Een redacteur inschakelen: dit moet je weten

Je hebt een groot deel van je boek geschreven en hebt serieuze ambities om het te publiceren. Dan kan je een redacteur inschakelen. Om teleurstelling te voorkomen en ook effectief met een redacteur samen te werken, is het handig om vooraf al een aantal dingen te weten.

De redacteur kent jou en je verhaal niet

Je geliefden zijn vaak enthousiast over je schrijfambities omdat ze jou en je verhaal kennen. Ze hebben jouw autobiografie al ‘gelezen’ voordat die is geschreven omdat ze jou hebben zien opgroeien. Of ze kennen de plot van je fantasy omdat je daar iedere verjaardag over vertelt. Voor de redacteur ben je in het begin een vreemde. Die mist dus enthousiasme dat voorkomt uit de kennis dat jij een fijn en ambitieus mens bent. Wees erop voorbereid dat je niet automatisch enthousiasme van een redacteur krijgt.

Check: heb je één verhaal?

Sommige verhalen hebben ‘veel verhalen in een.’ Niet alleen is sprake van verraad in de tienertijd, maar ook een alcoholistische vader, een bedrijf dat op de fles ging en….
Een boek heeft altijd een verhaal één hoofdthema, of één rode draad. Natuurlijk zijn subthema’s en subplots mogelijk, maar een aaneenrijging van ‘en dit en dat en zus en zo speelde ook nog mee’ maakt geen leesbaar verhaal. Kom je met zo’n verhaal naar een redacteur, dan kun je heel veel correcties verwachten. Redacteuren, maar ook je toekomstige lezers, zien bij zo’n verhaal door de bomen het bos niet meer. Denk aan het vorige punt: als mensen je niet persoonlijk kennen, interesseert jouw verhaal hen niet automatisch. Goed schrijven is veel meer dan alleen je gedachten, gevoelens of een tijdlijn chronologisch uitschrijven.
Bespaar jezelf veel tijd, moeite, geld en teleurstelling door ook het nodige voorwerk te doen voor je naar een redacteur stapt. Vooral schrijvers van autobiografieën en familiekronieken moeten hiervoor waakzaam zijn.

‘Herschrijf dit eens’ is niet hetzelfde als: ‘dit is slecht’

Een redacteur moet kritisch en soms zelfs streng zijn. Maar zeker bij een eerste samenwerking weet een redacteur niet wat ‘toevallige’ fouten zijn in schrijfstijl en waarbij een schrijver echt nog wat tips of aansturing nodig heeft. Als een redacteur aangeeft dat je iets moet herschrijven, betekent dat niet meteen dat je bagger schrijft. Een goede redacteur probeert dingen aan te stippen waar je niet alleen in de specifieke tekst iets te verbeteren is, maar ook om met de feedback je schrijfinzicht te vergroten. En daarvoor moet iedereen, zelfs de allerbeste schrijver, op een bepaald moment voor gaan herschrijven. Wees niet te bang voor het woord ‘herschrijf’ en onthoud: een redacteur wil je helpen, niet afkraken!

Herzien is betaald werk

Een redacteur is vaak niet te beroerd om enkele vragen te beantwoorden. Maar die gaat niet (vaker) je werk lezen of zelfs redigeren zonder daar een vergoeding voor te vragen. Vraag je expliciet om een tekst na te kijken, dan ziet de redacteur daar een betaalde opdracht in. Of jij iets inhoudelijk met die feedback kan of niet, is een risico dat je moet incalculeren. Je betaalt een redacteur voor het geven van begeleiding en feedback met fatsoenlijke onderbouwing, niet om het met je (schrijfstijl) eens te zijn. Opmerkingen als: ‘Ik bedoelde iets anders tussen de regels door’ of ‘Maar in hoofdstuk 3 komt dit terug, vandaar dat hier informatie mist,’ laten een gebrek aan werk of kunde van de schrijver zien, niet van de redacteur. Die zal je in zo’n geval nog steeds een rekening sturen als je geld terug zou vragen.

Overleggen en vragen stellen mag

Redacteuren hebben net als jij een grote liefde voor schrijven en verhalen en willen daarom ook graag ‘samen’ aan jouw mooie verhaal werken. Daarom kan een redacteur je maatwerk bieden. Vraag naar de mogelijkheden voor een specifieke begeleiding of aandachtspunten en wees niet bang om vragen te stellen als je vragen hebt over de ontvangen feedback of een bepaalde schrijftechniek. Een redacteur sluit de werkdag met een glimlach af als het inzicht of de kunde van een schrijver die dag weer wat is gegroeid!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kelly Sikkema verkregen via Unsplash.

Een infodump herkennen als tijdverspiller

Een van de manieren waarop je als schrijver informatie kunt schrappen, is door te kijken naar hoeveel tijd je ermee bespaard als je bepaalde infodumops weg zou halen. Om dat idee contreter te maken, kan je ieder woord zien als een bepaalde tijd die je lezer en je personage aan je tekst besteden.

Infodump en ‘As you know Bob’

Hier kan je meer lezen over de basis van infodump. Pas goed op zodra je informatie met je lezer gaat delen. Voor je het weet, vertel je over zo veel details of geef je zoveel onbelangrijke informatie, dat het plot op slot komt te staan.

In een dialoog is het soortgelijke verschijnsel, ‘As you know Bob‘ daarbij een welbekende valkuil. Dat worden er dingen gezegd die totaal niet nodig zijn, omdat de personages die tegen elkaar praten dat allang weten. Denk aan: levenslange vrienden die elkaar wekelijks spreken: “Zoals je weet, is mijn broer al maanden ziek. Dus ik moet nu naar het ziekenhuis om hem bij te staan voor een controle.”

Als je As you know Bob in je achterhoofd houdt om vooral niet te schrijven, dan kan je daarmee makkelijker ontdekken hoe je infodumps kan sorteren. Om vervolgens de nodige informatie te behouden en alle andere aankleding te schrappen.

Je reinste tijdverspilling

As you know Bob komt in ieder genre voor. Van romantische verhalen waarin het tienermeisje haar beste vriendin voor de zoveelste keer vertelt waarom haar vlam toch zó knáp is tot in de actiethriller waarin de IT-deskundige die halsoverkop door de overheid wordt ingehuurd om een code te kraken en zo een oorlog te voorkomen, nog even geïnstrueerd wordt over de werking van het codeersysteem waar hij al een deccenium mee werkt: “zoals je weet, is dit beveiligingssysteem erg gevoelig: een keer een verkeerd wachtwoord en je ligt er een halfuur uit.”

Er kan dus weinig op het spel staan, zoals bij de giechelende meisjes. Maar het kan ook een kwestie zijn van leven of dood, zoals bij de IT-er. Hoe dan ook is een as you know Bob tijdverspilling van de bovenstente plank. Voor zowel je lezer, als voor je personages.

