De innerlijke voorlezer en nadruk van woorden

De innerlijke voorlezer is de stem in je hoofd die je tekst voorleest om zo het ritme en de toon van je tekst te proeven. Die is onmisbaar om te controleren of je tekst wel overkomt zoals jij dat wilt. Maar hij kan ook dingen verknallen. Een van de grootste valkuilen van de innerlijke voorlezer is de te grote nadruk die die soms op woorden legt.

De innerlijke voorlezer: emoties en stembuigingen

De innerlijke voorlezer is onmisbaar voor zowel het reviseren en het schrijven van je tekst. Je wilt immers dat je lezers in het verhaal worden meegezogen en daarvoor is er iets nodig dat je tekst – vrij letterlijk- interessant laat klinken .Je leest dus in je hoofd niet voor als een robot, maar met de nodige emoties en stembuigingen. Waarschijnlijk ga je als vanzelf vrolijker ‘praten’ als je personage een gat in de lucht springt en krijgt het archetype wijze tovenaar eerder een diepe trage stem dan een hoog en snel spreektempo, omdat je dat beter bij hem vindt passen.
Als je goed schrijft, is de kans groot dat je lezer een innerlijke voorlezer krijgt bij jouw tekst die die emoties en stembuigingen grofweg hetzelfde interpreteert.

Het gevaar van nadruk in een tekst

Wat de innerlijke voorlezers van de lezer en jou echter meestal niet delen, is een bepaalde nadruk. Kijk eens naar deze tabel:

Je innerlijke voorlezer lijkt te zeggenDit staat daadwerkelijk op papier
De kus was zo zacht en zoet, dat zij nog nooit zoiets fijns had gevoeld.De kus was heerlijk zacht en zoet.
Hij was woest en kon hem wel wurgen. Hij bedacht al wat de beste manier daarvoor zou zijn.Hij was zo kwaad, dat hij hem wel kon wurgen.
De smerige vleespastei deed hem al kokhalzen bij de geur alleen.De vleespastei was vreselijk smerig.

Jij ziet als schrijver soms meer in de tekst dan er daadwerkelijk staat. De eerdere blogpost van de innerlijke voorlezer gaat in op hoe dat oorzaak kan hebben in de manier waarop je schrijft, maar nu ga ik uit van principe dat je de tekst heel anders beleeft. Dat heeft dus niet met geschreven taal te maken, maar wel met die film over je verhaal die je voor je geestesoog ziet afspelen.

Zie je hoe de teksten hierboven van de innerlijke voorlezer extra (‘grote’) woorden heeft? Dat is het resultaat van een verlangen om nadruk te geven aan datgene wat je voor je ziet: “Lezer, snap je wel dat die kus echt super speciaal is? Snap je het echt? Zie je het voor je? Want als je dat niet doet voeg ik die nadruk wel toe, hoor!” Met de voorbeelden in de tabel als resultaat, of zinnen als:
* Het was donker. Echt donker.
* Ze sprong een gat in de lucht, gelukkig als ze was. Zo gelukkig was ze nog nooit geweest.
Van de in totaal achttien woorden in die zin wordt er drie keer herhaald hoe gelukkig de vrouw is. Een keer met een spreekwoord en twee keer met het expliciete woord ‘gelukkig’ wat slechts vier woorden tussen de herhaling heeft zitten.

Het resultaat: de tekst leest drammend of als het cliché overdreven verliefd en klef stelletje:
Ik hou van jou.”
“Ik hou anders meer van jou, schattebout.”
“Echt waar? Hihi, hoeveel hou je dan van mij?”
(Het soort stelletje waarvan je denkt: mag ik een teiltje?)

Om te voorkomen dat dit gebeurt kun je een innerlijke voorlezer die met teveel nadruk lijkt te lezen, zien als dat kleffe stel.

De kleffe voorlezer

Heb je gezien wat dat kleffe stel voor effect heeft? Naast een zekere ergernis van dat drammerige, zou je ook kunnen zeggen: “Alsof ik dat zelf niet kon bedenken. Ik wéét dat jullie verliefd zijn, dus dan is een keer de liefde verklaren voldoende. Ik lees niet voor het eerst over een verliefd stel, dus die ‘ verdere uitleg’ heb ik niet nodig.

