De onzichtbare trope

Tropes zijn een handig middel om snel en makkelijk duidelijk te maken wat de basis van het verhaal en de personages inhouden. Maar soms zijn tropes zo bekend dat de schrijver ervan uit gaat dat de lezer wel weet wat er met een trope wordt bedoeld, zonder dat dat waar hoeft te zijn of zelfs maar bij dit ene verhaal hoeft te kloppen. Dan ontstaat er een onzichtbare trope.

De beginselen van een onzichtbare trope

Clichés en tropes hebben hun beginselen in het idee dat de lezer snel en makkelijk weet wat de schrijver duidelijk wil maken. Zo snel en makkelijk, dat de schrijver kan vergeten dat een trope een middel is, geen gegeven waar een heel verhaal draaiende van blijft. Dat is ook niet zo gek. Want hoe ontstaat een trope en wat zijn de beginselen?
Een trope is een gegeven dat vrijwel altijd samenhangt met een andere aanname. Soms is die zo sterk, dat de hele trope uit elkaar lijkt te vallen als die volgende aanname niet van toepassing is. Enkele voorbeelden:

Het lelijke eendje: is niet alleen lelijk (het eigenlijke gegeven) maar ook sociaal onhandig: de aanname die in de loop van de tijd met de trope is vergroeid. Als je het lelijke eendje een sociale uitblinker maakt, heb je niet meer de bekende invulling van de trope waar iedereen aan denkt. Dan heb je ‘gewoon’ het lelijke meisje, niet meer het lelijke eendje.
Nee: het niet-aantrekkelijke meisje kan ook als lelijk eendje worden bestempeld omdat ze een studiebol is, of slecht in sport. Ze hoeft niet per se sociaal ongemakkelijk te zijn.
De verboden liefde: twee geliefden mogen niet bij elkaar zijn. Dat is het eigenlijke gegeven. De aanname is vaak dat de ouders dwarszitten, omdat het romantische genre die trope uitbuit. Is de reden van de verboden liefde iets anders, dan zal menig lezer zich even achter de oren krabben: wacht even… Een interraciale romance tijdens een rassenoorlog bestaat ook. Maar de gemene ouders komen zó vaak voor, dat je dat bijna zou vergeten…

Als de aanname zo sterk is dat het lijkt alsof de trope niet meer ‘klopt’ als er een andere invulling aan gegeven wordt, dan heb je een mogelijk beginsel van een onzichtbare trope: de trope die op de achtergrond raakt en en de aanname die het met zich meebrengt als absolute waarheid beschouwt. Je rekent erop dat iemand de gaten invult zoals het meestal wordt bedoeld, waar dat om meerdere redenen niet wenselijk is.

De valkuil van de onzichtbare trope

Als je niet wil dat een trope uitgroeit tot een cliché, dan moet je eraan schaven om hem bij je verhaal te laten passen. Met andere woorden: een trope mag niet kant- en klaar worden ingevuld, anders gaan er gaten vallen in de basis van je verhaal. Dit wordt het duidelijkst met een voorbeeld.

De trope: de boerenjongen blijkt de uitverkorene die de wereld moet redden door ten strijde te trekken.

Omdat deze trope een groei van de held met zich mee móet brengen, voor een kloppend plotverloop, is dit een populaire trope. Een boerenjongen weet niets van vechten maar gaat dat leren om het verhaal te laten starten.
Meestal begint het verhaal ook daar: er komt iemand aan de deur kloppen: “Uitverkorene, uit je bed, het lot roept!”
De held kleedt zich aan en kijkt nog even om naar de varkensstal en de kippenren, zodat de lezer weet dat hij als boerenzoon is opgevoed. De boerderij wordt nooit meer bezocht of zelfs maar genoemd. In de letterlijke zin, noch het feit dat de held daar is opgegroeid.

Waar deze invulling van de trope op rekent, is dat de lezer denkt: de gemiddelde boerderij-activiteit leert je niet vechten, dus onze jonge boer is onervaren, fysiek relatief zwak en moet dus flink worden getraind voor hij de rol van ridder op zich kan nemen.
Op zichzelf is daar niets mis mee, maar wel als je die invulling van de trope daarbij laat. Zo zeg je in feite: ik gebruik een makkelijke aanname om een situatie te schetsen door te zeggen dat die heel belangrijk is – de jongen groeide op op een boerderij- om daar vervolgens geen aandacht meer aan te besteden. Zo wordt je trope onzichtbaar. Hij speelt op de achtergrond in stilte mee, alsof het niets voorstelt, maar paradoxaal genoeg doet het dat wel. Omdat je lezer een kant-en-klaar beeld heeft bij de typische boerenzoon van de trope, gaat die dingen aannemen bij jouw personage die misschien helemaal niet waar zijn.

Gevolgen van de onzichtbare trope

Als je de aannames bij een trope als een waarheid aanneemt, zonder de lezer te laten weten wat de context ervan is in jouw verhaal, vallen vroeg of laat gaten. Denk aan:
Als een boerenjongen zwak is per definitie van de trope, kan hij dus nooit gespierd zijn. Ook al heeft hij getraind in zwaardvechten met zijn vriend, de zoon van de smidse. -Waar de lezer sowieso niets van te weten kan komen, als je de achtergrond van je personage nooit meer benoemd….-
Als de boerenjongen niets weet van de profetie, moet hij in alles bijgeschoold worden. Wat hij al aan eigen intelligentie vergaard heeft, doet er niet toe. Daar laat je een schat aan unieke, mogelijke handig-en slimheden liggen.

Of, nog erger, je wordt zelf het slachtoffer van de aannames bij de algemene trope. De basis van hoe de trope überhaupt tot stand is gekomen is dan zo onzichtbaar geworden voor jou als schrijver dat er zaken in je plot komen die niet kloppen:
Onze nieuwe ridder moet de draak uit zijn grot lokken door een geplukte kip voor de ingang neer te leggen:
“Maar ik ben een getrainde ridder, ik weet niet hoe ik een kip moet plukken!”
– Lieverd, je bent opgegroeid op een boerderij in een middeleeuwse setting. Het lijkt me dat je wel eens een kip hebt geplukt.-
“O ja…”

Ken je deze beestjes nog, boerenzoon? Nee? Nog nooit gezien? Vraag je dan eens af waarom je deze trope van de onwetende boerenzoon gebruikt.

Als je een trope zo gedachteloos gebruikt dat hij voor jezelf of je lezers onzichtbaar dreigt te worden, of is, dan doe je iets verkeerd. Zodra iets onlosmakelijk met de aanname van een trope is verbonden is, moet je het uitwerken of ontkrachten, niet zomaar naar de achtergrond schuiven. Doe je dat wel, dan krijg je of gaten in je plot, of personages die nooit echt driedimensionaal kunnen worden.

Vergeet niet dat je geen boerderij nodig hebt om een onwetende, ongetrainde uitverkorene te vinden. Het bos, het vissershutje, het marktplein het winkelcentrum, zelfs het bejaardenhuis: ook daar kan een aankomende held zich bevinden.