Vanuit het perspectief van de lezer is dit makkelijk te begrijpen. Als je op een boek van 400 pagina’s een paar duizend van dit soort dumps kan schrappen, heeft die het boek een halfuur eerder uit. En dus meer tijd voor een volgend boek. Of gewoon weer tijd om te stofzuigen. Als je niet op de leesbeleving inlevert, is je lezer je altijd dankbaar voor die tijdwinst.
Bij een personage is die tijdwinst te halen in eerder tijd voor actie. Of, zo je wil, tijd weer om verder te gaan van informatie delen naar het eigenlijke plotverloop. Stel je daarbij voor dat voor elk woord dat jij als lezer leest, er afhankelijk van de mate van urgentie er een seconde of een minuut verstrijkt in de papieren wereld van je personage. Dan laat je het tienermeisje:
“Waarom hij zo’n hunk is? Dat weet je toch, Tess? Omdat hij een sexy stem heeft en gewoon zo lief is! Hij kan ook nog eens onverwacht grappig uit de hoek kan komen. En heb je al gezien hoe gaaf zijn haar altijd zit?!”
dus drie kwartier wachten. In die tijd hadden de bezoemvriendinnen een versierplan kunnen bedenken, daar de eerste schets van kunnen maken en al een eerste berichtje naar Romeo kunnen sturen. Lees: als het om het plot gaat, had je al een compleet hoofdstuk verder kunnen zijn.
Wat betreft de IT-er:
“Zoals je weet, is dit beveiligingssysteem erg gevoelig: een keer een verkeerd wachtwoord en je ligt er een halfuur uit. Dat kan het einde van ons land betekenen.”
Wil je als lezer lezen over saaie uitleg of wil je in die metaforische kleine halve minuut meemaken waarin onze held met bloeddruk torenhoog hoopt dat hij het niet gaat verknallen?

Het plot gaat voor

Als je meerdere details moet delen, zie dan ieder woord als een tijdeenheid die voor je personage of je lezer erg kostbaar is. Je las al hoe dat in een dialoog werkt, maar hetzelfde idee gaat op voor sfeeromschrijvingen. Stel je in dat geval voor dat jij als beginnende enthouiaste stadsgids de lezer een rondleiding geeft. In dit geval door de betreffende tuin, museum of kamer. Maar het plot is in dat geval jouw strenge leidinggevende. “Deze mensen hebben betaald voor de korte, goedkopere versie van de rondleiding. Hadden ze de uitgebreide rondleiding gewild, dan hadden ze daarvoor moeten dokken. Geen gratis extraatjes, hè? Als je de grote lijnen hebt uitgelegd, is dat voldoende. Hup, hup, opschieten. De volgende groep komt er weer aan. Ik heb meer werk te doen.”
Die laatste zin mag je letterlijk nemen. Het plot heeft werk te doen, het moet het verhaal aan de gang blijven houden.
Is het voor de lezer (voor nu) voldoende om te weten dat de tuin heerlijk ruikt en prachtige kleuren heeft, ga dan niet van iedere bloem en iedere plant hun latijnse naam en hun belang voor het algehele ecosysteem van deze tuin beschrijven.

Het verhaal van tante Bep

Cliché tante Bep doet haar naam eer aan. 1000 woorden -meer dan zestien uur! Over tijdverspilling gesproken 😉 – later denk je: waar ging het nou over? Als je vermoed dat je tante Bep aan het woord hebt gelaten, schrijf dan eerst eens die aantal zinnen uit.
Bep is blij met de geboorte van haar eerste kleinkind, maar met haar oudste kind botert het al even niet meer.
In plaats van eindeloos vertellen hoe schattig baby’s en hoe verwend de jeugd is, vat je dat liever samen in enkele rake uitingen, waarna Bep iets anders gaat doen, concrete hulp vraagt, of aan serieuze zielenroerselen gaat doen. Kortom: verbreek de cirkel van het beppen en kijk hoe het plot weer aan het roer kan staan. Dat scheelt een hoop tijd. En daar zullen zowel je papieren personages als je lezer je dankbaar voor zijn.

Foto door Jon Tyson verkregen via Unsplash




Zo maak je een cliché origineel: opa ging vreemd

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: opa ging vreemd.

Het cliché

Opa of oma overlijdt en nu moet het ouderlijk huis van je volwassen personage worden opgeruimd. En daar, op zolder, verscholen tussen allerlei rommel, is daar een onbekend, gesloten kistje. Met liefdesbrieven die niet aan oma zijn gericht en ook niet geschreven zijn vóór hun huwelijk begon. Opa had een ander, soms zelfs een buitenechtelijk kind. Een hele nieuwe familiegeschiedenis ontvouwt zich.

Waarom stoort dit zo?

Dit cliché stoort om twee redenen. De ergste is dat een buitenechtelijke relatie of kind niet zozeer een plotpunt is, maar soms de hele reden dat het verhaal is geschreven. Was dit een hechte, lieve familie? Dat dacht je maar, lezer! Niets is wat het lijkt, bereid je maar voor op spanning en sensatie.
Dat is geen uitgangspunt voor een plot, maar een slechte plottwist. Alleen maar willen choqueren helpt niet om je lezer in je boek te interesseren, zeker niet als je echte plot en personages nog niet geïntroduceerd zijn. Start met de cliché ontrouwe grootvader en beide punten zijn aan de orde.
Ook is er in dit cliché een gebrek aan spanningsopbouw. Piek niet te vroeg met spannende aanwijsbare plotpunten. Als je dat doet, herkent de lezer het cliché vast dat in hoofdstuk 1 of 2 al een wereld op zijn kop komt te staan. Dan wordt je boek dertien in een dozijn en legt de lezer het na vijftien bladzijdes – of eerder- al weg.

De aanloop naar het cliché: deus ex machina

Vergeet de magie van fictie en je ziet waarom dit cliché gewoon dom is. Waarom zou opa deze liefdesbrieven niet hebben verbrand, of op zijn allerminst niet ergens bij een vriend bewaren? Nee, ze liggen in zijn eigen huis, waar iedereen, inclusief zijn poetsgrage echtgenote het -oeps!- tegen kan komen…
Dit cliché is een Deus ex machina in een iets betere vermomming dan normaal. Maar het feit blijft dat als de lezer merkt dat iets gebeurt omdat de schrijver dat wil, dat niet in je voordeel werkt. Zeker niet in het begin van een boek. Je loopt dan het risico dat de lezer het al weglegt vanwege de overduidelijke zichtbaarheid van de auteur of gebrek aan originaliteit nog voordat je personage in schok de andere familieleden op de hoogte heeft gebracht.

