik jou ook.”
Over wie gaat dit? Waarom haten deze personages elkaar?
“Omdat jij mijn kat hebt pijn gedaan.”
“Jij hebt anders mijn kind verwaarloosd tijdens het oppassen!”

Voor een korte scène of bij een climax kan dit prima werken. Maar stel je eens voor dat iedere dialoog zo direct en zo oppervlakkig is. Dat rammelt aan iedere basis van goed schrijven. Het is tell, geen show, je leert de personages niet kennen, tenzij je een stortvloed aan infodump toevoegt, het wordt cliché, noem maar op.

Daarom moet je kijken naar een manier waarop het personage iets indirect kan duidelijk maken. En het liefst ook nog iets over het verhaal, andere personages of het verhaalthema kan vertellen. Uiteraard zonder dat het opvalt. 

Verstop een ‘ik wil’ in een dialoog

Een tienerstel is elkaar aan het versieren.
“Vind je me mooi?” vraagt Meisje.
“Anders zou ik dit weekend niet met je naar bed willen,” aldus Jongen.  

Gebrek aan romantiek terzijde, dit leest dus veel te direct op de lange duur. Schrijf als referentie op wat je als schrijver of het personage met dit gesprek willen bereiken, maar niet hardop zegt. Meisje wil horen hoe mooi ze is, Jongen wil duidelijk maken hoe hij uitkijkt naar het weekend, wanneer de ouders niet thuis zijn.

Dat levert iets op als:

“Ik denk eraan om mijn haren te krullen.”
“Wat een leuk idee!”
“Met steil haar voel ik me zo gewoontjes.”
“Heb je met Barbara gepraat? Díe is gewoontjes, maar ze heeft jouw lach, wangen en benen niet, ook al zijn haar krullen dan mooi.”
“Vind je mijn wangen echt zo mooi?”
Jongen buigt voorover om Meisjes wang te strelen.
“Wacht maar eens af hoe ik dit weekend jouw wangen en steile haar ga strelen. Je ouders zouden door het lint gaan als ze dat zouden zien…”
“Die zien niets vanuit Frankrijk, hoor…”

Op deze manier kun je eindeloos variëren met informatie vrijgeven of achterhouden, een verhaalthema verder uitdiepen, of andere personages en hun onderlinge relaties of heldenreizen verder uitwerken.

Neem Barbara. Of ze nu een zus, tante, of het coolste meisje van de klas is, zonder het letterlijk te hoeven zeggen, weet je nu dat Meisje gevoelig is voor bepaalde meningen van anderen, onzeker over haar uiterlijk en/of graag gevleid wordt.

Als ze letterlijk zegt:
“Ik wil dat je me versiert, of Barbara voor me zwartmaakt, want ik krijg graag complimentjes/ zit vol hormonen/ ben onzeker/ weet niet wat ik met mezelf aan moet.”
En daarbij ook nog:
“En ik weet dat je verliefd op me bent, dus ik gebruik mijn krullenvraag om zeer waarschijnlijk precies te krijgen wat ik van je verlang.”

werkt dat niet.  Zie je het effect van de subtekst, als je dit vergelijkt met elkaar?

Een dialoog met subtekst laat personages realistisch aanvoelen en je op een vlotte manier andere personages en plotpunten introduceren, zonder complete scènes aan de gedachten van je personage te hoeven besteden.

Kijk dus goed naar wat jij als schrijver of een personage nog méér wil zeggen of duidelijk maken en je dialogen worden vlot en rijk. Zowel qua informatieverschaffing als de leesbeleving.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Photo door Stefan Steinbauer verkregen via Unsplash

Schrijfoefening: show, don’t speak

Show don’t tell is zo’n beetje dé basisregel van creatief schrijven. Zonder deze regel wordt een verhaal erg langdradig, of komt de tekst niet tot leven. Er zijn verschillende manieren om show don’t tell toe te passen, waarvan een er vaak wordt vergeten.

De basis van show don’t tell: terecht tegenprotest?

‘Schrijf ‘de tranen lopen over mijn wangen’ in plaats van ‘ik huil’.’ Voilà: show don’t tell in een notendop. Iedere schrijfcoach hamert erop hoe belangrijk die regel is en geeft verschillende manieren en redenen om show don’t tell toe te passen. Maar theoretische regels zijn nooit heilig, al wordt show don’t tell soms wel zo gezien. Zodanig zelfs dat er ook een tegenbeweging voor deze schrijftechniek is ontstaan. Onterecht, maar daar moet wel een kanttekening bij geplaatst worden. Show don’t tell wordt alleen onterecht heilig als je die notendopregel als enige interpretatie van de regel ziet.

