‘Het was maar een droom’. Het is zowel een cliché als een einde dat je hele verhaal teniet kan doen. Want als het maar een droom was, waarom moest de lezer dan alle moeite doen om tijd en emoties in je boek te investeren? Je kan dat einde dus beter mijden. Maar als schrijfoefing kan je dit uitgangspunt gebruiken om je verhaal op de tekentafel een goede basis te geven.
Het was maar een droom… Dus het lezen niet waard
Laten we eerst eens kijken naar dit cliché en wat het zo cliche maakt. Er is een opbouw van een compleet verhaal, en uiteindelijk wordt het afgekapt. Net voor een spannend moment, waar het personage wakker schrikt. Dat werkt een anticlimax in de hand. Maar ook als je personage het hele verhaal in diens droom doorlopen heeft, blijft er met ‘het was maar een droom’ een gevoel van onbehagen achter bij de lezer.
Bij het lezen van een boek neemt de lezer als symboliek van een droom of nachtmerrie aan dat daarin precies en alleen maar gebeurt wat het personage hoopt of vreest. Maak je van alles dus een droom, dan kan dat voor de lezer aanvoelen dat de held van het verhaal ook de God is van diens verhaal en dat het dus alles zelf mocht bepalen. Zoveel macht mag je een personage niet geven. Een schrijver is de God van de papieren wereld van een personage en zelfs die heeft zich aan bepaalde regels te houden. De het-was-maar-een-droom, is daardoor dus niet genuanceerd genoeg. Het is niet af. Of zo voelt het. Voor de lezer als het om het personage gaat (Wat doet de held met diens leven nu die alles maar gedroomd heeft?) en voor de schrijver als het om het schrijfwerk gaat: hoe eindig ik een verhaal met opgedane kennis die in zekere zin niet echt is opgedaan, slechts vanaf een soort afstandje bekeken? – De droom-persona van de held heeft obstakels overwonnen, dus de held zelf deed dat niet.
Verder kijken dan dromen
Met een gedroomd plot zijn een paar van de belangrijkste zaken al uitgewerkt: de grootste angst en de grootste droom van je personage. Alleen moet je dus nog iets doen aan dat knagende gevoel dat je held zijn eigen conflict dus niet echt aangaat.
Kijk eerst eens wat je personage door zijn verhaal te dromen niet hoeft te ondergaan en schrijf dat op. Maak gebruik van het cliché dat je dromen je altijd iets willen vertellen, of dat je misschien zelfs nog een onverwerkt trauma hebt. Dus Jan met de Pet droomt dat zijn vrouw vreemdgaat en dat hij vervolgens op allerlei manieren wraak neemt? Voelt hij zich dan:
– makkelijk bedrogen?
– beroofd van mannelijke trots omdat hij de broek niet aanheeft in de relatie?
– onzeker over zijn relatie?
– onderdrukt door gevoelens van onkunde of verboden gevoelens die in deze droom alle ruimte krijgen?
Zeg het maar, waarom droomt Jan dit? En net zo belangrijk: waarom is Jan teleurgesteld, of opgelucht als hij uiteindelijk beseft dat alles maar een droom was?
Van slechts een droom naar een beter verhaal
Zet nog eens op een rij wat je al weet: de grootste droom, angst en waarom je held zich teleurgesteld of opgelucht voelt dat het verhaal niet echt is gebeurd. Daar kan je ook weer een aantal belangrijke zaken uit opmerken.
Waar ligt bijvoorbeeld de comfortzone, en wat zijn de mogelijkheden om daar weer uit te komen?
Ook is de kans groot dat je een verhaalthema kan ontdekken.
Jan droomt van zijn vrouw die vreemdgaat, omdat dat voor hem een verboden verlangen is om zelf vreemd te gaan. Hij voelt zich al jaren (seksueel) ontevreden in zijn huwelijk, zo niet compleet onzichtbaar. Zijn vrouw handelt steeds meer naar haar eigen wil. Hoewel zij geen minnaar heeft, zou zij als ze die een zou willen, brutaal genoeg zijn om die een te zoeken.
Verhaalthema’s zoeken
Verhaalthema’s die hierbij zouden passen zijn: worstelen met je onzichtbaar voelen en onderdrukte gevoelens. Dat kan op nog veel meer manieren in een verhaal worden verwerkt dan in Jans dromen gebeurt. Zo kan Jan een baan hebben die door de maatschappij onbelangrijk wordt geacht, of die vooral achter de schermen plaatsvindt. Of Jan heeft eenzijdige vriendschappen; hij wordt er moe van dat hij steeds degene is die vraagt hoe het met zijn vrienden gaat, andersom gebeurt dat niet. De onderdrukte seksuele gevoelens zou je in combinatie hiermee ook thematisch kunnen vertalen naar bijvoorbeeld een verslaving, van welke soort dan ook, omdat Jan er in ieder geval op kan rekenen dat zijn middel er in ieder geval wel altijd voor hem is en waar de onderdrukking in een verslaving wordt gekanaliseerd.
De comfortzone bepalen
Kijk dan nog eens naar de comfortzone. Jan was in zijn droom erg opgelucht dat hij zijn vrouw geen klap had verkocht omdat ze vreemd was gegaan. Normaalgesproken hoeft Jan daar niets meer mee: de droom is voorbij. Maar jij spaart Jan niet: het verhaal gaat verder en moet een heel boek kunnen dragen. Dus, Jan, jij moet er iets mee doen dat je de neiging had om tegen je vrouw uit te varen. Wat dan? In woedebeheerstingstherapie gaan? Een scheiding overwegen? Die onderdrukte wilde kant eens loslaten en brave Jantje eindelijk eens aan de kant schuiven?
Wat dat precies moet zijn, kan je afwegen aan de hand van de verhaalthema’s die je al verduidelijkt hebt. Of je kijkt in de personagebiografie wat daar (tussen de regels door) nog voor bruikbaars staat geschreven.
“Het was maar een droom.” Als je dat overweegt voor een deel van je plot, dan is dat een aanwijzing dat je je personage ergens te makkelijk mee weg laat komen. Juist op het moment dat er veel spannends of interessants te halen valt. Je hoeft je personages niet altijd te sparen. Sterker nog: van de nodige uitdaging worden ze er meestal een die je lezer ook nog na het dichtslaan van het boek onthoudt.