Het cliché fiksen: stel het verhaalthema of moraal centraal

Ieder minder sympathiek personage heeft ouders, tantes, broers… Anders gezegd: de schok van ‘dit gebeurt in een liefdevolle familie!’ is niet geloofwaardig of groots genoeg om een heel verhaal mee te kunnen dragen. Kijk in plaats daarvan wat opa ertoe heeft aangezet om vreemd te gaan. Misschien was oma wel een tiran, of stond opa in het krijt bij een vrouw met macht over hem die alleen seks als compensatie duldde.
Je hoeft die reden niet meteen superorigineel of overdramatisch te maken. Een reden is een reden. En daarmee waarschijnlijk ook je verhaalthema. Denk aan: ontrouw, misbruik van macht, wanhoop… Als je dat op de voorgrond zet, in plaats van de schok die door de familie gaat, zwak je dit cliché al heel wat af.

Nu jij!

Schrijf de redenen en omstandigheden op die opa aanzetten tot vreemdgaan. Koppel er een verhaalthema aan en vat dit samen in een korte (liefdes)brief. Laat duidelijk zien dat er iets niet pluis is, maar blijf tussen de regels door schrijven. Neem daarin ook karaktertrekken of beweegredenen van opa mee.

Tip voor het verminderen van het cliché

Werk met flashbacks van opa’s leven en introduceer de brief op zolder pas later in je verhaal. Dan kent de lezer de omstandigheden en personages beter en heb je geen misplaatste plottwist.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Peter Herrmann verkregen via Unsplash.

Zo voelt je lezer mee met je personages

Als schrijver wil je dat je lezer in het verhaal geïnteresseerd is en blijft. Daarvoor moet het die tenminste iets kunnen schelen wat er in het verhaal en met je helden gebeurt. Maar ook dan is er nog een een verschil. Er kan worden meegeleefd, op een afstand, of er kan worden meegevoeld, zodat de lezer alles heel intensief meekrijgt. Het is een nuanceverschil in woorden, maar in uitwerking en effect een verschil tussen dag en nacht.

‘Wat vreselijk voor je’

Je moet ervoor zorgen dat je lezer op zijn minst meeleeft met je personage. Als het gaat om verhalen betekent dat net iets anders dan in de echte wereld.
Het basisbeginsel van empathie in fictie is dat het je überhaupt iets kan schelen wat je personage overkomt en je weet over wie het gaat. Als de held waarvoor je hoort te juichen doodgaat, dan moet de lezer op zijn minst denken: o nee! In plaats van: ach, romantische Romeo nummer 68, nou en?
Als je lezer slechts meeleeft met je fictieve personage, staat dat ongeveer gelijk aan een kennis die vreselijk nieuws deelt. Je zal oprecht even schrikken en het kan je wel degelijk iets schelen. Je ligt er alleen niet wakker van. Dus je zegt: “Wat vreselijk voor je, ik leef met je mee.”

‘Wat vreselijk, ook voor mij’

Als je lezer, meevoelt met je personage, denkt die: ‘Wat vreselijk, ook voor mij,” zodra je personage iets naars overkomt. Het is iets wat die niet zomaar naast zich neer kan leggen. Het is niet meer van een afstandje meekijken, maar echt voor de volle honderd procent voelen wat het personage ook voelt, zonder dat daar een uitweg voor te vinden is.
Dat kan je op verschillende manieren bereiken, zodra aan de eerder genoemde voorwaarde van het opwekken van empathie is voldaan:

  • Zet op het goede moment een -korte!- flashback in
  • Maak je sfeeromschrijvingen zeer beeldend
  • Kom met een plottwist die niet alleen acuut, maar ook onherroepelijk is voor de wereld van je personage

Met andere woorden: zorg ervoor dat het hier en nu alle aandacht krijgt. Als je in het hier en nu schrijft, doe je dat beeldend. Gebruik je een flashback, zorg er dan voor dat het kortstondige ‘toen en daar’ waarnaar je terugblik inslaat als een bom.

Het hier en nu alle aandacht geven in een scène

Nieuws of een plotselinge verandering komt harder aan als je er niet aan kan ontsnappen. Alsof de grond je voeten wegvalt en je in een diepe kuil neerstort. Als je het hier en nu de juiste aandacht geeft in een scène, voelt dat niet alleen zo voor je personage, maar ook voor je lezer. Doe je dat iets minder goed, dan lijkt het voor de lezer eerder alsof die aan de rand van diezelfde kuil van bovenaf naar je personage kan kijken.

Een belangrijk uitgangspunt hiervoor is dat je het verschil weet tussen beeldend schrijven en gedetailleerd schrijven. Om twee schrijftermen te gebruiken: dat is het verschil tussen een infodump die te goed zijn best doet en een goede show don’t tell. Een voorbeeld: iemand wordt al maanden van het kastje naar de muur gestuurd en staat op het punt van knappen.

Gedetailleerd schrijven is dan zoiets als:
“Nee meneer, daarvoor moet u toch echt bij een andere afdeling zijn.”
Richard voelde zich bevriezen. Zijn oren suisden. Hij ging zitten om te voorkomen dat hij in zou storten. Wat had hij zonet gehoord? Snapte die ambtenaar wel wat hij had meegemaakt? Zijn herinneringen brachten hem terug naar het moment dat Femke gelogen had tegenover de politie.
“Agent, Yvonne zegt dat haar vader haar ongepast heeft aangeraakt.”
Net als toen stak er opnieuw een dolk in Richards hart. Plotseling was het hek van de dam. Hij dacht aan de manier waarop het zure braaksel in de keel was blijven steken toen hij voor het eerst een advocaat was gaan zoeken in de hoop zijn onschuld te bewijzen. Aan hoe iedere spier in zijn lijf zich had verkrampt toen zijn moeder voor het eerst naar het hoe en wat had gevraagd. En hoe zijn hart aan gruzelementen werd geslagen zodra hij de kleine Yvonne voor het eerst naar die beschuldigingen had gevraagd. Yvonne, zijn kleine meisje, dat hij nu misschien nooit meer zou zien.
“Klootzak!” schreeuwde hij naar de medewerker.

Merk op dat zintuiglijk schrijven goed werkt om het hier en nu te vangen. Maar als je dat zoals hier te gedetailleerd doet, het een overdaad wordt die schaadt.

Beeldend schrijven is bijvoorbeeld:
“Nee meneer, daarvoor moet u toch echt bij een andere afdeling zijn.”
Hij voelde het bloed door zijn aderen racen. Als in een flits zag hij een brief op de mat vallen: je mag je kind nu nooit meer zien. Het warme handje van Yvonne leek zich nog een laatste keer om zijn hand te sluiten.
“Klootzak!” schreeuwde hij naar de medewerker.

Dit voorbeeld lijkt misschien kort door de bocht, maar daar komt een belangrijk punt om de hoek kijken. Als je al empathie van de lezer hebt, houd je die doorgaans. Je hoeft dan niet te herhalen wat er exact op het spel staat. Dat weet de lezer als het goed is al. Dat allemaal nog eens opsommen haalt je lezer weg uit het hier en nu.

