Zo schrijf je een personage dat je nare kriebels geeft

Personages zijn interessant als ze op de oppervlakte heel leuk en lief lijken, er toch iets achter zit waar je die kriebels van krijgt. En waar je je als lezer en schrijver dan af kan vragen hoe zo’n personage toch die ergernis veroorzaakt.

Schrijven over personages die je nare kriebels geven

Personages waar je de kriebels van krijgt, zonder dat je eerlijk kan zeggen waarom, zonder zelf arrogant of aanstellerig te lijken noem ik  kriebelpersonage. Bedoeld of onbedoeld spelen deze personages slachtoffer, willen ze macht, of hebben ze een persoonlijke geschiedenis of karaktertrekken die haast griezelig is. Ze geven je erg onbehaaglijke kriebels, zowel als schrijver als lezer.
Neem een moeder die denkt dat ze een goede moeder is, maar ondertussen haar kind zodanig klein houdt, in het gareel wil houden en vertroeteld dat het verstikkend is voor het kind. Je kan niet zeggen dat het oneerlijk is van deze moeder dat ze haar tienerzoon lieve briefjes in de lunchtrommel toestopt, maar als Moeder dat doet om maar niet onder ogen te zien dat zoonlief in de puberteit raakt en zo wil voorkomen dat hij haar van zich losmaakt en geïnteresseerd raakt in meisjes, is dat iets heel anders.

Een goed voorbeeld van een kriebelpersonage is de fotoboekenvrouw van Brigitte Kaandorp. Je kan niet zeggen dat het fout is van een moeder om haar kinderen fotoboeken te willen geven, maar als het echt zo’n mens is als Brigitte schetst, dan is het wel iemand waar van alles mis mee is.  

Wat moet er een ongemakkelijk gevoel geven?

De fotoboekenvrouw van Brigitte heeft van alles verkeerd gedaan. Aandacht getrokken, zich opgedrongen, de wensen van de kinderen jarenlang genegeerd… Kijk eerst eens wat voor iemand ‘zo’n mens’ precies is. Het is een verschil of je aandacht trekt, of jezelf op de eerste plaats zet. Dat kan hetzelfde lijken, maar wees alert: dat kan een nuanceverschil zijn dat een enorm verschil kan maken, zoals de near enemies bij emoties.
Op zo’n zelfde manier moet je ook duidelijk krijgen waar jij precies de lezer of andere personages ongemakkelijk mee wil laten voelen. Haalt de moeder altijd alle aandacht naar zich toe, dan kan het kind later uit zijn op wraak, verstikt ze het kind in haar liefde, dan kan dat misschien wel alle contact willen verbreken. Kortom: het kan een heel verschil maken voor je verhaalthema.

Naar de tekentafel

Als je duidelijk hebt wat voor ergernis dit personage precies op moet roepen, kan je het verder gaan ontwerpen. Een paar uitgangspunten die je daarbij aan kan houden zijn:

Wat doet het personage fout?Op het moment dat je denkt alleen maar lief, aardig en attent bent, maar mensen je alsnog irritant vinden, dan gaat er iets fout. Probeer zo goed mogelijk in kaart te brengen wat je personage precies fout doet. Is het uit op aandacht, of juist op controle? Is een bepaald kind het slachtoffer of juist iedereen die te goedhartig is om iets slechts achter anderen te zoeken?

Meestal schrijf je geen personage dat met opzet deze mensen ergert of pijn doet. Schrijf daarom op wat die blinde vlek veroorzaakt waardoor je personage denkt dat het foute juist het goede is om te doen.

Waarom verandert het personage niet?

Deze zin alleen al is interessant bij het ontwikkelen van het personage; dit antwoord is ook de comfortzone. Het kan een combinatie zijn van een blinde vlek en het verlaten van de comfortzone. Dan kan je gaan kijken wat er nog moet gebeuren voordat de eerste stapjes richting het verlaten van de comfortzone worden gezet, hoe de blinde vlek in een klap kan worden weggehaald. Daar kan je dan het verdere plot mee aanvullen.

De blinde vlek en de comfortzone zijn  nog vrij onschuldig: dit personage weet niet beter en bedoelt het goed. Maar het kan nog wat erger: dit personage heeft echt slechte bedoelingen, of op zijn minst weet van het ongemak van anderen die het veroorzaakt, maar weigert daar iets aan te doen. Dan draagt het een masker of een schild.

Hoe belangrijk is het masker of het schild?Een personage draagt een masker als het bang is door de mand te vallen als anderen diens ware aard zien: ik ben niet zo’n goede moeder als ik aan de buitenkant lijk. Hier is het personage zich bewust van.
Een schild is als er iets voorgevallen, zoals een trauma of wanneer het personage weigert om aan zelfreflectie te doen en zo niet meer vatbaar is wat anderen van je denken. Je personage doet dan alles om maar niet onder ogen te zien dat er iets moet gebeuren. Dit gaat zo ver dat je personage zich er niet meer bewust van is.

Probeer vast te stellen wat de schilden en maskers van je personage zijn en in hoeverre die het dagelijks leven van je kriebelpersonage hebben overgenomen.

Wil je het schild of het masker afnemen?

Als er sprake is van een masker of een schild, vraag jezelf dan af of je deze afpakt van je kriebelpersonage of niet. Het levert twee heel andere verhalen op. Bij het een ontdek je grofweg hoe mensen nog met begrip naar elkaar toe kunnen groeien als verdedigingsmechanismen worden afgenomen. Bij het andere laat je zien hoezeer diezelfde middelen ervoor kunnen zorgen dat mensen compleet uit elkaar groeien, of kunnen uitgroeien van kriebelpersonages tot echt verdorven slechteriken.

Pas op voor de valse held

Een kriebelpersonage is er een die makkelijk kan uitgroeien tot een valse held. Wees erop alert dat die het plot op slot zetten. Je personage mag gerust irritant of zeurderig zijn. Maar dat zijn eigenschappen die een plot heel snel op slot kunnen zetten. Een plot is in een verhaal bijna  synoniem voor beweging. Iemand die alle aandacht op zichzelf vestigt om de nadruk te leggen op hoe alles zo zwaar is, niet beweegt, of alle schuld bij anderen legt en het principe van ‘het verlaten van de comfortzone ontwijken’ bijna tot een kunst verheft, kan je hele verhaal uit balans brengen en verstoren.

Foto door Anastasiya D, verkregen viaUnsplash.

Zo worden emotionele beslissingen spannende plottwists

Mensen en personages verschillen soms niet eens zo veel van elkaar. Bijvoorbeeld als ze denken dat ze heel rationeel zijn en altijd de meest doordachte oplossingen nemen. Dat is misschien zo, tot het moment waarop er iets gebeurt waar de emotie de overhand krijgt. Je kan dit in je voordeel gebruiken om een plottwist in gang te zetten of om een subplot extra kleur te geven.

‘Dat zou mij nooit gebeuren…’

We zijn er allemaal wel eens schuldig aan geweest. Er overkomt iemand iets naars als gevolg van een onhandige zet of vreemde gedachtengang. Dat was óns nooit overkomen. “Je had kunnen weten dat ze niet verliefd op je was. Ze wilde verkering zodra ze hoorde van de status van je bankrekening…”
Om dan zelfs vervolgens voor een leuke verschijning te vallen die je niet veel later in de steek laat.
“Dat had je kunnen weten,” aldus je eerdere gesprekspartner. “Had je niet gehoord dat jouw lieveling door meerdere mensen zo genoemd wordt? Dat was míj nooit overkomen…”

Emotionele betrokkenheid als boosdoener

In zekere zin heb je gelijk als je van een afstandje denkt dat bepaalde ‘domme dingen’ jou niet zouden overkomen. Zeker niet als je van jezelf al wat meer rationeel bent ingesteld. Maar de mens is nog altijd een emotioneel en sociaal wezen. Zodra je ergens dichter of emotioneel bij betrokken raakt, is het makkelijker om te bedenken dat alleen anderen iets naars overkomt. Want ‘dit voélt zo goed’. Of: we hebben het hier over iemand die tijd in mij geïnvesteerd heeft. En dan leer je elkaar kennen. En mensen die je kent, bedonder je niet. Zo kan emotionele betrokkenheid een boosdoener worden.
Anders gezegd, in iets meer ‘creatieve schrijverstaal’: zodra je empathie voor de situatie weet op te roepen is het voor zowel lezer als personage moeilijker om objectief naar een verhaallijn te kijken. Die zijn nu persoonlijk betrokken bij het verhaal. Dat kan je in je voordeel gebruiken.

