Drie tips voor genadeloos goed schrappen

Schrijven is schrappen” is een veelgehoord mantra in de schrijverswereld. Het houdt in dat de eerste versie van je verhaal vrijwel nooit de beste is. Je moet herschrijven en delen schrappen. Maar schrappen moet je goed doen, anders blijft er niets van je verhaal over. Met deze tips schrap je talloze woorden en wordt je tekst als vanzelf makkelijker leesbaar. 

1. Kijk naar je beschrijvingen

Een van de makkelijkste manieren om een bladzijde te vullen is door te omschrijven. Veelvoudig of in detail, in beide gevallen kan het zomaar meerdere regels aan tekst opvullen. Als je schrijft over blauwe ogen in detail: ‘Hij had ogen die zo blauw waren als een lapis lazuli edelsteen. De diepdonkerblauwe kleur deed denken aan een oceaan met eindeloos veel diepte, zeedieren en avonturen. Ze waren om in weg te dromen.’ Als je dat schrapt en ‘Hij had diepblauwe ogen om in weg te dromen’ laat staan, scheelt dat vijventwintig woorden. 
Je kan ook te veel omschrijven: ‘Hij had een groene, versleten muts op, er zaten scheuren in de mouwen van zijn jas, zijn schoenen kraakten en zijn nagels waren vies.’ Dan kun slechts een aantal dingen opschrijven: ‘Hij had scheuren in zijn jas en zijn groene muts was versleten.’ Dat scheelt twaalf woorden. 
Als veel uitgebreide omschrijvingen hebt, schrap je zo makkelijk duizenden woorden op je volledige manuscript!

2. Deel niet alles wat je weet

Als je personages gaat ontwikkelen, leer je ze kennen als je beste vrienden. Daardoor kom je bijvoorbeeld te weten wat hun lievelingskostje is. In je enthousiasme wil je dat ook graag met je lezer delen. Maar soms zijn dit soort leuke feitjes eerder onnodige opvulling van papier. Het vertraagt je verhaal onnodig. Als je twijfelt of iets nuttig of interessant is, vraag je dan af: “Kan de lezer het verhaal nog volgen als hij dit niet weet?” Is het antwoord ja, kijk dan of je (een gedeelte) van de gegeven informatie kan schrappen.


3. Maak een dialoog wat minder waarheidsgetrouw

Personages praten niet zoals echte mensen dat doen. Let er voor de grap eens op hoe vaak iemand in een gesprek stopwoordjes en tussenwerpsels als ‘uhm’, ‘uhh’ of ‘nou’ in een zin zegt, ook als diegene niet aarzelt of verlegen is. In een boek geven deze woordjes al zo’n soort betekenis aan. Houd dit in gedachten en neem je dialogen nog eens goed onder de loep. Heb je je personages misschien iets te realistisch laten praten?

Een moeder die haar kind vraagt om boodschappen te doen zal realistisch gezien zeggen: “Schat, neem je uh, melk en kaas enne.. brood, is er nog…? Ja, maar uh doe toch.. o nee, er ligt nog in de vriezer, dus ja, uh.. nee. Melk en kaas is uh genoeg, dus tot straks, lieverd.”
In een tekst zegt diezelfde moeder met dezelfde gemoedstoestand: “Neem je brood en kaas mee, schat? O wacht even, er ligt nog brood in de vriezer. Melk en kaas is genoeg. Tot straks, lieverd!” Voilà, dat scheelt veertien woorden en je zin is beter leesbaar.

Dit voorbeeld is extreem, maar het idee blijft hetzelfde. Zijn je personages misschien langdradig in hun woordkeuze, of herhalen ze elkaar om te bevestigen dat ze naar elkaar luisteren? Soms is een ‘realistische’ dialoog te realistisch voor een boek. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online

Comfortzone: de tegenhanger van het narratief conflict

De comfortzone: datgene waar je personage in zit en soms ook het liefst blijft zitten. Maar voor een verhaal is het nodig dat je je personage er uit probeert te lokken. Hoe en waarom doe je dat?

Wat is een comfortzone?

Een comfortzone roept waarschijnlijk een beeld op van iemand die lekker ontspannen in een luie stoel zit met een lekker kopje koffie en een koekje. In de context van verhalen kun je het beter zien als: datgene waar je personage aan gewend is en niet wil (of zomaar kan) veranderen.

Waarom moet je personage zijn comfortzone uit?

Een comfortzone is dus iets dat onveranderlijk is of zo blijft, tenzij er iets in gang wordt gezet. Als je een situatie hebt die niet verandert, heb je geen verhaal. Kijk maar eens naar deze voorbeelden:
* Als iemand verliefd is, maar nooit daarvoor uitkomt, heb je geen verhaal van een romance of een blauwtje.
* Als iemand zijn werk vreselijk doet, maar daarvoor niet op zijn kop krijgt, wordt diegene nooit ontslagen. Of worden de wanpraktijken van de slechte bedrijfsvoering nooit ontdekt. Zo kun je nooit lezen over een verhaal dat gaat over een publiekelijk schandaal.
* Als iemand nooit een onverwachte tegenvaller krijgt, kan hij elke avond blijven bankhangen. Een verhaal over iemand die alleen maar op de bank hangt, is niet bijster interessant.

Hoe haal je je personage uit de comfortzone?