Tropes blijven gereedschappen, geen kant en klare formules om een verhaal mee te schetsen.

Foto door Brooke Cagle verkregen via Unsplash.

Je doelgroep verkeerd begrijpen: choqueren en forceren

Als je doelgroep duidelijk is afgebakend, weet je wat die interessant vindt om over te lezen. Een valkuil die daarmee gepaard gaat, is dat het verhaalthema ontzettend wordt uitvergroot. Dan vertelt het geen mooi verhaal meer, maar is het slechts een middel om te choqueren en forceren. Hoe kan dat gebeuren en hoe kan je dat voorkomen?

Een vaag beeld bij je doelgroep

Een belangrijke reden dat er iets verkeerd gaat bij het schrijven voor je doelgroep, is dat de bijbehorende toon de plak misslaat. Dat komt vaak omdat je slechts een vaag beeld hebt bij je lezers en je niet de moeite doet om ze meer dan oppervlakkig te leren kennen. En dat heeft meer vervelende gevolgen dan alleen een kromme of ongepaste schrijfstijl. Het verhaalthema of de onderwerpen die worden aangesneden zijn er ook vaak de dupe van. Als je het idee hebt dat een doelgroep -of dat nu de doelgroep van een genre, een bepaalde leeftijdsgroep of wat dan ook betreft- zich alleen maar met één (overkoepelend) iets bezighoudt, kan je de fout maken dat je dat ene ding gaat uitmelken, uitvergroten en forceren. Niet omdat je dat wil, maar omdat dat naar jouw idee moet.

* Een liefdesdrama moét gaan over vreemdgaan met de beste vriendin. Niet alleen gaan de partners elkaar in de haren vliegen, de vriendinnen gaan ook nog eens elkaars mooiste jurk vernielen. Want ja, gebroken hart, jaloezie, drama…
* Een financieel schandaal bij een hoge pief van een groot bedrijf. Daar is witwasserij aan de orde, maar natuurlijk kunnen de maîtresse en de cocaïneverslaving niet al te ver achterblijven. Bij een schandaal waar geld mee gemoeid is, hoort ook macht en drama…
* De tiener rebelleert met drank, drugs en veelvoudige one night stands. Anders is het toch geen fatsoenlijk afzetten? En trouwens: de tiener is de wereld sowieso aan het ontdekken en de grenzen aan het verleggen…

Zie je dat hier de fout van te brede aannames aan de orde is? Met een uitgebreider voorbeeld kan je zien hoe snel zo’n aanname kan escaleren.

Casus: Fieke de rebelse tiener

De luie, snelle aanname van de doelgroep tieners is: ze zijn rebels, niks kan ze wat schelen en ze storten zich in allerlei problemen. Drank en drugs en grof in de mond. Dus gaat Fieke, onze heldin helemaal los. Ze zuipt zich vier keer per week klem – tieners gaan naar de kroeg!- Heeft een grote mond tegen haar ouders -rebellie!- en snuift wel eens een lijntje in de klas, net voor de docent binnenkomt -Het kan tieners nooit iets schelen- Fieke krijg je niet zomaar klein, ze is voor niets en niemand bang. -Onverschrokken grenzen opzoeken- .
Die problemen moeten een keer een gevolg krijgen, als is het maar voor de plotontwikkeling. Dus grijpen haar ouders in: dit gedrag kan zo niet langer. Ze weten dat pubers grenzen opzoeken, maar hun dochter loopt nu echt gevaar. Fieke krijgt huisarrest. En omdat ze niet meer kan zijn dan de rebelse tiener, omdat jij daar maar zo’n vaag beeld van hebt, kan ze maar een ding doen: haar ouders gaan haten. -rebelse tieners denken altijd wereldwijs te zijn en geven niets om gezag.- Maar omdat Fieke zo stoer moet zijn – het boeit tieners nooit iets- zoekt ze nooit hulp met deze serieuze problemen. Dus de enige overgebleven optie is om Fieke suïcidaal te maken. Prima, toch? De tienerwereld is immers een en al drama…

Als je je doelgroep niet kent, heeft dat twee grote gevolgen: je houdt een verhaal zonder broodnodige nuance over en het eindresultaat kan alleen maar choqueren en forceren, met alle gevolgen van dien.

Nuance in je verhaal

Fieke is in de minderheid met haar extreme drank- en drugsgebruik, maar vanwege het vertekende beeld wat jij van de doelgroep tieners hebt, lijkt dat niet zo. Het is ook mogelijk dat Fieke zich eens per week op haar vaste stapavond helemaal laat gaan, maar de rest van de week zorgzaam en beleefd is, ook al schaamt ze zich af en toe ook voor haar ‘bejaarde ouders’. Als je niet ziet dat nuance mogelijk is of zelfs nodig is, dan heb je vroeg of laat geen andere keuze meer dan alles aan je verhaal uit te vergroten. Daarmee kan het niet anders meer dan choqueren, interessant of realistisch wordt het niet meer: ‘Tieners (zoals Fieke) zijn gedoemd om vroegtijdig te sterven aan zelfmoord door alle ellende die ze meemaken.’
Je kan een doelgroep niet bij je houden als je die zo eenzijdig afschildert. Er is een zekere mate van own voice nodig in de manier waarop je over iemand schrijft, wil je diegene geïnteresseerd houden. Als je iemand afschildert als een archetype zonder verdere diepgang of subtiliteit, zal die zich niet serieus genomen voelen, laat staan identificeren met de held. Terwijl dat wel je bedoeling is bij het vinden van je doelgroep.

Choqueren en forceren

Als je slechts een eenzijdig beeld hebt van je doelgroep, kan je niet anders dan het plot forceren door middel van choqueren. Een verhaal heeft immers een interessant plotverloop nodig. Als Fieke de rebelse tiener moet zijn omdat ze anders geen tiener zou zijn, kan dat extreme gedachten teweegbrengen als ‘Ach ja, alle tieners zijn ‘gebroken’ en ‘vechten tegen het systeem’, dus ze dreigen allemaal met zelfmoord. Fieke zoekt gewoon aandacht en zal het allemaal niet zo serieus bedoelen.’ Zie je hoe hard dat kan gaan? Dan zou je dus niet eens meer 113 bellen, want: ‘tieners en zelfmoordneigingen zijn toch noodnormaal?’
Fieke wordt zo gedegradeerd tot een middel om te choqueren over heftige onderwerpen als zelfmoord en onverantwoord drank- en drugsgebruik. Dat is niet expres, maar door je beperkte beeld van haar, kàn je haar niet anders zien, dus dan moet je dat ook nog eens forceren. Als je moet choqueren en forceren, brengt dat dezelfde valkuilen als overromantiseren met zich mee: je blijft als schrijver in zekere zin langs de zijlijn staan en laat alles gebeuren, terwijl je dringend moet ingrijpen.
Neem als god van je personages hen ook serieus en wees een beetje lief voor je schepsels. Je kan met een verhaal choqueren, maar als het hele uitgangspunt is dat je personage – als een weerspiegeling van je doelgroep- dat moet doen, dan gaat er iets erg fout.