Kortom: bij gedetailleerd schrijven wil de schrijver de sfeer, gedachten en gevoelens zo graag meenemen, dat het hier en nu er alsnog door op de achtergrond raakt. Het lijkt een kern te raken, maar dwaalt er in feite steeds meer van af. Bij beeldend schrijven reduceer je het ‘nu’ eerder naar enkele seconden dan een tiental daarvan. Bovendien kijk je naar wat de kernemotie van je hoofdpersoon is, in plaats van de aandacht te geven aan de talloze emoties die je personage (allemaal) kan voelen.

Wil je dat je lezer daadwerkelijk met je personage meevoelt, zorg er dan dus voor dat de lezer niet om de gevoelens van je personage en die van zichzelf heen kan.

Foto door mohamad azaam verkregen via Unsplash

Zo maak je een cliché origineel: opgroeien in armoede

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: opgroeien in armoede.

Het cliché

Volgens het cliché idee van opgroeien in armoede kan dat op twee manieren. Je hebt niets anders dan ellende gekend óf je bent niet zo slecht af. Want omdat je ouders er alles aan deden om je te onderhouden, voelde je tenminste hun liefde nog. Dat valt niet te zeggen over de rijke vader die alleen maar op kantoor zit…

Waarom stoort dit zo?

Dit cliché diept vrijwel nooit uit wat opgroeien in armoede echt betekent, omdat het vaak zo zwart-wit wordt benaderd als hierboven.
Een en al ellende, wat is dat? Vaak met honger naar bed gaan, bijvoorbeeld. Maar houdt het daarbij op, of betekent dat bijvoorbeeld ook dat die lege maag in de ochtend je ook in de weg zit als je je moet concentreren op school?
Als je de overromantische versie van armoede schrijft, wat is er dan zo sterk aan de ouderliefde dat die ellende enigszins behapbaar blijft? Hoe sterk is liefde dan?

Dit clichébeeld van opgroeien in armoede stoort, omdat het beweert geen uitleg te hoeven geven. De lezer snapt wel waarom honger of gered worden door liefde je veranderen of je wereldbeeld vormen.

De aanloop naar het cliché: niet weten wat je zegt

“Ik ben blut” is een zin die we makkelijk gebruiken. Ben je blut als student als je maar een in plaats van vijf biertjes kan betalen tijdens het stappen? Misschien, naar verhouding, maar dat is toch iets anders dan geen eten of huur kunnen betalen.
Bij iets wat voor heel wat mensen abstract is, maar wat ook een bepaald gebrek aan objectiviteit mist, is het belangrijk dat je meer dan gewoonlijk in de huid van je personage kruipt.

Anders gezegd: naast een oppervlakkig idee van ‘iets niet kunnen betalen’ hebben veel mensen geen idee wat armoede echt kan betekenen. Wil je daar niet cliché over schrijven, dan moet je je lezers meer uitleggen hoe zich dat specifiek voor jouw personage uit.

Het cliché fiksen: own voice

Armoede kan zich in verschillende mate en dus ook op verschillende manieren laten zien. Dat is essentieel om te onthouden. Is er in het gezin geen geld voor een telefoon voor de kinderen? Dan komt er misschien sociale isolatie en eenzaamheid om de hoek kijken. Waar bij geen geld voor eten schaamte en allerlei lichamelijke problemen komen kijken. Kijk goed in de personagebiografie van je held wat er van toepassing is en wat er in grotere lijnen het best in het verhaalthema past. Probeer volgens de own-voice schrijftechniek te schrijven. Wat voor jouw personage geldt, is belangrijk en hoe jouw personage dingen ervaart, is wat het verhaal draagt en wat het verhaal ook moet dragen. Vraag desnoods hulp van een ervaringsdeskundige om de gaten in je kennis aan te vullen.
Vanwege het vaak incomplete of verkleurde beeld dat mensen bij armoede hebben, is het belangrijk om de voorstelling daarvan wat meer ‘aan te vullen’. Wat klopt aan het algemeen aanvaarde cliché? Wat niet?

Nu jij!

Schrijf twee korte scènes van ongeveer vijf zinnen. Twee personages vertellen wat ‘ik ben blut’ voor hen betekent. Leg die bevindingen naast elkaar en schrijf vervolgens een scène van ongeveer 150 woorden waarin je een derde personage een moment van armoede laat meemaken.

Tips voor het vermijden van het cliché

  • Zorg dat de armoede ook een verdieping op de personagebiografie of het verhaalthema biedt. Gebruik het niet voor een makkelijke tranentrekkerformule. Daar prikt een lezer makkelijk doorheen.
  • Maak personages die arm zijn ook niet dom. Dat is een storend cliché op zichzelf.  Armoede ontstaat of bestaat om allerlei (andere) redenen. Ga goed na welke redenen bij jouw personage spelen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Josh Appel verkregen via Unsplash.

Het trauma en de flashback: weet waarnaar je terugblikt

Ieder personage heeft iets meegemaakt dat ervoor zorgt dat het zich in het hier en nu op een bepaalde maner gedraagt. Met de nodige geschiedenis worden personages bovendien ze realistischer. Nu moet je nog aan de lezer bekendmaken wat die geschiedenis is. Een flashback is daar een populair middel voor, maar voorzichtigheid is geboden: gaat het goed, dan heb je een goudmijntje te pakken, gaat het mis, dan kan je hele verhaal er gortdroog van worden.

Wat kan je in fictie een trauma noemen?

Om te begrijpen hoe belangrijk het trauma van je personage is voor het verhaal, gaan we dat begrip even afbakenen. Ieder personage heeft onschuldige angsten, of ontwikkelt die. Het zijn pas trauma’s op het moment dat je personage door die nare geschiedenis of angst zich op een negatieve manier anders door het verhaal gaat bewegen en er daardoor een subplot, conflict of een obstakel (bij) komt in het verhaal. Denk aan:

* Doordat Nico vroeger te veel studiedruk opgelegd heeft gekregen is hij nu een perfectionist. In zijn verhaal krijgt hij met deadlinedruk te maken, waardoor hij niet eindeloos kan reviseren of bijschaven. Paniek! Hoe gaat Nico hiermee om?
* Aisha is vroeger gepest en vindt het daardoor lastig om vreemden te vertrouwen. In haar verhaal moet zij een vreemde het welzijn van haar geliefden toevertrouwen.

Wat het dus níet is:

Nico is een perfectionist in een bedrijf dat die houding beloont. Dus komt er een onverwachte tegenvaller voor het bedrijf, waar Nico twee dagen in zijn ‘perfectionistenpaniek’ op de proef wordt gesteld. Daarna gaat iedereen op normale voet en zonder kleerscheuren verder.

Aisha is vroeger gepest om haar overgewicht. Ze ziet een zwaar meisje in de speeltuin en moet wat tranen wegslikken, maar gaat daarna naar een feest waar ze niemand kent en maakt daar goede vrienden. Want inmiddels is ze zelfverzekerd en sociaal.