Simpel gezegd, maar wat lastiger gedaan: je moet hem bang maken en bedreigen.
Die bedreiging moet ervoor zorgen dat je personage het gevoel krijgt dat hij niet anders kan dan de comfortzone verlaten. Maar pas op: je moet die bedreiging heel goed afwegen. Als je hem bedreigt met iets dat tè moeilijk of angstaanjagend is, zal hij in paniek raken en tot geen actie meer in staat zijn.
Stel dat je tegen een bijstandsmoeder zegt dat ze binnen een week tienduizend euro moet verdienen, omdat ze anders uit haar huis wordt gezet. Dat zeg je in de hoop dat ze meer doet om een baan te vinden. Ze zal wel willen, maar als ze dat geld had, zat ze sowieso niet in de bijstand. Hoe gaat ze dat in hemelsnaam doen? Dit zal haar uit angst eerder laten bevriezen dan haar tot actie laten overgaan.
Maar bedreig je je personage met iets dat het niet dringend genoeg vindt of wat iemand anders voor hem op kan lossen (zoals bijvoorbeeld een magic pixie dream girl), dan heb je nog steeds geen centraal conflict, en daarmee ook geen verhaal. Dreigen met het idee dat je drie werknemers zal moeten ontslaan, zal niet helpen bij iemand die wereldwijd honderdduizend mensen in dienst heeft: daar gaat het bedrijf niet van omvallen.

Wie of wat bedreigt je personage?

In de voorbeelden hierboven waren het altijd andere personages die bedreigden, maar het kunnen ook omstandigheden zijn. Dan hoeft het niet eens zo te lijken alsof er iemand erop uit is je personage bang te maken.
Je schrijft over een conservatief stel. De man wordt ziek, dus dat dwingt de vrouw om te gaan werken, terwijl zij en/of haar man zich daar eigenlijk niet op hun gemak bij voelen. Je hoeft je personage dus niet als crimineel te behandelen. Je moet er alleen voor zorgen dat er verandering in een situatie komt die anders zoals gewoonlijk door zou gaan.

De wereld van een personage moet tegenslag kennen

Zoals het vorige voorbeeld al laat zien, is een comfortzone niet altijd uitgesproken fijn of luxueus. Gelukkig getrouwd zijn is natuurlijk prettig, maar staat niet gelijk aan een jaarsalaris van ongekende hoogte, materiële luxe of uitzonderlijke macht.
Laten we nog een stapje verder gaan. Iemand die al jarenlang verslaafd is, zit met die verslaving óók in een comfortzone. Het is absoluut niet fijn om verslaafd te zijn, misschien wel het vervelendste wat er is. Maar als je gewend bent aan het verslaafd zijn en alle effecten die daarbij komen kijken, dan wordt dat je comfortzone, hoe vreselijk ook. In het echte leven mag je zoveel medelijden hebben met iemand die het slecht heeft als je wilt. Als schrijver moet je wat harder zijn naar je personages. Je kan ze niet van alle rampspoed en tegenslagen behoeden: verhalen gaan over tegenslagen die overwonnen worden, hoe mensen omgaan met veranderingen en hoe ze daar al dan niet bovenop komen. Je kan en mag ze niet aldoor met zachte handschoentjes aanpakken. Doe je dat wel, dan is het onvermijdelijk dat je een personage schrijft met een handvol Mary Suekenmerken.

De comfortzone in een vrolijk verhaal

Wat doe je als je een verhaal wil schrijven dat niet meteen faillissementen, ziektes, verslavingen of andere ellende bevat? Moet je dat dan gaan toevoegen? Geen zorgen, een personage uit de comfortzone halen kan soms ook relatief makkelijk worden opgelost. Neem een gezellige scène waarin een aanstaande bruid met een groepje vriendinnen trouwjurken gaat passen. Dan zou het wel erg buiten proporties zijn om ineens met een auto-ongeluk van een bruidsmeisje te komen om een conflict te veroorzaken of het bruidje uit een comfortzone te dwingen. Verpest haar mooie dag alsjeblieft niet…

Hou die dag mooi!

Stel dat je vanuit de personagebiografie weet dat deze vrouw zich wat bezwaard voelt vanwege haar figuur. Ze had zich voorgenomen om hoe dan ook geen bruidsjurk af te wijzen omdat ze zich daar te dik in voelt, als die gewoon past. Dan staat ze voor een spiegel met een jurk die wel eens de jurk zou kunnen zijn. Maar ondanks dat de jurk gewoon past, voelt die niet sexy genoeg, omdat de aankomende bruid in de spiegel nog steeds een net iets te zware vrouw ziet. Dan moet ze haar verlies erkennen, hoe mooi de jurk is. Dat is even uit de comfortzone: je wil geen belofte breken aan jezelf. Maar het grotere doel (sexy voelen in een trouwjurk) zorgt er wel voor dat ze die ene jurk laat hangen. Reken maar dat ze alsnog een mooie jurk vindt en dat met een drankje gaat vieren, samen met haar vriendinnen!

Drie tips voor een tranentrekker: schrijf een tekst die ráákt

Als je een dramatisch verhaal schrijft, is “Ik moest er gewoon van huilen!” misschien wel het mooiste compliment dat je kan ontvangen. Dat kan jij ook voor elkaar krijgen. Let daarbij op de volgende dingen.

1 Doe een beroep op de empathie van de lezer

Als je een lezer wil laten huilen, moet je hem natuurlijk eerst verdrietig maken. Het is makkelijk om dan met het meest verdrietige voorbeeld te komen dat je kan bedenken. Een kind met kanker, bijvoorbeeld. Maar hoewel niemand graag een kind ziet lijden, hoef je niet meteen over iets heel heftigs te schrijven. Je hoeft er alleen voor te zorgen dat je lezer iets voelt dat hij ongeveer heeft meegemaakt. Dat ‘ongeveer’ kun je heel breed opvatten. Een lezer hoeft geen kind met kanker hebben gekend om dit triest te vinden. Ongetwijfeld heeft je lezer een andere geliefde ooit ziek zien worden of verloren, al dan niet aan kanker. Dan kun je een beroep doen op het verdriet dat je lezer toentertijd heeft gevoeld. Op die manier kan je empathie bij de lezer opwekken. Iedereen kan empathie voelen voor iets ergs of vervelends. Niet alleen voor extreem dramatische gebeurtenissen.