Je personage: wie zijn de vrienden?

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. Wat moet je in dat document toevoegen en wat is optioneel?
Je kan heel veel te weten komen als je weet wie de vrienden van je personage zijn.

Wanneer kan dit relevant zijn om te weten?

Het is belangrijk om te weten met wie je held bevriend is vanwege een bepaald narratief evenwicht. Je held mag niet perfect zijn, daarom moeten vrienden kunnen aanvullen waar de held tekortschiet. Vanzelfsprekend moet je dus ook weten wat bij de held ontbreekt en op wat voor manier dat bij de vriend(en) naar voren komt. Net als de held zelf moet een vriend een goed uitgewerkt personage zijn. In zekere zin kan je dus ook niet schrijven over een held zonder over diens vrienden te schrijven.  

Zijn vriendschappen van je personage blijvend?

Net als in het echte leven kunnen vriendschappen zowel blijven als komen en gaan. Dat ligt aan je verhaal. Maar bedenk wel dat je held altijd vrienden moet hebben – of anders moet missen. Introverte helden mogen gerust wat meer of langer op zichzelf zijn, of minder vrienden hebben dan de extraverte tegenhanger. Maar hoe dan ook heeft je held op een bepaald moment in het verhaal vrienden nodig. Ook al heeft je held de vaardigheden van een bepaalde vriend niet direct nodig, het idee dat je held niemand nodig heeft is funest voor de geloofwaardigheid van je held. Een mens is een sociaal wezen, dus kan het niet in zijn eentje leven, overleven, of zichzelf eindeloos isoleren. Een held die alles alleen doet en kan doen, is een uit de hand gelopen power fantasy.

Wat kan je te weten komen?

Soms kan de start van een vriendschap je iets over je personage in het algemeen vertellen; als het vrienden heeft leren kennen op de tennisclub, is het sportief.
Maar je kan ook iets dieper graven: waarom vind je held deze personages zodanig tof dat ze de titel ‘vrienden’ verdienen, in plaats van ‘kennissen’?

  • Kijk wat ze samen hebben meegemaakt, wie weet wat voor informatie je nog vindt over de algemene levensloop van je held.
  • Wat en waarom hebben deze mensen iets voor elkaar over? Dat zegt iets over hun karakter, normen en waarden.

Eigenschappen van een vriend kunnen bovendien het groeiproces van de held verklappen. Dit kan je uitproberen door naar jezelf en je eigen vrienden te kijken.
Neem je beste vriend(in) eens in gedachten. Wat heeft, kan, doet of is diegene wat (nog) niet op jou van toepassing is? De kans is groot dat je ernaar streeft om in dat opzicht net als je vriend(in) te zijn, omdat je hem/of haar mag en hij/zij je inspireert. Daar heb je zelf dus nog iets te halen, daar kan je nog groeien. Hetzelfde geldt voor je held.
Als je held bijvoorbeeld een vriend heeft die niet bang is zijn mond open te trekken, terwijl hij zelf nog een pleaser is, dan is de kans groot dat assertiviteit een belangrijk deel is van de heldenreis van je held.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Priscilla Du Preez verkregen via Unsplash.

Je doelgroep verkeerd begrijpen: onjuiste toon

Het is belangrijk om je doelgroep goed af te bakenen als je een verhaal schrijft. Zo weet je dat het ook een bepaalde groep mensen aanspreekt. Het bepalen van je doelgroep is een ding, die doelgroep ook goed begrijpen is het volgende. Als je je doelgroep verkeerd begrijpt, kan je verhaal inhoudelijk fantastisch zijn, maar kan een onbedoeld vervelende toon roet in het eten gooien.

Het toontje van een doelgroep

Het idee dat een bepaalde groep mensen een heel eigen manier van praten heeft, is je vast niet onbekend. Rijke mensen praten bekakt of met chique woorden, geestelijken spreken met diepe, plechtige stem en de hysterische bruidsmeisjes niet die bij het minste of geringste in enthousiast gegil uitbarsten en met een hoge stem spreken.
Of dit nu op clichés berust, of ook gedeeltelijk echt zo is, deze toontjes zijn waarschijnlijk een grotere aanname dan je zelf doorhebt. Want een tiener zonder eigen, hippe woordenschat en taal, wat voor tiener is dat nou? Zo ga je niet alleen in dialogen wat hippe woorden schrijven, maar wordt ook je verhaal in het algemeen wat vlotter van stijl. Omdat een manier van praten tot op zekere hoogte een goede show don’t tell kan zijn, bestaat het risico dat je deze stijl het feilloos overneemt, waardoor je tekst erg geforceerd over kan komen.

Meerdere gezichten van een doelgroep

Als je een ijkpersoon gaat schrijven, is het logisch dat je bepaalde aannames maakt. Maar als die al standaard zijn en je dat uitbuit, wordt je doelgroep net zo levendig afgeschilderd als een stuk karton. Denk aan voorbeelden als:
* iedere tiener zegt om de andere zin een hip stopwoordje
* iedere lezeres van romantische verhalen smelt van complimentjes en wil niets anders lezen dan dichterlijk taalgebruik om de tekst zo dweperig mogelijk te houden.
* alle rijkelui praten met zo’n hoogwaardig vocabulaire dat ze nooit eens doodgewoon ‘vreselijk!’ zeggen. Neen, ‘affreus!’ zal de uitroep immer wezen.

Als je deze stijl zin in, zin uit volhoudt, wordt je verhaal doodvermoeiend om te lezen. Tegelijkertijd is het ook niet logisch om de heer met de hoge hoed meteen te verbieden om te zeggen dat de vergadering affreus verliep. Wie weet moet hij voor zijn functie wel ten alle tijden geleerd overkomen.
Natuurlijk kan het helpen om je gebruik van afzonderlijke woorden goed in de gaten te houden. Maar wat je je vooral moet bedenken, is dat je doelgroep meer is dan hetgeen waarmee je ze in eerste instantie associeert.
De tiener is dus niet alleen bezig om cool te zijn, de grenzen op te zoeken en zich af te zetten van het ouderlijk gezag. Die zit ook wel eens gewoon gezellig te eten of te kletsen. Met leeftijdsgenoten of anderen.
De romantisch ingestelde vrouw maakt zich ook wel eens druk om de irritante file, zonder meteen te denken dat haar concurrente op liefdesgebied er nu met haar geheime vlam vandoor gaat. Zij komt altijd op de fiets naar het werk en kan dus naast de mooie man gaan zitten in de vergadering… Een file is gewoon vervelend, óók al niet meteen je hele liefdesleven op het spel staat.