Emotioneel betrokken personages

Je kan je verhaal spannender of diepgaander maken als je personages op een soortgelijke manier emotioneel betrokken maakt bij wat hen overkomt. Zeker als jij als schrijver je personage goed kent, is het een goede methode om zowel de spanningsboog als het plot nog meer te verrijken. De belangrijkste dingen om daarvoor te weten, zijn de zaken waar je personage het meest om geeft. Denk aan dingen als:

  • Een wens die in vervulling kan gaan
  • Het welzijn van geliefden
  • Een project waar je personage nauw bij betrokken is
  • Een angst die uit kan komen

Een belangrijk punt hierbij is dat je personage het gevoel moet hebben dat het daar een zekere grip op kan hebben, of de uitkomst daarvan kan sturen. Dat zijn dan dingen als:

  • Als ik hard genoeg train, kan ik sportkampioen worden
  • Ik kan mijn kinderen gelukkig maken door een leuk verjaardagsfeestje voor ze te organiseren
  • Als ik genoeg flyers uitdeel, dan wordt dit project bekend bij het grote publiek
  • Als ik maar hard genoeg werk, ziet niemand dat ik me een mislukkeling voel

Je kan een nieuw subplot in het leven roepen door je personage precies daar te raken waar het pijn doet. Waar het ene personage volledig rustig blijft als het deze maand rood staat, is dat voor het andere reden om alle objectiviteit te verliezen. Kijk dus eerst goed in de personagebiografie wat dat pijnpunt precies is. Als een heel subplot erop moet leunen, kies dan voor het element dat er het meest uitspringt.

Personage in paniek!

Je zet als schrijver iets in gang wat je personage absoluut niet wil. Het hoeft niet per se de grootste angst te zijn, maar het moet wel iets zijn waar je personage absoluut van af wil. En wel nu meteen. Die behoefte aan onmiddellijke actie zet je personage aan tot soms ronduit domme dingen. Wordt mijn kind gepest? Dan ga ik naar de moeder van de pestkop om te zeggen dat haar rotkind in de stront kan zakken. Dat is natuurlijk niet de manier om iets op te lossen, maar als de emotie het overneemt, zijn we niet altijd zo slim meer…

Zo is het relatief makkelijk om van kwaad tot erger te gaan, als dat nodig is voor het plot. Waak er wel voor dat je het niet groter maakt dan het hoeft te zijn. Deze eerdergenoemde moeder zo laten doordraaien dat ze doodsbedreigingen overweegt is geen goed plan. Houd het verschil tussen wat je personage en je plot willen of zouden willen goed in de gaten.

Als je op deze manier je personage gaat pesten, kijk dan eens goed wat die eerste, soms banale reacties zijn. Schrijf ze desnoods op in je opschrijfboekje. Hier kan je leren, of als opfrisser weer zien wat de leermomenten, grootste angsten en de mogelijke groeiprocessen van je personage zijn. Met andere woorden: hier kan je een conflict in gang zetten dat bij je personage past. En omdat het een subplot betreft, kan je zo de laatste loodjes van een levensles nog even belichten. Denk bijvoorbeeld aan het derde obstakel. Of licht in het eerste obstakel al een tipje van de sluier op wat jouw personage later in het verhaal laat panikeren.

Wie staat erbij en kijkt ernaar?

In een staat van paniek en gedachten van: alles behalve dat! Zal je personage alles en iedereen om hulp gaan vragen. Misschien zelfs wel de ergste vijand. Zo kan je dit subplot ook gebruiken om vriendschappen te verstevigen, vijandschappen (verder) aan te wakkeren. Ook kan je dit moment gebruiken om überhaupt de stand van zaken van een relatie op te maken. Wat kunnen of willen omstanders doen in tijden van paniek bij dit personage. Je leert in tijden van nood wie je vrienden zijn. Zijn er gedurende je verhaal al wat dingen gebeurd waar de lezer en of je personage niet helemaal de vinger op kan leggen? Dan kan dit subplot helpen om dingen duidelijk te maken. Als jij als medestander iets makkelijk op kan lossen vanwege een bepaalde emotionele afstand, maar dat niet doet…

Deze karaktereigenschappen passen bij de trope van een interessant personage

Als je een personage gaat schrijven, begint de eerste schets altijd met een trope: een algemeen idee voor je personage wat gebaseerd is op bepaalde aannames. Die aannames zijn nodig om je personage te begrijpen en in en bepaald kader te plaatsen. Zo blijft het te volgen, ook voor de lezer. Maar als je te veel van een standaard trope uitgaat, wordt je personage dat ook. Voeg iets unieks, zo niet onverwachts toe en je personage wordt een stuk interessanter.

De starttrope van een personage

Schrijf drie personages op die je kent uit een boek met één woord of één begrip erachter die zegt wat hen weergeeft.
Dan krijg je waarschijnlijk een antwoord als: de uitverkorene, het lelijke eendje, de tovenaar. Dat zijn wat je de ‘starttrope’ zou kunnen noemen. Het allereerste uitgangspunt waar de verdere uitwerking van dat personage op gebouwd is. Pas daarna komen de kenmerken of de tropes die het ene personage onderscheiden van alle andere papieren personen in de fictiewereld. En met een starttrope ben je er nog niet. Die heb je meer dan een nodig, anders is de basis niet stevig. Maar zodra die basis stevig staat, kan je het ontwerpen van een personage erg spannend worden. Bijna als een plottwist.

Wat is een stevige basis voor een personageontwerp?

Voordat je een personage schrijft dat spannend, interessant, heldhaftig of uniek is, wil je een personage hebben dat te begrijpen valt. Vergeet daarbij het oproepen van empathie nog even. Het gaat hier om de absolute basis van wie het personage is. Daarbij moet je vooralsnog bijna, zo niet helemaal in stereotypen gaan denken. Schrijf je over een hippie? Ja, dan is dat inderdaad iemand die drie keer per dag mediteert, aura’s van anderen kan lezen en daar het beroep van heeft gemaakt en die ‘contact met de aarde’ zoekt. Kortom: je personage is net zo extreem overdreven en oppervlakkig als de Ekoplazamedewerkers in de sketch van Jochem Meijer.
Want ga in de beginfase van een boek maar eens uitleggen dat je personage wel een hippie is, maar niets heeft met wierook, meditatie en zes ons vlees per dag eet in plaats van veganistisch te zijn…Dat schept onnodige verwarring.

Als je bepaald hebt wat de absolute starttrope is -bankier, verpleger, hippie….- dan schrijf je daarna drie kenmerken op die vrijwel onmiddellijk volgen op die associatie:
– bankier: rijk, koel en formeel
– verpleger: zorgzaam, multitasker, invoelend
– hippie: mediteert, veganistisch, natuurliefhebber

Maak daar vervolgens in je opschrijfboekje een eerste schets van: hoe zit een alledaags leven er (waarschijnlijk) uit als die zaken de basis vormen? Schijf ook heel globaal op wat dat personage meemaakt. Je hoeft geen complete verhaallijnen te bedenken, maar schrijf daarbij wel dingen op als: sport graag, heeft baat bij een efficiënte planning maken, gaat het liefst met vrienden naar de bioscoop.