2 Zorg dat je lezer de personages kent

Het wordt echter wel lastiger om empathie te voelen als de personages in je verhaal aanvoelen als vreemden. Natuurlijk: je gunt het niemand om ellende of pijn te voelen. Maar je kan ook niet verwachten dat een lezer in tranen is als een vreemde iets vervelends meemaakt. Zorg er daarom voor dat de lezer je personages net zo goed kent als zijn eigen vrienden. Als je dan met een verdrietig moment komt, dan zullen de tranen waarschijnlijk wel komen.

3 Denk niet te makkelijk over gedeelde omstandigheden

Als je in je verhaal over iets schrijft dat veel mensen hebben meegemaakt, reken jezelf dan niet te snel rijk. Schrijf je over een scheiding? Denk dan niet dat als vanzelf iedereen die ooit gescheiden is, geraakt is door je tekst. Mocht je schrijven vanuit je eigen ervaringen, dan ga je misschien uit van het idee dat er veel gehuild werd toen het besluit tot scheiden definitief werd uitgesproken. Daar is op zichzelf niets mis mee. Veel mensen zullen het zelf ook zo hebben ervaren. Maar houd er ook rekening mee dat er ook mensen kunnen zijn die de uiteindelijke beslissing als opluchting hebben ervaren. Na eindeloze, weinig vruchtbare relatietherapie, werd de knoop dan eindelijk doorgehakt. Die mensen zullen zich kunnen verplaatsen in een scheiding, maar niet in dat hele specifieke verdriet. 

Het is beter om ervan uit te gaan dat je lezer meeleeft vanwege de emoties, niet vanwege de omstandigheden, zoals je al kon zien in de eerste tip.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Vier tips voor toevallige plotwendingen

Er zijn momenten waarop je in je verhaal iets wil schrijven waarvan zowel je personages als lezers kunnen denken: “Dat is wel heel toevallig…” Op zichzelf is dat niet erg, maar je loopt wel het risico dat je verhaal er ongeloofwaardig door wordt. Waar moet je rekening mee houden als je over toeval schrijft?

1. Hoe groot is het toeval?

Toeval is per definitie iets wat heel onwaarschijnlijk is. Maar die onwaarschijnlijkheid kan in schaal ontzettend verschillen. Stel dat je hebt afgesproken om te bellen, maar dat het belletje door omstandigheden een kwartiertje moet worden uitgesteld. Net als je de telefoon in je hand hebt, begint hij te rinkelen. Het welbekende: “Ik wilde jou net bellen!”, is misschien een kans van op de honderd. Maar nu ben je voor een week op vakantie in een stad met twintig miljoen inwoners. Als je daar dan onverwacht een oude klasgenoot tegenkomt die je al vijf jaar niet gesproken hebt, dan is dat een kans van misschien wel één op de honderd miljoen. 

Als je over toeval wil schrijven, is het verstandig om na te gaan hoe groot de kans ongeveer is dat dit daadwerkelijk zou gebeuren. Zodra je een onwaarschijnlijk hoog nummer krijgt met het principe van: ‘Dat is een kans van één op de… wordt het toeval en daarmee je verhaal makkelijker ongeloofwaardig. 

2. Is het toeval echt nodig?

Als je schrijft over iets wat zeer onwaarschijnlijk is, is het verstandig om na te gaan of het toeval echt nodig is. In het voorbeeld van de onverwachte ontmoeting met de klasgenoot kun je bedenken: moet hij echt in die miljoenenstad rondlopen? Of kunnen de personages elkaar weer ontmoeten in hun eigen dorp, als ze toevallig op hetzelfde moment de schoenenzaak binnenstappen? Als de vrienden geen gezamenlijk avontuur in dat verre land aan hoeven gaan, dan is het verstandiger om te kiezen voor de ontmoeting in de schoenenzaak. 

3. Controleer de verwachtingen

Hoe groter het toeval, hoe groter de verwachtingen zijn die je lezer krijgt. Als er in het echte leven iets gebeurt met een kans van een op de honderd miljoen, heb je een leuk sterk verhaal om over te vertellen. Maar in een boek werkt dat anders. Een lezer weet altijd dat hij een fictief boek aan het lezen is, en weet dus (onbewust) dat vrijwel alles in een verhaal een bepaalde betekenis of waarde heeft. Als je dus iets heel toevalligs laat gebeuren en daar niets mee doet, dan voelt dat als een grote anticlimax. Dan zijn de woorden die over dat toeval gaan slechts onnodige opvulling van het papier. 

4. Wat is de plaats van het toeval in het verhaal?

Soms is toeval nodig om het plot een zetje te geven. Zo voorkom je dat het verhaal stagneert. Denk aan een detective die toevallig iemand op straat iets hoort zeggen waardoor hij de puzzelstukjes in elkaar kan passen en zo het mysterie op kan lossen. Wees gewaarschuwd: dit soort toevallen zijn gevoelig voor clichés. Maar daarnaast moet je rekening houden met de plaats van het toeval. Als de detective deze toevallige informatie helemaal in het begin van het verhaal hoort, is je boek uit voor het op gang is gekomen. Als hij deze toevallige hint erg laat krijgt, heeft de lezer het boek misschien al weggelegd, omdat er maar geen verandering of vaart in het verhaal is gekomen. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Deus ex machina

Zodra je personage in het nauw wordt gedreven, heeft hij dringend een oplossing nodig. Zoveel problemen, zoveel oplossingen. Maar het getuigt niet echt van creatief schrijven als je je toevlucht zoekt tot Deus ex Machina.

Wat is Deus ex Machina?

Letterlijk betekent Deus ex Machina ‘God der machines’. In fictie wordt de term gebruikt wanneer er een oplossing komt die uit de lucht lijkt te vallen. Een oplossing die zó onwaarschijnlijk dat is dat de enige logische verklaring is dat de hand van God aan het werk is. Als je wat voorbeelden ziet, herken je deze luie schrijftechniek ongetwijfeld.