Het toontje en de boodschap van de tekst

Om te voorkomen dat je een doelgroep denkt te kennen, zonder dat dat zo is, moet je dus geen klakkeloze aannames maken en goed afwegen wat en hoe vaak je een bepaald toontje toepast. ‘De toon moet bij de doelgroep aanslaan bij de doelgroep’ als voornaamste uitgangspunt kan een vreselijk ongemakkelijke tekst opleveren: “Man, die gast is vet lijp geworden, dude! Als hij denkt dat ik dat voor hem doe nadat hij me zo genaaid, heeft, dan moet zich laten checken, weet je wel?”
Klinkt dit als een schrijver die ooit in de eigen jeugd een paar hippe woorden kende en die wil combineren met een aantal -willekeurige- uitspraken die die een aantal jaren, weken… geleden gehoord heeft? Als iemand die waarschijnlijk in de laatste vijftien jaar geen tiener meer gehoord heeft en maar gewoon hoopt dat dit taalgebruik nog in de mode is? Precies.
Door de eindeloze stopwoordjes en hippe termen en de algemene aanname van een ‘boze, hippe tiener’, gaat de boodschap van de zin volledig verloren. Je kan dan veel beter in ‘normale woorden’ de gevoelens van de tiener weergeven: “Die vent is gek geworden! Als hij denkt dat ik hem nog vertrouw nadat hij me zo genaaid heeft, moet hij zich laten nakijken.” Je kan ‘genaaid’ hier laten staan. Dat is grof in de mond, iets wat past bij de boze, lompe tiener die je waarschijnlijk wil schetsen. ‘Belazerd’ zou dan wel erg beschaafd zijn. Kortom: het is een kwestie van goed afwegen. (En in het geval van tieners: hun eigen, tijdelijk hippe taal ontwikkelt zich zo snel dat tegen de tijd dat je je boek geschreven en uitgegeven is, die specifieke woorden alweer uit de mode zijn. Dus 😉 )
Kijk of je mensen uit je doelgroep kan bereiken en vraag wat hen bezighoudt. Waarschijnlijk kom je dan achter een aantal dingen waar je helemaal niet aan had gedacht. Belangrijker nog: je leert je bril af te zetten die je hebt over je doelgroep. Dat levert een daadwerkelijk authentieke weerspiegeling van je doelgroep op, niet wat jij denkt dat het authentieke toontje kan weergegeven. Want door die bedoeling prikt de doelgroep – en vaak andere mensen ook- heel makkelijk heen.

Meer risico’s van een verkeerd begrepen doelgroep

Het toontje van een doelgroep is een van de valkuilen die het verkeerd begrepen doelgroep met zich meebrengt. Net zoals bij zoveel zaken moet je ervoor zorgen dat je zorgvuldig onderzoek doet als je de doelgroep gaat bepalen. Dat voorkomt dat je allerlei zaken gaat forceren, die passen bij de aannames die je doet of hebt als je een doelgroep niet goed genoeg doorgrond.
Een van die risico’s is dat je allerlei dingen in je verhaal gaat forceren en uitvergroten, omdat je maar van een enkel uitgangspunt uitgaat. Dat begint vaak bij het verkeerd begrijpen van je doelgroep. Volgende week besteed ik een afzonderlijke blogpost aan het principe van iets geforceerd uitvergroten.

Foto van Alyssa Yung, vergkrgen via Unsplash.

De ideale vakantiebestemming van je personage

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. Wat moet je in dat document toevoegen en wat is optioneel?
Deze week een toelichting over de ideale vakantiebestemming.

Wanneer kan dit relevant zijn?

Je personage hoeft niet op het punt te staan of zelfs maar geld te hebben voor een vakantie. Je kan je altijd afvragen waar het liefst op vakantie zou gaan. Het antwoord op deze vraag kan je namelijk verschillende voorkeuren en gewoonten en zelfs overtuigingen van je personage vertellen.

Wat kan je te weten komen?

Natuurlijk, als je personage het liefst naar Thailand gaat, is het waarschijnlijk niet verzot op sneeuw. En omdat het leven daar goedkoop is, hoeft het personage, eenmaal daar, zich niet zo snel te laten remmen vanwege de kosten.
Maar kijk ook verder dan je neus lang is. Waarom juist dit ene land, deze ene stad? En niet zomaar een willekeurig land waar het warm, besneeuwd, bebost, goedkoop of alles onbekend is. Wat (of wie!) is daar wat je nergens anders vindt? Of denk in oorzaak en gevolg:

  • Je personage is een chef-kok. Het zal vanwege de nationale keuken dus eerder naar Frankrijk of Japan op vakantie willen gaan dan naar Engeland.
  • Je personage werkt zich drie slagen in de rondte, dus heeft het geen energie meer om op avontuurlijke vakanties te gaan. Iemand die werk en privé wat meer in balans heeft, kan het nog wel zien zitten om drie weken te gaan survivallen.
  • Je personage gaat naar een goedkoop land, zodat hij zich luxe kan veroorloven en de mensen die in de bediening werken, af meent te kunnen blaffen vanwege zijn hogere status en het feit dat hij zich die luxe kan veroorloven. (Hé, je antagonist heeft ook een personagebiografie nodig…)
  • Je personage spreekt geen andere talen en vindt het eng om in een andere taal of met handen en voeten te moeten communiceren. Verder dan Nederland of België zal het dus niet gaan.
  • Je personage heeft de gewoonte om een lange ochtendwandeling te maken, dus wil het ergens heen waar je heerlijk kan wandelen.

Als je naar dit soort zaken van oorzaak en gevolg kijkt, merk je waarschijnlijk ook iets op dat voor het  plot als geheel handig is om in het achterhoofd te houden of uit te werken.
Moet de workaholic later ontslagen worden, zodat zij gedwongen wordt de balans tussen werk en privé opnieuw op te maken? Of ga je de over het paard getilde rijkaard een lesje leren door het luxe hotel in brand te laten vliegen? Dan wordt hij tijdens zijn vakantie in een sober noodopvangtentje opgevangen en heeft niemand nog een boodschap heeft aan zijn zogenaamde status…

Wanneer is dit belangrijk genoeg om uit te schrijven?

Als je personage op reis gaat, hoef je niet per se iedere stap van de reis te vermelden. Sla dus gerust de scène op het vliegveld over als je al hebt uitgewerkt dat je personage een stresskip is en dus niet tegen de drukte op het vliegveld kan. Zéker als je later op diezelfde vakantie of op een ander moment in het verhaal dat gebrek aan stressbestendigheid ook al laat blijken als het belangrijk is voor het plot. Uiteindelijk is het vliegveld ook maar een plek vanwaar je vertrekt naar een andere plaats.
Gaat je personage sowieso niet op reis, dan kan je de bevindingen van deze reisvragen als show, don’t tell op andere manieren in je verhaal verwerken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Annie Spratt op Unsplash.

Schrijfprompts: omschrijf eens…

Omschrijven klinkt makkelijk, is een hele kunst. Als je iets omschrijft, moet je dat doen met voorbeelden die duidelijk genoeg zijn om een goed beeld bij te krijgen. Houd je de beschrijvingen echter te algemeen, dan komt er niets voor het geestesoog van je lezer. Specifieke details kunnen zowel dat ene zetje geven om iets algemeens tot iets unieks te maken, als wel details blijven.
Daarom kan omschrijven heel erg lastig zijn. Hoewel er geen formule bestaat voor succesvol omschrijven, kunnen een aantal uitgangspunten wel een opzetje vormen. Ik heb er een aantal schrijfprompts bij bedacht, waarbij ik gebruik van iets wat je moet gebruiken en moet vermijden. Zo hoop ik dat je je bewust wordt wat meer algemene beeldvormingen zijn en welke details een omschrijving meer kunnen verrijken. Schrijf zoveel meer als je wil, maar houd je aan de restricties en voorwaarden in de tabel. Veel plezier en succes!

