Met de schrijfwedstrijd ‘de vreemdeling’ hoopte ik de deelnemers flink uit te dagen. Een open einde, een schijnbaar onbelangrijke ontmoeting een wereld van verschil laten maken… Ik was bang dat de opdracht te moeilijk zou zijn. Maar ik kreeg meer inzendingen binnen dan bij de voorgaande wedstrijden, dus de deelnemers deinzen niet zo snel ergens voor terug. Bedankt allemaal voor jullie deelname!
Motell Rijnen heeft uiteindelijk de wedstrijd gewonnen met zijn verhaal ‘De afstand tot eenzaamheid’ vanwege een originaliteit, goede toepassing van het combineren van symboliek en thema en een prettige schrijfstijl. De uitgebreide toelichting krijgt hij te lezen in zijn leesrapport. Gefeliciteerd Motell!
Veel plezier met lezen van ‘De afstand tot eenzaamheid’
De afstand tot eenzaamheid — Motell Rijnen
1 september 2007
Ik woon sinds kort in de oude stad op de plek waar vroeger een drukkerij was. Het appartementencomplex is helemaal van deze tijd, opgetrokken uit mangaansteen, staal en veel dubbel glas. Voor het overige is dit een jarendertigbuurt, huizen met erkers, brede dakgoten en boeiboorden en crèmekleurig gelakte kozijnen. Daar wonen tweeverdieners met jonge kinderen en hier welgestelde senioren.
Als ik naar buiten kijk, valt onmiddellijk op dat aan de overkant het middelste huis van een blokje van vijf er onderkomen uitziet. Het houtwerk, inclusief dat van de dakkapel, is schreeuwt om een verfbeurt. Voor de slaapkamerramen op de eerste verdieping hangen geen gordijnen of vitrages, maar het glas spiegelt te veel om binnen te kunnen kijken. Misschien slapen de bewoners aan de achterkant. De vitrage in de erker op de begane grond heeft een vale kleur, van nature of van ouderdom, dat weet ik niet.
De hemelboom die de voortuin domineert en die ook het zicht op de erker beperkt, herinnert me aan zijn soortgenoot die met zijn fluwelen bladeren de voortuin van mijn vader overwoekerde. Ik zou de overburen daarvoor moeten waarschuwen, maar er is iets dat me daarvan weerhoudt.
Ik weet niet wie er in het huis met de hemelboom woont. Een gezin, iemand alleen, ik weet het niet. De enige aanwijzing is een staalblauwe Volvo 340 die altijd op de parkeerplaats schuin voor het huis altijd staat geparkeerd, een bijna antiek autootje, dat nogal slap op zijn banden staat. Het duurt een paar weken voordat ik een oud dametje zie dat bij de auto hoort. Dat moet mijn overbuurvrouw zijn. Ze is klein van postuur, een meter zestig schat ik, dun platinablond geverfd haar, te rood aangezette lippen en ze loopt licht voorover gebogen. Een aardige oma, ook al weet ik niet of ze kinderen en kleinkinderen heeft. Ze moet op zijn minst tachtig of misschien wel negentig zijn. Mijn eerste impuls is op het raam te kloppen en naar haar te gaan zwaaien. Er is iets dat me daarvan weerhoudt.
Je zou bij zo’n nette dame niet verwachten dat ze zo weinig aan haar huis doet. Ze krijgt weinig bezoek. Heel af en toe staat er iemand voor de deur, om iets af te geven of op te halen. De deur gaat dan een klein stukje open, onvoldoende om te zien wat erachter gebeurt. Ze gaat zelden de deur uit, lijkt erg op zichzelf, misschien eenzaam én alleen. Zo wil ik liever niet ouder worden, zonder familie en vrienden die langskomen.
1 september 2008
Niet zo lang geleden zaten er ineens twee mannen op het dak van de overbuurvrouw. De schoorsteen moest eraan geloven. Steen voor steen werd hij afgebroken en daarna, voorzien van nieuwe loodslabben, weer opgebouwd. Naar mijn idee had ze beter iets aan het verfwerk kunnen laten doen, dat was harder nodig. Met de hemelboom gaat het overigens de verkeerde kant op. De rododendrons, de enige andere struiken in het tuintje, krijgen nauwelijks zonlicht. Ze hebben gebloeid, maar niet van harte. De hemelboom trekt zich nergens iets van aan.
Om de drie, vier weken krijgt de overbuurvrouw bezoek van een ouder stel, vijftigers lijkt me. Zij schijnt al sinds mensenheugenis in dat huis te wonen, niemand weet precies hoe lang en van de buren heb ik gehoord dat ze minstens twintig jaar weduwe is en dat ze één dochter heeft die aan de andere kant van het land woont. Ze moet het doen met dat ene bezoek om de paar weken.
Eén keer zag ik er vier dames, allen op leeftijd. Ze werden door twee taxi’s gebracht. De dame uit de eerste kon niet zonder haar rollator. Terwijl zij haar evenwicht zocht, arriveerde de tweede glimmende zwarte Mercedes. Twee dames plaatsten een derde tussen hen in, hielden haar stevig onder de oksels vast en manoeuvreerden haar over het tuinpad naar de voordeur. De vier vriendinnen hadden even zovele ruikers bloemen meegebracht – waarschijnlijk voor de verjaardag van mijn overbuurvrouw.
