Kinderen ontwikkelen zich in fases, en zo lezen zij ook in fases. Eerst wordt het voorgelezen, dan gaat het zelf de basis voor lezen en spellen leren daarna volgen algauw de ‘echte boeken’. Bij beginnende lezers zijn dit nog eenvoudige verhalen, aan het einde van de basisschool kunnen er al serieuze avonturen worden beleefd. Maar ongeacht de precieze leeftijd is ‘avontuur’ een fijn woord om als houvast te gebruiken als je voor kinderen schrijft.
De wereld in fases ontdekken
Hoewel je dat het best kan zien bij zeer jongere kinderen, zijn kinderen van allerlei leeftijden bezig om de wereld te ontdekken. Dat gaat samen met een zekere honger naar avontuur. Als een kind net leert lopen, is gaan en staan waar je wil het avontuur, voor een peuter is dat naar school gaan en voor een achtste groeper is dat het schoolkamp. Misschien wel voor het eerst in een stapelbed of een slaapzaal en stiekem plannen maken om de jongens of de meisjes ’s avonds te gaan bezoeken als de leiding niet kijkt.
Zo heeft iedere leeftijdsfase in de kindertijd zijn eigen avonturen. Avonturen die, als je er met een volwassen oog naar kijkt niet het noemen of zelfs maar het opmerken waard zijn. Lopen? Daar denken we niet bij na. En naar school? Dat is de kinderlijke versie van werken. Volwassenen met een ‘saaie kantoorbaan’ hebben daar niet vaak zin in: een kleuter staat te springen om naar school te gaan. En die slaapzalen tijdens het schoolkamp in groep 8? Sommige volwassenen vinden een slaapzaal in een hostel tijdens het backpacken nog oké, anderen willen daar nog niet dood gevonden worden….
Gewenning of ontwikkeling
Bovenstaande avontuurlijke instelling van kinderen kan je als schrijver op twee manieren bekijken. Vanuit het oogpunt van gewenning, zoals dat het voor volwassenen niet meer interessant is om je te continu te verwonderen over het feit dat je kan lopen. Maar ook ontwikkeling speelt hierbij een rol. Kinderen kunnen steeds meer dingen bevatten of doen naarmate ze ontwikkelen, maar gedurende de kindertijd is er nog altijd wel iets nieuws om te ontdekken.
Daarbij komt ook nog het punt dat kinderen zich emotioneel relatief langzaam ontwikkelen. Het is niet voor niets zo dat ‘je gedraagt je als een puber’ een belediging is om te zeggen dat iemand te snel zijn slof schiet, niet bij de wensen van anderen stilstaat, of koppig is. En dan is de puberteit de fase ná de kindertijd. Anders gezegd: kinderen kunnen nog niet zoveel emoties voelen of identificeren als volwassenen. Dus daardoor zijn psychologische romans niet voor hen geschikt. Dat is misschien een open deur. Anderzijds moet je je ook bedenken dat je kinderen tekort doet als je doet als ze ‘nog niets snappen’. Want alleen omdat een vierjarige verdrietig is omdat die niet buiten kan spelen en de tienjarige huilt omdat die de sportselectie niet haalt, zouden ze niet begrijpen wat verdriet is…? Kinderen kunnen wel degelijk van alles voelen, maar dat beperkt zich tot een context (van begrip) die relatief beperkt is, omdat hun wereld nog kleiner is.
Als avontuur zich overal verstopt…
Kinderen kijken dus met een blik van avontuur naar hun alledaagse leven. Zodra ze iets ouder zijn, treedt er voor hen ook gewenning op. Waar de zesjarige zich nog over letters en cijfers kan verwonderen, is een kind van tien daar al aan gewend. Maar als het om belevingswereld gaat, zijn ze nog altijd in meer of mindere mate vol verwondering over relatief alledaagse dingen, of staan dromen en fantasieën die volwassenen als naïef kunnen bestempelen nog op de voorgrond. ‘Als ik later groot ben, vlieg ik naar Mars.’ ‘Er moet een einde worden gemaakt aan honger in de wereld.’ Er is nog zoveel te ontdekken, doen of op te lossen in de wereld, dat zien kinderen als een avontuur, zij het misschien niet in de traditionele zin van het woord.
Als je die avontuurlijke instelling samen met de (emotionele) ontwikkeling als uitgangspunt neemt, wordt het een stuk makkelijk om een schrijfstijl te bepalen die gericht is op kinderen:
- Er is altijd wel iets nieuws te ontdekken
De ene keer is dat een nieuwe speeltuin, de andere keer is het leren hoe je een boomhut maakt. - De meeste dingen die een kind meemaakt vindt het interessant, omdat die helpen zich te ontwikkelen
Vrienden maken, op vakantie en daarmee het onbekende tegemoet gaan, sporten en daarmee bewegen en je energie kwijtkunnen, iets nieuws leren en je belevingswereld verbreden… - Iets hoeft niet ingewikkeld te zijn om interessant te zijn
Sterker nog: met de relatief ‘simpele’ emoties die een kind wel kan voelen, voelt die ze ook sterker. Dus je hoeft niet over een enge ziekte te schrijven om een kind verdriet te bezorgen: ‘je kan niet mee op schoolkamp nu je je been hebt gebroken’ volstaat. - Iets is interessant als het inspeelt op de emotionele beleving
Daarom is griezelen zo leuk voor wat oudere kinderen. Ze weten echt wel dat spoken niet bestaan, maar daar haal je de emotionele beleving van spanning bij een goed kampvuurverhaal niet mee weg. - De situatie moet herkenbaar zijn
Schrijf daarom liever over de pestkop op het speelplein dan over de onderdrukker in een oorlog. Kinderen kunnen empathie voelen voor anderen, maar daarvoor moet de context van de situatie wel duidelijk voor ze zijn, anders wordt het te hoog gegrepen. Dat wil overigens niet zeggen dat helemaal niet over ingewikkelde zaken mag schrijven. Maar dan moet je er wel voor zorgen dat het ingewikkelde terug wordt gebracht naar een begrijpelijke basis.
De jongen in de gestreepte pyjama is hier een uitstekend voorbeeld van. De achtjarige Bruno maakt de Tweede Oorlog van heel dichtbij mee. Toch begrijpt hij niet wat er gebeurt. De lezer leest vervolgens hoe hij Hitler maar een schreeuwlelijk vindt en hem daarom niet mag. Of dat hij tegen zijn Joodse vriendje zegt dat hij net als zijn vader soldaat wil worden, omdat hij in zijn onschuld en onbegrip denkt dat vaders nu eenmaal altijd eervol werk doen.
Foto door Klim Sergeev verkregen via Unsplash