Een narratief trauma moet iets in het grote geheel van het verhaal dienen om het daarmee langdurig te verrijken

Het (verkeerde) gebruik van flashbacks

Flashbacks zijn een populair middel om de trauma’s van een personage bloot te leggen. Je kan heel precies op beeldende details ingaan. Daarmee doe je een trauma niet tekort. Er is een groot verschil tussen schrijven:
‘Robin werd mishandeld en is nu bang.’ en ‘Robin kreeg vroeger sigarettenpeuken op zijn armen uitgedrukt en associeerde de stem van zijn stiefvader met geweld zodra die zijn mond maar opendeed.’ Het is in dat opzicht gewoon een goede show don’t tell, waar de lezer ook niet om de feiten heen kan. Die wordt immers helemaal het ‘toen en daar’ ingesleurd met alle pijnlijke details, als een pervers hier en nu.

Het risico bestaat echter dat je te veel in dat ‘toen en daar’ blijft hangen. Kijk nog eens naar de voorbeelden van Nico en Aisha. Daar wordt kort stilgestaan bij een vroegere pijn. Als je van een tijdelijke pijn of een vroeger probleem een trauma maakt, komt je hele verhaal tot stilstand. Het is simpelweg niet de moeite om 2000 woorden te besteden aan het ‘menselijk maken’ van je personage door een geschiedenis te delen die het verhaal niet dient. Ja, een personage heeft duistere kanten nodig, maar die moeten wel gevolgen hebben.
Denk aan Mary Sue: zij is ook niet Sue-af op het moment dat ze toegeeft te liegen over haar dieet als iedereen haar vervolgens alsnog prijst over haar mooie lijf.

Test de flashback: is er tijd in het hier en nu?

Om te testen of je een flashback op dit moment – in deze scène, paragraaf of dit hoofdstuk- past, vraag je jezelf af: is daar in het hier en nu tijd voor?
Een personage belt een vriend op, omdat het iets op de lever heeft. Nu ze samen op de bank zitten, komt de vraag wat er loos is. Na de eerste uitleg breekt er iets bij de ongelukkige: “Ik denk dat dat komt omdat ik vroeger…”
Dan zal de vriend wel luisteren: die wist al dat er iets mis was, en dan kom je niet voor vijf minuten langs op de koffie. “We hebben de tijd, ik hoef pas over twee uur naar mijn werk.”
Een getraumatiseerde soldaat die op het slagveld last krijgt van PTSS, heeft de luxe niet om uitgebreid bij de vorige strijd stil te staan. Wapens pakken en vechten voor je leven!
Probeer de lengte van de flashback zoveel mogelijk af te stemmen op de hoeveel tijd die passeert in het hier en nu van het boek. Als die in verhouding zijn, wordt je flashback een stuk krachtiger.

Moet de lezer het begrijpen, of moet die het voelen?

Als je een flashback kort moet houden, verandert de insteek ervan.
Ga nog steeds uit van het basisprincipe dat de flashback als een show don’t tell in het toen en nu moet dienen. Maar bedenk in plaats van ‘Welke details kan ik bekendmaken aan de lezer, zodat die het trauma kan begrijpen?’ ‘Hoe laat ik de lezer dit trauma kort en krachtig voelen?’
Geef een paar heftige, of duidelijke indrukken die in de context passen en de intentie en heftigheid in een klap duidelijk maken. Dan voelt de lezer het meteen en is het rationeel begrijpen niet meer nodig.

Enkele voorbeelden uit films:
In Good Willl Hunting wordt er even een dreigend beeld van een naderende alcoholist getoond als de details van de mishandeling besproken worden.
In The last samurai krijgt Nathan zijn PTSS veroorzakende flashbacks als je hem ziet drinken, op weg naar een missie waarvan hij weet dat hij nog meer onschuldige mensen moet gaan doden. Rauwe beelden voor hem, heftige emoties voor de lezer/ kijker. Een flashback is dan misschien maar enkele regels, of neemt de vorm aan van een korte dialoog. Maar de boodschap komt over en dat is het doel van iedere goede flashback. Niet terugblikken omdat in een persoonlijke geschiedenis duiken interessant is, maar omdat je er een boodschap mee wil vertellen die je verhaal in de bredere zin van het woord draagt.

Foto door Jason W verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: de emotioneel afstandelijke moeder

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de emotioneel afstandelijke moeder.

Het cliché

Je personage heeft een moeilijke geschiedenis nodig voor het centrale conflict. Dan lijkt de emotioneel afstandelijke moeder een perfecte oplossing. Je hoeft niet met hele extreme voorbeelden te komen dat je personage dagelijks werd afgeranseld, maar iedereen begrijpt dat opgroeien zonder liefde vreselijk is. Want dat is het toch? Emotioneel afstandelijk is niet liefdevol, en opgroeien zonder liefde, dat is niet alleen dramatisch, maar ook traumatisch. Dat kan iedereen begrijpen. 

Waarom stoort dit zo?

De keuze voor een emotioneel afstandelijke moeder als lastige geschiedenis van je personage wordt makkelijk met de eerdergenoemde afweging gemaakt. Het uitgangspunt is op zichzelf niet verkeerd, zelfs essentieel om het te laten slagen. Maar het stoort zodra er bij dit uitgangspunt te kortzichtig of verkeerd naar het begrip liefde wordt gekeken. Wil je dat in deze context kunnen gebruiken, dan moet je daar zorgvuldig naar kijken.

De aanloop naar het cliché: niet liefde, maar zichtbaarheid

De emotioneel afstandelijke moeder wordt cliché als je (moeder)liefde eenvoudigweg samenvat met iets als: ‘Ze was niet lief’ of ‘Ze knuffelde me nooit.’ Bovendien loop je het risico dat je het begrip liefde gaat overromantiseren: ‘Zolang je maar geknuffeld en gekust wordt door je moeder, is dat alles wat er nodig voor is om liefdevol op te groeien en een goede moeder te hebben.’ Het probleem van een emotioneel afstandelijke moeder en het principe van goed opvoeden is veel complexer en genuanceerder dan dat.

Neem als uitgangspunt voor de nuancering dat de emotioneel afstandelijke moeder niet liefdeloos is, maar haar kind als onzichtbaar ziet. Aan de basis van liefde en je gewenst voelen, ligt het gevoel dat je als persoon gezien, of zelfs maar opgemerkt wordt. De afwezigheid daarvan is een goed uitganspunt om die ‘liefdeloze moeder’ uit te werken. Er zijn maar weinig dingen die zo pijnlijk gespeend van liefde voelen als het gevoel hebben dat iemand het niets kan schelen als je er niet meer zou zijn.

Het cliché fiksen: onzichtbaar: wat nu?