Personageprompts

Omschrijf eens een personage.

Dit beeld moet duidelijk wordenDit mag je niet omschrijvenWaarom werkt dit meestal niet beeldend?Dit moet je omschrijvenWaarom werkt dit meestal  beeldend?
 het algemene uiterlijk haar en ogen Het is cliché, en zegt weinig: zelfs bij rood haar en blauwe ogen. Dat is vrij uniek, zeker, maar heb je nu echt een compleet beeld van het uiterlijk? Nee.  houding, in de brede zin van het woord.  het straalt een (gebrek aan) zelfvertrouwen uit. Dat zegt veel meer over de uitstraling en indruk van je personage als geheel dan (wanneer het al dan niet aantrekkelijk is door) bepaalde fysieke kenmerken.
 kledingstijl welke specifieke kledingstukken het personage draagtals je personage een rok draagt, is dat een minirok of een rok tot op de grond. Het is een te breed begrip.  kleur van de kledingstukken en de staat waarin ze verkeren.  gebruik van kleur kan een symboliek zijn van karaktertrekken of een show don’t tell van de mate waarin je personage expressief is.
De staat waarin de kleren verkeren, vertelt je hoe verzorgd je personage is, of (misschien) hoe vaak het nieuwe kleren kan kopen.
 het personage is aantrekkelijkalles wat met de ogen en mond te maken heeft: kleur, vorm, de uitstraling ervan. Alles aan een lichaam dat ‘traditioneel gezien’ aantrekkelijk gevonden wordt (van ogen tot lippen, van borsten en billen tot een mooi sixpack…) ‘De ogen zijn de spiegel van de ziel’. ‘De liefste lach die ik ooit zag. ‘Wat een mooi lijf!’ Dat hebben we nog nooit gehoord… Wat kan er er nog meer aantrekkelijk zijn aan iemand? unieke uiterlijkheden opvallendheden of maniertjes
en/of iets wat het personage doet, in plaats van hoe het er fysiek uitziet.
als je personage een (bijvoorbeeld) opvallend mooie neus heeft, is dat nog steeds mooi, maar komt die omschrijving oprechter over, omdat er normaalgesproken vaker over ogen, billen etc. worden geschreven als het over attractieve uiterlijkheden gaat.

Beschrijf je maniertjes of iets wat het personage doet als aantrekkelijk, dan is het logischer als een ander personage daadwerkelijk verliefd op de held wordt. Dan is het geen lust, maar echt liefde.
 het personage heeft macht  de kledingstijl en het taalgebruik dure kleren en formeel en/ of indrukwekkend lijkend, maar inhoudelijk leeg taalgebruik zijn redelijk cliché om te laten zien dat je met een hoge pief te maken hebt die gewend is naar de mond te praten. hoe het omgaat met iemand die een lagere status heeft. Is het personage oprecht aardig, of overdreven amicaal? Keurt het de ander geen blik waardig, of is het zich nauwelijks tot niet bewust van het machtsverschil? je kan macht gebruiken en je kan macht misbruiken. Het hebben van macht op zichzelf is nietszeggend. Hoe je ermee omgaat zegt echter heel veel.

Omgevingprompts

Schrijf eens hoe de omgeving eruit ziet

Dit beeld moet duidelijk wordenDit mag je niet omschrijvenWaarom werkt dit meestal niet beeldend?Dit moet je omschrijvenWaarom werkt dit meestal  beeldend?
Een toeristische attractiede (naam van de) eigenlijke attractie het omschrijft de attractie alleen  de sfeer eromheen: waarom de mensen de moeite nemen het te bezoeken dan snap je waarom de attractie de moeite waard is. Waarom zou je er anders heen gaan? Times Square is een plein met een reclamebord. De Notre Dame is een mooie kathedraal, maar is echt niet de ene op de wereld: dat idee.
een drukke markt  de hoeveelheid mensen die er zijn  dat kan ook een winkelcentrum, concertzaal, voetbalstadion… betreffen de geuren en kleuren, de gesprekken die worden gevoerd de ouderwetse markt is een feest voor de zintuigen! Ook heeft het vaak een sociale functie: mensen komen ernaartoe om te kletsen en de kooplui kennen hun vaste klanten.
Als je een omgeving omschrijft, bedenk dan ook wat die omgeving anders maakt dan iets soortgelijks (zoals bijvoorbeeld een markt versus een winkelcentrum)
 een huis de grootte als een gigantisch huis in verval is, is het niet zo luxe: dan is een kleine woning veel huiselijker en prettiger om in te wonen.
Bedenk goed of de algemene aanname bij een woord ook altijd opgaat (een groot huis is luxe, duur eten is lekkerder, enzovoort)
 de inrichting  dit geeft sfeer en persoonlijke smaak weer
  een natuurgebied de algemene bewoordingen ‘bergen’ ‘strand’ ‘bos’je doet het begrip ‘natuur’ tekort als je het breed omschrijft. Dan wordt het eerder een clichésetting voor de clichéhippie die een wil zijn met de natuur hoe je de natuurkrachten aan het werk ziet. Hoe voelt of klinkt de wind? Waar hoor je beekjes kabbelen? Waar zie je tekenen van leven? Op wat voor manier?de natuur heeft (meestal) aantrekkingskracht vanwege het feit dat het ‘leeft’, niet gemaakt of niet ‘zielloos’ is. Niet omdat er mensen of iets dat door mensen is gemaakt afwezig is.

Sfeerprompts

Beschrijf een sfeer van een situatie

Dit beeld moet duidelijk wordenDit mag je niet omschrijvenWaarom werkt dit meestal niet beeldend?Dit moet je omschrijvenWaarom werkt dit meestal  beeldend?
 er is hier iets niet pluisde eigenlijke angst voor het onbekende  het ligt er te dik bovenop wat er anders is dan het vertrouwde dan kan de lezer meepuzzelen en het is als vanzelf spannend
er is rust hoe stil het is rust is niet alleen stilte, het kan ook andere dingen betekenen de afwezigheid van stress of drukte zo leer je je personage beter kennen. Krijgt het rust door stilte? Door te gaan hardlopen? Koken? Dansen met het volume op tien?
 je personage is ongewenst prikkende blikken, geroddeldit is een show don’t tell met een tell effect hoe dat negeren voor het personage zelf voelt dat is een show, don’t tell met de waarheid van je personage
er gaat iets langverwachts gebeuren iedereen staat te kwebbelen en te stralen van opwinding het is oppervlakkig en het kan ook op iets anders wijzen: een gezellig feestje, bijvoorbeeld waarom is dit moment zo langverwacht? Wat staat er op het spel? Laat de personages het moment beleven.  dan krijgt de scene inhoud en blijft het niet alleen bij een sfeeromschrijving.