Voorbeelden van een Deus ex machina

Dit zijn wat voorbeelden van een Deux ex machina:
* Een tel voor je personage wordt neergeschoten, schiet iemand anders de schutter neer, terwijl er twee tellen geleden nog niemand in de kamer was;
* Op het moment dat er een ingewikkelde wiskundige formule nodig is om een bijna ontploffende bom onklaar te maken, herinnert het personage dat welgeteld één keer een voldoende voor wiskunde heeft gehaald, zich een formule die blijkt te werken om de ontploffing te voorkomen;
* Een computer is al drie kwartier bezig een wachtwoord te kraken. Je personage slaat in frustratie op zijn toetsenbord en tikt daarmee een reeks toetsen in die ‘toevallig’ dat onbreekbare wachtwoord vormen.

Kortom, het is een extreme vorm van toeval.

Van een Deus ex Machina is je lezer totaal niet onder de indruk… Kan het niveau soms nóg lager?

Als je als lezer een Deus ex Machina leest, denkt die waarschijnlijk iets als: Ja hoor, túúrlijk… Ja, zo kan ik óók een superheld zijn… Of, als iemand graag schrijft: Mag ik alsjeblieft die scène herschrijven? Ik zou dit beter kunnen.

Deus ex machina als god van de clichés

De meest voor de hand liggende reden dat je een deus ex machina moet vermijden, is omdat je lezer je anders als gemakzuchtig en lui gaat zien en je verhaal niet meer graag zal lezen. Daarnaast is een Deus ex machina een gigantisch cliché. Misschien is de manier waarop God zich plotseling in je verhaal laat zien best origineel. Maar het effect is hetzelfde als dat van een cliché: je lezer wordt uit het verhaal gehaald, omdat hij ziet dat er een schrijver aan het werk is.

Een beroving van de heldenreis

Stel je een epische heldenreis van een ridder voor, compleet met een lange en moeilijke training in zwaardvechten, vele botbreuken en nachten vol doodangst of hij zijn missie wel gaat overleven. Op het moment sûpreme staat de ridder oog in oog met de draak. De ridder wil de draak de genadeklap geven, maar plotseling slaat de bliksem in, brokkelt er een zwaar rotsblok van de berg af en valt dan op de kop van de draak. De vuurspuwende vijand is in een klap morsdood. Om te kunnen bewijzen dat de draak dood is, wrikt de ridder een van zijn tanden uit zijn bek en keert hij huiswaarts. Zodra hij thuiskomt wil iedereen weten hoe hij het vreselijke monster heeft gedood. Als de ridder zich aan de waarheid houdt, kun je je de reacties misschien wel voorstellen. “Nou, dappere ridder ben jij. Je kan niet eens een draak doden: je bent gewoon afhankelijk van stom toeval.” “Dus jij bent helemaal niet de dapperste ridder van het land. Je bent gewoon degene met het meeste geluk.” Dat is niet eerlijk voor de ridder. Hij wist vooraf niet hoe zijn avontuur ging eindigen en hij heeft in zijn trainingen meer dan genoeg moed laten zien, door zich niet te laten afschrikken door verwondingen. Om over de vele nachtmerries nog maar te zwijgen.

Een draak verslaan klinkt al heel wat minder eng als je de garantie hebt dat je in de allerlaatste seconde zal worden gered door iets totaal willekeurigs.

Een moment sûpreme wordt niet voor niets zo genoemd. Het is een belangrijk moment, dus dat is iets dat de lezer bijblijft. Bij een centraal conflict zijn er meestal twee dingen die een lezer na een lange tijd nog onthoudt. Het conflict zelf en de oplossing. Ga maar na: als iemand zegt dat hij een spannend verhaal kent, zijn de meest gestelde vragen daarna vaak: Wat is het verhaal en hoe loopt het af? De eerste vraagt gaat over het conflict zelf, de tweede over hoe dat uiteindelijk wordt opgelost. Er wordt meestal niet gevraagd naar het vallen en opstaan, hoewel dat essentieel is voor een geslaagde heldenreis.
Er zijn meerdere redenen waarom iemand minder snel over het vallen-en-opstaanproces:
* het vallen en opstaan is lastiger om kort en bondig samen te vatten, omdat het zowel divers is als het overgrote deel van het verhaal. Kijk maar in het schema van save the cat als je daar een visuele voorstelling bij wil hebben.
* het vallen en opstaan wordt pas interessant als je geïnvesteerd hebt in het verhaal en de personages. Zolang je niet langere tijd hebt kunnen meelezen met hoe de held obstakels overwint, zijn de obstakels net zulke droge feiten als in een saai geschreven (medisch) dossier.

Deus ex machina schrijven voorkomen

Mocht de oplossing van je conflict een potentiële Deus ex Machina zijn, dan kun je hem voorkomen door aan je hints te werken. In het geval van de draak en het dodelijke rotsblok kun je schrijven dat de draak in een gebied woont waar veel lawines voorkomen. Dan heeft de lezer als het ware een waarschuwing gekregen voor een Deus ex Machina of een cliché. Het is nog altijd beter als je held ook daadwerkelijk een laatste grote overwinning boekt. Past dat echter niet in je verhaal, dan kunnen kleine hints de Deus ex machina al een stuk minder onlogisch laten lijken.

Een meevaller?

Soms wordt een Deus ex Machina onterecht bestempeld met het idee: “Ach, soms heb je geluk hè?” Dan heb je veel mazzel met deze lezer, de meeste zullen dat niet denken. Mocht je personage een wel heel toevallige redding krijgen, laat het hem dan in ieder geval beseffen. Je slaat de plank mis als je personage denkt dat het doodgewoon is dat hij ter nauwe nood aan de dood ontsnapt.

Drie keer vals alarm: wanneer schrijf je géén clichè?

Een cliché is de nummer één reden om een schrijver te laten denken dat hij waardeloze rommel neerpent. Vaak probeert hij dan om clichés koste wat kost te vermijden. Het slechte nieuws is: dat gaat niet. Het goede nieuws is: je verwart een cliché waarschijnlijk met een zogenoemde trope. Er zijn drie redenen waarom je daar niet bang voor hoeft te zijn. Sterker nog: waarom je tropes moet gebruiken om een goed verhaal te kunnen schrijven.

1 De fundering van je verhaal

Het grootste misverstand van de trope is dat het precies hetzelfde is als een cliché. Maar dat is niet zo. Een trope is een bouwsteentje waar je het verhaal verder op kan en zelfs moet bouwen. Een trope verandert pas in een cliché als hij storend herkenbaar wordt. Een cliché is daarom zeer persoonlijk. Waar de ene lezer zich stoort aan een trope (en het dus een cliché wordt) merkt de andere lezer het standaardelement niet eens op.
De trope is als de fundering van je verhaal. Als die niet stevig staat, kan je verhaal als huis nooit stevig staan. Zorg er dus voor dat je een trope niet te snel als cliché aan de kant schuift.
Neem een verliefd personage. Dat zal eerst de gevoelens van de ander peilen, voor de ware gevoelens worden gedeeld. Dat kan klinken als een cliché, maar bedenk eens: hoe moet het anders? Gaat iemand liefde van de daken schreeuwen voor ze weet wat de ander – of zijzelf!- eigenlijk voelt?
Als je een trope koste wat kost wil vermijden, krijg je een verhaal dat erg verwarrend is, omdat je geen logisch kader hebt van waaruit je kan starten.

2 De wegwijzer in een doolhof

Een trope is vaak een rode draad van een verhaal of een subplot. Dat heeft je lezer nodig om het verhaal te kunnen blijven volgen. Als je schrijft over de moeder die alles voor haar kinderen overheeft, is dat een trope. Maar dat kan een houvast zijn om je personage of verhaal geloofwaardig te houden. In een oorlog weet je dat deze moeder niet zal rusten tot haar kinderen veilig zijn. Dan is de zorgzaamheid een ijkpunt te midden van bombardementen, honger en angst. Ondanks dat je lezer niet weet wat er nu weer gaat gebeuren, kan hij ervan op aan dat de moeder haar kinderen nooit in de steek laat. Je lezer moet iets hebben om hem wegwijs te maken in het doolhof van alle acties, emoties en gebeurtenissen. Als je de lezer constant vraagt om op scherp te staan, omdat er nu weer iets verrassends staat te gebeuren (lees: ik ontwijk clichés, dus je moet geen woord overslaan) wordt het lezen van je verhaal eerder een opgave dan een ontspannen bezigheid.

3 Beloning van je artistieke creativiteit

Tropes kunnen uitgroeien tot clichés, omdat ze ontstaan vanuit tropes. Maar zie tropes niet als een gevaar voor clichés: zie ze als gelegenheid om je creativiteit de vrije loop te laten. Hoe kan jij een trope laten uitgroeien tot iets dat perfect aansluit bij je verhaal? Als je met tropes gaat knutselen, zal het resultaat uiteindelijk aanvoelen als een beloning: je hebt een lastige puzzel opgelost!
Als je tropes ontwijkt om maar geen clichès te hoeven schrijven, ga je die voldoening niet krijgen. Maak van schrijven een leuke puzzel, geen verplichte klus die volgens de regels moet verlopen. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Drie tonen die je verhaal levendig maken

Je verhaal wordt leesbaar en levendig door de toon die je gebruikt. De techniek die onmisbaar is voor levendig schrijven heet ‘show don’t tell.’ De techniek is in theorie redelijk makkelijk te begrijpen, maar er daadwerkelijk mee schrijven kan lastig zijn. Hier volgen drie metaforen die je kan onthouden om een show don’t tell-toon te herkennen.

Wat is show don’t tell?

Om te beginnen: wat is show don’t tell? In het kort is dat het principe dat je in plaats van beschrijft wat er gebeurt, in plaats van dat er iets gebeurt. Je kan schrijven: Ik huil maar als je schrijft: de tranen stromen over mijn wangen ziet de lezer meer voor zich, waardoor het verhaal levendiger wordt. Je kan hier een uitgebreidere toelichting lezen over show don’t tell.

1 De kundige reisgids

Stel je voor dat je een dure, verre en lange reis gaat maken. Dan is het een grote teleurstelling als je reisgids je alleen droge informatie voorschotelt. Als hij alleen feiten opsomt, zal je het gevoel krijgen opgelicht te zijn. Ik had net zo goed een papieren reisgids kunnen lenen bij de bibliotheek.
Dit is de gids met de ‘tell’-toon: “Deze tempel is zevenhonderdvijftig oud, en heel indrukwekkend.” Hij vertelt dat de tempel indrukwekkend is, dat moet je maar geloven. En dat kan een papieren reisgids je ook vertellen. Je hebt dan meer aan de ‘show-gids’: “In deze tempel staan duizend Boeddhabeelden trapsgewijs opgesteld. Als je dáár gaat staan, zie je je ze vanuit een hoek waardoor het lijkt alsof ze allemaal op je af komen lopen.” Deze gids ‘showt’ waarom dezelfde tempel indrukwekkend is. Als je de toon van de ‘show reisgids’ in je achterhoofd houdt kun je bedenken: Ik neem mijn lezer mee op een reis die indrukwekkend moet zijn en die droge feiten tot leven brengt.

2 De kampvuurverteller

Je kent het beeld wel van een mooi of eng verhaal dat rondom een kampvuur wordt verteld. De toon van een goede kampvuurverteller is levendig en neemt je in een verhaal mee. In plaats van: “Het meisje verstijfde van angst, maar rende even daarna alsnog doodsbang weg,” zal hij willen dat jij net zo goed bang wordt van deze enge scène. Dan komt de show om de hoek kijken: “Er ging een rilling over haar rug en ze draaide zich met een schok om toen ze een onverwacht geluid hoorde. Haar benen voelde aan als lood, maar met een enorme krachtinspanning dwong ze haar benen haar te gehoorzamen en sprintte ze met bonzend hart weg.”