Nu gaan we praten…

Beginnende schrijvers schrijven vaak dat de tranen over de wangen rollen, om vervolgens alsnog in een overdaad aan tell te belanden, vaak in de vorm van een as you know Bob. Zo raken sfeeromschrijvingen en dialogen met elkaar verweven op een manier die het allebei die schrijfvormen alleen maar teniet doet. Daarom kijken we tijdens deze schrijfoefening naar een nieuwe regel/ term: show, don’t speak. Je beschrijft iets zonder een dialoog. Als je van lichaamstaal uitgaat, kan je namelijk show don’t tell toepassen zonder alsnog in een dialoog of ergens anders compleet de mist in te gaan met een overdaad aan ‘tell’.

Show don’t speak: start met een voorspelbare trope

Voor deze schrijfoefening ga je observeren. In het openbaar of een wat meer vertrouwde setting, dat is aan jou. Zorg er wel voor dat je weet wat je grofweg kan verwachten of wat er gaat gebeuren: je moet gaan werken met een enigszins voorspelbare of vertrouwde trope. Denk daarbij aan:
* Een treinreiziger
* Een verliefd stel
* Een verjaardag
Kortom: iets wat je al zo vaak hebt gezien dat je kunt wachten op het moment dat de reiziger ongeduldig op zijn horloge gaat kijken, de conducteur langskomt, het stelletje koosnaampjes gaat gebruiken of gaat kussen, of er iemand lang-zal-ze-leven gaat zingen. Tante Sjaan natuurlijk, want tante Bep is een minuut daarvóór de taart gaan halen.

Bepaalde dingen lopen volgens een bepaald stramien dat je ziet aankomen als je grofweg tien jaar of meer aan levenservaring hebt. Probeer nu eens te bepalen waarom je dat nu precies aan ziet komen. Want die treinreiziger gaat echt niet zeggen: ‘ik word hier altijd zo ongeduldig van, als de trein weer eens drie minuten te laat komt en ik moet hollen voor mijn overstap.’ Nou vooruit, sommige mensen zijn levende as you know Betty’s ( ;)) maar die zijn zeldzaam. We zijn meestal bang dat mensen denken dat we gek zijn als we hardop in onszelf praten. Daar kan je je voordeel mee doen.

Schrijf om te beginnen op waaraan je de ‘start van de trope’ ziet:
* Die twee mensen houden handen vast, dat is een verliefd stel
* Die man in pak in de trein is een zakenman op weg naar een vergadering
* Een groep tienermeiden steekt de koppen bij elkaar: er komt een roddel aan

Wat gebéurt er nu?

Omdat we er zo gericht zijn om naar inhoudelijke spraak te luisteren, vergeten we te kijken naar wat er gebéurt. Dat is de volgende fase: goed opletten. Houd je ogen en oren open en probeer als er sprake is van gesproken taal, die weg te filteren. Dat kan aanvoelen als een focus op detail. Het kan zo uitpakken, maar dat hoeft niet zo te zijn.
Kijk eens naar deze tabel. Je zal zien dat er non-verbale, maar duidelijke dingen zijn die geen extra verbale uitleg meer nodig hebben, en details zijn die al zo veelzeggend zijn dat het geforceerd over zou komen als je personage nog zou zeggen: ‘dus ik voel me…’ of ‘dus ik bedoel maar:…’

Opvallende zakenDetails
iemand loopt met open armen op de ander af iemand speelt met de haren, terwijl die de geliefde aankijkt
diepe zucht en fronsend voorhoofdiemand schuift subtiel een eindje weg van de ander op een stoel, of keert de rug wat meer naar de ander toe
rennen in plaats van lopenEen stem breekt wanneer iemand start met praten
een stel dat je naar een hotelkamer wil stureniemand blijft een paar tellen voor een deur staan vóór het binnenlopen

Kijk vooral naar de kolom met details. Waarschijnlijk lijken dat geen details meer op het moment dat je ze zo afzonderlijk ziet staan. Want als dat verliefde meisje dat met de haren speelt geen (heimelijke) kus wenst of probeert te stelen… En als de stem op het punt staat te breken, volgt er geen leuk nieuws. Dan hóef je niet te weten wat er inhoudelijk gezegd gaat worden om het beeld te snappen. Dat vormt het uitgangspunt van deze schrijfoefening: probeer een (niet zo subtiel) detail of iets opvallends te vinden en schrijf dat uit in een korte sfeeromschrijving, zonder dat je terugvalt op dialoog. Je zal zien dat deze ‘show don’t speak’- scène heel interessant kan zijn zonder gesproken tekst.

Iemand wil opbiechten hoeveel de ander voor hen betekent, maar dat mislukt.

‘Show and speak’ wordt:
Het bloed racete door haar aderen toen ze hem aankeek. Ze slikte. Precies die blik deed haar geloven dat ze meerwaarde had.
“Je moest eens weten hoeveel…”
“Ja?” vroeg hij geduldig.
Maar haar stem wilde niet meer.