Als je deze globale schets van je personage hebt gemaakt, is het tijd voor het onverwachte element dat het karakter van je personage de diepgang geeft die het nodig heeft.

Diepgang voor je personage: het onverwachte of tegengestelde

Als je de eerste basis van je personage hebt uitgewerkt, weet de lezer waar die aan toe is. Dan is het zaak om iets toe te voegen wat je juist niet achter het personage zou zoeken. Denk aan dingen als:

  • De lieve oma van wie je verwacht dat ze breit, is een gerecepteerde gamer: ze zit in de landelijke top van een populaire shooter.
  • De mentaal zeer instabiele moordenaar kan heel rationele momenten hebben, waardoor die bijna normaal lijkt.
  • De gerespecteerde leider van het bedrijf, een allemansvriend, heeft achter de schermen een drankprobleem met een zeer kwade dronk. Het dreigt uit de hand te gaan lopen.

Merk op dat sommige dingen weliswaar tegenstrijdig kunnen zijn, maar ook onschuldig, zoals bij de oma. Andere keren is dat juist niet zo. Of, in het geval van de bedrijfsleider speelt er iets achter de schermen dat je later naar de voorgrond haalt. Wat je ook kiest, zorg ervoor dat het geheel van deze puzzelstukjes wel blijft kloppen, met name wat betreft het grijze gebied en dezelfde zijde van een medaille.

Plottwist, geheim, gegeven of heldenreis?

Zoals je waarschijnlijk ziet, is de onverwachte kant van je personage iets wat heel veel mogelijkheden biedt. Van het grootste geheim, een zaadje voor een plottwist, een heldenreis of ‘gewoon’ iets om je personage uniek te maken, het tegenovergestelde of onverwachte element kan allerlei kanten op. Het zal heel erg van je schrijfdoel, plotpunten en ook van het genre afhangen welke functie deze onverwachte karaktereigenschap gaat krijgen.

Als het een plottwist is, past dat goed bij een thriller of een detective, een feelgood heeft meer baat bij een groeiproces of een geheim, en een psychologische roman gebruikt dit aspect van het verhaal als een uitwerking voor de heldenreis. Hoewel niet zaligmakend, zijn hier een aantal vragen die je jezelf kan stellen om te zien hoe het onverwachte aspect van je personage je verhaal het beste kan dienen.

schrijfdoelschrijftechniek ter ondersteunning van onverwachte aspectonverwachte aspect personagegenre
spanninggeheim als plotontwikkeling, plottwistiets gemeens, of crimineels thrillers, detectives
uniek personagesfeeromschrijvingeniets onschuldigs, maar (sociaal) onhandigs feelgood, romance
een diepgaande heldenreisgeheimen, grootste angsteniets wat een masker ophoudtthrillers, psychologische romans
avonturen belevenhet plot rijk en continu veranderend houdenje personage geeft de missie steeds meer inhoud, of zorgt juist voor de nodige vertragingen. Je personage is wijs, onhandig, verward..fantasy, actie, thrillers

Als je op deze manier naar het ontwerpen van je personage kijkt, zie je hoe personage en plot hand in hand gaan. Omdat in deze fase de ideeën als paddenstoelen uit de grond kunnen schieten, kan het handig zijn om verschillende woordenwebben, tijdlijnen of andere schema’s bij te houden. Ook in de fase van de tekentafel ontstaat er soms een butterfly effect dat sneller zijn draad kwijt raakt dan je misschien zou willen. Zeker als je bedenkt dat we het nu over een personage hebben gehad en er nog andere personages bij zullen komen…

Foto door krakenimages verkregen via Unsplash.

Zo schrijf je een personage dat zichzelf tegenwerkt

Er zijn vele redenen waarom een personage zichzelf tegenwerkt. Dat kon je in de vorige blogpost al lezen. Ieder personage heeft iets paradoxaals in zich om interessant te zijn, anders wordt diens persoonlijkheid dat van een stuk karton. Een personage dat zichzelf tegenwerkt, heeft heel vaak iets wat het niet laat zien. Maar zodra het aan de oppervlakte komt, is het niet meer te stoppen.

Wat wordt er weggestopt?

Een personage dat zichzelf tegenwerkt, moet iets weg te stoppen of te compenseren hebben. Dat kan onschuldig zijn: als je held een houten Klaas is, zal het niet snel naar de sportschool gaan en ontwijkend gedrag vertonen als de vriendengroep het daar een keer voor uitnodigt. Dat kan een ongemakkelijk moment opleveren. Er zullen eindeloos veel smoesjes volgen en als de held dan toch een keer wordt overgehaald, zal het op talloze manieren zichzelf voor schut zetten door de onhandige manier van doen.
Hier kan je al zien dat er meerdere ‘laagjes’ zijn. Om de niet-atletische kant te verstoppen, worden er smoesjes verzonnen en zodra daardoorheen wordt geprikt, eindigt dat in gestuntel: het tripje naar de sportschool is onvermijdelijk en eindigt op de eerstehulppost met een gekneusde teen.

Maar het weggestopte probleem kan ook een complete scène of een heel verhaal dragen. Denk dan in termen van de grootste angst of grote schaamte. Dan gaat een personage zich echt niet zomaar gewonnen geven. Maar als je de zwakke plekken kent – die je in de personagebiografie hebt staan- kan je ervoor zorgen dat dit personage zich in de eigen voet schiet.

Casus: jurylid #3 Twelve angry men

In de film twelve angry men moet een jury bepalen of een 18-jarige die terecht staat voor de moord op zijn vader, schuldig is of niet. Bij de geringste twijfel moeten ze hem vrijspreken. In het begin van de film is er een jurylid dat ervoor pleit om de jongeman niet schuldig te pleinen, in eerste instantie gewoon om zijn zaak te bespreken. “Je kan niet zomaar iemand ter dood veroordelen zonder daarover gepraat te hebben,” is zijn gedachtegang. Uiteindelijk gaan de andere juryleden een voor een overstag, maar jurylid #3 is bijzonder koppig. Of eigenlijk: gewoon boos. Hij luistert niet naar argumenten: hij wil gewoon dat de jongen wordt veroordeeld. Dat komt omdat hij zijn zoon op de jongeman projecteert. #3 heeft een 22-jarige zoon met wie hij geen contact meer heeft. De film impliceert dat dat komt omdat de vader te agressief was naar zijn zoon.
Maar zo ziet vader dat niet. “Je doet altijd alles voor die verwende jongeren en dan kunnen ze je van alles flikken: ze hebben geen respect meer voor hun vaders.” Hij kijkt niet verder dan zijn eigen blinde vlek en daarom moet de jongen die terechtstaat hoe dan ook veroordeeld worden, als wraak naar zijn zoon. Maar in die blinde woede nemen andere juryleden hem op een bepaald moment minder serieus. Of #3 delft zijn eigen graf, met bijvoorbeeld:
“Wat maakt mij het uit of dát bewijs klopt? Dít bewijs is waterdicht, al het andere mag het raam uit!”
Om twee minuten later te horen, als hij op ander bewijs terugvalt: “Maar dat andere bewijs mochten we toch het raam uitgooien?”

Koppig of diepgaand?