Hoewel het in de praktijk lastig is, is het in theorie eenvoudig om dit cliché te fiksen. Ga na op wat voor manieren je personage zich onzichtbaar heeft gevoeld, en hoe zich dat uit. Is een talent nooit onderschreven en daardoor een gebrek aan zelfvertrouwen ontstaan?  Zijn broers en zussen continu geprezen en je personage continu genegeerd? Daardoor voelt je personage zich nu eenzaam. Enzovoorts.
Kijk naar deze oorzaken en gevolgen en neem dat serieus om het geloofwaardig op papier te kunnen krijgen. Eenzaamheid bijvoorbeeld wordt inmiddels erkent als een stille doder: je kan eraan overlijden. Een fictieve emotioneel afstandelijke moeder kan niet een oorzaak zijn van een trauma op de achtergrond. Daarvoor is het te serieus en te complex om kort over te kunnen schrijven, wil het tot zijn recht komen. Dit trauma moet een rode draad worden in het centrale conflict van je hoofdpersonage.

Nu jij!

Schrijf een scène waarin je personage zich volkomen onzichtbaar voelt, doordat een overtuiging die het jongs af aan van deze moeder heeft meegekregen. Probeer te benadrukken hoe donker en pijnlijk dat daadwerkelijk is. ‘Het doet even pijn’ is hier niet aan de orde!

Tip voor het vermijden van het cliché

  • Neem mee hoe Moeder zo emotioneel afstandelijk is geworden of waarom ze zo doet. De effecten en oorzaken van een verslaving zijn relatief eenvoudig te verklaren: ‘Dit doet alcohol met de hersenen of het gedrag’. Iemands emotionele toestanden of beweegredenen zijn een stuk complexer voor een lezer om als vanzelf te begrijpen.

Dit tipartikel verscheen eerder op Schrijven Online
Foto door Annie Spratt verkregen via Unsplash

Een goede romance schrijven? Schakel de hersens uit!

Romantische verhalen zijn er in overvloed. Ze worden vaak gezien als oppervlakkig. Op zijn minst zijn ze daar in ieder geval vatbaar voor. Hoe komt dat en wat kan jij als schrijver doen om wel een diepgaande romance te schrijven? Als je een goede romance wil schrijven, moet je de hersens uitschakelen en emoties de overhand geven. Het verwarrende is dat de stereotype kleffe romance precies het tegenovergestelde doet.

Verliefdheid: hersens op tilt

Verliefdheid ervaren is heerlijk. Maar om nou te zeggen dat je dan normaal functioneert… Je bent continu afgeleid door je dagdromen, je kan je eetlust kwijtraken en het cliché ‘liefde maakt blind’ blijkt waar. Niet alleen dat: je raakt een bepaalde objectiviteit kwijt. Als je makker drie dagen niks van zich laat horen, is er waarschijnlijk een goede reden voor. Doet je vlam dat, dan ben je waarschijnlijk gedumpt én voelt dat als het einde van de wereld. Alleen vanwege dat ene leuke gesprek of dat uitzonderlijk knappe koppie. Evolutionair gezien zijn onze hersenen geprogrammeerd om verliefdheid zo extreem te beleven: het voortbestaan van onze soort hangt ervan af. Je kan dus stellen dat je niet zozeer vlinders vóelt, maar dat je hersens tijdelijk op tilt slaan.

Neem dan liefde: die latere fase waarin je de schaduwkanten van de ander ook erkent, maar alsnog van diegene houdt en ook samen het nodige hebt doorgemaakt. Daarvoor moet je elkaar meerdere keren door dik en dun gesteund hebben, conflicten hebben doorgemaakt en opgelost. Allemaal momenten waar emoties bij komen kijken, in de onschuldige, alledaagse zin van het woord. Natuurlijk zal het bij een crisis wel wat heftiger zijn, maar het is niet meer de dag-en-nacht-tilt-modus van de hersenen tijdens een verliefdheid.

De kleffe romance: hersens op de voorgrond

Als Romeo maar knap is en als Julia in de slaapkamer zich maar de liefste en mooiste op de wereld voelt, dan is het een verhaal zoals dat * ahum* maar eens in de eeuw voorkomt. Dertien- in-een dozijn-romances beweren dat ze helemaal op het gevoel ingaan, maar in feite blijven de op hol geslagen hersens aan het roer. Kijk daarvoor niet verder dan het cliché misverstand. Gaat dit fout, dan schrijf je een kleffe romance, doe je het goed, dan schrijf je over liefde. Julia gaat naar de personagepsycholoog…
“Wat gebeurde daar nou, Julia?”
“Wat daar gebeurde?! Dat zal ik vertellen. Ik kwam terug van boodschappen doen en daar stond die gluiperd. Je had zijn blik moeten zien. Vol met empathie, ze had zijn volle aandacht en toen omhélsde hij haar. Wel twee seconden! Serieus, vuile…”
Diagnose: verliefde hersenen op tilt. Deze vrouw is hopeloos: ze is niet voor reden vatbaar en wil haar emoties niet daadwerkelijk voelen. Ze wil slechts ratelen.
“Oké Julia, ga maar weg. Ik heb cliënten die wél aan hun relatie willen werken en die mij als schrijver en mijn lezers wél serieus nemen…”

Echte liefde en een goede romance: stilstaan bij emoties

Als je het goed wil doen, dan moeten jij en Julia deze situatie heel anders benaderen. Niet opblazen en afraffelen, maar echt stilstaan bij wat er nu in het hoofd van de betrokkenen omgaat. Julia krijgt een herkansing in de psychologenpraktijk.

“Ik schrok omdat ik niet snapte wat er gebeurde. Ik herkende de vrouw ook niet meteen als mijn buurvrouw, dus daarom leek het alsof Romeo Jan en alleman omhelsde. Dat hij gewoon losbandig is.”
“Ben je vaak door anderen in de steek gelaten?”
“Nee. Maar ik voel mezelf niet altijd mooi. Soms ben ik wel eens bang dat Romeo me zó heeft ingeruild voor een vrouw die mooier is dan ik.”
“Dan geef ik je als huiswerk mee dat je dat met Romeo moet bespreken. En dan gaan wij een plan opstellen voor de komende maand hoe wij daaraan kunnen werken voor jou persoonlijk.”

Om dit te vertalen naar wat je in concreet als schrijver kan of moet doen:

  • Verdiep je in de personagebiografie van beide geliefden en kijk wat er relevant is voor de situatie. Raffel dat proces niet af. Je moet de diepte in gaan om dit goed tot zijn recht te laten komen,
  • Bedenk wat er aan conflicten spelen en kunnen spelen. Het zijn er waarschijnlijk meer dan een. Overweeg goed wat het centrale conflict wordt en wat het subplot.
  • Erachter komen welke kernemoties centraal staan
  • Niets overhaasten. Besteed er de nodige woorden aan. Je schrijft Julia niet voor niets meerdere sessies voor. Dit gaat even duren.
  • Je moet samen met Julia de emoties volledig doorvoelen. En dat kan pijn doen. Voor Romeo en Julia, maar zeker ook voor jou als schrijver of voor je lezer. Rauw schrijven is hier nodig, ook al is dat niet leuk.
  • Dit probleem niet behandelen als een probleem dat ‘gewoon’ moet worden opgelost als onderdeel van een plotontwikkeling, zoals het cliché van het doodzieke kind wel doet.
  • Julia’s sessies niet overromantiseren als middel dat het perfecte stelletje dichter bij elkaar brengt.