‘Show don’t speak’ wordt:
Haar handen trilden terwijl ze hem aankeek. Haar blik hield de zijne vast. Ze deed haar mond open en weer dicht. Ze merkte dat haar hand ongemerkt naar de zijne was opgeschoven, alsof die die van hem had willen pakken. Ze schudde verwoed haar hoofd en draaide van hem weg, hopend dat hij de opkomende tranen niet had gezien.

Zoals altijd zijn toepassingen van schrijftechnieken slechts richtlijnen. Maar voeg ‘show don’t speak’ zeker toe aan je arsenaal van schrijftechnieken als een mogelijke vervaging van ‘show dont tell’.

Foto door 青 晨 verkregen via Unsplash

Taalgebruik in dialoog: wie praat er eigenlijk?

Praten doen we allemaal, mens en personage. En iedereen heeft zo zijn eigen spreekstijl. Bij mensen kan dat al opvallen. Bij personages kan het gebruik van een slimme eigen stem een verhaal op zichzelf vertellen.

Liefje of schatje, de vent en dames en heren

Het kunnen aanspreekvormen, koosnaampjes of gewone woorden zijn, maar we hebben allemaal een bepaalde voorkeur voor woorden.
Vind je het fijn om ‘schatje’ genoemd te worden, maar is ‘liefje’ je te klef? Iemand anders denkt precies het tegenovergestelde. En zo kan ‘vent’ het perfecte woord zijn om stoere mannelijkheid te benadrukken. De ander ziet het als een belediging, omdat die dat eerder vindt klinken als ‘slijmerige gladjakker’.

Zo zijn er ook nog woorden die als vanzelf al iets aangeven. Noem iemand een dame of een heer en je weet dat het van respect betuigt, of dat het om iemand in welgestelde kringen gaat. Zo iemand noem je nooit een gozer of een griet.

Bedenk eens of en waarom je personage zo voorkeuren voor een bepaald taalgebruik of woorden heeft en waarom. Wisselt het ook met taalgebruik aan de hand van de setting? Of is het zo authentiek of asociaal dat het ook ‘effe’ zegt als de koning voor de neus staat? Roept het een vriend met ‘Gast!’ ‘Maat!’ of de voornaam?

Kijk zo naar woordgebruik en de kans is al kleiner dat al je personages (letterlijk) hetzelfde klinken.

Waarom praat je personage (terug)?

Vroeg of laat gaan je gedachten afdwalen of probeer je het gesprek te eindigen als een gesprek saai is. Dat zou je personage ook moeten doen als de dialoog saai wordt…
 Zorg ervoor dat je personage een reden heeft om te luisteren en/of terug te praten. Dat hoeft niet meteen een stuitende reden te zijn.  Je personage kan ook een ander argument willen geven in een discussie, of het gesprekonderwerp of de gesprekspartner prettig vinden.  
Stel dat de gesprekspartner over een pretparkbezoek vertelt. Redenen voor je personage om te blijven luisteren zijn bijvoorbeeld: willen weten of dat park een bezoek waard is, interesse in het leven van de gesprekspartner of interesse tonen als versiertruc. Maar je personage kan precies datzelfde onderwerp met dezelfde partner vreselijk vinden, omdat de gesprekspartner alleen maar over de eigen belevenissen praat, dat pretparkverhaal al honderd keer is langsgekomen, of omdat je personage een deadline heeft en jolige Pardoes van de Efteling nu geen plaats heeft in de emotionele toestand van stress.

Hoe dan ook heeft die reden in het hier en nu van je held invloed op wat die zegt, hoe die het zegt en waarom het gesprek al dan niet langer doorgaat. Gebruik dat om een dialoog sfeer te geven. Het is het verschil tussen:
“Ik verheug me erop om morgen de blije snoetjes van mijn eigen kleinkinderen in de Efteling te zien. Weer een oma-doel bereikt!” Of: “Morgen naar de Efteling? Whatever.” Allebei is het een ja op de vraag of iemand morgen naar de Efteling gaat, maar met een wereld aan verschil van beleving en manier van uiten.

Kijk altijd wat er nog meer schuilgaat achter de letterlijk gesproken teksten. Zo kunnen dialogen erg waardevolle show don’t tells zijn. Over de geschiedenis van je personage, de setting van een scène, wat er komen gaat, wat geweest is…
Je kan in een dialoog zo enkel de sfeer van het moment weergeven, maar ook een compleet verhaalthema uitdiepen. Als je de dialoog gebruikt voor meer dan alleen ‘praten’, heb je een schat aan mogelijkheden te pakken om je verhaal kleur en vaart te geven.

Deze tip verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Trung Thanh verkregen via Unsplash