Uitslag schrijfwedstrijd ‘De vreemdeling’

Met de schrijfwedstrijd ‘de vreemdeling’ hoopte ik de deelnemers flink uit te dagen. Een open einde, een schijnbaar onbelangrijke ontmoeting een wereld van verschil laten maken… Ik was bang dat de opdracht te moeilijk zou zijn. Maar ik kreeg meer inzendingen binnen dan bij de voorgaande wedstrijden, dus de deelnemers deinzen niet zo snel ergens voor terug. Bedankt allemaal voor jullie deelname!

Motell Rijnen heeft uiteindelijk de wedstrijd gewonnen met zijn verhaal ‘De afstand tot eenzaamheid’ vanwege een originaliteit, goede toepassing van het combineren van symboliek en thema en een prettige schrijfstijl. De uitgebreide toelichting krijgt hij te lezen in zijn leesrapport. Gefeliciteerd Motell!

Veel plezier met lezen van ‘De afstand tot eenzaamheid’

De afstand tot eenzaamheid — Motell Rijnen

1 september 2007

Ik woon sinds kort in de oude stad op de plek waar vroeger een drukkerij was. Het appartementencomplex is helemaal van deze tijd, opgetrokken uit mangaansteen, staal en veel dubbel glas. Voor het overige is dit een jarendertigbuurt, huizen met erkers, brede dakgoten en boeiboorden en crèmekleurig gelakte kozijnen. Daar wonen tweeverdieners met jonge kinderen en hier welgestelde senioren.

Als ik naar buiten kijk, valt onmiddellijk op dat aan de overkant het middelste huis van een blokje van vijf er onderkomen uitziet. Het houtwerk, inclusief dat van de dakkapel, is schreeuwt om een verfbeurt. Voor de slaapkamerramen op de eerste verdieping hangen geen gordijnen of vitrages, maar het glas spiegelt te veel om binnen te kunnen kijken. Misschien slapen de bewoners aan de achterkant. De vitrage in de erker op de begane grond heeft een vale kleur, van nature of van ouderdom, dat weet ik niet.

De hemelboom die de voortuin domineert en die ook het zicht op de erker beperkt, herinnert me aan zijn soortgenoot die met zijn fluwelen bladeren de voortuin van mijn vader overwoekerde. Ik zou de overburen daarvoor moeten waarschuwen, maar er is iets dat me daarvan weerhoudt.

Ik weet niet wie er in het huis met de hemelboom woont. Een gezin, iemand alleen, ik weet het niet. De enige aanwijzing is een staalblauwe Volvo 340 die altijd op de parkeerplaats schuin voor het huis altijd staat geparkeerd, een bijna antiek autootje, dat nogal slap op zijn banden staat. Het duurt een paar weken voordat ik een oud dametje zie dat bij de auto hoort. Dat moet mijn overbuurvrouw zijn. Ze is klein van postuur, een meter zestig schat ik, dun platinablond geverfd haar, te rood aangezette lippen en ze loopt licht voorover gebogen. Een aardige oma, ook al weet ik niet of ze kinderen en kleinkinderen heeft. Ze moet op zijn minst tachtig of misschien wel negentig zijn. Mijn eerste impuls is op het raam te kloppen en naar haar te gaan zwaaien. Er is iets dat me daarvan weerhoudt.

 Je zou bij zo’n nette dame niet verwachten dat ze zo weinig aan haar huis doet. Ze krijgt weinig bezoek. Heel af en toe staat er iemand voor de deur, om iets af te geven of op te halen. De deur gaat dan een klein stukje open, onvoldoende om te zien wat erachter gebeurt. Ze gaat zelden de deur uit, lijkt erg op zichzelf, misschien eenzaam én alleen. Zo wil ik liever niet ouder worden, zonder familie en vrienden die langskomen.

1 september 2008

Niet zo lang geleden zaten er ineens twee mannen op het dak van de overbuurvrouw. De schoorsteen moest eraan geloven. Steen voor steen werd hij afgebroken en daarna, voorzien van nieuwe loodslabben, weer opgebouwd. Naar mijn idee had ze beter iets aan het verfwerk kunnen laten doen, dat was harder nodig. Met de hemelboom gaat het overigens de verkeerde kant op. De rododendrons, de enige andere struiken in het tuintje, krijgen nauwelijks zonlicht. Ze hebben gebloeid, maar niet van harte. De hemelboom trekt zich nergens iets van aan.

Om de drie, vier weken krijgt de overbuurvrouw bezoek van een ouder stel, vijftigers lijkt me. Zij schijnt al sinds mensenheugenis in dat huis te wonen, niemand weet precies hoe lang en van de buren heb ik gehoord dat ze minstens twintig jaar weduwe is en dat ze één dochter heeft die aan de andere kant van het land woont. Ze moet het doen met dat ene bezoek om de paar weken.

Eén keer zag ik er vier dames, allen op leeftijd. Ze werden door twee taxi’s gebracht. De dame uit de eerste kon niet zonder haar rollator. Terwijl zij haar evenwicht zocht, arriveerde de tweede glimmende zwarte Mercedes. Twee dames plaatsten een derde tussen hen in, hielden haar stevig onder de oksels vast en manoeuvreerden haar over het tuinpad naar de voordeur. De vier vriendinnen hadden even zovele ruikers bloemen meegebracht – waarschijnlijk voor de verjaardag van mijn overbuurvrouw.

De oude Volvo wordt alleen nog gebruikt om eens in de maand boodschappen te doen. Hij staat altijd in de parkeerhaven waarvoor de oude mevrouw een permanente parkeervergunning heeft, een bord waarop haar kenteken staat. En ‘invalide’ staat er ook op. Ik heb de indruk dat haar rug krommer wordt. Misschien moet ik haar mijn hulp aanbieden, maar er is iets dat me daarvan weerhoudt.

1 september 2009

De verjaarsvisite is uitgedund tot drie vriendinnen. Een taxibusje leverde een mevrouw in rolstoel af. Ik herkende haar als de dame van de rollator. Kort daarna stapten nog twee dames uit een regiotaxi. De dame die zij vorig jaar tussen hen in voortsleepten, ontbrak. De oudjes baanden zich langs de uitdijende hemelbomen een weg naar de voordeur. De rododendrons hebben dit jaar niet meer gebloeid.

Het huis is opgeschilderd in een tint wit waarvan je pijn aan je ogen krijgt. Waarschijnlijk hadden de schilders nog wat potten verf over van een andere klus en hebben ze die hier voor de tweede keer in rekening gebracht. Het grootste deel van het schilderwerk gaat schuil gaat achter de hemelboom en ondanks de schittering zijn de dakkapel en de brede boeiboorden beter om aan te zien dan daarvoor.

Er gaat regelmatig een meisje van een jaar of vijfentwintig naar binnen. Ze heeft zelf een huissleutel. Waarschijnlijk is het een bejaardenverzorgster of wijkverpleegkundige. Ik vind het sneu dat je zo afhankelijk wordt. Hopelijk is ze goed verzekerd en weet ze hoe gebruik kan maken van haar persoonsgebonden budget.

De lekke band van de Volvo is vervangen. Zo nu en dan wordt hij nog gebruikt, niet door de oude mevrouw, maar door de dame die ik voor haar dochter houd. Ze gaat met het autootje inkopen doen en de volle boodschappentassen zijn kennelijk moeders leeftocht voor de volgende weken. Kwestie van vooruit plannen, overigens wel vervelend als je ineens een onbedwingbare trek in iets krijgt. Ik heb dat weleens, zomaar zin in bonbons met roomvulling of in slagersleverworst. Het zou een kleine moeite zijn om zulke zaken ook voor de overbuurvrouw mee te brengen. Ik zou dat kunnen aanbieden, maar er is iets dat me daarvan weerhoudt.

1 september 2010

Sinds een paar maanden hangt er vitrage voor de ramen van de slaapkamer op de eerste verdieping. Dat is niet de enige waarneembare verandering. De Volvo is weg. Op de invalidenparkeerplaats staat vaak, ook ’s nachts, de auto van de dochter en haar man, een veel te grote stationcar. Ik heb al twee keer een parkeerbon onder de ruitenwisser gezien; je moet een invalidenparkeerplaats vrijhouden en zelfs familie mag daar niet staan. Het verdient lof dat ze voor haar moeder zorgt, maar voor de parkeerwachters is dat geen geldig excuus. Het bekeuren van overtreders is immers de zin van hun baan.