Je kan het hoe en wat achter een koppig personage niet onthullen. Dat leest niet prettig. Maar een personage dat zichzelf tegenwerkt, zoals jurylid #3, kan ontzettend interessant zijn. Tot op het allerlaatst, als hij instort en al heel wat nare en kromme dingen heeft gezegd, is het lastig sympathie voor hem te voelen. De reden dat hij toch interessant blijft, is omdat datgene wat hem tegenwerkt – zijn eigen woede- consistent is in gedrag, maar niet in gevolgen. Langzaamaan keren steeds meer juryleden zich tegen zijn argumenten, manier van doen of ‘debatteren’. Bovendien wordt er uitstekend gebruik gemaakt (subtiel) van zaaien en oogsten.
Als een personage zo gedreven door één enkel motief, denkt het publiek: triggert zelfs dít jou? Kun je hier óók al boos om worden?
Blijkbaar wel. Als je het daarbij laat, gaat je personage mislukken en irritant worden. Geef een reden waarom die houding dat personage blijft dienen (of dat lijkt te doen!) en dan heb je ineens een heel interessante personagegroei om in de gaten te houden. Want als iets negatief is, dan kan iets jou niet alleen maar blijven dienen. Er komen scheurtjes in die tactiek. Het personage heeft dat zelf niet door, omdat die iets anders ziet gebeuren, of anders naar de situatie kijkt. ‘Maar wáárom dan?’ is wat het publiek geïnvesteerd houdt.
Jury #3 zou bijvoorbeeld kunnen denken: het gaat er mij niet om dat ik boos moet zijn, het gaat er mij om dat mijn gezag geldt, want daar hecht ik waarde aan. Dat boos zijn heeft daarvoor altijd gewerkt, dus dat heb ik tot mijn emotionele schild gemaakt.
Als er dan een moment komt waarop dat niet meer werkt, een personage dat te laat inziet en dus langzaam maar zeker het eigen graf delft, vraagt een toekijker zich af wat er nog meer komt, achter zit of gaat gebeuren: pageturner gegarandeerd.

Zoeken naar de ultieme trigger

Een ultieme trigger dwingt je personage tot uiteindelijke overgave. Wat dat is lees je in je personagebiografie. Geef het vorm alsof het een verhaalthema is: een en hetzelfde gegeven dat je op meerdere manieren kan verpakken. Als afbrokkelen van het gezag de ultieme trigger is, denk dan aan tegenspreken, niet luisteren, onbeleefd antwoord geven of negeren. Zo kan je voldoende variëren met een personage dat steeds opnieuw in de aanval gaat, maar voelt het wat minder alsof die steeds om hetzelfde (kleine) ding het hoofd stoot. Geef ondertussen ook hints naar de kern van het probleem, in plot taalgebruik, of sfeeromschrijvingen. Als de trigger dan maar blijft komen en de aanvalstactiek niet verandert, kost dat je personage vroeg of laat de kop. Tot dat moment aanbreekt of op het moment zelf kan je hints geven naar wat het eigenlijke probleem precies is om het verhaal spannend te houden.

Foto door Dmytro Tolokonov via Unsplash.

Een personage dat zichzelf tegenwerkt

Een perfect personage is nooit interessant. Om vaart te hebben en te houden, vraagt een verhaal dat een personage valt en opstaat. Bij voorkeur leert het daar ook nog van. Maar net als in het echte leven, kunnen personages erg hardleers zijn, of hun eigen grootste vijand. Dat soort personages zijn vaak bijzonder aantrekkelijk om over te lezen. Want je eigen grootste vijand word je niet zomaar, dus valt er met deze papieren persoontjes veel te ontdekken.

Wat drijft je personage?

Als je een personage ontwerpt, kijk je altijd naar diens persoonlijke geschiedenis. Wat heeft het meegemaakt, wat zijn de belangrijkste overtuigingen, grootste angsten…? Dit schrijf je op in de personagebiografie. Aan het eind van de rit heb je altijd een rugzakje waar iets uitkomt om het centrale conflict van te maken. Dat wat je personage aan moet gaat en waar het van kan groeien. Geen enkel fatsoenlijks personage komt deze fase van de tekentafel uit zonder de nodige uitdagingen. Als dat wel zo is, moet je het nog wat meer vormgeven.

Maar zo af en toe komt er een personage langs dat niet zomaar een uitdaging heeft, maar ook echt het spreekwoordelijke rugzakje: Zo niet een compleet koffer. Dat kan een serieus trauma zijn, maar dat hoeft niet per se. Het kan ook relatief ‘simpel’ zijn: je personage is vreselijk koppig. Dat klikt bijna te makkelijk: koppig zijn als een serieus obstakel. Maar een koppig personage kan het verhaal in zijn eentje volledig op slot zetten. Tenzij het de eigen vijand wordt. Wat het ook is dat dit personage zijn eigen vijand laat zijn, dat moet je goed onderzoeken.

Nog meer dan anders een personagepsycholoog spelen

Personagepsycholoog spelen is onvermijdelijk bij ieder personage. Om het veelzijdig maken, moet je bepaalde zaken aan elkaar kunnen koppelen. Dat kan al met iets simpels als: zij wil al haar hele leven moeder worden, dus zij is als moeder ook uitgesproken moederlijk en niet al te streng. Maar bij een personage dat diens eigen grootste vijand is, moet je dat preciezer en uitgebreider doen, omdat je een ander doel wil bereiken. Je wil niet alleen laten zien waarom zo’n personage is wie het is, maar ook hoe het zo geworden is. Daarvoor moet je de spreekwoordelijke laagjes kunnen afpellen. Wat zit hier (onderhuids) nog allemaal achter, en daar weer achter… om vervolgens zo tot de kern van het probleem te komen?
Dat doe je eerst voor jezelf, en vervolgens vertaal je dat naar een verhaalvorm. Gegarandeerd dat de lezer dan op het puntje van de stoel blijft zitten.

Door laagjes heen breken

Een personage dat laagjes heeft waar je als schrijver doorheen moet breken, doet altijd iets excessief De manier waarop het doet of denkt, lijkt wel heilig voor dit personage. En dat overmatige keert zich uiteindelijk tegen het personage. Denk aan dingen als:
– te veel plannen laat geen ruimte voor spontaniteit over als dat moet of andersom.
– een personage dat altijd de baas wil zijn, verliest uiteindelijk de macht, omdat anderen die agressieve houding niet meer pikken.
– Een koppig personage luistert niet naar andermans argumenten en schiet daardoor op een bepaald moment tekort, omdat het uiteindelijk slecht geïnformeerd is.

Maar als deze manier van doen, of denken het personage altijd heeft gediend, gaat het die gewoonte niet zomaar opgeven. Tegelijkertijd is het zo dat iets excessiefs nooit gezond is: het gedrag is dus eigenlijk een show don’t tell dat je personage zich tegen iets beschermt. Om erachter te komen wat dat is ga jij, en later ook de lezer, door stap voor stap de aangeleerde beschermingsmechanismen van je personage ontdekken. Dat doe je door ze een voor een weg te halen. Zorg dat beschermlaagje een niet meer werkt, ga dan naar beschermlaag twee, enzovoort.

Zichtbare verandering?

De verandering is zichtbaar als je deze laagjes af gaat pellen, maar wel heel subtiel. Je personage zal pas bij het allerlaatste laagje een instorting of aha-erlebnis krijgen. Zo houdt je het hele verhaal de lezer in spanning. Welke beschermingslaag is er nog meer? Hoe wordt die doorbroken en lukt dat wel? Hoe gaat de bescherming van het personage het tegen zich keren. Genoeg vragen om een pageturner mee te schrijven!

Komt de redding nog op tijd?

Een personage dat tegen obstakels aanloopt door het aangeleerde gedrag, kan nog veranderen. Als je personage woedebeheersingsproblemen heeft, kan dat bij de baas geroepen worden om er iets aan te doen. Dan krijgt je personage daarvoor training. Maar het kan ook zo zijn dat je personage al te veel mensen heeft beledigd vaker door te schreeuwen dat wat de andere collega’s zeggen, hem ‘geen ene ruk kan schelen, stelletje nutteloze idioten!’ Daardoor heeft hij geen argumenten van collega’s gehoord en staat hij te kijk tijdens de volgende vergadering. Het is soms interessant om daar een (centraal) conflict in het verhaal van te maken, andere keren moet je de conclusie trekken dat je verhaal een andere kant op gaat. Het gaat niet langer over deze driftkop naar woedebeheersingstrainig sturen, maar over het verhaal hoe die zorgvuldig opgebouwde psychologische beschermingslaagjes in elkaar storten.