Foto door Sigmund op Unsplash.

Het kleine geluksmomentje van je personage

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. Deze week een toelichting over het kleine genoeglijke geluksmomentje van je personage.

Wanneer kan dit relevant zijn?

Het kleine genoeglijke geluksmomentje op zich is vrijwel nooit relevant voor je verhaal. Hoe vaak schrijf je immers een scène waarin je personage helemaal zen is en dat ook nog vervolg heeft voor het plot? En vrijwel iedereen heeft dat soort geluksmomentjes, of je nu geoefend bent in mindfulness of niet. Het hebben van zo’n geluksmomentje is dus geen bewijs dat je personage een soort verlichte monnik is, of op weg is een zogenaamd spiritueel meesterschap te behalen.

Wat kan je te weten komen?

Desondanks kan het kleine geluksmomentje je tussen de regels door veel nuttige informatie geven.

Waar geniet je personage echt van? Waar haalt het energie uit?

Is dat lekker eten in gezelschap, dan is je personage dol op diens vrienden, of haalt het waarde uit een goed gesprek. Is het een onverwachte zonnestraal, dan is je personage gek op de natuur. Hoe sluit deze informatie aan bij andere zaken die in je personagebiografie? Het kan extra onderstrepen dat je personage meer extravert dan introvert is, of andersom. Of dat het vanwege die liefde voor de natuur ook geen vliegreizen wil maken, vanwege de invloed op het klimaat. Wie weet wat voor invloed dat heeft op andere gebeurtenissen in het verhaal.
Wees niet bang om het kleine geluksmomentje aan te grijpen voor een kettingreactie aan conclusies te gebruiken.

Weet je personage wel waar het gelukkig van wordt?

Misschien kan je personage geen antwoord geven op deze vraag. Dan is de kans groot dat het zo druk bezig is met een carrière na te jagen of een bepaalde schijn op te houden, dat het de eigen identiteit is kwijtgeraakt. Met andere woorden: weet je personage prioriteiten te stellen? Kan het voor zichzelf kiezen?

Staat het personage ook echt stil bij het geluksmomentje?

Soms is een personage zo depressief dat het nergens meer blij van wordt. Zelfs als het zegt dat het dolblij wordt bij het zien van een lieveheersbeestje, gaat dit personage gewoon door met zijn dag als het insect dan voorbijkomt gelopen, met de conclusie dat er nooit iets moois gebeurt. Door alle andere ellende ziet het positieve dingen niet meer in, ook al staan ze voor de neus. Zo wordt het geluksmomentje een handige graadmeter om te zien hoe gelukkig je personage over het algemeen is, of in hoeverre het geluk kan omarmen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door MI PHAM op Unsplash.

Hoe kan een lezer je verhaal lezen?

Als schrijver wil je graag dat je verhaal met plezier gelezen wordt. Maar je hebt geen invloed op hoe iedere individuele lezer iets interpreteert. Je kan echter wel onderzoeken wanneer, of en waarom je het al dan niet oké vindt dat je lezer je anders kan begrijpen dan je bedoelt. Zo kan je iets bewuster omgaan met wat je expliciet uitschrijft in je boek.

Interpretaties van de lezer

Als schrijver weet je wat er tussen de regels door gebeurt, of hoe het verhaal verdergaat na de laatste bladzijde, maar leg je niet alles vast. Daardoor kan een lezer eigen conclusies trekken. Soms komen die overeen met wat je zelf altijd hebt bedacht, soms ook niet. Een voorbeeld:

Een stelletje neemt voorgoed afscheid. Het is al dagenlang ongemakkelijk tussen hen: ze weten niet wat ze nog moeten zeggen. De lezer weet dat Bart iets geheim houdt voor Sandra.
Dan stapt Sandra op de trein. Bart doet zijn mond open, alsof hij nog iets wil zeggen, maar dat doet hij niet. Dan blijft de brandende vraag: ‘Wat had Bart bijna gezegd?’ Wat speelde daar de hele tijd? In de aantekeningen van de schrijver staat: Bart heeft herhaaldelijk, met kleine beetjes tegelijk, geld van Sandra gestolen. En dan lezen de lezers het verhaal:

Lezerdenkt datomdat
1Bart is vreemdgegaanhij altijd zo schrikachtig was als Sandra de slaapkamer binnenkwam: hij zal in bed wel met zijn minnares hebben geappt als Sandra even in de badkamer was (Maar Sandra’s spaarpotje stond op haar nachtkastje…)
2Bart hij zich altijd onbekwaam voelde in bed en daarom vooraf altijd zenuwachtig werd.als Sandra in de badkamer was hij vaak mompelde: heb ik er vandaag de moed voor? Dan wel om zich te bewijzen, of om te zeggen dat hij vandaag geen zin heeft
(maar het betekende: durf ik vandaag weer te stelen?)
3Bart af en toe van Sandra stalhij altijd zenuwachtig werd aan het einde van de maand, en alleen zenuwachtig werd als Sandra in de badkamer was, niet wanner ze naast hem zat op de bank.

In dit voorbeeld zouden de conclusies van lezer 1 en 2 logisch kunnen zijn. Dus trek je alles uit de kast trekken om ervoor te zorgen dat de lezer zeker weet dat het hele probleem niets met seks, romantiek of intimiteit te maken heeft. Zo, opgelost. Nu moet het toch wel duidelijk zijn. Maar dan zegt lezer 4: Bart heeft eerder een mysterieus telefoontje gehad en hij vreest dat iemand hem wil neerschieten. Er zit een sluipschutter op het balkon van de overburen, die de trekker overhaalt als Bart alleen in de slaapkamer is. Kortom: met geen mogelijkheid kan je voorkomen dat een lezer het soms ‘mis’ heeft of iets niet oppikt.

De mate van zeggenschap van een schrijver

Er zijn twee termen waar je van moet weten: ‘dood van de auteur’ en ‘autoritaire intentie’ als je wil weten hoe een lezer jouw intenties als schrijver kan interpreteren.

Autoritaire intentie: hier gaat de lezer uit van het principe: een schrijver schrijft een boek en laat bepaalde zaken open. Als je later een interview met de schrijver hebt en over die open zaken opheldering vraagt, is dat antwoord het enige juiste, omdat de schrijver het zo bedoelde, ook al staat het niet expliciet zo opgeschreven. Bart stal dus van Sandra, punt. En daarom is het boek geen romantisch verhaal.

Dood van de auteur: hier doet de lezer als het ware alsof de auteur meteen na het schrijven van het boek dood is neergevallen. Je kan de schrijver niet meer vragen naar hoe iets was bedoeld, dus blijven alle opties open. En als het de bedoeling was geweest dat de lezers zeker wisten dat Bart van Sandra stal, dan had dat uitgeschreven moeten worden. Als achteraf in oude aantekeningen wordt gevonden wordt dat Bart van Sandra stal is dat nog steeds waar, maar niet meer waard dan de mening of de interpretatie van de lezer die iets anders las in de tekst.