De grootste hemelboom onttrekt driekwart van de voorgevel aan het zicht. De erker is niet meer te zien en ook de ramen van de slaapkamer gaan voor het grootste deel schuil achter het gebladerte. Nieuwe loten van de hemelboom schieten nog steeds overal uit de grond omhoog.

De oude dametjes met hun boeketjes zijn weer op bezoek geweest. Ze strompelen nog een keer met z’n tweeën van de taxi naar de voordeur. De dame die eerst met de rollator en later met de rolstoel kwam, is er niet bij. Als de dochter opendoet, zie ik haar vermoeide blik. Haar moeder is het allerlaatste stukje van haar leven aan het opsnoepen. Misschien is ze aan het bed gekluisterd. Ik vraag me af of ze nog iets heeft waarvoor ze wil leven. Misschien voor haar dochter die aan de andere kant van het land woont, die noodgedwongen op haar past omdat het zorgbudget onvoldoende is voor de zorg die ze nodig heeft. Misschien voor haar schoonzoon, die zijn vrouw met haar moet delen of voor de twee vriendinnen die zelf ook niemand meer hebben.

1 oktober 2010

De herfst kleurt het blad van de hemelbomen. Er kringelt geen rook uit de twee jaar geleden vernieuwde schoorsteen. De witte verf van de kozijnen en de dakkapel verliest zijn glans, doet niet langer pijn aan mijn ogen.

De dames van de thuiszorg lopen niet meer in en uit. Twee ernstig kijkende middelbare heren gaan het verstilde huis aan de overkant binnen. Niet veel later brengen ze de overbuurvrouw op een verrijdbare baar mee naar buiten. De dochter komt met een behuild gezicht achter hen aan, samen met haar echtgenoot. Ze draait de sleutel in het slot om.

Het is me nog niet eerder opgevallen dat het parkeerbord met het kenteken van de Volvo is weggehaald. Ik zou de dochter moeten vragen of ik haar ergens mee kan helpen. Ik was drie jaar lang de overbuurman van haar moeder en dat schept een band. Toch is iets dat me daarvan weerhoudt.

Foto door Sasha Freemind, verkregen via Unsplash.

Personage en plot: wat zou het nóóit doen?

Een personage groeit gedurende een verhaal, dus kan het ook dingen leren. Toch zal het een aantal dingen nooit kunnen of willen. Niet zozeer omdat het dom of zwak is, maar omdat iets niet in het karakter van je personage zit. Dat kan op verschillende manieren grote gevolgen hebben voor je plot. Let daarom heel goed op welke karaktereigenschappen je een personage toebedeelt en van welke zaken je het plot laat afhangen.

Een geloofwaardig karakter van een personage schrijven

Het is een open deur intrappen, maar het karakter van je personage is ontzettend belangrijk. Als je van een goedzak de antagonist maakt, rammelt er iets aan de basisstructuur van het verhaal. Maar een goed geschreven personage is niet zwart-wit. Het moet dus zowel goede als slechte dingen in zich hebben. Daar wordt je personage geloofwaardig van. Sla je echter door in je streven om je personage grijs te maken, dan is het om andere redenen ongeloofwaardig. Zelfs personages die er prat op gaan altijd ‘beide kanten van het verhaal’ te willen weten voor ze een oordeel vellen, hebben ergens een uitgesproken mening over, of bepaalde principes waar ze naar leven.

‘Dat zou ik echt nóóit doen!’

Het is iets dat zo vaak wordt gezegd, dat het soms niet meer geloofwaardig lijkt: ‘Dat zou ik echt nóóit doen!’ Misschien omdat je het meestal hoort in de context van: ‘Liegen dat ik ziek ben om een dagje stiekem de bloemetjes buiten te zetten? Dat zou ik *ahum* nooit doen!’ Maar toch zijn er dingen die je personage echt nooit zou doen. Denk aan een dierenrechtenactivist die op vakantie in Spanje echt nooit naar het stierenvechten zou gaan kijken. Dit is een oppervlakkig en duidelijk voorbeeld, maar als je je meer in je personage verdiept, zal je zien dat als je personage om wat voor reden dan ook iets nooit zou doen, dat ook grote gevolgen heeft voor het plot. Denk aan:
* een Duitse jongeman ten tijde van het Derde Rijk, zal die met een Jodin trouwen? (nóóit!)
* als ik moest kiezen tussen het redden van het leven van mijn ene kind en het andere (dan schieten ze mij maar dood!)

Om te zien hoeveel en waarom dat gevolgen heeft voor het plot, kan je jezelf twee vragen stellen:
* Waarom gebeurt het alsnog? Het leven is nooit volledig te sturen. Waar heeft je personage gewoon geen invloed op?
* Waarom gebeurt het inderdaad nooit? Welke (karakter)eigenschap van je personage is zo sterk dat het plot er zich naar vormt, in plaats van andersom?

Als het toch gebeurt

Het is makkelijk om te zeggen dat je iets nooit zou doen als de kans dat het gebeurt maar tweehonderd-nullen-achter-de-komma-punt-een-procent is. En dan gebeurt het toch. Schrijvers denken dat ze creatief zijn, maar het leven zullen ze op dat gebied nooit verslaan. Onthoud dat jij als nederige schrijver nooit zo groots, onvoorspelbaar, slim en onwaarschijnlijk zal kunnen schrijven als het leven soms is: waak voor Deus, Pixie en te grote butterfly-effects.
Maar als je een poging wil wagen, kijk dan goed naar hoe je een bepaalde creatieve vrijheid invult en waarom.
Dan weet je als het goed is ook hoe je personage gaat reageren. Het wordt met een omstandigheid geconfronteerd die het nooit had verwacht en waar het zich doorheen moet slaan. Schrijf op in je opschrijfboekje wat er dan gebeurt. Het kan zomaar gebeuren dat je personage razendsnel wegrent, terwijl je dacht dat hij zich vol in de strijd zou storten. Of andersom, natuurlijk. Het spreekt voor zich dat een verhaal heel anders loopt wanneer een laf personage de held is dan wanneer een dapper personage dat is. Maar zo zijn er nog talloze andere factoren waarbij het karakter van de held het verhaal kan bepalen.

Het gebeurt niet dankzij het personage

Het kan ook zo zijn dat iets inderdaad nooit plaatsvindt, juist omdat een personage iets weigert te doen. Ik blijf het voorbeeld van soldaat Pleva prachtig vinden, dus ik gebruik het nog eens. Je kan in de clip zien wat voor gevolgen het heeft dat hij als SS-soldaat een Joods kindje weigert de doden. Zestig jaar later vertelt Ruth haar verhaal aan een documentairemaker en inspireert het talloze mensen. Zo je wil is dit een omgekeerd butterfly effect: omdat er een schakeltje niet wordt voortgezet, komt er niets terecht van het verhaal wat had kunnen zijn. Maar daarvoor moet je het karakter van je personage wel erg goed doorgronden en beslissen welke eigenschap onverwoestbaar is. In het verhaal van soldaat Pleva zegt Ruth nog iets heel moois: “Hoe kun je vooraf weten of je op zo’n belangrijk, alleszeggend moment de moed hebt om te doen wat juist is? Dat kan niet, daar zijn die momenten te heftig voor. Het is ook een vraag die niemand voor een ander beantwoorden kan. Maar die vraag moet wel worden gesteld.”
Precies die vraag moet je als schrijver stellen: hoe kan het dat mijn personage iets weigert dat zo belangrijk is dat mijn verhaal erdoor verandert? Is het moed, een ijzersterk principe, een moment waarop hij door God wordt gedragen? – de daadwerkelijk hogere macht, niet de god die jij als schrijver soms kan zijn!-

Het moge duidelijk zijn: dit is een lastige opgave. Kijk daarom eens goed in je personagebiografie wat je allemaal hebt opgeschreven. Zijn er zaken die elkaar aanvullen? Misschien vind je wel wat tegenstrijdigheden. Een goed moment om daar nog eens goed naar te kijken. Vergeet ook niet dat je personage een archetype(rol) heeft. Pak dat schema er ook nog eens bij, het kan een zetje geven. Zo zal je zien dat het – in ieder geval op papier- makkelijker is voor een ‘wijze’ om zich op te offeren, omdat die staat voor empathie. Een magiër, die naar macht streeft, zal dat minder snel kunnen.

Tenzij je heel erg cliché schrijft, zal het niet vaak voorkomen dat de karaktereigenschappen van je personages het plot bepalen. Maar als dat wel zo is: weet wat je doet en neem je tijd om alles goed uit te werken. Dan krijg je een verhaal dat heel stevig staat!