Nu is een verliefd stelletje iets wat een lezer misschien al honderd keer heeft gelezen, versus de eerste keer ‘tiener wil een goed doel oprichten’ waar jij over schrijft. Maar er is een veel ‘diepere basis’ die ieder verhaal deelt, ongeacht de invulling van het plot of genre: de menselijke beleving. Ook al is een trope gloednieuw, je lezer is wel bekend met een gemene deler die personages en mensen delen: het leven van een leven, weten hoe het is om mens te zijn.
Dat klinkt erg filosofisch, maar zo zwaar hoef je er niet aan te tillen. Denk aan simpele dingen als:

* Als je bang bent, kan dat als donkerte voelen (Het was donker. Echt donker. )
* Van blijdschap kan je vreugdedansjes gaan maken (Ze sprong een gat in de lucht, gelukkig als ze was. Zo gelukkig was ze nog nooit geweest.)
De doorgehaalde extra zinnen met nadruk kunnen weg, omdat dat in wezen al voor zich spreekt, gezien hetgeen waar je over vertelt.

Er zijn momenten waarop herhaling of nadruk echter werken als een tierelier. Maar daarvoor is het nodig dat de lezer:
* zich maar moeilijk voor kan stellen hoe verregaand de gevolgen zijn. ( Lees: als schrijver moet je het echt uitleggen, in plaats van benadrukken)
* je personage door en door kennen.

Volgende week schrijf ik uitgebreider over, maar om af te sluiten over het onderwerp van de voorlezer zelf:
Als je jezelf erop betrapt dat je innerlijke voorlezer iets benadrukt, of tekst leest die er niet staat, ga dan eens na:
* is mijn voorlezer klef (wordt die te veel meegesleept door mijn verbeelding lijkt het doodnormale onterecht vreselijk speciaal)?
* is dat ‘kleffe aspect’ mijn eigen invulling, of misschien een darling?
* voegt het benadrukken echt iets toe, of mag je erop vertrouwen dat je lezer slim genoeg is, of voldoende in het verhaal geïnvesteerd heeft om zelf conclusies te trekken?

Vaak is nadruk het resultaat van enthousiasme, maar dat hoef je niet in een enkel woord of een enkele zin te zoeken. Je lezer deelt dat enthousiasme vanzelf als je goed en interessant schrijft 🙂

Foto door hosein ashrafosadat verkregen via Unsplash

Je innerlijke voorlezer: hoe komt je tekst écht over?

Je herinnert je het misschien nog uit je jeugd, of je bent het door het luisterboek nooit vergeten, maar een goede voorlezer kan een verhaal nog mooier maken dan het al was. Tijdens het schrijven heb je ook een innerlijke voorlezer, die het je helaas erg lastig kan maken om objectief naar je eigen tekst te kijken. Hoe komt dat zo?

De innerlijke voorlezer en de toon van je tekst

Als je begint met schrijven, heb je meestal al het nodige onderzoek gedaan en ken je je personages ook al redelijk goed. Daardoor kan er al een denkbeeldige film van je verhaal in je hoofd gaan draaien. In die film zie en hoor je het nodige al haarscherp. Je verhaal -of beter gezegd je tekst- wordt zo voor jou al levendig voor die goed en wel geschreven is. Daardoor krijgt de tekst een bepaalde toon. Vaak is dit een vrij letterlijke toon: in je hoofd lees je je tekst al voor, om zo de cadans van je zinnen te proeven om te zien hoe of zelfs óf je tekst een beetje lekker loopt. Zo komt je innerlijke voorlezer tot stand.

Kun je je nog herinneren hoe een tekst tot leven kwam als je werd voorgelezen? Een goede voorlezer doet een verhaal veel goed.

Een fantastische voorlezer: de tekst zoals hij hoort te zijn

Een goede voorlezer merkt (subtiele) veranderingen in de tekst en past daar zijn toon op aan. Dit kan door elk personage een andere stem te geven en de bijbehorende emotie goed weer te geven. Ook kan een subtiele stembuiging de betekenis van een zin extra nadruk geven. Jan Meng is daar een meester in. Hij is een veelbekroond voorlezer. Hij krijgt het volgende voor elkaar.