Dit zijn uitgangspunten, dus geen feiten die goed of fout zijn. Je lezers kunnen tekst anders lezen en het dus niet altijd met je eens zullen zijn als je -achteraf- verklaard wat en waarom je iets niet expliciet opschrijft in je verhaal, zonder dat ze ‘fout’ zitten. En er zullen mensen zijn die je woord altijd voor de waarheid aannemen.

Hoe ga je als schrijver met deze zeer verschillende standpunten om?

Dode schrijver, vrije lezer

Om het in een zin samen te vatten:

Lees teksten met alle vrijheid voor verschillende interpretaties, maar schrijf ze alsof je elk moment dood kan neervallen.

Dit is een uitganspunt waarmee ik hoop je een aanrijking te geven, maar -net bij als de discussie over interpretaties zelf- is dit echt niet dé manier. Hopelijk wordt je je in ieder geval meer bewust van je eigen hoe en waarom.

Je moet als schrijver aan teksten -zowel die van anderen als je eigen- verschillende interpretaties kunnen geven. Zo leer je over verschillende schrijftechnieken en hoe bepaalde teksten (überhaupt) geïnterpreteerd kunnen worden. Maar als je dichttimmert, kan je complete verhaalthema, of centrale conflict daaronder lijden. Of je boek wordt een ‘snap je wat ik bedoel’-uiteenzetting van een mening, waar geen fatsoenlijk verhaal meer van overblijft, zoals bij de doorgeslagen trope. Dus moet jezelf afvragen of, wanneer en in welke mate je het erg vindt als je verkeerd begrepen wordt. Op zulke momenten moet je gaan schrijven alsof ‘dood van de auteur’ de enige geldige regel is. Waarover wil je absoluut geen misverstanden laten ontstaan? Denk verder dan alleen eigenlijke gebeurtenissen, maar ook hoe je bepaalde tropes uitschrijft, intenties van personages neerzet en wat je al dan niet expliciet(!) over hun dingen als uiterlijk of seksuele identiteit vertelt.

Een aantal dingen om op te letten:
* heb je het doel van je verhaal voor jezelf duidelijk?
* Schrijf je ‘grijs‘? Is er niet iets wat erg eenzijdig wordt neergezet?
* Wijk je niet te ver af van je verhaalthema?
* Ben je je bewust van de associaties van bepaalde tropes? Onderzoek die goed, voor je iets gemeens lijkt te zeggen dat je niet zo bedoelt!
* Is een diversiteit het thema of een aanvulling?
* Heb je weet van het ‘meerderheidsprincipe’?

Het meerderheidsprincipe noem ik het verschijnsel dat je soms, zonder het te beseffen, van een meerderheid uitgaat.
Stel: mijn personage werkt bij het leger, heeft een hoge positie en is verloofd. Wat is mijn personage voor iemand?
De kans is groot dat je een witte, heteroseksuele man voor je ziet. Omdat er naar verhouding meer mannen dan vrouwen in het leger dienen, er meer mannen in een hoge positie werken en hetero’s in de seksuele meerderheid zijn. En er wonen meer witte mensen in Nederland dan gekleurde mensen. Maar er stond niets dat uit kon sluiten dat het om een biseksuele latina ging die met een vrouw verloofd is. Maar helaas komt dat door het ‘meerderheidsprincipe’ niet zo snel bij je op.
Als je zeker wil weten dat er iets over je personage duidelijk is, bedenk dan of er misschien een meerderheid is die je personage kan ‘overschaduwen’, waardoor het niet meteen waarschijnlijk is dat het analfabeet, moslima, vrouw, transgender, lichamelijk of financieel beperkt… wat voor minderheid dan ook is.

Foto by Houcine Ncib op Unsplash.

Je personage en diens trauma

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. Wat moet je in dat document toevoegen en wat is optioneel?
Deze week een toelichting bij de essentiële kennis over trauma’s.

Waarom is dit belangrijk om dit te weten?

Een trauma blokkeert de groei van je personage en kan dus ook het plotverloop blokkeren. Als je weet wat je personage voor trauma’s heeft, kan je voorkomen dat de verhaallijn stil komt te staan, of dat je je personage sterker wegzet dan het is.  Je kan er ook achterkomen dat je personage sterker is dan je dacht, als je van het trauma weet.  

Staat dit gegeven vast?

Ten behoeve van dit artikel maak ik onderscheid tussen twee verschillende soorten trauma’s: het klinische trauma en het persoonlijke trauma.
Het klinische trauma is ernstig; medicatie en therapie zijn vereist. Het persoonlijke trauma is niet zo ernstig, maar voor het personage kan het wel zo voelen: “Ik heb een trauma van die ene keer dat ik door een hond werd gebeten.” Waarschijnlijk krijgt je personage daar geen PTSS van, maar het zal in nabijheid van een hond nog wel bevriezen en bang worden.

Een klinisch trauma is zodanig ernstig dat het gedurende het verhaal een grote rol zal blijven spelen, een persoonlijk trauma kan worden overwonnen. Natuurlijk kan dat bij PTSS ook het geval zijn, in zoverre dat je personage er op een draaglijke manier mee leert omgaan. Maar dat moet dan wel het overgrote deel van de heldenreis betreffen, niet als een probleem dat tijdens de heldenreis ‘toevallig’ ook nog op het pad komt.

Wat kan je te weten komen?

Bedenk dat je personage in een traumamoment bevriest. Dat betekent dat het -in dat moment (!)-  niet op een bepaalde manier kan handelen. Dat heeft bij een persoonlijk trauma de oorzaak in een bepaalde overtuiging of herinneringen. Stel dat je personage vroeger is gepest. De ergste wonden zijn geheeld, maar je personage is daardoor bij nieuwe kennismakingen nog altijd verlegen, terwijl het vrienden de oren van het hoofd kan kletsen. Toch blijft je held bij nieuwe kennismakingen denken: Wat als ik niet aardig gevonden wordt? Ergens weet je personage waarschijnlijk wel dat het niet meteen gepest gaat worden. En toch…

Kijk wat de achterliggende overtuigingen kunnen zijn:

  • Ik ben niet grappig genoeg
  • Ik heb niks interessants te vertellen
  • Ik ben nog steeds het ‘dikkertje’ van de klas
  • Als ze zouden weten dat ik ben gepest, vinden ze me een watje

Het zou kunnen dat een van deze dingen waar is voor dit ene moment, maar meestal zit het tussen de oren. Het nare is dat er een kip-of-ei-situatie kan ontstaan. Doordat het persoonlijke trauma een eigen leven gaat leiden, kan het je personage uit angst niet interessant genoeg te zijn, dan maar niet meer naar kennismakingbijeenkomsten gaat. Dan is het op den duur niet moeilijk om te denken dat nieuwe mensen je niet zien zitten…

Of het nu bang is om door de mand te vallen, aangevallen te worden, uitgescholden te worden of…  De redenen dat je personage blijft bevriezen is iets om mee te nemen voor de groei van de heldenreis.