Afbeelding van S K via Pixabay.



Het alledaagse verhaal: inleiding: het pr-probleem

Buitenechtelijke affaires, een moeder die haar kind redt van een drugsbende, of de gehaaide advocaat die spion blijkt te zijn… Spectaculaire verhalen zijn talrijk. Zodanig zelfs, dat het kan lijken alsof een alledaags verhaal dat niet bol staat van actie of ellende geen bestaansrecht heeft. In deze post lees je waarom dat zo lijkt en is en waarom die verhalen wel degelijk interessant kunnen zijn als ze goed geschreven worden.

De meeste mensen deugen

In De meeste mensen deugen schrijft historicus Rutger Bregman op basis van onderzoek uitgebreid waarom de mens in wezen goed is, in plaats van slecht.
Ik deel een van de bevindingen, omdat het verderop laat zien waarom alledaagse verhalen of scènes zo goed kunnen werken. Zelfs -of misschien juist- wanneer er niets uitgesproken spannends gebeurt en mensen ‘gewoon’ aardig voor elkaar zijn.
Om de rest van de blogpost te kunnen volgen, moet je het volgende uitgangspunt (tijdelijk) voor waarheid aannemen. Je hoef het niet met de inhoud eens te zijn of het boek te lezen. (Hoewel ik het persoonlijk zeker een aanrader vind!)

Mensen moeten in de kern wel deugen. Als de mens op dood en verderf uit zou zijn, waren we allang uitgestorven of hadden we geen functionerende samenleving.

Dit is kort door de bocht waar Bregman zoal over schrijft. Daarnaast stelt hij ook dat de meeste mensen -met alle respect- best saai zijn. 99% van de mensen heeft geen spectaculair leven(sverhaal). Ieder huisje heeft zijn kruisje, maar een leven bol van de actie en ellende… Uiteindelijk zitten we met zijn allen toch het merendeel van de tijd op kantoor of op school, een bammetje kaas te eten, liggen we te slapen, verschonen we luiers van onze baby’s… dat soort alledaagse dingen.

De conclusie lijkt: we zijn met z’n allen in wezen aardige mensen die een saai leven leiden. Dus alledaagse verhalen zijn ook saai. Maar is dat ook zo?

Waarom lijkt een alledaags verhaal saai?

De term en de voorwaarde voor een centraal conflict in een verhaal zijn de grootste boosdoeners van het pr-probleem van het alledaagse verhaal. In de niet-narratieve zin betekent een conflict immers ruzie. En tenzij je ècht een leven van ellende en actie hebt, is een ruzie niet bepaald alledaags. En dan is daar nog het vallen en opstaan. Hoe voldoe je aan die randvoorwaarde van een verhaal als je gemiddelde werkdag bestaat uit het tikken achter een toetsenbord met collega’s die niet meteen regelrechte tirannen zijn? Dat gaat niet echt. En trouwens, als je wel eerlijk over jouw kantoorbaan zou schrijven: Ik ben misschien geen skydivende, filantropische, backpakkende BN’er, maar ik zit hier prima op mijn plek en mijn collega’s zijn aardige mensen. Ik schrijf dus over onze goede collegiale band. Wat is dan het eerste wat in je opkomt?
“Goedemorgen, toffe collega! Hier is je ochtendkoffie. Er zit een suikerklontje in, zo drink je het graag.”
“Dank je wel! Zullen we samen gaan mountainbiken in het weekend? Ik bof maar met een collega zoals jij!”

Zoetsappig, toch?

Nog een belangrijk punt: als jij iemand een oprechte held noemt als iemand iets kleins of aardigs doet, -de euro betalen die de voorganger tekort komt bij de kassa, een kaartje sturen aan een zieke vriend- dan is de respons waarschijnlijk: ‘Stelt niks voor’ of ‘Dat is gewoon aardig, dat maakt me geen superheld.’ En dat is ergens ook zo. Niemand is met gevaar voor eigen leven een brandend huis in gerend om kinderen te redden. De held is niet heldhaftig. Niet bepaald goed voor de pr van een verhaal.

Een alledaags verhaal is dus ogenschijnlijk schijnheilig, zonder dat er een held of conflict in voorkomt.
Voor zover er wèl een conflict is, lijkt dat uit te gaan van het idee: “Het leven is (niet) zwaar.

Het goed geschreven alledaagse verhaal: het pr-probleem

Je kent ongetwijfeld de vakantie waarin er iets fout gaat. Je hotel hoeft niet meteen in brand gevlogen te zijn, maar toch was de opblaasflamingo lek. Een honderd procent perfecte vakantie bestaat dus niet. Maar je zal vanwege de lekke opblaasflamingo niet zeggen dat je hele drie weken durende vakantie in Zuid-Frankrijk is verpest.
Zo kan je een alledaags verhaal ook bekijken. Er gebeuren met regelmaat dingen die je personage op het moment (of langdurig) aardig op de proef stellen, maar om dan te zeggen dat je complete leven dan een en al ellende is of een bloedstollend conflict heeft… Vaak is dat in een gemiddeld of alledaags leven niet zo.

Ja, het leven is soms zwaar (‘verdraaide opblaasflamingo…’) maar je leven is ook niet meteen vergald. Je koopt een nieuwe opblaasflamingo of laat de kinderen met een emmertje spelen en klaar is Kees. Daar zal niemand eindeloos over doorvertellen – of schrijven-.

De kunst van herkenbaar schrijven

Waarom kan een alledaags verhaal dan toch prettig lezen?
Omdat het bol staat van die alledaagse koffie halende collega’s, kaartjes van vrienden en andere oprechte momenten die we doorgaans als te klein of vanzelfsprekend beschouwen om nog echt op te letten. In die momenten is het ‘wij als echte mensen versus de lekke opblaasflamingo’s die het leven ons zo nu en dan toewerpt’. Zo wordt het leven het centrale conflict, zonder dat het spectaculair of eenzijdig hoeft te zijn. En omdat de meeste mensen deugen, zal ieder personage je held willen helpen om (met zijn allen) iets moois van het leven te maken.
En ook al lijkt soms het moeilijk om te geloven of toe te geven: we hebben meer mensen in ons leven die gezellig bij ons op de thee komen dan mensen die er een dagtaak van maken om ons actief het leven zuur maken of regelrecht onze moord aan het beramen zijn.

Kortom: onze alledaagse gang van zaken en onze alledaagse vriendelijkheid zijn herkenbaar. En hoe spectaculair of fantasierijk een verhaal ook is, een verhaal dat niet op een bepaalde herkenbaar leest voor een lezer, slaat nooit aan. Volgende week kan je wat tips en trucs lezen die je helpen een alledaags verhaal interessant te schrijven.

Zaaien en oogsten: subtiel en pakkend schrijven

Zaaien en oogsten is een van de manieren om je lezer helemaal in je verhaal mee te nemen. Je geeft ergens bijna achteloos iets prijs, om dat later te herhalen voor een emotioneel effect. Of je laat je personage iets ‘nutteloos’ leren om daar vervolgens de wereld mee te redden.

Wat is zaaien en oogsten bij creatief schrijven?

Om de lezer in je verhaal te zuigen moet je die betrekken bij je verhaal. Dat kan op veel verschillende manieren. Interessante personages schrijven, herkenbare momenten schrijven, of door zaaien en oogsten.
Zaaien en oogsten is het principe van relatief subtiel ergens in het verhaal enkele dingen naar de voorgrond te halen, om hetzelfde later in de grote schijnwerpers te zetten. Enkele voorbeelden:

ZaaienOogsten
Een kindje zegt: tijdens het spelen een keer trots tegen opa: ‘Mijn teddybeer beschermt me tegen alle kwaad.’Het kindje geeft Teddy aan opa wanneer er kanker bij hem wordt geconstateerd. Zo kan hem niks gebeuren.
Een vrouw woont een karateworkshop bij, omdat zij en haar vriendinnen eens een keer iets ‘out of the box’ willen doen als meidenuitje.De vrouw kan haar overvaller zes weken later een flinke karatetrap verkopen.
Na een marathon van Koreaanse series kent een tienermeisje de zin ‘Kan ik helpen?’ in het Koreaans.Als een Koreaan in de stad slachtoffer is van racisme, kan het meisje het slachtoffer in diens moedertaal benaderen.

Zaaien kan grote gevolgen hebben voor het plot, zoals bij de overval. Andere keren betaalt het effect zichzelf vooral emotioneel uit, zoals bij de teddybeer. Soms is datgene wat wordt geoogst, relatief eenvoudig. De Koreaan en het meisje houden er niet meteen een levenslange vriendschap aan over. Maar wat het effect van het oogsten ook is: zonder het zaaien zou het oogsten minder effect hebben of zelfs niet kunnen.