Schrijven over liefde en emotie

Julia’s behandelplan is een flinke lijst. Maar dat is wel wat het zo moeilijk maakt om een écht mooie en unieke romance te schrijven. Niet alleen is het veel om over na te denken en om uit te werken. Het kan voor een schrijver ook behoorlijk moeilijk zijn omdat je via of samen met Julia veel over emoties na moet denken en die goed onder woorden moet brengen, wil je daadwerkelijk over echte liefde schrijven. En jezelf missschien ook wel de nodige spiegels voorhouden. De stereotype kleffe romances nemen daar de tijd niet voor, of hebben het lef niet.

Liefde, niet romance, is wel zo groot, allesomvattend, eng, belangrijk, krachtig en veelzeggend dat het onze pet soms te boven kan gaan. Daarom wordt het schrijven daarover erg lastig. Romance is dan de ‘korte, makkelijke weg’ om daar alsnog enigszins over te kunnen schrijven. Zonder je spreekwoordelijke teen te hoeven stoten. Gewoon lekker zwijmelen. Dus dan wordt het credo: hersens uit, of ze juist compleet op tilt laten slaan.

Foto door Kelly Sikkema verkregen via Unsplash.


Zo maak je een cliché origineel: de alcoholistische vader

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de alcoholistische vader.

Het cliché

Je personage heeft een alcoholistische vader en daar komen wat serieuze gevolgen uit voort. Het is nu in een pleeggezin opgegroeid, heeft zelf ook een alcoholprobleem, of is nog getraumatiseerd van de vele manieren van mishandelen. En daardoor heeft je personage nu nog iets te verwerken. Meestal vormt dat een heel groot deel van de groei die moet plaatsvinden en is dat ook het grootste obstakel waar het nodige vallen en opstaan bij komt kijken.

Waarom stoort dit zo?

De alcoholistische vader stoort pas als het zo zwart-wit wordt uitgewerkt zoals het in deze alinea hierboven geschreven staat. En het probleem is dat dat vaak ook gebeurt.
“Mijn personage heeft het moeilijk, dit trauma heeft hem gevormd en dat moet de lezer maar geloven.” Vooral dat laatste woord is in deze context belangrijk. Deze trope wordt pas het oppervlakkige cliché als je het zodanig snel of eenvoudig uitwerkt, dat je het bij de mededeling daarvan houdt en niet het lef of de woorden ervoor neemt om duidelijk te maken waarom een alcoholistische vader een serieus probleem is. Het mag niet overkomen alsof je maar een lastig conflict voor je personage moest verzinnen.

De aanloop naar het cliché

De alcoholistische vader vergt lef om over te schrijven. Wil je niet met de clichéversie eindigen, dan moet je stil durven staan bij hoe dat trauma je personage langzaam maar zeker op meerdere manieren heeft gevormd. En vervolgens moet je ook uitleggen waarom dat het personage zo heeft aangegrepen dat het is zoals het nu is. Meerdere scènes besteden aan ongemakkelijke momenten mag je dan niet schuwen.
Houd daarbij de volgende anekdote in het achterhoofd: twee tweelingbroers hadden een alcoholistische vader. Een broer gaat zijn vader achterna de goot in, de ander wordt juist een zeer succesvol man. Op een dag vraagt een journalist hoe ze op dit punt in het leven zijn belandt. Beide tweelingbroers antwoorden: “Wat wil je, met zo’n vader?” De ene broer kopieert zijn vader, waar de ander er juist alles aan doet om dat te voorkomen. En ze hebben exact dezelfde familieomstandigheden en leeftijd. Anders gezegd: wat maakt dat juist jouw personage doet en ervaart wat het ervaart?

Het cliché fiksen: onderzoeken als toverwoord

Dit cliché is te verhelpen door goed en veel onderzoek te doen. Naar de beleving van je personage, maar ook naar wat alcohol met mensen en het menselijk lichaam doet en wat zoal ervaringen zijn van vrienden en familie die het van dichtbij mee meemaken.
Of deze vader nu een alcoholist was of een drugsverslaafde, lijkt soms in schrijversland een detail. “Als er maar een moeilijke jeugd is geweest.”  Maar het verschil in hoe een drugsverslaving verschilt van een alcoholverslaving en een goede uitwerking daarvan kan het verschil maken tussen een cliché en een echt aangrijpend verhaal.

Nu jij!

Schrijf een scène waarin je personage dat is getraumatiseerd door diens alcoholistische vader terugblikt op hoe dat zo ver heeft kunnen komen. Dat kan met een dialoog, een flashback, welke vorm dan ook. Als het maar persoonlijk en aangrijpend leest. Daarvoor mag je de comments gebruiken.

Tips voor het vermijden van het cliché

  • Bedenk allereerst eens of het wel nodig is dat je lezer weet waarom je personage soms teruggetrokken is, bang om contact te maken, wat het traumagevolg dan ook is. Een serieus probleem niet fatsoenlijk uitwerken is altijd erger dan iets niet uitwerken of melden.
  • Of deze vader nu drugs-gok-of-alcoholverslaafd is: zorg dat je een reden hebt voor je keuze. Dan kan je er ook je verhaalthema en symboliek mee verdiepen.

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Bermix Studio verkregen via Unsplash.

Wedstrijduitslag ‘Genremixer’

Het bleek geen makkelijke klus om een verhaal te schrijven waarin meerdere genres ongeveer evenveel aan bod komen. Maar toch heeft ruim een dozijn dappere schrijvers de pen opgepakt. Uiteindelijk heeft ‘De identiteitskaart’ van Mehmet Küçükaycan de wedstrijd gewonnen. Hij krijgt een leesrapport voor dit verhaal toegestuurd. Gefeliciteerd, Mehmet!
Geniet van zijn verhaal waar spanning, verraad en liefde elkaar prachtig afwisselen in een relatief korte tekst.