Moet je dit in je verhaal laten terugkomen?

Een heldenreis draait om groei. Zodra jou een mogelijk trauma opvalt als je het personage aan het ontdekken bent, moet je het dus in het verhaal uitwerken. Houd wel in de gaten dat je het persoonlijke trauma niet groter maakt dan het hoeft te zijn en het klinische trauma niet onderschat.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Julia Taubitz op Unsplash.

Personage en plot: wat zou het nóóit doen?

Een personage groeit gedurende een verhaal, dus kan het ook dingen leren. Toch zal het een aantal dingen nooit kunnen of willen. Niet zozeer omdat het dom of zwak is, maar omdat iets niet in het karakter van je personage zit. Dat kan op verschillende manieren grote gevolgen hebben voor je plot. Let daarom heel goed op welke karaktereigenschappen je een personage toebedeelt en van welke zaken je het plot laat afhangen.

Een geloofwaardig karakter van een personage

Het is een open deur intrappen, maar het karakter van je personage is ontzettend belangrijk. Als je van een goedzak de antagonist maakt, rammelt er iets aan de basisstructuur van het verhaal. Maar een goed geschreven personage is niet zwart-wit. Het moet dus zowel goede als slechte dingen in zich hebben. Daar wordt je personage geloofwaardig van. Sla je echter door in je streven om je personage grijs te maken, dan is het om andere redenen ongeloofwaardig. Zelfs personages die er prat op gaan altijd ‘beide kanten van het verhaal’ te willen weten voor ze een oordeel vellen, hebben ergens een uitgesproken mening over, of bepaalde principes waar ze naar leven.

‘Dat zou ik echt nóóit doen!’

Het is iets dat zo vaak wordt gezegd, dat het soms niet meer geloofwaardig lijkt: ‘Dat zou ik echt nóóit doen!’ Misschien omdat je het meestal hoort in de context van: ‘Liegen dat ik ziek ben om een dagje stiekem de bloemetjes buiten te zetten? Dat hou ik *ahum* nooit doen!’ Maar toch zijn er dingen die je personage echt nooit zou doen. Denk aan een dierenrechtenactivist die op vakantie in Spanje echt nooit naar het stierenvechten zou gaan kijken. Dit is een oppervlakkig en duidelijk voorbeeld, maar als je je meer in je personage verdiept, zal je zien dat als je personage om wat voor reden dan ook iets nooit zou doen, dat ook grote gevolgen heeft voor het plot. Denk aan:
* een Duitse jongeman ten tijde van het Derde Rijk, zal die met een Jodin trouwen? (nóóit!)
* als ik moest kiezen tussen het redden van het leven van mijn ene kind en het andere (dan schieten ze mij maar dood!)

Om te zien hoeveel en waarom dat gevolgen heeft voor het plot, kan je jezelf twee vragen stellen:
* Waarom gebeurt het alsnog? Het leven is nooit volledig te sturen. Waar heeft je personage gewoon geen invloed op?
* Waarom gebeurt het inderdaad nooit? Welke (karakter)eigenschap van je personage is zo sterk dat het plot er zich naar vormen, in plaats van andersom?

Als het toch gebeurt

Het is makkelijk om te zeggen dat je iets nooit zou doen als de kans dat het gebeurt maar tweehonderd-nullen-achter-de-komma-punt-een-procent is. En dan gebeurt het toch. Schrijvers denken dat ze creatief zijn, maar het leven zullen ze op dat gebied nooit verslaan. Onthoud dat jij als nederige schrijver nooit zo groots, onvoorspelbaar, slim en onwaarschijnlijk zal kunnen schrijven als het leven soms is: waak voor Deus, Pixie en te grote butterfly-effects.
Maar als je een poging wil wagen, kijk dan goed naar hoe je een bepaalde creatieve vrijheid invult en waarom.
Dan weet je als het goed is ook hoe je personage gaat reageren. Het wordt met een omstandigheid geconfronteerd die het nooit had verwacht en waar het zich doorheen moet slaan. Schrijf op in je opschrijfboekje wat er dan gebeurt. Het kan zomaar gebeuren dat je personage razendsnel wegrent, terwijl je dacht dat hij zich vol in de strijd zou storten. Of andersom, natuurlijk. Het spreekt voor zich dat een verhaal heel anders loopt wanneer een laf personage de held is dan wanneer een dapper personage dat is. Maar zo zijn er nog talloze andere factoren waarbij het karakter van de held het verhaal kan bepalen.

Het gebeurt niet dankzij het personage

Het kan ook zo zijn dat iets inderdaad nooit plaatsvindt, juist omdat een personage iets weigert te doen. Ik blijf het voorbeeld van soldaat Pleva prachtig vinden, dus ik gebruik het nog eens. Je kan in de clip zien wat voor gevolgen het heeft dat hij als SS-soldaat een Joods kindje weigert de doden. Zestig jaar later vertelt Ruth haar verhaal aan een documentairemaker en inspireert het talloze mensen. Zo je wil is dit een omgekeerd butterfly effect: omdat er een schakeltje niet wordt voortgezet, komt er niets terecht van het verhaal wat had kunnen zijn. Maar daarvoor moet je het karakter van je personage wel erg goed doorgronden en beslissen welke eigenschap onverwoestbaar is. In het verhaal van soldaat Pleva zegt Ruth nog iets heel moois: “Hoe kun je vooraf weten of je op zo’n belangrijk, alleszeggend moment de moed hebt om te doen wat juist is? Dat kan niet, daar zijn die momenten te heftig voor. Het is ook een vraag die niemand voor een ander beantwoorden kan. Maar die vraag moet wel worden gesteld.”
Precies die vraag moet je als schrijver stellen: hoe kan het dat mijn personage iets weigert dat zo belangrijk is dat mijn verhaal erdoor verandert? Is het moed, een ijzersterk principe, een moment waarop hij door God wordt gedragen? – de daadwerkelijk hogere macht, niet de god die jij als schrijver soms kan zijn!-

Het moge duidelijk zijn: dit is een lastige opgave. Kijk daarom eens goed in je personagebiografie wat je allemaal hebt opgeschreven. Zijn er zaken die elkaar aanvullen? Misschien vind je wel wat tegenstrijdigheden. Een goed moment om daar nog eens goed naar te kijken. Vergeet ook niet dat je personage een archetype(rol) heeft. Pak dat schema er ook nog eens bij, het kan een zetje geven. Zo zal je zien dat het – in ieder geval op papier- makkelijker is voor een ‘wijze’ om zich op te offeren, omdat die staat voor empathie. Een magiër, die naar macht streeft, zal dat minder snel kunnen.

Tenzij je heel erg cliché schrijft, zal het niet vaak voorkomen dat de karaktereigenschappen van je personages het plot bepalen. Maar als dat wel zo is: weet wat je doet en neem je tijd om alles goed uit te werken. Dan krijg je een verhaal dat heel stevig staat!


Afbeelding van S K via Pixabay.