Waarom moet je zaaien bij creatief schrijven?

Neem de jonge vrouw die karate kent. Je hoeft haar niet op karakteles te laten gaan, maar ze moet wel blijk geven van fysieke dosis kracht en/ of lef. Stel je voor dat ze bang en zwak is en ze de overvaller alsnog te grazen neemt. Zowel haar vrienden als de lezer zullen dan denken: “Wauw, dat had ik niet achter je gezocht.” Het verschil is dat haar vrienden trots zullen zijn, maar de lezer met de ogen gaat rollen; dit is een Deus ex-machina.
Het is belangrijk om te weten dat zaaien niet meteen complete scènes in beslag hoeft te nemen. Sterker nog, het werkt vaak goed als het ‘tussen neus en lippen door’ gebeurt. Laat de vrouw een keer haar vader tegenspreken, vervolgens nog een keer een zware doos of tillen en voilà: een sterke, mondige vrouw!

Voordelen van zaaien en oogsten ten opzichte van een formule volgen

Als je goed zaait en oogst, zet je dus relatief subtiel iets in gang. Daarvoor moet je dus goed kijken naar wat er bij jouw verhaal past. Een formule volgen en dan succesvol zaaien en oogsten is veel moeilijker, omdat bij een formule meer van een groot geheel dan van de details uitgaat. Lees deze post en kijk naar de bijbehorende afbeelding. Vergis je niet: Nicholas Sparks doet niet aan zaaien en oogsten door een verboden liefde alsnog te laten werken, ondanks de tegenslagen. Dat is niet wat zaaien en oogsten inhoudt.
Neem The Notebook: Noah en Allie zijn als tieners verliefd geworden en ondanks obstakels alsnog met elkaar getrouwd. Nu heeft Allie Alzheimer en herinnert ze zich Noah niet meer. Maar Noah heeft hun romance in een dagboek genoteerd. Zo nu en dan herinnert Allie zich haar man weer als hij haar zijn herinneringen voorleest.
Maar dit dagboek wordt nergens echt gebruikt in de film. Er wordt enkel en alleen uit voorgelezen. Als Allie zich nu iets herinnert, is dat alleen vanwege het idee dat liefde alles overwint. Niet vanwege het principe van zaaien en oogsten. Dat is jammer, want er valt veel uit te halen, nog buiten het feit dat Allies heldere momenten dan ook daadwerkelijk ergens op terugslaan.

* Laat de verplegers aan Allie vragen of ze dat dagboek ooit gezien heeft. “Vroeger was je daar zo zuinig op…”
* Laat het dagboek in een scènes terugkomen als Noah en Allie nog jong zijn. In plaats van 365 brieven te schrijven, had Noah ook kunnen zeggen dat hij jarenlang zijn hart uitstortte in een dagboek.
.* Laat Noah het verstoppen en Allie het vinden, waardoor ze later niet alleen het fysieke boek, maar ook passages herkent.
* Jonge Allie kan het dagboek opgestuurd hebben gekregen van de jonge Noah. Als zij het dan jarenlang voor haar ouders heeft moeten verstoppen, is dat niet alleen mooie symboliek – ze moet ook haar liefde voor Noah verbergen- maar dan krijgt oude Allie in ieder geval een helder moment wat logisch te herleiden is als ze het dagboek weer ziet.

Zie je de voordelen? Als je niet klakkeloos een formule volgt, maar de unieke details het werk laat doen, blijkt dat de schrijver ook moeite heeft gedaan om de personages te leren kennen. Een ‘spontaan’ helder moment bij dementie is aandoenlijk, maar het is zoveel mooier als er ook nog iets achter zit wat de personages ervoor hebben moeten doen, of meegemaakt. Bovendien beloon je de lezer als die zaait: “Je bent bij de les gebleven en daarom mag je nu genieten van het emotionele effect van de blijdschap/opluchting/ het warme gevoel dat het zaaien je geeft.”

Zaaien en oogsten: kort en krachtiger

Zoals je misschien al hebt gezien, is zaaien en oogsten in zekere zin een show don’t tell. De vrouw die eerst een grote mond opzet is een voorbode in show don’t tell vorm gegoten: deze vrouw is niet bang aangelegd. Daarna tilt ze een zware doos op: ze is sterk. Deze voorbeelden zou je kunnen zien als oneliners; aan dat soort voorbeelden besteed je geen handvol alinea’s. Deze korte ‘zaadjes’ zijn doorgaans effectief, omdat het alternatieve uiterste vaak geforceerd overkomt. Als je je heldin ieder hoofdstuk voor de zwakkeren op laat komen, of haar een bodybuilder maakt, is een overvaller afweren niet indrukwekkend meer, Je lezer zou dat zelfs als cliché kunnen zien. Korte zaadjes vallen niet zo (duidelijk) op, waardoor het oogsten logisch en natuurlijk overkomt, zonder meteen te lezen als een sarcastisch ‘Goh, dat zagen we echt niet aankomen…’

Volgende week schrijf ik hoe je zaaien en oogsten in de praktijk kan brengen.

Foto door Jametlene Reskp op Unsplash.

Drie-aktenstructuur: het begin

In de serie ‘Drie-aktenstructuur’ leer je ieder verhaalelement van het drie-aktenstructuurschema beter te begrijpen. Dit schema helpt je jouw verhaal in stappen op te bouwen en om een goede spanningsboog te behouden. Als je verhaal vastloopt, kan je dit schema gebruiken om te zien waar je nog iets moet aanpassen. Er zijn vijftien verhaalelementen, deze week het eerste: het begin.

Zo ziet de Drie-aktenstructuur eruit:

Introductie verhaalelement

Aan het begin weet de lezer nog helemaal niets van je verhaal. Misschien geeft de achterflap of de titel een idee, maar daar heeft de lezer niet veel aan om het leesavontuur echt in te kunnen duiken. De eerste echte informatie krijgt de lezer nog altijd aan het begin van het boek.  

Kennis van de lezer

Vermijd het idee dat je de wereld of het personage moet introduceren. Een veelvoorkomende fout aan het begin is dat je het hoofdpersonage of de regels van je fantastische wereld bijna letterlijk gaat voorstellen. “Hallo lezer, dit is Alexandra. Ze is vijfendertig, heeft een donkere huid, prachtige krullen en is getrouwd met Frans.”  
Dit soort -meestal- nietszeggende informatie wordt nogal eens vergezeld door een alledaags gesprekje met de buurman. Zo komt de lezer erachter dat de heldin een bibliothecaresse is. In een fantasyverhaal ligt de proloog op de loer waarin alle wetten en regels bijna letterlijk worden uitgeschreven. Dat is niet de bedoeling; als schrijver is het je taak om de informatie subtiel in de tekst te verweven.

Waar is dit verhaalelement voor bedoeld?

In plaats van iets te willen introduceren, moet je het verhaal starten. Dat betekent dat je de eerste hints moet geven. Die moeten aangeven wat belangrijk gaat worden in het plot of wat voor karaktertrekken je personage heeft die later in het verhaal belangrijk zijn.
Beschrijf dus dat Alexandra jaloers is als ze later in het verhaal ontdekt dat Frans vreemdgaat. Je kan dat in het begin al laten doorschemeren in een andere context: laat haar een duidelijke verbitterde mening hebben over een knappe collega, of laat haar mokken dat ze niet gehoord wordt in een vergadering.

Kennis van de schrijver

Je kan niet aan een verhaal beginnen als je het karakter van je personage niet kent en niet weet wat het beweegt. Zorg dat je personagebiografie in orde is. Hierin staan de belangrijkste zaken over je personage: karaktertrekken, angsten, wensen, persoonlijke geschiedenis enzovoorts. Wees subtiel met je voorbeelden van de karaktertrekken die iets duidelijk moeten maken, anders verraad je het grootste deel van het centrale conflict of het plot voor het goed en wel begonnen is.

Valkuilen van het verhaalelement

In dit verhaalelement moet je niet te veel verklappen. Start het verhaal, maar geef er niet te veel van weg. Dat komt in de volgende verhaalelementen pas aan de orde. Het begin is relatief kort, dus daar moet je niet proberen informatie in te proppen die later aan bod hoort te komen.  
Vergelijk het met een plottwist: die is pas interessant als de lezer al met je personage is mee gaan leven. Anders kan het hem niets schelen of je personage de grond onder de voeten voelt verdwijnen. Op eenzelfde manier is verklappen dat Frans straks vreemdgaat nog niet interessant (genoeg) om de schok teweeg te brengen die dat moet doen. Er zijn zoveel verhalen over ontrouw dat je niet meteen van de lezer kan verwachten dat die meteen in het verhaal wordt meegezogen.

