Hoe duidelijk een verhaal en de rode draad ook in je hoofd zit, het kan altijd gebeuren dat je een beetje afdwaalt als je gaat schrijven. Dat is niet erg. Maar soms gaat dat zo ver dat je een verhaal schrijft dat leunt op een bepaald geggeven wat er helemaal niet meer in terugkomt. In deze schrijfoefening kijken we hoe dat kan en wat je kan doen om dat te voorkomen.
Klaar voor de start? Preek!
Verhalen die aan de oppervlakte een heel stevig verhaalthema lijken te hebben, maar eigenlijk alleen maar hol zijn, hebben vaak als valkuil dat wat het thema of het moraal ook hoort te zijn, niet zozeer in het verhaal verweven wordt, maar het verhaal is. Dan slurpt het al het andere, zoals de logica van een personagebiografie uiteindelijk op. Vanaf het moment dat het verhaal begint, wordt de lezer aan een personagepreek van een moraal, thema of zelfs een gegeven onderworpen.
Voorbeeld: wie heeft jou dit aangedaan?!
Een makkelijk voorbeeld van dit verschijnsel zie je in het cliché van een alfaman die zogenaamd heel zorgzaam en romantisch is naar zijn vriendin. Ze komt thuis met een schrammetje en meteen snuift meneer als een aangeschoten stier: ‘Wie heeft jou dit aangedaan? Zeg het me, dan maak ik gehakt van hem!’
Het probleem hiermee is dat ze misschien gewoon gevallen is, in plaats van dat haar vader dat gedaan heeft. Zelfs al zou dat zo zijn en zit Vriendin in een serieus benarde situatie, dan kun je je nog steeds afvragen in hoeverre je wil dat Alfa steeds met iemand op de vuist gaat.
Maar het belangrijkste voor deze schrijfoefening is: dit zou een romantisch verhaal zijn, volgens de achterflaptekst. Hoezo, in vredesnaam? Omdat iemand gewelddadig(!) voor je in de bres springt?
Zie je deze dialoog al voor je?
“Hebben jullie laast nog iets romatisch gedaan met jullie man?”
“Ja, we dronken een wijntje bij de haard.”
“Wij hebben een avondwandeling onder de sterren op het strand gemaakt.”
“Ja, hij dreigde mijn vader in elkaar te slaan.”
Iets daadwerkelijk romantisch doet Alfa in het hele verhaal niet. Hij is er alleen maar op uit om ‘te beschermen’. En dat slokt dan het hele verhaal op. Zodanig dat aan het einde van het verhaal nog geen bloemetje is gegeven.
Stap 1: neem je boodschap of rode draad onder de loep
Als je een verhaal schrijft dat het risico loopt om op eenzelfde manier een moraal, thema of personage de overhand te krijgen, kijk dan goed naar wat je daarmee wil zeggen. Denk daarbij aan iets als:
– in een relatie moet je voor elkaar opkomen
– als je spullen boven mensen verkiest, verlies je daar mogelijk vrienden mee.
– een goede moeder zet haar kinderen altijd op de eerste plaats.
Pak je opschrijfboekje: we gaan aan de slag.
Schrijf op wat iemand volgens jou moet doen om dat te verwezenlijken of te voorkomen. Dus wat opkomen voor een ander betekent, welke handelingen en opvoedstijlen optellen tot goed moederschap waarbij de kinderen bovenaan staan en waarom het afstand doen van materie iets is om na te streven.
Stap 2: blaas het op en schrap moeilijke scènes
Kijk wat je in stap 1 hebt opgeschreven en overdrijf het tot de macht tien. Zo wordt de ‘goede moeder’ iemand die als enige voor haar kinderen mag zorgen, omdat ze meent dat ze dat altijd moet kunnen en willen, omdat haar kinderen op een staan. Oók wanneer Moeder zo ziek op bed ligt dat ze niet voor haar kroost kan zorgen. Als goede moeder dient ze dat zelf op te lossen. Ondertussen hebben de kinderen twee dagen geen goede verzorger…
Dat extreme scenario wil je niet, dus verbied je moeder om nog in een scène te komen waarin er iets gebeurt waarvan je weet dat moeder het niet aankan of anders in het extreme gaat vallen wat je wil vermijden. Vanaf nu is ze in iedere scène dus inderdaad de perfecte moeder.
Stap 3 moeilijke scène
Schrijf vervolgens een scène waarin wat je voor personage verboden is, een ander overkomt. Laat je held als de beste stuurlui aan wal commentaar geven hoe het beter kan. Maar daar prikt de ander doorheen: “Een maand geleden heeft je schoonmoeder haar kleinkinderen opgehaald omdat jij na lange werkweek en slecht nieuws van je vriendin de ‘krijsers’ niet wilde verzorgen en tijd voor jezelf wilde, ook al hadden ze lichte koorts. Tot zover de kinderen die altijd voor jouw welzijn gingen…
Stap 4: personagebiogragie controleren
Kijk nog eens goed in de personagebiografie. Als het goed is, heb je daarin opgeschreven wat je personage wil en naar streeft. Maar ook waar die bang voor is en wat dus ook niet zomaar lukt. Lees tussen de regels door hoe dat op kan tellen tot wat je personage voor limiten heeft en hoe het daar tegenaan loopt. Breng die in de praktijk in de scènes waar je held het moraal uit moet dragen. Je zou je held nu moeten kunnen schrijven zonder te overdrijven of om je personage te laten preken zonder dat het doet wat het graag in de wereld zou willen zien.
Dus de goede moeder is nog steeds de goede moeder als ze zegt het even niet aan te kunnen, en deelt dat ook, zonder er alleen over te preken.
Stap 5: controleer de scènes wanneer je ze schrijft
Als je bij een scène aankomt waarin het moraal of het thema waar je personage naar verwijst wordt uitgedragen, controleer dan of je personage ook op het niveau van stap 4 ook echt iets doet, in plaats van ergens alleen maar voor te staan of naar te streven. