“Dit verhaal leest als een sprookje.” Is dit ooit over jouw verhaal gezegd, of zou je dat wel willen? Laten we eens kijken wat een verhaal een sprookjesachtige toon kan geven.
De basis van een sprookje: magie
Een sprookje zou geen sprookje zijn als het niet aan bepaalde voorwaarden zou voldoen. Lees in deze blogpost terug waar je aan moet denken, zoals het getal drie en pratende dieren. En toch worden er ook vaak verhalen als sprookjesachtig bestempeld zonder dat er meteen iets magisch of fantastisch in gebeurt. Of je sprookje nu daadwerkelijk van fabelachtige zaken aan elkaar hangt of gewoon ‘als een sprookje leest’, het kernwoord wat ze delen is magie. Iets aan het verhaal bevat magie of voelt magisch aan. Zodra je dit toverwoord ( 😉 ) kan verwerken als thema, is de toon van een sprookje gezet.
Wat leest magisch?
Overduidelijke magie van toverspreuken en draken terzijde, iets kan ook magisch voelen door de combinatie van buitengewoon en – in het geval van de typisch sprookjesachtige toon- rust.
Iets buitengewoons moet je in dit geval lezen als buiten-gewoon: niet zozeer spectaculair, als wel: buiten het gewone om. Die toon houd je een tijdje vast, zodat de lezer kan laten bezinken dat dit moment niet alledaags is en een leven kan veranderen. In dat buiten-gewone moment houdt je het personage een spiegel voor. Daarin reflecteert het over hoe diens leven ervoor staat, of waar het naar streeft. Op een bepaalde manier -meestal door wat een medepersonage zegt, laat zien of het personage laat doen- krijgt je personage een levensveranderend inzicht of iets aangereikt wat het leven vanaf dat moment kan veranderen. Dit buiten-gewone moment wordt zo ook echt buitengewoon en daarmee magisch.
In tegenstelling tot de echte spookjes met heksen en draken zijn sprookjesachtige verhalen niet zo vaak echt spectaculair. Integendeel: ze zijn gebaat bij de eerder genoemde rust. In plaats van hele drakenkolonies te moeten verslaan, gaat het in deze verhalen erom dat de schoonheid van kleine dingen de aandacht krijgen. En die schoonheid kun je niet bewonderen als je op standje turbo door het verhaal gaat. Zie je het al voor je?
Zoals hij daar naar de zonsondergang keek, mijmerend over het ritme van de seizoenen en hoe het volgende jaar zijn potentieel tot volle bloei zou komen, zwiepte hij uit volle kracht met zijn zwaard om de draak te onthoofden.
Dat werkt niet echt hè? 😉 Als je het tempo van rust bij een sprookjesachtig verhaal wil testen, denk dan aan een poort waar je personage doorheen stapt en alles in slow-motion gebeurt. Dan heeft het alle tijd om na te denken en te zien hoe alles zich ontvouwt. Wie weet blijft ook bepaalde symboliek niet onopgemerkt. In deze rustige waakzaamheid kan je personage zich als het ware ook openstellen om die sprookjesachtige toon voor zich te laten ontvouwen, alles maar laten gebeuren.
Laat de wijsheid van die ene vreemdeling rustig op je personage inwerken in dat ene café waar ze elkaar ontmoeten. Of laat in een oorlogsgebied waar dood en verderf de norm zijn de liefde van die ene goede Samaritaan goed zien door er in detail en een rustig tempo bij stil te staan. Dat is de ‘magie’ die een verhaal sprookjesachtig kan maken.
Maar met alleen magie ben je er nog niet. Ook het ritme is erg bepalend.
Het ritme van een sprookjestekst
Zoals iedere goede tekst heeft ook een sprookje drie akten met een begin, midden en een eind. Maar waar een verhaal al snel moet uitbreiden en verdiepen met die drie akten met momenten als de clues, inciting incidents en de wrap-up, blijft een sprookjesachtige tekst bijna belachelijk banaal bij die basis van die drie akten
1) Iemand zit mentaal in de put.
2) Een ontmoeting met een tuinman in een prachtig park schijnt een ander licht op de zaak.
3) Je hoofdpersonage gaat met een voldaan gevoel en misschien wel nieuwe inzichten naar huis.
Natuurlijk kan je wel wat dingen uitdiepen over wat je personage(s) bezighoudt. Dat moet zelfs, want hoe mooi de omgeving en omstandigheden ook zijn: een stuk karton is hoe dan ook geen interessante held. Maar je hoeft er geen letterlijk en figuurlijk verhaal van te maken. Een sprookjesachtige tekst is wat dat betreft eerder een momentopname. Als een foto waar je een verhaal bij kan vertellen. Je ziet misschien enkel mensen op een picknick, maar je kan als je het verhaal kent, precies vertellen dat dat die ene picknick was op je personage later op de dag ten huwelijk werd gevraagd.
Dan hoef je echt niet in te gaan op hoe de aanstaande bruid op dat moment een studie ICT volgde, in haar vrije tijd aan judo deed en hoe haar relatie met haar technisch slimme lievelingstante ertoe heeft geleid dat je personage ook een exact beroep ambieert. Juist niet! Ga in op dat ene moment – dat dan ‘toevallig’ een dag lang duurt. Beschrijf het weer, de sfeer, het moment waarop Romeo op zijn knieën ging en de reactie van de omstanders.
Als je een bepaald moment in het verhaal niet de tijdelijke schijnwerpers geeft, maar het hele verhaal daarom drááit, met een gevoel dat het verhaal ‘na de laatste bladzijde’ een goede afloop heeft, of een prettig vervolg krijgt, is je verhaal al snel sprookjesachtig.
En ze leefden nog lang en…?
Nee, niet iedere sprookjesachtige tekst hoeft gelukkig te eindigen. Bitterzoet is zeker niet uitgesloten, soms kan een einde zelfs ronduit verdrietig zijn bij een verhaal dat toch als een sprookje leest. De crux zit hem dan niet in het einde, maar wat er in het grote middenstuk, die foto gebeurt of gebeurd is. Voor een sprookjesachtige tekst is het vooral essentieel dat even alles goed leek of goed leek te komen. Dat ‘even’ kan wat langer voortduren of bij dat magische blijven, maar zolang als er een magisch moment is geweest, zit je algauw goed met een sprookjesachtige sfeer in je verhaal.