Wil je je personage nog een kans geven, of wordt het toch einde verhaal voor deze manier van denken handelen? Die afweging is soms wat lastig te maken. Kijk eens naar je verhaalthema of de boodschap van het verhaal, dat biedt wat meer houvast. Wil je laten zien wat er gebeurt als je te standvastig bent en daar voor waarschuwen? Of wil je juist het lezerspubliek laten meeleven in het hoofd van iemand die daarmee worstelt?

De kans is groot dat dit een personage is dat een bepaalde ergernis bij je lezers opwekt, en dat je in plaats van een held een antagost als hoofdpersoon krijgt. Dat lijkt iets onwenselijks, maar dat hoeft niet zo te zijn. Volgende week plaats ik een blogpost waarin we dieper ingaan op een personage dat zichzelf tegenwerkt en ook niet het fijnste personage is. Dan zal je zien dat je daar heel veel mee kan bereiken door ‘af te pellen.’

Foto door Bermix Studio verkregen via Unsplash.

Hoe schrijf je een uniek tropepersonage?

Je hebt personages die op het eerste gezicht slechts een type trope zijn: de nerd, de boze witte man, de onschuldige en lieve moeder. Dan moet je ervoor zorgen dat ze meer worden dan alleen een representatie van die trope. Maar soms gaat dat niet, bijvoorbeeld als je personage een te kleine rol heeft in het verhaal. Dit kan je doen om dit personage alsnog uniek en herinneringswaardig te maken.

De trope onder de loep nemen: zoek het bijvoeglijk naamwoord

Kijk eerst eens met wat voor trope je te maken hebt. Vaak zit er in de omschrijving ervan een bijvoeglijk naamwoord bij. Dat kan je een heel eind op weg helpen. Zo heeft de boze witte man – verrassing- een hoop boosheid in zich en het lelijke eendje is per definitie van de trope vaak onopvallend of verlegen.
Dit bijvoeglijk naamwoord kan je veel vertellen over de mogelijke grootste angst, drijfveer, geheimen, droom of de leidende karaktertrek van je personage. Toevallig of niet is dit ook de achtergrondinformatie van je personage waar je het meest aan hebt om het uniek en interessant te maken.

Neem het lelijke eendje. Misschien komt die neiging om onopvallend te willen zijn van ouders die via hun kind hun niet vervulde wensen in alsnog vervulling willen zien gaan.
“Ik ben nooit schoonheidskoningin geworden, dus nu moet jij uitblinken met je uiterlijk. Gemiddeld zijn is een ramp!”
En net als jij doodongelukkig eindigen, mams? Nee bedankt: ik verdwijn liever in de massa en zorg dat ik gewoon lekker mee kan draaien. Lekker gemiddeld, lekker veilig, niks mis met een ‘gewoon’ leventje…

Als je zo de trope onder de loep kan nemen en die een unieke invulling kan geven is het al stukken lastiger om het personage als cliché te laten eindigen.

Persoonlijk taalgebruik als ultiem onderscheid

Een sjieke advocaat praat heel anders dan een jolige bouwvakker. Als schrijver weet je vast wel dat als deze personages groeten, ze dat niet hetzelfde horen doen. Eerstgenoemde zegt kalm: ‘Goedemorgen’ waar de andere ‘môgge’ in je oor toetert. Het zou bizar zijn om dat om te keren. Met dit simpele voorbeeld kan je al zien hoe belangrijk de taal en de stem van een personage zijn.
Wat jammer is, is dat de meeste schrijvers het hierbij laten als het om kijken naar taalgebruik gaat. Geef ze een ‘goedendag mijnheer,’ in plaats van een ‘goeiemoggel wereld’, nog een stopwoordje et voilà.
Daar valt veel meer uit te halen.

Denk aan dingen als:

  • een sportfanaat gebruikt veel uitdrukkingen die met sport te maken hebben
  • Een puber met een kan-mij-het-schelen-houding mompelt veel
  • Een racist spreekt letterlijk in ‘wij ‘ en ‘zij’ taal
  • een beelddenker beschrijft emoties in plaats van te zeggen wat het voelt: ‘een steek in de rug’ versus ‘ik voel me verraden.’
  • een uitgesproken empathisch persoon checkt regelmatig bij de gesprekspartner: ‘klopt het wat ik zeg?’ Om niemand voor het hoofd te storen met een aanname of omdat diegene weet dat een ander een situatie anders kan beleven dan hijzelf.

Natuurlijk moet je erop letten dat je deze dingen subtiel in de tekst verwerkt, anders komt het alsnog te geforceerd over. Kijk daarvoor hoe je dit taalgebruik , of deze maniertjes, zo je wil kan vertalen naar een show don’t tell als aanvulling op dat wat je personage zegt. Maar ook dan weer in de subtiele zin van het woord.
Als we aannemen dat de sportfanaat niet alleen graag op de tribune zit, maar ook graag meedoet, kan je stellen dat die beweeglijk is. Een show don’t tell is dan bijvoorbeeld: zit altijd te wiebelen op de stoel.

Natuurlijk is wiebelen op een stoel geen duidelijk teken dat iemand van sport houdt. Maar als je meerdere van dit soort maniertjes, gewoonten, uitingen, voorkeuren enzovoorts bij elkaar optelt, dan krijg je wel de sportfanaat die je wil schrijven. Zonder dat die meteen met een toeter in de clubkleuren hoeft rond te lopen en steeds zegt dat er iets ‘gescoord’ in plaats van gekocht gaat worden.
Je lezer hoeft niet per se aan dit soort show don’t tells te zien dat dit ab-so-luut een sportfanaat betreft. Zolang het maar duidelijk is dat de/ een ultieme tegenhanger – de sjieke advocaat, bijvoorbeeld- hier níet aan het woord kan zijn.

Voorbeeld: ik-figuur en oude vrouw

Twee personages geven een voorbeeld geven van al het bovenstaande:

De auto stopt nog maar net op tijd, ik blijf net op tijd op de stoep staan. Even maakt mijn hart een sprongetje, maar dan maak ik een gebaar naar de automobilist: niks aan de hand, we kunnen weer verder. Ik glimlach en wend me tot de oude dame naast mij, die binnensmonds vloekt.
“Dat was even schrikken, hè? Alles in orde met u?”
“Die verdomde wegpiraat zou mijn hartmedicijnen moeten vergoeden!”
“Tja, wie weet waarom hij niet uitkeek.”
“Wat maakt dat nou uit? De jeugd van tegenwoordig ook, altijd maar haast, altijd egocentrisch…”
“Wie weet hoorde hij net dat zijn vrouw met spoed in het ziekenhuis is opgenomen.”
“Ja ja, zo kan je wel smoesjes blijven verzinnen. Als ik in het ziekenhuis was beland, was dat veel erger geweest”

Deze oude vrouw is niet zomaar een bijna-verkeersslachtoffer, maar de trope van een verbitterde bejaarde vrouw. Kijk maar:
– ze is geïrriteerd
– ze zet zich niet snel over iets heen (zo kan verbittering groeien)
– ze is niet objectief meer: (dat doet verbittering met je) hoezo is haar leven per definitie belangrijker dan dat van een ander?
– en ze spreekt zichzelf tegen: de jeugd van tegenwoordig egoïstisch? En haar eigen uitspraken dan?
Dat is misschien geen echt teken van verbittering. Maar fijn is anders. Net zoals verbittering ook niet echt iets prettigs is.

En de ik-figuur, wat is dat voor een tropepersonage? Een lieve verpleegkundige, hoogzwangere vrouw of een gehaaide boekhouder? We zullen het nooit echt zeker weten, maar de laatste optie is wel van tafel, lijkt me.

Kijk eens hoe je zo enkele algemene eigenschappen van trope(personage)s om kunt zetten in unieke tekst. Je verhaaltempo zal ervan omhoog schieten!