3 De blindenbegeleider

Stel dat je een blinde op een wandeling begeleidt. Neem als uitgangspunt dat je de blinde voor even het gevoel wil geven dat die kan zien. Als je dan in het park gaat wandelen en in de tell-stijl vertelt, schiet dat niet veel op: “De mensen zijn blij, het is heerlijk weer en de eendjes zijn in een goed humeur.” De show-stijl helpt dan wel: “Er komt een meisje voorbij gehuppeld en haar lichte lentejurkje wappert in het briesje dat jij waarschijnlijk ook langs je wangen voelt strijken. Ze heeft brood in haar hand. Ze zal misschien nog even geduld moeten hebben met de eendjes voeren, want er is een eend heel druk bezig met kopje onder gaan en in het rond spetteren.”

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Schrijfoefening: de belofte

Beloftes kunnen een leven veranderen en het helemaal op zijn kop zetten. Als je achter de drijfveren, comfortzone, zwaktes en sterke kanten van je personage wil komen, laat hem in je opschrijfboekje dan eens een belofte doen.

De onbreekbare belofte van je personage

Beloftes heb je in allerlei soorten en maten. De kleinste zijn de beloftes waarbij er geen man overboord is als ze gebroken worden. “De volgende keer kom ik wél op tijd in plaats van vijf minuten te laat.” De grootste beloftes zijn zo serieus dat de bekende metafoor ervoor de dood erbij betrekt. “Ik zweer op het graf van mijn moeder dat…/ ik ga nog liever dood dan…” Deze schrijfoefening neemt die ‘doodsbelofte’ vrij letterlijk. Je personage zal er alles aan doen om deze maar niet te hoeven verbreken. Zelfs als dat zover gaat dat hij er niet meer bij stilstaat of hij de belofte wel kan houden zonder zichzelf of anderen geweld aan te doen.

Deze schrijfoefening betreft een belofte die een torenhoge emotionele waarde heeft.

Wat is belangrijk voor je personage om te beloven?

De eerste vraag die je jezelf moet stellen is: “Wie of wat is zo belangrijk voor mijn personage dat hij er een onbreekbare belofte voor aan zou willen gaan?” Het kan een belofte aan een ander zijn, maar ook aan zichzelf. Ga na wie of wat onlosmakelijk met je personage verbonden is. Het principe van: “Zeg Stefano en je zegt X.” Dit kunnen geliefden zijn, overtuigingen, levensstijlen of een droom die je personage heeft. Is hij gelukkig als zijn kinderen gezond zijn? Dan doet hij er alles aan om te voorkomen dat zijn kinderen ziek worden. Hecht hij veel waarde aan zijn vaderland? Dan kan hij het leger in met de belofte dat hij voor zijn land zal sterven als dat nodig is. Wil Stefano hoe dan ook een wereldberoemd acteur worden en een Oscar binnenslepen? Dan zal hij alles op alles zetten om naar Los Angeles te kunnen vertrekken.

De gemaakte belofte en de benodigde middelen

Je hebt vastgesteld wat je personage voor belofte wil maken. Nu weet je wat belangrijk voor hem of haar is en waar hij of zij naar wil handelen. Bedenk vervolgens wat je personage moet doen, leren, kopen… om dat doel te verwezenlijken.
Neem Stefano. Als hij wereldberoemd acteur in Hollywood wil worden, moet hij onder andere:
* naar de toneelschool gaan om zichzelf te trainen en een realistische kans te maken bij audities in Amerika;
* hard werken (om veel geld te verdienen). Een ticket naar Los Angeles loopt al in de honderden euro’s. Tel daarbij op dat je daar voor langere tijd moet wonen om meerdere audities te kunnen doen… Los Angeles is niet bepaald een goedkope stad. Stefano moet óf lange werkuren maken voor hij door kan breken óf een moddervet spaarvarkentje hebben.

De belofte uitgedaagd door het centrale conflict

Je schrijft een verhaal, en daarmee is het onvermijdelijk dat Stefano te maken krijgt met tegenslag, in de vorm van het centrale conflict. Je kan makkelijk van de daken schreeuwen dat je Hollywoodacteur wilt worden, maar als het moment daar is, handel je er dan wel naar? Stefano wel: hij wil de belofte aan zichzelf namelijk absoluut niet breken. Dat kan twee scenario’s opleveren: de belofte faalt of overwint.

De belofte faalt

Stefano doet auditie na auditie, maar krijgt alleen een paar bijrolletjes die niet genoeg geld opleveren om van te kunnen leven. Maar hij moet en zal acteur worden, een ander beroep is niet voor hem weggelegd. Vroeg of laat levert zijn baan nog te weinig op voor de huur en belandt hij op straat. Vrienden heeft hij niet meer; om de huur te kunnen betalen, leende hij steeds geld wat hij nooit kon terugbetalen. Dat werden zijn vrienden beu, zeker omdat Stefano niet naar hen wilde luisteren door van acteren zijn hobby te maken en een andere baan te zoeken.

Als je personage tegenspoed heeft en dat niet wil erkennen of ernaar wil handelen, heeft dat meer effect dan alleen het feit dat zijn belofte niet wordt nagekomen. Banksaldo’s kunnen kelderen, kinderen raken vervreemd van hun ouders, of ouders willen hun kinderen niet meer zien omdat ze radicale ideeën hebben die ze een bedreiging vinden voor hun eigen leven. Of het personage raakt zo geobsedeerd dat hij opgenomen moet worden in een kliniek of de gevangenis. (Als je moet en zal trouwen met iemand die jou niet ziet zitten, wordt je óf een stalker, óf iemand die aan waanbeelden lijdt.)

Je komt met dit griezelige worst-case-scenario veel te weten over de duisterste kant en de (verborgen) zwaktes van je personage. Voorbeelden zijn: overdreven trots, grootheidswaanzin en verslavingsgevoeligheid.