De identiteitskaart door Mehmet Küçükaycan

1.
Tijdens de oorlog leefden we in de vreze des Heeren, omdat in een krankzinnige tijd louter de
medemens werkelijk wordt gevreesd.
Op een vrieskoude nacht had ik weer een opdracht. Het was routine, iets wat ik al een aantal keer
had uitgevoerd. Tot dan toe had ik bij een nachtelijke expeditie nooit problemen gehad. Maar die
nacht verliep het toch anders.
Ik diende een onderduiker van het ene adres naar het andere te begeleiden. Het was een ijzige
nacht zonder maneschijn en zonder wolken. In het uitspansel boven ons lichtten de sterren
ongeïnteresseerd alsof we in een ander universum leefden. Zowel de man die ik begeleidde als ik
zwegen, omdat er niets te bespreken viel. In oorlog is stilte soms het beste. Hij was een man van
middelbare leeftijd. Zijn achtergrond kende ik niet, maar dat deed er niet toe. Hij droeg een
duffelcoat en op zijn rechte rug kleefde een kleine leren zak met daarin zijn spullen. Alleen de
sneeuw onder onze schoenen maakte geluid waardoor de stemming van de natuur nog meer
ontstemd werd dan het al was.
Eigenlijk ben ik een vrij angstige persoon, toch deed ik dit werk. Het was een paradox. Voor ik op
missie vertrok moest ik altijd een aantal keer naar het toilet gaan, omdat mijn darmen
schreeuwden om geledigd te worden. Elke keer zwoer ik bij mijzelf om niet meer dit gevaarlijke job
op me te nemen, toch bleef ik het doen. Iets weerhield mij om ermee te stoppen. Was het
verantwoordelijkheid, schuldgevoel of iets anders? Ik wist het niet.
Voor een onbekende zou deze nachtelijke tocht die ik nu met de man bewandelde slecht of zelfs
dodelijk kunnen aflopen. Gelukkig kende ik deze mismoedige inktzwarte weilanden waar ik als
kind jaren geleden zoveel had gespeeld. Die tijd leek zo onwezenlijk ver, alsof ik het zelf niet
geleefd had. Een ding had ik uit die tijd geleerd, dat je beter zo min mogelijk boos moest zijn,
want later zouden er veel redenen zijn om kwaad te worden.
Bij het adres aangekomen namen we zwijgzaam afscheid van elkaar door met onze handen te
schudden. Ondanks de kou had hij geen handschoenen aan. Ik liep meteen door, omdat ik snel in
mijn eigen vertrouwde bed wilde slapen.
Terug in het stadje voelde ik honger en meer slaap dan bij het afscheid van zojuist. Mijn focus
leek verdwenen, ik begon door de straatjes te waggelen.

2.
De mannenstemmen doorkliefden de duistere schijnrust. Mijn slaap was meteen weg. Een
patrouille die ik tot mijn verbazing niet eerder had opgemerkt naderde gestaag. In een reflex
sprong ik over een heggetje een tuin in. Drie militairen naderden de plek waar ik was. Ik probeerde
niet te ademen om geen wolkjes uit mijn bevroren mond te vormen. Mijn bloed werd naar mijn
hoofd en benen gestuwd. Zonder dat ik het zag aankomen werd een koude loop van een wapen
tegen mijn hoofd gezet.
‘Sta op’, zei de man met het wapen nors.
Ik stond verbijsterd op met mijn handen omhoog. Mijn borstkas stond op ontploffen door het
geraas van mijn hart. Het werd me even zwart voor ogen door het te snel opstaan. Ik kon even niet
duiden wat onder of boven was.
‘Wat doe je hier, flapdrol?’
De commandant spuugde een sigarettenpeukje op de besneeuwde grond. Ik had veel scenario’s in
mijn hoofd afgespeeld, maar dat ik in een domme tuin opgepakt zou worden had ik niet kunnen
voorspellen. Ik staarde vlug naar het huisje waar de tuin bij behoorde.
‘Ik woon hier’, floepte ik eruit.
De commandant vroeg naar mijn identiteitskaart die hij argwanend bestuurde.
‘Woon je hier? Met wie?’ vroeg de commandant.
‘Met mijn partner. We hadden ruzie, daarom wacht ik in de tuin totdat alles is afgekoeld,’
raaskalde ik.
De drie mannen lachten om de echtelijke ruzie en de verrassende wending van hun nacht.
‘Ondanks de avondklok zit je hier? In de kou.’
Ik lachte schaapachtig mee.
‘Goed, laten we dan je beminnelijke eega even verzoeken om je weer binnen te laten. Mannen
onder elkaar moeten elkaar helpen.’
Ik begreep niet of de commandant het sarcastisch bedoelde of niet. Hij klopte hard met zijn wapen
op de deur alsof hij de voordeur wilde breken. Gespannen staarde ik naar de deur die dicht bleef.
De drie mannen keken me vragend aan. De commandant klopte nu nog harder en riep: ‘Open
doen, anders breken we de deur open!’
Eindelijk hoorde ik een grendel van het slot afgaan. Een bleke jongeman in kousenvoeten opende
de deur en keek ons bedremmeld aan alsof we de duivel zelve waren.
‘Wie is deze man?’ vroeg de commandant meteen aan de jongeman, gemelijk naar mij wijzend.
De jongeman staarde me kortstondig aan en zei zacht: ‘Mijn geliefde.’
De drie mannen stonden verbaasd naar hem en mij te kijken.
‘Zijn jullie homo?’
Voordat zij wisten wat er gebeurde stapte ik naar de jongeman en omhelsde hem. Terwijl ik zijn
zure geur rook fluisterde ik in zijn oor mijn schuilnaam die op mijn valse identiteitskaart stond.
‘Hé, elkaar niet aanraken!’ riep de commandant en sloeg met zijn wapen op mijn hoofd.
Ik kromp ineen, maar werd meteen door de commandant omhoog getrokken.
‘Hoe heet hij?’ vroeg hij kwaad aan de jongeman die mij bleef aanstaren.
Er lag zoveel ontzetting op zijn gezicht dat mijn doodsangst ruimte begon te maken voor schaamte.
Iedereen wachtte op zijn antwoord dat een eeuwigheid duurde. Hij noemde voorzichtig de naam
die ik hem in zijn oren had gefluisterd.
‘Goed gehoord’, zei de commandant luid en traag. ‘Denken jullie nou echt dat ik doofstom ben, dat
ik een sukkeltje ben dat dat gefluister niet heeft gehoord? Willen jullie me daadwerkelijk
besodemieteren? Ik geloof er niks van dat jullie geliefden zijn. Wat moet ik nu met jullie doen?
Meteen executeren?’
Met zijn vijven zwegen we als bij een graf. De commandant bekeek nog eens mijn valse
identiteitskaart en spuugde een rochel bij mijn schoenen. Hij stopte de kaart in zijn broekzak.
‘Het kan me geen lor schelen wat jullie hier aan het bekokstoven zijn’, zei de commandant na een
ijzige stilte. ‘Kijk, ik ben geen proleet. Jullie hebben vandaag geluk, denk ik, ik laat jullie gaan.
Weet jullie waarom? Omdat op jouw valse vervloekte identiteitskaart de geboortedag van mijn
overleden zoon staat en zijn voornaam die ik hem bij zijn geboorte heb gegeven.’
De twee soldaten kuchten tegelijk en leken iets te willen zeggen, maar ze besloten wijselijk te
zwijgen. Het gezicht van de commandant leek veranderd toen hij de laatste zin uitsprak,
mismoediger of zelfs menselijker.
De drie mannen verdwenen in het donker. In de verte leken ze nog te discussiëren, maar
misschien vergiste ik mij. De jongeman wenkte me naar binnen.

Afbeelding Global Residence Index verkregen via Unsplash.