Foto door sporlab verkregen via Unsplash



Deze slechterik haalt het bloed onder de nagels vandaan

Je hebt slechteriken die slecht zijn door de wereld te willen veroveren en slechteriken die het de held lastig maken zijn doel te bereiken. En dan heb je nog de slechterik die het bloed onder de nagels van de lezer vandaan haalt. Die slechterik die het lezerspubliek niet haat omdat het de slechterik van het verhaal is, maar omdat iets in diens karakter extreem frustrerend is. Hoe schrijf je zo’n slechterik?

Wat maakt een goede slechterik?

Een goede slechterik heeft een aantal belangrijke basiseigenschappen. Deze lijken misschen een open deur in te trappen, maar later hebben we die nodig voor een goede nuance. Een goede slechterik:

  • Zit de heldenreis van de held dwars
  • Komt realistisch over: het is geen man met een gleufhoed die met een hinnikende enge lach om zijn dunne snor draait
  • Heeft vervelende normen, waarden en karaktereigenschappen

Met deze basis kan je iedere slechterik beginnen te schrijven. Van degene die de wereld wil overheersen tot, de pestkop op het speelplein, de agressieve echtgenote en alles ertussenin. Maar afhankelijk van de macht van de slechterik, het verhaalthema, het plotverloop en nog allerlei andere zaken, zullen deze slechteriken erg van elkaar verschillen. Het worden daardoor niet meteen degene die we als lezers en filmkijkers massaal maar al te graag haten en afkammen. De Percy Wetmores, Dorothea Ombers en al die andere van wie je kan zeggen: eigenlijk is er in de verhaallijn zelf een slechterik die op papier nog veel erger is. En toch, haat ik deze slechterik nog meer.
Hoe kan dat?

Ik ken zo iemand als deze slechterik

Een slechterik die echt het bloed onder de nagels vandaan haalt, is zo iemand van wie je denkt: jij zou zomaar eens mijn collega, buurman of oudtante kunnen zijn. Dictators kom je in het dagelijks leven niet tegen, maar mensen met karaktertrekken en eigenschappen als extreem egoïstisch, genadeloos, harteloos en koud kom je – al dan niet in een combinatie hiervan wel eens tegen. Nu is een dictator dat ook, maar het verschil zit hem in het principe dat je die niet persoonlijk kent. Harry Potter heeft dan misschien wel altijd te maken met de dreiging van Voldemort, hij komt hem niet dagelijks tegen. Bij Dorothea Omber daarentegen is dat wel zo: zij is in zekere mate realistisch. Om deze slechterik kan je held niet heen, omdat die continu en ook zichtbaar op de voorgrond van het plot staat. En dat gebruikt die slechterik ook om zowel de held als de lezer enorm te ergeren. Door niet de heldenmissie, maar het plot dwars te zitten.

De slechterik die zich met het plot bemoeit: ik zeg nee

Als de held, de dictator en de slechterik aan de tekentafel van je boek mochten zitten om het plot te bepalen, zou het gesprek er ongeveer zo uitzien:
“Held, als jij nu eens op zoek gaat naar de magische gouden beker, dan doe ik dat ook. Ondertussen zaai ik dood en verderf. Dan mag jij mijn slachtoffers opvangen, en mij proberen tegen te houden terwijl je de beker zoekt,” stelt Dictator voor.
“Prima,” zegt de Held. “Slechterik, wat doe jij dan?”
“Dan zorg ik ervoor dat de mentor die jou moet trainen, eerst even flink ziek wordt, zodat er langer mensen lijden. O, en ik kom zelf ook langs om de mensen die lijden, niet te helpen. Sterker, ik ga ze nog meer vernederen. En ik zorg ervoor dat er nog een extra draak is om te verslaan – of twee of drie- , zodat Dictator meer tijd krijgt om zijn plan uit te voeren.”

Met andere woorden: Slechterik vecht niet zozeer direct tegen de acties van Held, maar zorgt ervoor dat het potentieel van Held, het groeiproces, de uitvoering van het plan wordt vertraagd. De acties worden nóg moeilijker om uit te voeren.
Dictator is makkelijker om mee om te gaan, omdat die zich in dat opzicht niet met de held bemoeit. Die blijft zelf ook op zoek naar de gouden beker, of probeert een leger te vergroten. Hij werkt in een groot deel van het verhaal Held niet direct tegen.
Slechterik probeert ‘nee’ te zeggen. Niet tegen Held en de heldenreis, maar tegen het hele plot. Als kers op de taart gebeurt dat met een aantal verdorven motieven. En omdat zowel je held als je lezer vooruit willen met het verhaal, is dat ontzettend frustrerend. Zeker als de situatie er in de tussentijd niet beter op wordt.

De slechterik zonder schuldgevoel en met een megafoon

Dictator heeft nogal eens een achtergrondverhaal dat uitlegt hoe die tot diens verdorven daden of gedachtengang is gekomen. De lezer is het daar misschien niet mee eens, maar accepteert die wel als zodanig. Slechterik heeft misschien wel wat motieven, maar een compleet achtergrondverhaal ontbreekt. Maar er is nog een belangrijk verschil: Dictator heeft een plan en voer dat uit. Slechterik voert dat uit, door zowel de lezer als de held continu voor te houden: ‘Kijk eens hoe slecht ik ben!’ En nee, daar zit geen enkele wroeging of schuldgevoel bij. Sterker nog, Slechterik ziet dat soms zelfs als een sterke, gerespecteerde of een anderszins positieve eigenschap. Dictator doet wat die moet doen. Onsterfelijk worden, volkeren uitmoorden, wat de misdaad ook is, dat is uiteindelijk wel het ultieme einddoel. In dat opzicht kan Dictator in een zekere ‘bescheidenheid’ opereren. De trawanten doen het vieze werk wel, de plannen worden in het geheim bedacht en uitgedeeld en als uiteindelijk iedereen weet wie er de baas is, is dat voldoende voor Dictator.

Slechterik wil niet zozeer — of in ieder geval niet altijd- naar een einddoel toewerken, maar eerder een megafoon en een podium hebben wanneer die al die slechte dingen doet. “Kijk eens hoe ik de slechtste van allemaal ben, in al mijn realisme, verachtelijke waarden en mijn pogingen en resultaten om iedereen te dwarsbomen en te ergeren!’

Kortom: Slechterik is slecht, is daar trots op, voelt geen wroeging en wil daarmee continu op de voorgrond staan.

Als die optelsom geen reden meer is om dit soort slechterik te hekelen…

Foto door Hassan Sherif verkregen via Unsplash.

Zo wordt een ruzie tussen Romeo en Julia een aanvulling op het verhaal

De eerste verliefdheid is fantastisch, maar ook Romeo en Julia moeten eraan geloven dat er scheurtjes komen in de roze wolk en er een keer ruzie wordt gemaakt. Niet voor niets heeft de term ‘narratief conflict’, wat de plot aan de gang houdt, het woord ‘conflict’ in zich. Maar onze tortelduifjes zijn doorgaans heel goed in ruziemaken, maar niet zo goed in het hebben van een waardevol narratief conflict. Hoe zorg je ervoor dat een ruzie tussen een verliefd stelletje interessant is voor het verhaal?

Het onnodige misverstand: ga gewoon praten…

“Ik heb je een andere vrouw zien omhelzen, bedrieger! Ik maak het uit!”
“Lieverd, dat was de nieuwe buurvrouw die me vertelde dat haar moeder plotseling was overleden…”

In romantische verhalen komen dit soort ruzies tussen Romeo en Julia vaak voor. Het soort waarvan honderd pagina’s aan drama wordt bespaard als ze gewoon zouden praten, of vragen wat er aan de hand is.

Het klinkt misschien interessant om zo’n misverstand heel lang te rekken. Er moet immers conflict in een verhaal komen. Het geeft ook een vraag en uiteindelijk ook een antwoord: gaat de relatie dit overleven? Maar denk iets langer na en je ziet hoe belachelijk het is om iets wat met één gesprek of verklaring al opgelost kan worden het belangrijkste punt in het verhaal te maken.