De belofte overwint

Ook als het lot je personage gunstig gezind blijkt te zijn, komen er nog conflicten om de hoek kijken. Wat zijn de factoren die bijdragen aan het succes van je personage?
Heeft hij inderdaad een belofte gedaan op het sterfbed van oma en is haar niet-aflatende moed een houvast voor je personage om toch vooral niet op te geven?
Is je personage in staat om tegenslagen naar zijn hand te zetten en een andere aanpak te verzinnen wanneer het geplande spoor doodloopt? Kan je personage om hulp vragen als het nodig is? Is je personage een aanpakker die overal een oplossing voor vindt of heeft hij een beschikking over een groot vangnet wat hij niet schuwt om aan te spreken?

Dit scenario is er een van vallen en opstaan en uiteindelijk je overwinning vieren. Je komt ermee te weten hoe vindingrijk je personage is, hoeveel kracht hij heeft (zowel fysiek, mentaal en emotioneel) en welke hulpbronnen hij aan kan spreken. Denk daarbij aan bijvoorbeeld een goed stel hersens, een goede talenknobbel, vaardigheden om in het wild te overleven, zuinig om kunnen gaan met geld, makkelijk vrienden kunnen maken, vriendjes hebben bij de maffia, zodat detentie niets is om je druk om te maken… Alles wat er maar in je opkomt, is in deze oefening toegestaan als je daardoor meer over je personage te weten komt.

Drie kenmerken van de tragisch slechte slechterik

De laatste jaren is het populair geworden in films en boeken om de slechterik een achtergrondverhaal te geven. Zo begrijp je de slechterik beter en heeft het er schijn van dat er aandacht aan het ontwikkelen van de slechterik is besteed. Maar schijn kan bedriegen. Wat zijn de kenmerken van een tragisch slechte slechterik?

1 Tragisch achtergrondverhaal

De achtergrond van een slechterik moet zijn slechte daden verklaren. Dat is logisch: je wordt niet van de een of andere dag wakker als crimineel. Daar zit altijd een geschiedenis achter. Als je die geschiedenis blootgeeft, ligt er een valkuil op de loer: je kan de daden van de slechterik goedpraten. Het achtergrondverhaal van de slechterik is nooit prettig. Hij is opgegroeid met geweld, pesterijen of trauma. Zo kan het tragisch achtergrondverhaal ontstaan. Er is sprake van een tragisch achtergrondverhaal op het moment dat iets vreselijks in het verleden van je slechterik een excuus wordt voor zijn slechte gedrag, in plaats van een verklaring.
Een voorbeeld: een man is in zijn jeugd door zijn vader als jongetje dagelijks zwaar mishandeld. Dat is natuurlijk vreselijk. Nu slaat de man zijn zoon op dezelfde manier. Misschien omdat hij nooit een goed voorbeeld van zijn vader heeft gekregen. Dan is het misschien te begrijpen, tot op zekere hoogte. Het tragisch achtergrondverhaal heeft dan als standpunt: Wat erg dat je mishandeld bent. Je kon niet beter of anders handelen: daar heb je nooit een voorbeeld van gehad. Wie ben ik dan om te zeggen dat je slecht bent?
Als je wat langer nadenkt, is dat bizar. Geeft zijn verleden die man het recht om zijn zoon ook hardhandig en dagelijks te slaan? Nee. (Het spijt me van je verleden, maar hou in hemelsnaam je handen thuis!) Als je het tragische achtergrondverhaal wil voorkomen, moet je je lezer niet laten vergeten wat de slechterik gedaan heeft. Dat kun je doen door het standpunt in deze tip te laten uitspreken door een personage: je bent misschien niet door en door slecht, maar je hebt wel degelijk slechte dingen gedaan.

2 Tienpuntschaal op hol

Als je een slechterik goed wil uitwerken, kun je twee tienpuntschalen gebruiken. Eentje voor het trauma en eentje voor de misdaad.
De schaal van het trauma zou dan kunnen zijn: 1: gepest zijn, 10 langdurig gemarteld in een concentratiekamp. Die van de misdaad: 1: iemand een klap in het gezicht geven, 10: een genocide in gang zetten. Een slecht uitgewerkte slechterik heeft een trauma van 1 en een misdaad van 8 of 9. “Ik ben twee maanden gepest op de basisschool, daarom sla ik nu voorbijgangers in elkaar.” Dan hoef je geen empathie van de lezer te verwachten. Er zijn mensen die langer zijn gepest en nu als verpleegkundige pijn wegnemen in plaats van het anderen te bezorgen.

3 Oost-Indisch doof slachtoffer

Misschien wel de slechtst geschreven slechterik is degene die door het tragisch achtergrondverhaal als slachtoffer wordt neergezet. De mishandelende vader is niet alleen geen dader meer, hij is ook nog eens zielig. Zodra dit personage tot de orde wordt geroepen door een systeem of andere personages, valt hij in een slachtofferrol, of ontkent of bagatelliseert hij zijn daden.
In dat geval kun je beter over een gruwelijke sociopaat schrijven die echt door en door slecht is en geen verklaringen voor zijn daden of een achtergrondgeschiedenis geven. Dan is de verklaring: hij is gewoon compleet gestoord bevredigender dan storend gedrag goedkeuren met argumenten die aan alle kanten piepen en kraken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Interpretaties van genres en thema´s in een verhaal

Je hebt een beeld bij het verhaal dat je wil schrijven. Daar maak je dan een thema of een rode draad bij. Het is niet ongewoon dat je op een bepaald moment bedenkt: maar mag dit wel in dit genre? Natuurlijk moeten er bepaalde dingen in specifieke genres terugkomen. Geen romance zonder liefde, geen detective zonder moord. Maar zijn er buiten dit soort duidelijke richtlijnen nog andere dingen die per se in je verhaal terug moeten komen?