Volgende week volgt verhaalelement 2: het inciting incident. Daar leer je alles over het belang van de comfortzone in de verhaalstructuur.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Lukasz Grudzien op Unsplash

Wat als je personage een belofte verbreekt?

Zoveel personages, zoveel uitwerkingen. In de tipreeks ‘Wat als?’ worden er veelvoorkomende scenario’s die personages overkomen onder de loep genomen. Zo leer je een algemeen gegeven uit te werken op een manier die perfect bij jouw unieke personage past. Deze week: wat als je personage een belofte verbreekt?

Een belofte verbreken is iets vreselijk naars. Je zou het zelfs kunnen zien als een vorm van verraad.
Soms het weegt in zekere zin nog zwaarder. Bij verraad doe je doelbewust iets slechts. Bij het verbreken van een belofte doe je iets wat je niet wilde doen. Bovendien had je gezworen dat je iets (niet) zou doen. Nog meer dan bij verraad is de integriteit van je personage beschadigd. Wat heeft dat voor gevolgen voor de heldenreis?

Dit artikel gaat in op serieuze beloften die verbroken worden terwijl je personage dat niet wilde. Dus de belofte verbreken dat je de volgende keer wél op tijd komt, of beloften waaraan je personage zich überhaupt nooit wilde houden, tellen niet mee.

Vallen en even niet opstaan

Niemand vindt het fijn om te horen dat je niet te vertrouwen bent. Maar dat is goed mogelijk is als je ongewild een belofte breekt. Op zo’n moment valt de grond onder je voeten vandaan. Vallen en opstaan is een bekend credo in de schrijverswereld, maar op zo’n moment kan je personage alleen maar keihard op de grond neervallen. In de save the cat structuur is dit het moment van de crisis. Anders dan bij een clue is dit niet het moment waarop je personage zich even rot voelt en verschillende opties overweegt om verder te gaan. Je personage kan nu niet verder. Het zit even helemaal vast.
Dit is het moment om je personage helemaal in te laten storten. Laat de zelftwijfel, zelfverachting, woede en het verdriet duidelijk naar voren komen.

Beginnen bij nul

Je personage moet misschien weer bij nul beginnen als het gaat om het (terug)winnen van vertrouwen. Het maakt niet uit hoe goed het over zijn fouten heeft nagedacht. Dit gaat een eng en moeilijk moment zijn, ook voor degene aan wie iets beloofd was. Als de belofte echt veel voeten in de aarde had, schud dan niet te snel weer handjes. Laat zien hoe de relatie veranderd is, en wat er van beide personages wordt gevraagd om de relatie weer op te pakken. Misschien beginnen ze bij één of twee in plaats van nul, maar maak je geen illusie dat na een excuus alles vergeten en vergeven is. Als dat wel zo is, weegt je belofte waarschijnlijk niet zo zwaar voor je personage(s) als je dacht. Kijk in dat geval waar je het belang van de belofte eerder in het verhaal wat meer kan verduidelijken.

Weer verder

Het is aan jou om te bepalen of en hoe de personages met elkaar verder gaan nadat een belofte is verbroken. Houd er wel rekening mee dat beide personages het maken –en verbreken– van de belofte in hun spreekwoordelijke rugzakje meenemen in hun verdere leven. Dat kan zowel een voor-als een nadeel zijn. Het kan je personage vastberaden maken geen misstap meer te maken. Of het personage kan nooit meer iets durven beloven. Beide opties kan je gebruiken voor een verhaal. Maar zorg er wel voor dat je deze afloop weet voordat je de belofte laat verbreken. Dat is namelijk van grote invloed op de rest van je verhaal.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto: Ryan Franco op Unsplash

Wat als je personage ergens voor strijdt?

Zoveel personages, zoveel uitwerkingen. In de tipreeks ‘Wat als?’ worden er veelvoorkomende scenario’s die personages overkomen onder de loep genomen. Zo leer je een algemeen gegeven uit te werken op een manier die perfect bij jouw unieke personage past. Deze week: wat als je personage ergens voor strijdt?

Van koene ridders tot milieuactivisten en alles daartussenin: je personage kan allerlei redenen hebben om ergens voor te strijden. En hoewel het zich daardoor meestal als held ontpopt zijn er een aantal factoren waar je op moet letten. Voor je het weet is je personage eerder een schurk of wordt het overdreven heilig.

De beloning

Voor niets gaat de zon op. Nu is dat voor een verhaal niet erg, maar je moet wel weten welke beloning je personage in het vooruitzicht heeft. Soms is hij zich bewust van deze beloning, soms ook niet. Misschien moet je die abstract of juist duidelijk naar voren laten komen. Kijk goed naar deze beloning. Er is niets mis met een personage dat meedoet aan een demonstratie om zo te leren zichzelf wat meer te laten gelden. Dan is de beloning het verkrijgen van meer zelfvertrouwen en zelfontplooiing. Iets voor je verhaalthema, misschien?
Maar de middeleeuwse ridder die een sexy lamp als beloning in het vooruitzicht heeft, moet terug naar de tekentafel.

De boodschap

Wereldvrede willen we allemaal, maar het is makkelijk gezegd dat je daarvoor strijdt. Denk aan Miss America met haar mooie tiara. Als ze meent wat ze zegt, zou ze ook bereid moeten zijn naar oorlogsgebied te gaan en daar voedsel aan oorlogsslachtoffers moeten geven. Of een toespraak willen houden voor de Verenigde Naties, zonder kroontje, glitterjurk en make-up, desnoods in gerafelde kleren. Als het, met andere woorden niet om háár, maar om haar eigenlijke acties zou draaien.

Laat je personage niet alleen zeggen dat hij ergens voor strijdt, maar laat het dat ook daadwerkelijk doen. Let erop dat de acties van je personage ook op verschillende momenten en op verschillende manieren terugkomt, anders komt het nog steeds erg makkelijk over. Als je demonstreert voor mensenrechten, ben je nog geen strijder voor die rechten. Dan moet je meer doen dan eenmalig een uur met een spandoek rondlopen. Laat je personage dan ook vrijwilligerswerk doen, werken voor Amnesty International en langdurig bloggen over mensenrechten.

Het is niet erg als je personage het laat bij een enkele demonstratie. Maar bedenk je dan wel of het doel waar je personage zich voor inzet voldoende naar de voorgrond komt om hem een strijder te noemen. Als je die heldentitel te makkelijk weggeeft, wordt je personage een irritante moraalridder, in plaats van de held die je wil dat het is.

De middelen  

‘Alles is geoorloofd.’ Is dat zo? Mag je geweld gebruiken om je doel te bereiken? Mensen ontvoeren om zo aandacht te krijgen van de pers? Jouw antwoord heeft een groot effect op de manier waarop de lezer naar je personage kijkt. Je kan je held de nodige scherpe randjes geven door bepaalde middelen niet te schuwen en daarmee een ethisch vraagstuk meegeven aan je verhaalthema.
Bedenk wel dat hoe extremer je daar in bent, hoe moeilijker het wordt voor de lezer om je held nog als zodanig te respecteren. Bij sommige verhalen is dat exact de bedoeling, andere keren is het een doodsteek, omdat je lezer zich belazerd voelt en een sympathieke held in het verhaal verwacht.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online

Portland Pen: bezoek aan Powell’s books en wedstrijduitslag

Wat heb ik genoten van mijn bezoek aan Powell´s Books in Portland! Een bezoek aan een boekenzaak met een miljoen boeken vergeet je niet zo snel!

Sfeerimpressie Powell’s books Portland

Hier volgen een aantal foto´s van Powell’s books als sfeerimpressie. Bedenk dat wat je ziet op de foto je met gemak tientallen keren kan vermenigvuldigen 😀

Boekenkasten waar een ladder soms niet overbodig is. Hoe vaak kom je dat nog tegen? 🙂

Leuk detail: de bovenste planten van de kasten dienen als ‘voorraadplanken’ waar het personeel een boek kan pakken. Zo zie je meteen welke boeken er nog op voorraad zijn en zien de kasten er gezellig vol uit!