“Ik hou zielsveel van jou, met jou wil ik oud worden en kinderen krijgen, maar als er één keer iets gebeurt wat me niet onmiddellijk bevalt, of wat ik niet meteen snap, dan zet ik per direct een punt achter een maanden-  of jarenlange relatie.”  Tot zover ‘onze liefde overwint alles’  en de ruggengraat van je personage. En misschien nog wel belangrijker: het geduld van je lezer voor dit ‘perfecte koppel’…

Wat zijn goede ruzies voor Romeo en Julia?

Romeo en Julia moeten wel degelijk een keer een hobbel of ruzie in hun relatie meemaken, anders worden ze het suikerzoete koppel waarbij een teiltje onmisbaar is. Een lezer wil bij het lezen van fictie meestal een balans tussen ontsnappen aan de echte wereld en realisme. Een koppel moet dus iets voor de kiezen krijgen dat in het echte leven ook aan oprechte spanningen in een relatie zou zorgen. Er komt een probleem dat niet (makkelijk) opgelost kan worden, er moet een beslissing worden gemaakt met lastige afwegingen, of er moet een keuze worden gemaakt op basis van normen en waarden die tussen de twee geliefden niet helemaal overeenkomen. Of er moet een knoop worden doorgehakt die hoe dan ook vervelende gevolgen gaat hebben. Al is het maar voor even.

Stel dat Julia uit Europa komt en Romeo uit Australië. Als ze samen een leven willen opbouwen, moet de ander dus zo ver van huis emigreren als mogelijk is. Daar komen ze waarschijnlijk wel uit als ze – daar is ‘t weer- goed praten en overleggen.  Maar dat wil niet zeggen dat Romeo niet éven probeert om Julia over te halen om naar Australië te komen, als dat betekent dat hij zijn vrienden en familie voortaan nog maar eens in de paar jaar gaat zien. Wat natuurlijk net zo goed voor Julia geldt als de zaak wordt omgedraaid…

Hoe bepaal je waarover Romeo en Julia ruziemaken?

Om het onderwerp van de ruzie te bepalen, kijk je naar een aantal punten:

  • Is er een onderwerp dat aansluit op een verhaalthema?
  • Hoe groot wordt het conflict, realistisch gezien? Waar past dat bij? Het hoofdplot of het subplot?
  • Wat kan in het heetst van de strijd jouw lezer meer leren over Romeo en/of Julia? Gebruik een ruzie voor een diepere kennismaking met je personages.
  • Kan je ervoor zorgen dat de grootste angst wordt aangesproken? Dan heb je een intense ruzie waar veel bij op het spel staat.

Met deze vragen kan je vast een ruzie bedenken die oprecht aanvoelt en ook spannend is om over te lezen. Succes!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kenny Eliason verkregen via Unsplash

Schrijfoefening: dat doe je toch gewoon (niet)?

Er zijn dingen waarvan we het er allemaal over eens zijn dat die veel voeten in de aarde hebben of aan de extreme kant zijn. Naar de andere kant van de wereld vliegen voor een bruiloft, veel geld lenen aan een vriend… Zo’n situatie uit zich vaak in een van twee uiterste overtuigingen. ‘Geen denken aan!’ of juist: ‘Dat doe ik zonder erbij na te denken!’ Dat contrast vormt een goede schrijfoefening om je personage beter te leren kennen en je verhaal beter vorm te geven. Zo zal je ontdekken dat er achter een enkele acties soms complete drijfveren, subplots, verhaalthema’s en karaktertrekken te vinden zijn. En je zal zien: met een beetje morrelen aan de elementen die meespelen zou je personage zomaar eens van ‘Ammenooitniet!’ naar ‘Al is het het laatste wat ik doe’ kunnen gaan. Met deze schrijfoefening kan je veel ontdekken over je held en je verhaal.

Wat is belangrijk voor je?

Er zijn van die dingen die sommige mensen absoluut niet doen, maar waar anderen juist alles voor over hebben. Honderden euro’s voor een concertkaartje betalen bijvoorbeeld. Als superfan van de artiest die maar eens per drie jaar naar Nederland komt, doe je dat, natúúrlijk! De sporter reageert: “wie gaat er nou in hemelsnaam honderden euro’s neertellen voor een concert? Weet je wel dat je daar een jaarabonnement voor de sportschool kan betalen?”
Waarop de concertganger dan zegt: “Honderden euro’s voor de sportschool? Een blokje om wandelen is gratis, dan heb je je beweging ook gehad…” Het is maar net waar je waarde aan hecht.

Het wordt iets anders als je naar voorbeelden kijkt die niet zozeer met een afgebakende voorkeur of hobby te maken hebben. Bijvoorbeeld: zou jij naar de andere kant van de wereld vliegen, voor anderhalve week om zo een keer met je goede vriend die daar woont uit te kunnen gaan eten?
“Ben je gek of zo? Nee!” versus: “Dat zou ik absoluut doen! Ik waardeer onze vriendschap enorm, ik word horendol van steeds dat scherm tussen ons in tijdens het videobellen. En als ik op bezoek ga, plak ik er een korte vakantie aan vast. Kan ik meteen een nieuwe stad ontdekken. Kort maar superkrachtig.”

De reiziger die de vriend wel op zou zoeken ziet waar die het voor doet en hoe die denkt er méér uit te halen dan in het eerste, eigenlijke doel. Het is interessant om te kijken wat je personage zou doen, als die ‘extremere acties’ aan bod komen. Die staan namelijk nooit op zichzelf: er is altijd wel een subplot, thema, karaktertrek of zelfs een misschien zelfs een achterliggende angst te bespeuren. Anders is er ook voor deze held te ‘weinig’ uit te halen.

Waarom zou je het niet doen?

Vergeet ook niet als je zo’n extreem scenario bedenkt waarom je personage iets niet zou doen. Je kan aan simpele dingen denken als: heeft het geld niet voor zo’n stunt, of vliegangst. Sorry, vriend in Verweggistan… Maar je kan ook bedenken wat er zou moeten of kunnen veranderen om je personage over de streep te trekken. Is het een nee als het Vera betreft, maar een ja als het om Sasha gaat, bijvoorbeeld? Schrijf dat op: dat is op zichzelf al waardevolle informatie. In de rest van de post gaan we echter uit van een personage dat wel bereid is tot een extremere ‘Dat doe ik zonder aarzeling’ actie. We houden het voorbeeld aan van het bezoek aan de verre vriend.

Wie zijn hier de spelers?

Als je wil kijken waarom je personage door iets wordt aangezet, kijk dan eerst eens wie de spelers zijn. In dit geval je held en de vriend. Schrijf afzonderlijk op wat zij doen of betekenen in je verhaal. Mix and match naar hartenlust! Bijvoorbeeld:

HeldVriend
leeft uit een koffer en is sowieso altijd op pad heeft net diens wederhelft verloren
is eenzaamwoont in de droombestemming van Held
staat bij Vriend in het krijtkan een (vrijwel) gratis vliegticket voor Held ritselen

Wat zijn andere factoren?

Kijk daarna/ook eens naar de factoren die er meespelen om dit extreme voorval (relatief) normaal te laten lijken. Dat vertaalt zich vaak naar iets dat je breed of concreet kan vertalen naar een groter element van je verhaal.