Persoonlijke invulling van een verhaal

Als je begint aan een verhaal, heb je altijd een bepaalde boodschap of een verhaalthema als insteek voor je verhaal. Dat is als het ware de fundering van je verhaal, waar de rest van het plot verder op moet worden gebouwd. In deze fundering ben je nog zo vrij als een vogeltje. Schrijf je een moordverhaal, dan zal je waarschijnlijk eerst denken wie wie vermoordt, waarom en hoe. Daarna wordt het pas interessant hoe de moordenaar probeert te vluchten en welk alibi hij verzint.

Stel dat een vrouw haar ex-man vermoordt. Die twee hebben ooit een romantische relatie gehad. Daardoor is het verhaal al anders dan wanneer het een bendelid het hoofd van de rivaliserende bende ombrengt. Als vanzelf krijg je ook een ander thema. In beide verhalen kan wraak het verhaalthema zijn. Maar jaloezie hoort toch eerder bij een vrouw die manlief met zijn minnares betrapt. ‘Leven in de onderwereld’ is dan weer passender voor de bendeleden. Dit voorbeeld laat zien dat je zelfs binnen min of meer afgebakende genres al voor je eigen persoonlijke invulling van een verhaal kiest. Die vrijheid heb je als schrijver en die mag (en moet!) je gebruiken

Artistieke vrijheid bij het schrijven van een boek

Als je een verhaal schrijft zoals jij het graag zou zien, doe je daar eigenlijk een beroep mee op je artistieke vrijheid. Dat is niet altijd makkelijk of vanzelfsprekend, maar wel belangrijk.

Wie wil schrijven, moet lezen. Dat is een bekende spreuk in schrijversland. Maar daar zit een risico aan vast. Als je veel leest (van dezelfde auteur), maar nog niet veel ervaring hebt met schrijven, kan het zijn dat je de stijl van de/een auteur gaat kopiëren.
Je kan je natuurlijk laten inspireren, door te kijken hoe een schrijver bepaalde plotwendingen, zinstructuren en personages uitwerkt. Dat is wenselijk. Het verschil tussen inspireren en kopiëren is dat, als je je laat inspireren door een bepaalde stijl je een eigen creatieve draai geeft aan je tekst. Kopiëren is koste wat kost doen wat een andere schrijver ook doet. Dat is gevaarlijk, omdat je zo niet aan het echte creatieve proces van schrijven toekomt. Je zal merken dat je niets op papier krijgt: “Want het is niet hetzelfde / net zo goed als het werk van auteur X.”

Leren schrijven is niet zomaar iets overschrijven. Je moet de formule van de schrijfkunst niet alleen noteren, maar ook kunnen toepassen. Een tien krijgen voor een proefwerk wat je volledig hebt gespiekt zegt ook niets over je kennis…

Als je (origineel) wil schrijven, moet je het lef hebben om je niet te stevig vast te klampen aan ‘wat hoort.’ Wees niet bang om te schrijven wat jij persoonlijk belangrijk vindt.

Genreverplichtingen van verhalen

Dat is allemaal makkelijk gezegd. Maar een fantasyverhaal moet toch een proloog bevatten? En een liefdesverhaal gaat toch altijd over een stelletje dat door omstandigheden niet bij elkaar kan zijn? Persoonlijk vind ik dit Onzin. Inderdaad, met een hoofdletter. Mijn mening is gebaseerd op het principe dat je altijd moet bedenken of welke in- of aanvulling in je verhaal dan ook, het verhaal of je boodschap als geheel blijft dienen. Zoals je een infodump moet voorkomen door onnodige informatie te vermijden, moet je in genres ook geen onnodige opvullingen gaan bedenken, omdat die zogezegd ‘nu eenmaal ergens bij horen’.

Verplichte opbouw van een verhaal

Bij sommige genres lijk je wel verplicht aan een bepaalde opbouw van het verhaal te moeten voldoen. Neem de proloog bij een fantasy. Waarom wil je die eigenlijk schrijven? Omdat je belangrijke informatie in het begin moet delen? Of gewoon omdat je een fantasy schrijft? Als je de mogelijkheden onderzoekt, in plaats van klakkeloos aan een proloog begint, krijg je van het begin af aan een beter beeld van je verhaal en zijn mogelijkheden.
Ga eens na of je de informatie misschien in de loop van de tekst kunt verspreiden. Door flashbacks, dialogen, show don’t tell… Als het niet lukt, schrijf dan gerust een proloog. Maar bedenk eerst waarom je hem in je verhaal wil verwerken.

Associaties bij genres van een boek

Sommige genres hebben niet zozeer vaststaande structuren, maar wel vaststaande associaties bij het verhaalthema. Neem liefde. Dat gaat over verliefde stelletjes, toch?
Maar dan vergeet je onder andere liefde tussen moeder en kind, kameraadschap, en de liefde voor een huisdier. Een boek met het thema liefde, gaat vaak eigenlijk niet over liefde, maar romantiek. Dat klinkt misschien als spelen met semantiek, maar dat is het niet. Want je kan moeilijk ontkennen dat liefde tussen moeder en kind het label liefde verdiend. En zou in je in een verhaal over moeder-dochterliefde nog een extra Romeo en Julia gaan verwerken, zodat het aan het aan het label liefdesverhaal kan voldoen? Waarschijnlijk niet. Als je merkt dat je niet weet of je verhaal aan een bepaalde associatie voldoet, ga dan eens na wat jij persoonlijk met dat begrip associeert.
Net zoals ik al schreef in deze post over de alfaman: als jij een duidelijk beeld hebt bij een bepaald verhaalthema, dan wordt je verhaal als geheel er beter door en hoef je je niet aan één afgebakend begrip te houden.

Kortom: denk goed na of je het écht verboden dan wel verplicht wordt om iets te schrijven binnen een genre. Zodat je, zodra de vraag: “Mag dit wel in dit genre?” in je opkomt, altijd kan beantwoorden met: “Waarom niet?” Als die vraag retorisch is bedoeld, heb je je antwoord. Als het antwoord letterlijk is, kun je gericht verder zoeken hoe je je verhaal vorm kan geven. Op een andere persoonlijke manier, of alsnog ‘volgens het boekje’.