Powell’s books heeft de ruimten verdeeld in verschillende kleuren om je weg te wijzen in een ruimte die zowat een hele straat bedekt 🙂

Uitslag Portland Pen schrijfwedstrijd

Ik heb minstens net zo veel genoten van het organiseren van mijn eerste schrijfwedstrijd en het lezen van de ingezonden verhalen als aan mijn bezoek aan Powell’s Books! Via deze weg wil ik iedereen die dat gedaan heeft dan ook hartelijk danken voor het meedoen aan de wedstrijd. Er kwamen veel verschillende verhalen voorbij: van thrillers tot aan feelgoods. Uiteindelijk heeft het verhaal ‘Ontspoord en weer op de rails gezet’ van Lucy Neetens gewonnen.

Lucy heeft haar feedback en het opschrijfboekje inmiddels ontvangen en mij toestemming gegeven om haar verhaal op mijn blog te delen. Ik hoop dat jullie net zo veel van haar verhaal genieten als ik dat gedaan heb. Gefeliciteerd, Lucy!

Ik weet nog niet wanneer en hoe, maar ik wil na het organiseren van ‘Portland Pen’ zeker nogmaals een schrijfwedstrijd uit gaan schrijven! Hou de blog dus in de gaten. Wie weet ben jij de volgende winnaar.

Ontspoord en weer op de rails gezet — Door Lucy Neetens

Zaandam. De trein mindert vaart. De gevels van de gebouwen die ik zie zijn precies wat een toerist van Nederland verwacht. New York lijkt een mensenleven geleden. Toch ben ik hier pas twee dagen. Gisteren tekende ik de scheidingspapieren. In Hoorn. Natuurlijk had ik dat ook vanuit New York kunnen doen, maar dat voelde niet goed. Josh en ik hebben immers ook goede tijden gekend en ik wilde op een nette manier afscheid nemen. Van hem en van onze jaren samen. Misschien dat New York daarom zo mijlenver geleden lijkt. Sinds ik hier ben, heb ik een mensenleven met Josh afgesloten.
Nog voor de trein goed en wel stilstaat, sta ik op. Haastig been ik achter enkele andere passagiers aan naar buiten. Ik heb niet meer dan twee minuten overstaptijd. Dat lijkt ondoenlijk, maar de trein naar Maastricht vertrekt van spoor 4 en ik kom aan op spoor 5. Dat moet dus lukken.
Eenmaal uitgestapt, word ik zowat ondersteboven gelopen door een man die van links naar rechts over het perron zwalkt.
‘Bro, ik kom naar je toe. Ik weet dat het niet kan, want je bent er al drie jaar niet meer, maar ik kom toch naar je toe,’ schreeuwt hij.
Geschrokken kijk ik hem na. De man is gekleed in een enigszins smoezelige regenjas en een jeans met scheuren. Daaronder draagt hij een paar, ontzettend uit de toon vallende, rode, leren schoenen. Wat een rare snoeshaan. Is hij dronken? Onder invloed van iets anders? Of wordt hij overmand door verdriet omdat die ‘bro’ dood is? Maar als iemand al drie jaar dood is, ben je toch niet meer zo van slag dat je lallend over een perron zwalkt?
Ik haast me zo ver mogelijk bij de man vandaan en stap in de trein die staat te wachten op spoor 4. Gelukkig is het nog rustig in de coupé. Ik installeer me en haal de meegebrachte thermoskan met koffie uit mijn rugzak. Voorzichtig schroef ik de dop eraf en schenk er wat koffie in. Niet veel later ben ik verdiept in mijn boek. Opeens schrik ik op. Op de stoel tegenover me wordt een volgestouwde Vomar draagtas neergezet. Verdorie. Het is die zonderling van zo-even. Gaat hij nu echt tegenover mij zitten, terwijl de hele verdere wagon leeg is? Nee, hij gaat niet zitten. Hij blijft heen en weer wandelen. Mompelend. Zo nu en dan loopt hij de coupé uit en dan blijft hij een paar minuten weg. Iedere keer dat hij terugkomt, legt hij weer iets neer op de stoel tegenover die van mij. Zijn jas. Twee paraplu’s: een rode en een zwarte. Zijn mobiel. Vooral dat laatste maakt me bang. Ik heb weleens gehoord dat mobiele telefoons kunnen dienen als ontstekingsmechanismen van een bom. Moet ik aan de noodrem trekken? Maar als hij dat in de gaten krijgt, blaast hij de boel natuurlijk onmiddellijk op. Zal ik een andere coupé opzoeken of maak ik hem dan juist kwaad? Moet ik het gesprek aangaan?
Als hij weer in het gangpad verschijnt, hef ik mijn thermosfles naar hem op. ‘Wil je misschien ook een kop koffie?’
Hij ploft neer en neemt de beker van me aan. ‘Wijn van de Islam,’ zegt hij en heft de beker in een proostend gebaar naar me op. Zie je wel. Knots-knettergek.

Waarschijnlijk sprak mijn blik boekdelen, want als hij zijn koffie op heeft, begint hij te vertellen.
‘Het stimulerende effect van koffie op het menselijk lichaam werd bij toeval ontdekt door een herder uit de provincie Kaffa in Abessinië, het huidige Ethiopië. Omdat zijn geiten ’s nachts niet konden slapen, wendde hij zich tot de monniken van een nabijgelegen klooster. Zij wisten het mysterie te ontrafelen. De geiten aten graag van de vruchten van een vreemde plant: de koffieplant. Toen de monniken de bessen zelf proefden, waren ze zo teleurgesteld in de bittere smaak dat ze de vruchten in het vuur gooiden. Niet lang daarna prikkelde een heerlijk aroma hun neus. Uit nieuwsgierigheid, bereidden de monniken een aftreksel van de geroosterde bessen en na het drinken daarvan zaten ze boordevol energie. Ze beschouwden de vruchten als een geschenk van God. Vervolgens werd de hele islamitische wereld veroverd door de “nuchtere dronkenschap” – met zijn vingers schrijft hij aanhalingstekens in de lucht – van deze zwarte drank. De naam koffie is afgeleid van het Arabische woord qahwah, wat wijn betekent en aangezien de Moslims geen alcohol mogen drinken, werd koffie de wijn van de Islam.’
‘Interessant.’ Gedurende zijn uiteenzetting lijkt hij in niets op die vreemde snuiter van daarvoor. Ik schenk onze bekers nogmaals vol. Ineens komt de trein met een schok tot stilstand. De koffie gutst over de randen van onze bekers. Mijn metgezel vliegt overeind en vervolgt zijn routine van voor ons koffie-intermezzo. Na een paar minuten klinkt er een blikken stem uit de luidsprekers. Er mankeert iets aan de machinerie. De reparateurs zijn onderweg, maar we moeten er rekening mee houden dat de vertraging minimaal een uur gaat duren. Verdomme. Ik denk het, mijn metgezel schreeuwt het en slaat daarbij met zijn vuist op het hoofdsteun van de stoel naast me. Ik krimp in elkaar. Dan schiet ik overeind, mompel een excuus en verlaat de coupé zo snel mogelijk. Ik verstop me op het toilet. Een paar minuten later bonst er iemand op de deur. Zal het slot het houden?
‘Alles goed daar?’ Het is volgens mij niet de stem van mijn gestoorde medereiziger. Voorzichtig draai ik de deur van het slot. Door een kiertje zie ik … ‘Pfft.’ Het is de treinconducteur. Opgelucht open ik de deur. ‘Een man in mijn coupé gedroeg zich nogal vreemd, ik ben gevlucht,’ mompel ik enigszins gegeneerd.
‘Waar?’
Ik wijs in de richting van mijn coupé. ‘Getinte man. Donkere krullen. Vlassig baardje. Rode schoenen. Volgepropte Vomar tas. Twee paraplu’s.’
‘Wacht hier, ik ga een kijkje nemen.’
‘Ik wil verderop in de trein een plekje zoeken, maar mijn rugzak staat nog daar. Kunt u die misschien voor me pakken? Het is een bruine met een oranje veter aan de voorzijde.’
Het duurt lang. Was de conducteur dringend elders nodig? Is hij me vergeten? Aarzelend loop ik terug naar mijn zitplaats en het tafereel dat ik daar aantref …