Dit speelt er (nog meer) dat uit zich inen dat vertaalt zich naar
Held wil het leven van Vriend reddengaat naar het ziekenhuis in thuisstad van Vriend om als nierdonor op te tredenverhaalthema: ziekte en gezondheid/ onvoorwaardelijke vriendschap
Held is op de vlucht en veilig bij Vriend: emotioneel gezien en vanwege de afstand met Achtervolgereen hoofdstuk over vluchten en plannen maken voor de nabije toekomsteen (sub)plot waarin Achtervolger Held en Vriend de stuipen op het lijf jaagt
Held is depressief en wanhopig op zoek naar troost en een fysieke knuffel van de anders altijd ‘digitale vriend’. Vriend biedt een luisterend oorverdere blootlegging van de personagebiografie van Held: wat schuilt er achter die depressie?
Onuitgesproken romantische gevoelens tussen Held en Vriendhet dilemma tussen die twee: zal ik het zeggen, of niet? Ik wil onze vriendschap niet riskeren, maar ik ben wel verliefdhet vinden van de juiste puzzelstukjes om de spanningsboog in balans te houden, of om er een plottwist van te kunnen maken

Extra prompts

Wil je nog wat meer oefenen met dit idee? Hier zijn wat meer prompts. Waarom zou je…

  • Twee jaar een studie volgen naast een fulltime baan?
  • Een uur per dag toewijden aan het leren van een nieuwe vaardigheid die je niet meteen zal kunnen gebruiken?
  • Al je verjaardagsgeld weggeven (als vervolgvraag: aan wie of wat?)
  • Veel geld uitgeven aan iets dat status uit moet stralen?
  • De spreekwoordelijke dag plukken en helemaal uit je dak gaan als een relatief rustig leven je er langer van laat genieten (of andersom: waarom een lang willen leven als dat betekent dat het relatief saai zou zijn?) Kijk eens welke van de twee overtuigingen het beste bij je held past en waarom: een leuk onderzoekje naar de personagebiografie!

Foto door Kamil Pietrzak verkregen via Unsplash.

Personage en paradox: zo gaan ze samen in een boek

Als je een clichépersonage wilt vermijden, is de paradox een goed uitgangspunt. Die laat zien dat niemand eenzijdig is en dus ook niet voorspelbaar of als een uitgesproken typetje reageert. Maar er komt een moment in dat zoeken naar diepgang waarbij je niet meer weet of iets paradoxaal is, of gewoon niet meer klopt. Zo kun je te werk gaan om dat probleem op te lossen.

Welke emoties spelen er en wanneer spelen ze?

Een paradox speelt als er twee dingen tegelijk gebeuren die los van elkaar, elkaar lijken uit te sluiten. Dankbaarheid en verdriet, bijvoorbeeld. Dankbaarheid maakt je blij, verdriet juist niet. Maar toch kan je na een mooie vakantie zowel blij of dankbaar zijn dat je hem heb gehad en ook verdrietig zijn dat hij over is.
Dat moment in het vliegtuig is een heel specifieke momentopname: je zweeft tussen twee bestemmingen in. Niet meer thuis, maar ook niet meer op de vakantieplaats. Dat tussen twee momenten of gevoelens inzweven is wat de paradox mogelijk maakt.

Was je nog aan het strand een cocktail aan het drinken, dan was je waarschijnlijk alleen maar blij of dankbaar. En thuis als de eerste keer de wekker voor de werkdag gaat, neemt verdriet (of een mopperbui) die dankbaarheid waarschijnlijk wel weer weg. Bij een paradox spelen dus twee dingen tegelijk spelen die zo verschillend van elkaar zijn dat het onmogelijk is om te beweren dat je de bijbehorende emoties zowel zwartwit als los van elkaar kan zien. Wat op ieder ander moment, tijd, of plaats of emotionele setting, wel had gekund, als de omstandigheden net iets anders waren. Verander een van deze factoren en je ziet dat de paradox verdwijnt. Als je dus met een paradox in je verhaal wil werken, moet je dus eerst een heel duidelijk beeld krijgen van het ‘wanneer/ waar’ en het (emotionele) ‘wat’.

Toen, in die situatie…

Een paradox kijkt dus als het ware terug op een moment of een situatie die op dat moment niet speelt, maar die herinnering eraan wel oproept. Je zit in het vliegtuig van vakantie terug naar huis niet langer aan het strand met de cocktail, maar je denkt daaraan terug. Dat mengt zich met de emotie van van nu of straks. “Als ik weer aan het werk moet…” waardoor de paradox ontstaat.

Dat vergelijken met het gevoel dat hier en nu speelt en het terugblikken op of een gevoel hebben bij een andere situatie kan ook paradoxen opleveren bij meer morele scenario’s. Zo kan iemand met engelengeduld onmiddellijk diens geduld verliezen als die een persoon tegenkomt die grotere, vervelende emoties oproepen. Dat rechtvaardigt dus uitspraken als: “Ik heb engelengeduld, behalve als ik mensen onrechtvaardig behandeld zie worden. Dan schiet ik meteen uit mijn slof!” De vervelende woede die de ‘herinnering’ of de situatie van onrechtvaardigheid oproept, staat dan in contrast met het meer fijne geduld.

Tegenstrijdigheden en paradox

Bovenstaande voorbeelden helpen je om makkelijker te zien wanneer iets echt niet kan en tegenstrijdig is, en wanneer iets paradoxaal kan zijn. Neem het voorbeeld van ‘deze milieubewuste chauffeur heeft drie auto’s, waaronder een Hummer’. Een Hummer is geen milieuvriendelijk voertuig. Nooit, hoe de situatie ook verandert of hoe emotioneel je er ook bij betrokken bent. Ook al noem je hem liefkozend Hummie, hij gaat echt niet eens op gras lopen als je hem een extra wasbeurt geeft. De mogelijkheid om in emoties veranderlijkheid te zien, laat zien dat er een paradox mogelijk is.

Hoe maak en vind ik paradoxen in mijn personage?

Paradoxen zijn dus complex: hoera, complexe personages zijn meestal de meest interessante om over te lezen! Als je een diepzinnig personage wil schrijven, helpt het dus om je personage zodanig divers te maken dat er tegenstrijdigheden lijken te zijn als je ze opgesomd in de personagebiografie zou lezen. Bijvoorbeeld
– Is dol op haar Romeo en zegt niet zonder hem te kunnen
– Kan Romeo niet luchten of zien wanneer hij weer eens over ijshockey begint

“Ik kan niet met en niet zonder jou”, is grammaticaal een tegenstrijdigheid. Maar waarschijnlijk kennen we allemaal wel zo’n stelletje. Maar dat kan dus omdat er emotie en gevoel bij deze paradox komt kijken. Ik voel me helemaal op mijn gemak bij jou als ik bij je ben, maar ik kan je wel schieten -woede en dus emotie- als je je rotzooi weer eens laat slingeren.

Je kan proberen paradoxen te maken als je een personage gaat ontwerpen, of je kan ze proberen te bespeuren als je al een biografie met de bullet points hebt gemaakt. Zodra je een paradox opmerkt, ga dan eens na welke emotie achter dit gegeven of in deze situatie (op)speelt.
– Ze is gek op Romeo ( ze voelt liefde)
– Als Romeo over ijshockey begint, berg je dan maar.
* Julia kan zich tekortgedaan voelen, omdat ze dan minder aandacht krijgt
* Julia denkt terug aan die keer dat ze gewond raakte tijdens ijshockey en daar zit nog een onverwerkt trauma achter
* Julia kan zich eenzaam voelen: Romeo heeft een heel stel ijshockeyvrienden, maar Julia heeft geen hechte vriendengroep waarmee ze eenzelfde hobby kan delen

enzovoorts.

Zodra je weet wat er tussen de regels door staat over een relatief simpel gegeven, kan je daar allerlei kanten mee op of nieuwe vragen bij stellen. Denk aan: weet Romeo van Julia’s ijshockeyongeluk of is dat haar grote geheim? Wat doet dat met hun relatie? Of: als Julia zo eenzaam is: in hoeverre moet je dat in het centrale conflict meenemen, of kan je er misschien een of het verhaalthema van maken?

Je ziet dat je zo vragen krijgt die dieper op de personage ingaan. Dat is iets wat de paradox afdwingt. Als je dus een personage hebt met de nodige paradoxen, moet je er haast je best voor doen om dat nog cliché te maken.

Foto door 愚木混株 cdd20 verkregen via Unsplash