De oude Volvo wordt alleen nog gebruikt om eens in de maand boodschappen te doen. Hij staat altijd in de parkeerhaven waarvoor de oude mevrouw een permanente parkeervergunning heeft, een bord waarop haar kenteken staat. En ‘invalide’ staat er ook op. Ik heb de indruk dat haar rug krommer wordt. Misschien moet ik haar mijn hulp aanbieden, maar er is iets dat me daarvan weerhoudt.
1 september 2009
De verjaarsvisite is uitgedund tot drie vriendinnen. Een taxibusje leverde een mevrouw in rolstoel af. Ik herkende haar als de dame van de rollator. Kort daarna stapten nog twee dames uit een regiotaxi. De dame die zij vorig jaar tussen hen in voortsleepten, ontbrak. De oudjes baanden zich langs de uitdijende hemelbomen een weg naar de voordeur. De rododendrons hebben dit jaar niet meer gebloeid.
Het huis is opgeschilderd in een tint wit waarvan je pijn aan je ogen krijgt. Waarschijnlijk hadden de schilders nog wat potten verf over van een andere klus en hebben ze die hier voor de tweede keer in rekening gebracht. Het grootste deel van het schilderwerk gaat schuil gaat achter de hemelboom en ondanks de schittering zijn de dakkapel en de brede boeiboorden beter om aan te zien dan daarvoor.
Er gaat regelmatig een meisje van een jaar of vijfentwintig naar binnen. Ze heeft zelf een huissleutel. Waarschijnlijk is het een bejaardenverzorgster of wijkverpleegkundige. Ik vind het sneu dat je zo afhankelijk wordt. Hopelijk is ze goed verzekerd en weet ze hoe gebruik kan maken van haar persoonsgebonden budget.
De lekke band van de Volvo is vervangen. Zo nu en dan wordt hij nog gebruikt, niet door de oude mevrouw, maar door de dame die ik voor haar dochter houd. Ze gaat met het autootje inkopen doen en de volle boodschappentassen zijn kennelijk moeders leeftocht voor de volgende weken. Kwestie van vooruit plannen, overigens wel vervelend als je ineens een onbedwingbare trek in iets krijgt. Ik heb dat weleens, zomaar zin in bonbons met roomvulling of in slagersleverworst. Het zou een kleine moeite zijn om zulke zaken ook voor de overbuurvrouw mee te brengen. Ik zou dat kunnen aanbieden, maar er is iets dat me daarvan weerhoudt.
1 september 2010
Sinds een paar maanden hangt er vitrage voor de ramen van de slaapkamer op de eerste verdieping. Dat is niet de enige waarneembare verandering. De Volvo is weg. Op de invalidenparkeerplaats staat vaak, ook ’s nachts, de auto van de dochter en haar man, een veel te grote stationcar. Ik heb al twee keer een parkeerbon onder de ruitenwisser gezien; je moet een invalidenparkeerplaats vrijhouden en zelfs familie mag daar niet staan. Het verdient lof dat ze voor haar moeder zorgt, maar voor de parkeerwachters is dat geen geldig excuus. Het bekeuren van overtreders is immers de zin van hun baan.
De grootste hemelboom onttrekt driekwart van de voorgevel aan het zicht. De erker is niet meer te zien en ook de ramen van de slaapkamer gaan voor het grootste deel schuil achter het gebladerte. Nieuwe loten van de hemelboom schieten nog steeds overal uit de grond omhoog.
De oude dametjes met hun boeketjes zijn weer op bezoek geweest. Ze strompelen nog een keer met z’n tweeën van de taxi naar de voordeur. De dame die eerst met de rollator en later met de rolstoel kwam, is er niet bij. Als de dochter opendoet, zie ik haar vermoeide blik. Haar moeder is het allerlaatste stukje van haar leven aan het opsnoepen. Misschien is ze aan het bed gekluisterd. Ik vraag me af of ze nog iets heeft waarvoor ze wil leven. Misschien voor haar dochter die aan de andere kant van het land woont, die noodgedwongen op haar past omdat het zorgbudget onvoldoende is voor de zorg die ze nodig heeft. Misschien voor haar schoonzoon, die zijn vrouw met haar moet delen of voor de twee vriendinnen die zelf ook niemand meer hebben.
1 oktober 2010
De herfst kleurt het blad van de hemelbomen. Er kringelt geen rook uit de twee jaar geleden vernieuwde schoorsteen. De witte verf van de kozijnen en de dakkapel verliest zijn glans, doet niet langer pijn aan mijn ogen.
De dames van de thuiszorg lopen niet meer in en uit. Twee ernstig kijkende middelbare heren gaan het verstilde huis aan de overkant binnen. Niet veel later brengen ze de overbuurvrouw op een verrijdbare baar mee naar buiten. De dochter komt met een behuild gezicht achter hen aan, samen met haar echtgenoot. Ze draait de sleutel in het slot om.
Het is me nog niet eerder opgevallen dat het parkeerbord met het kenteken van de Volvo is weggehaald. Ik zou de dochter moeten vragen of ik haar ergens mee kan helpen. Ik was drie jaar lang de overbuurman van haar moeder en dat schept een band. Toch is iets dat me daarvan weerhoudt.
Foto door Sasha Freemind, verkregen via Unsplash.