Het is alsof ik plotsklaps in een misdaadroman ben beland. Mijn metgezel zit jammerend, met mijn thermosfles in zijn handen, op zijn knieën naast de treinconducteur die knock-out op de grond ligt. Bloed sijpelt uit een wond op het hoofd van de conducteur.
‘Ik wil niet terug naar de gevangenis,’ mompelt mijn coupégenoot keer op keer.
Godallejezus, is hij een crimineel? Bijna wint mijn neiging om te vluchten, maar ik kan die arme conducteur toch niet aan zijn lot overlaten? Is hij …? Nee, zijn borstkas gaat nog lichtjes op en neer. Zal ik 112 bellen of krijg ik dan ook een slag op mijn harses met mijn eigen thermoskan?
‘Wat is er gebeurd?’
Verschrikt kijkt mijn medereiziger op. ‘Hij … Hij probeerde je rugzak te stelen. Ik moest hem tegenhouden.’
Een nerveuze giechel ontsnapt aan mijn lippen. Dat heb ik weer. Twee redders in nood vechten om een been en de derde gaat ermee heen.
‘We moeten hulp halen.’
‘Nee, nee, nee, ik wil niet terug naar de gevangenis.’
Hoe kan ik én die treinconducteur helpen én die crimineel te vriend houden? Mijn hersens maken overuren, draaien steeds dezelfde zinloze rondjes en komen tot niets. Kunnen je hersens een burn-out hebben? Of ben ik in shock?
‘Dan slepen we hem weg,’ zeg ik even later gedecideerd. ‘Als we hem naar het halletje voor onze treincoupé slepen, vinden ze hem daar wel. Ik heb ooit een ongeluk gehad waarbij ik een paar minuten het bewustzijn verloor en ik heb nog altijd een gaatje in mijn geheugen van wat er kort voor en kort na het ongeluk gebeurde. Hopelijk heeft hij – ik knik in de richting van de bewusteloze treinconducteur – hetzelfde.’
‘En zo niet?’
‘Dan getuig ik dat jij steeds bij mij in de coupé zat en dat je dus niets met dit alles te maken kan hebben gehad.’
‘Echt?’
‘Echt.’
En dus slepen we de conducteur naar het halletje. En boenen we met natgemaakte papieren zakdoekjes de bloedvlekken weg. En gooit mijn metgezel mijn thermoskan met een ferme zwaai door het opengeschoven raampje van onze treincoupé naar buiten.
‘Je krijgt een nieuwe,’ zegt hij als hij mijn blik opvangt.

Nadien zitten we een poosje zwijgend tegenover elkaar. Wat zal er in zijn hoofd omgaan? Is het daar net zo’n chaos als in dat brein van mij?
‘Ik ben Julia,’ zeg ik en ik steek mijn hand uit. Met een crimineel kun je maar beter vrienden worden, toch?
‘Yanis.’
‘Ga je naar Maastricht?’
Hij knikt.
‘Ik ook. Ik ga een weekend logeren bij mijn oudste zus.’
‘Ik ga naar mijn broertje.’
Zal dat die ‘bro’ zijn waar hij het eerder over had? Maar die was er toch al drie jaar niet meer?
‘Hij is overleden toen ik in de gevangenis zat.’
Ik bijt op mijn lip. Moet ik hierop reageren? Vragen naar het waarom? Of kan ik beter doen of ik die laatste opmerking niet heb gehoord?
‘Drugs,’ zegt hij nog voor ik een beslissing heb genomen.
‘Hoe … Waaraan is je broer overleden?’
‘Een aanslag. Hij heeft weken in coma gelegen.’
Hebben Yanis’ drugszaken met die aanslag te maken? Is hij vanwege die gebeurtenis doorgedraaid? Alhoewel … Sinds mijn terugkeer van het toilet lijkt hij veel normaler dan daarvoor. Kan de schrik hem ontnuchterd hebben?
‘Ik heb niet aan zijn sterfbed gezeten. Geen gebeden gereciteerd. Niet samen met Mahjoub de shahāda opgezegd om hem te ondersteunen in zijn overgang naar het hiernamaals. Geen zegeningen verdiend.’ Onrust flikkert in zijn ogen. Is het angst voor de wraak van Allah? In elk geval lijkt het feit dat hij niet bij zijn broer kon zijn in diens laatste levensfase behoorlijk traumatisch voor hem te zijn geweest. Verklaart dat zijn gedrag?
‘Ik ga zijn graf bezoeken.’
‘Heftig.’
Achter mijn rug hoor ik enig tumult. Is de conducteur gevonden?
‘Ik ga even kijken, oké?’ Met mijn duim gebaar ik naar de ruimte achter me.
Yanis schokschoudert.
In het halletje van de trein zit de conducteur. Kreunend. Met zijn hand strijkt hij voorzichtig over de wond op zijn hoofd.
‘Wat is er gebeurd?’ Ik voel me Juffertje Schijnheil.
‘Ik … Ik weet het niet.’
Ik zie geen herkenning in zijn ogen. Dat stemt me hoopvol.
‘Wacht, ik haal een pleister.’
Yanis zit in gedachten verzonken voor zich uit te staren.
‘Hij is weer aanspreekbaar,’ sis ik en ik haast me met mijn rugzak terug naar de conducteur. Met een papieren zakdoekje dep ik de wond en daarna plak ik er een pleister op.
‘Kunt u opstaan?’ Voorzichtig help ik hem overeind. ‘Bent u duizelig?’
Hij schudt zijn hoofd.
‘Bent u gevallen?’ Juffertje Schijnheil in het kwadraat.
Hij staart naar het trappetje. ‘Ik weet het niet.’
‘Misschien moet u er toch even iemand naar laten kijken.’ Hoe zit dat eigenlijk in een trein? Is de conducteur niet zelf de EHBO’er? Zijn er meerdere conducteurs in deze trein aanwezig? Dat zal wel niet in deze tijden van arbeidskrapte. ‘Als de trein is gerepareerd enzo.’
‘Hebben we een defect?’
Oei, het gaatje in zijn geheugen is een gat.
‘Kom, ga hier even zitten. Ik haal een bekertje water voor u.’
‘Dank je,’ zegt hij als ik hem het bekertje overhandig. ‘Gaan we een keer iets drinken?’ Hij knipoogt. De man heeft lieve, ondeugende ogen. Grijsblauw. Een geprononceerde neus. En een vrijwel kaal hoofd met een waas van donkere stoppels. Gelukkig dat hij alweer grapjes kan maken. Dat lijkt me een goed teken.

Twintig minuten later gaat de conducteur – zijn naam is Martin en hij heeft mijn mobiele nummer in zijn telefoon gezet met de belofte van een bedank-drankje – weer aan het werk. Ik keer terug naar mijn partner in crime.
‘Wil je mee?’ vraagt Yanis.
‘Eh …?’ Mee waarheen? ‘Naar een andere coupé?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Naar mijn broertje.’
‘Ik weet niet of …’ Durft hij niet alleen? ‘Is er niet iemand die je liever meeneemt?’
‘Ik durf mijn familie en vroegere vrienden niet meer onder ogen te komen. Zij …’
Veroordelen zij hem? Geven ze hem geen tweede kans?
‘Oké, ik ga mee.’ Ik begrijp mezelf niet. In plaats van zo snel mogelijk van deze onvoorspelbare man af te komen, bied ik nu aan om hem te vergezellen naar het graf van zijn broertje. ‘Mag ik als niet-moslim wel op die begraafplaats komen?’ Mijn vraag is een laatste, halfslachtige poging om onder mijn belofte uit te komen.
‘Het is een algemene begraafplaats.’
Mislukt.

En zo staan mijn vreemde reisgezel en ik aan het eind van de middag bij het graf van zijn broer. Yanis zet zijn Vomar-tasje vlak voor de grafzerk neer en legt de twee papaplu’s in het gras. Dan strijkt hij met zijn hand over de gebeitelde, voor mij onleesbare letters in de staande steen. De geboortedatum en sterfdatum van zijn broer kan ik wel lezen. Een snelle rekensom leert me dat Mahjoub slechts negentien jaar oud is geworden. Ik slik. Yanis merkt het en pakt mijn hand. ‘Allahoe akbar,’ mompelt hij. En daarna zegt hij nog een heleboel. Praat hij met zijn broer? Zegt hij verzen uit de koran op? In elk geval zie ik zijn gezichtsuitdrukking met de minuut meer ontspannen. Blijkbaar geeft het bezoek aan het graf van zijn broer hem rust.
‘Ben je erg verdrietig?’ vraag ik als we de begraafplaats verlaten.
‘Een beetje,’ antwoordt hij, ‘maar Mahjoubs ziel zal verrijzen. Doen we nog een koffietje?’ Hij wijst op een café aan de overkant van de straat. ‘Ik trakteer.’
We drinken koffie en zwijgen. Het voelt niet onprettig. Zwijgen is misschien wel de enige juiste manier om deze bizarre ontmoeting af te sluiten: we zetten er een zwijgpunt achter. Als we na de koffie het café verlaten, regent het. Yanis overhandigt me de rode paraplu. ‘Je moet altijd zorgen dat je twee paraplu’s bij je hebt,’ zegt hij met een scheve glimlach. ‘Eentje voor jezelf een eentje voor een vriend.’