* “Als je niet zorgt dat die uit haar snavel houdt, vliegt ze eruit!”
Regieaanwijzingen
zijn hier overbodig. ‘Vliegt ze eruit’ klinkt boos genoeg.
* “Lijk ik soms achterlijk?” snauwde oom Herman, die stukjes gebakken ei in zijn borstelige snor had zitten.
In de toon hoor je tussen neus en lippen door: “Ja, eigenlijk wel…” ?
* Dirk, die zo dik was dat zijn achterwerk over de keukenstoel puilde
Het woord ‘puilde’ krijgt daar een zodanige vocale nadruk, waar jij als schrijver nog een woord als ‘vreselijk’ of ‘ontzettend’ zou gebruiken om het achterste van Dirk te omschrijven: zijn vreselijk dikke achterste of zijn ontzettend grote achterwerk .

Jouw innerlijke voorlezer

Waarschijnlijk leest jouw innerlijke voorlezer het verhaal net zo levendig en divers voor als in bovenstaande voorbeelden. Dat is normaal, omdat jij als schrijver al helemaal in het verhaal gezogen bent. Misschien heeft je personage zelfs al een eigen stem, waardoor jouw innerlijke voorlezer nog interessanter klinkt. Maar helaas is het zelden zo dat de innerlijke voorlezer van jouw lezer net zo getalenteerd is als Jan Meng. Je kan je eigen tekst redelijk makkelijk overschatten of de manier waarop die overkomt verkeerd inschatten. Dan kan je tekst stukken minder indrukwekkend zijn dan hij voor jouw persoonlijk lijkt. Enkele voorbeelden:

Je innerlijke voorlezer lijkt te zeggen Dit staat daadwerkelijk op papier
De kus was zo zacht en zoet, dat zij nog nooit zoiets fijns had gevoeld.De kus was heerlijk zacht en zoet.
Hij was woest en kon hem wel wurgen. Hij bedacht al wat de beste manier daarvoor zou zijn. Hij was zo kwaad, dat hij hem wel kon wurgen.
De smerige vleespastei deed hem al kokhalzen bij de geur alleen. De vleespastei was vreselijk smerig.
Merk op hoe groot het verschil in beleving is tussen de interpretatie van de innerlijke voorlezer en de daadwerkelijke tekst.

In wezen is een fantastische voorlezer een extra aanvulling op het show don’t tell principe. Met slechts enkele woorden en een passende stembuiging zie je veel meer voor je dan daadwerkelijk wordt verteld. Als schrijftechniek is dat principe onmisbaar, maar niet als interpretatie van een daadwerkelijk geschreven tekst. Als je erop inzet dat een lezer met zijn innerlijke voorlezer de ‘extra interpretatie’ aan de tekst kan geven, sla je vroeg of laat de plank mis door te weinig te omschrijven. Onthoud dat niet iedereen gezegend is met een persoonlijke Jan Meng tijdens het lezen van een boek.

Kritisch kijken naar je innerlijke voorlezer

Je innerlijke voorlezer zal je tekst vrijwel altijd mooier laten klinken dan hij eigenlijk is. Dat is niet erg, maar je moet je er wel bewust van zijn. Er is een aantal dingen die je kan doen om ervoor te zorgen dat je wat neutraler naar de intonaties van je innerlijke voorlezer luistert:
* Proeflezers inschakelen: zij hebben geen innerlijke voorlezer die vooraf al een beeld bij het verhaal heeft. Die van hen is nog neutraal. Hierdoor lezen ze makkelijker wat er daadwerkelijk staat dan wat er ‘hoort te staan’.
* Hardop en neutraal voorlezen. Lees je eigen tekst daadwerkelijk voor en doe dat expres met een toon die saai aanvoelt. Je hoeft niet per se monotoon te gaan lezen, maar let er wel op dat je niet voorleest om leuk of ‘goed’ te klinken. Ga dus niet mee in de stembuiging die passen bij bepaalde woorden. Ga niet lager en somberder praten als iemand verdrietig is, bijvoorbeeld.
* Wees extra alert op betekenis van woorden op een tienpuntschaal. Stel dat je personage boos is. Het kan gebeuren dat je schrijft: Hij riep kwaad naar zijn moeder. Terwijl je innerlijke voorlezer het voorleest met een intensiteit die overkomt als: Hij schreeuwde kwaad naar zijn moeder. Schreeuwen is een tandje erger dan roepen. Als er woorden zijn die een bepaalde intensiteit met zich meebrengen, let dan goed op of je tekst en je innerlijke voorlezer wel overeenkomen met elkaar.