Ik knipper een traan weg uit mijn ooghoeken. ‘Dank je wel, Yanis.’

Exact een jaar later trouw ik met Martin. New York lijkt mensenlevens gelden. Slechts één keer ben ik terug geweest. Om de zaken daar af te handelen. Martin weet inmiddels wat er op die bewuste dag in de trein is gebeurd. Hij neemt Yanis niets kwalijk. ‘Dankzij hem ben ik nu met jou.’
Yanis is op deze bijzondere dag mijn getuige. Zijn huwelijkscadeau is een thermoskan. Op het zilverkleurig gedeelte liet hij een hartje graveren met de initialen van Martin en mij. Van zijn rode paraplu heb ik een lamp gemaakt. En als ik tegenwoordig de deur uitga, zitten er in mijn rugzak altijd twee paraplu’s. Een gele en een geruite. Eentje voor mezelf en eentje voor een vriend.

Wat als je personage ziek is?

Zoveel personages, zoveel uitwerkingen. In de tipreeks ‘Wat als?’ worden er veelvoorkomende scenario’s die personages overkomen onder de loep genomen. Zo leer je een algemeen gegeven uit te werken op een manier die perfect bij jouw unieke personage past. Deze week: wat als je personage ziek is?

Een personage is bijna altijd ernstig ziek: zelden is het slechts een paar dagen geveld door de griep. Als je personage echt iets zwaars onder de leden heeft, kan het al snel het hele verhaal opslokken. 
Zo schrijf je interessant over een ziek personage: of dat nu een onschuldige verkoudheid of iets veel ergers betreft. 

De banale ziekte 

Een paar dagen koorts, een enkele dag extreme buikpijn: je leest het bijna nooit in een verhaal. Tenzij het een voorbode is van een ernstige ziekte die later aan het licht komt. Dat komt omdat het onder het parapluutje van ‘alledaagse bezigheden’ valt. Net als een toiletbezoek, douchen, koffiepauze onder het (thuis)werken of het doen van huishoudelijke klusjes. Vrijwel altijd zijn deze gebeurtenissen zodanig nietszeggend dat je het niet interessanter kan maken dan het is. Daarom worden deze zaken vaak overgeslagen of simpel samengevat: met tegenzin begon Quan aan de afwas; hij wilde meteen door naar de bioscoop, waar hij hoopte het kassameisje te kunnen versieren.  

De ernstige ziekte 

De ernstige ziekte slokt het hele leven van het personage op, soms bijna letterlijk. In dat opzicht is het de exacte tegenpool van de banale ziekte. Pas bij deze ziekte vooral op dat je het verhaal niet verandert in een verhaal over een medisch dossier waar toevallig ook nog een personage bij hoort. Zorg er wel voor dat je een globale kennis hebt van het ziekteverloop: je moet een element wat belangrijk is voor een verhaal realistisch kunnen portretteren. 

Pas op de plaats

De banale ziekte is een onderschat middel als moment om informatie op een rij te zetten, zowel voor de lezer als je personage. Sla die twee dagen op de bank niet zomaar over, maar laat je personage eens reflecteren op zijn manier van doen, de puzzelstukjes van een mysterie nog eens overdenken. Nu het plot niet afleidt, heb je daar alle tijd voor. Wie weet wat voor wraakacties of liefdesverklaringen je personage dan ineens bedenkt. En wat dacht je van ijlkoorts? Wie weet wat voor gekke gedachten er dan door je personage heengaan. Daar kan je vast wat creativiteit in kwijt.  

Bij de ernstige ziekte is deze ‘pauze’ een stuk langer en daardoor zowel een cliché als valkuil. Pas op dat je je personage niet degradeert tot een filosoof die de dood in de ogen kijkt en ineens antwoord weet op iedere levensvraag, of tot iemand die alleen maar boos is op het leven. 

Een kijkje in het karakter 

Hoe ziek je personage ook is, ziekte geeft een goede inkijk in diens karakter. Probeer in de ziekteperiode antwoord te geven op de vragen:

  • Laat het personage zich verzorgen, of is om hulp vragen moeilijk voor hem?
  • Gunt het personage zich de rust die nodig is om te herstellen? Dat geeft aan hoe koppig ze al dan niet is.
  • Vindt het personage zichzelf zielig? Zelfmedelijden is een heel moeilijk te breken comfortzone. Je zal veel aan dit personage moeten werken voordat het de figuurlijke of narratieve titel van held verdient. 

Al deze informatie is bruikbaar om je personage minder eendimensionaal te maken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kristine Wook op Unsplash.

Wat als een personage stervende is?

Zoveel personages, zoveel uitwerkingen. In de tipreeks ‘Wat als?’ worden er veelvoorkomende scenario’s die personages overkomen onder de loep genomen. Zo leer je een algemeen gegeven uit te werken op een manier die perfect bij jouw unieke personage past. Deze week: wat als een personage stervende is?

Hoewel de held van het verhaal natuurlijk kan sterven, gebeurt dat relatief weinig. Daarom gaat dit artikel over het sterfbed van medepersonages: degene die om wat voor manier dan ook iets te maken hebben met de heldenreis van je hoofdpersoon. 

Pas op voor wraak en ‘sterfbedbeloften’

Als het einde nabij is, liggen twee clichés op de loer: beloften op het sterfbed en wraak. Iemand op het sterfbed iets beloven is niet ongewoon in het echte leven. Wraak is meer iets voor fictie, maar komt daarin wel relatief vaak voor. Pas hiermee op. Niet alleen omdat het clichés zijn, maar ook omdat veel gewicht in de schaal kan leggen voor het (hoofd)personage dat blijft leven. 

Je kan je hoofdpersoon wel iets op een sterfbed laten beloven, maar als hem dat niet lukt, kan dat gevolgen hebben voor de rest van je verhaal die misschien helemaal niet bij je verhaalthema of centraal conflict passen. Als wraak geen thema van je verhaal is, heroverweeg dan of iemand zodanig verbitterd is om zijn laatste krachten daaraan te besteden. Anders komt dat soort wraak al snel overdreven over. 

De erfenis

Zodra een personage is gestorven, volgt er meestal een erfenis. Soms in de vorm van voorwerpen, of als emotionele nalatenschap of bepaalde kennis. Met deze erfenis komt er vrijwel altijd een bekende trope om de hoek kijken:

* Nu vader is gestorven, moet zijn zoon het stokje van het familiebedrijf overnemen;
* Er wordt een doosje verstopte liefdesbrieven gevonden op de zolder van opa, wanneer de spullen worden verdeeld;
* Er volgt een ruzie over de erfenis, waardoor familiebanden op scherp komen te staan;
* Om de overledene te eren, gooit je hoofdpersonage het roer om en verlaat hij zijn kantoorbaan om de wereldreis te maken die al jaren op zijn verlanglijstje staat. 

Deze voorbeelden lijken misschien erg cliché, maar dat zijn ze niet; dit zijn tropes. De dood is zo’n wezenlijke gebeurtenis dat je er niet omheen kan dat het bepaalde gevolgen heeft. Realistisch gezien zijn bovengenoemde voorbeelden zeer mogelijk wanneer er iemand sterft. Daarom moet je ze niet te snel als cliché aan de kant schuiven. 

De kunst is om de desbetreffende trope goed te onderzoeken en die op een originele manier in te vullen zodat er geen cliché ontstaat. Lees hier over het verschil tussen clichés en tropes

De laatste relatietoets

Als je hoofdpersonage hoort dat een medepersonage op sterven ligt, dan kan je daarin een hele mooie, ongedwongen show, don’t tell in verwerken over wat voor een relatie zij hebben of hadden. Wordt hemel en aarde bewogen om nog afscheid te kunnen nemen of om nog een experimentele behandeling voor de terminale ziekte te vinden? Dan betekent het medepersonage erg veel voor je hoofdpersoon. Als je personage geen afscheid durft te nemen, dan kan hij bang zijn voor de dood of kan het erop wijzen dat hij bij de stervende persoon niet over zijn gevoelens kan praten. Doet hij de moeite niet om nog afscheid te nemen, dan is hun relatie of niet belangrijk of erg slecht geweest. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.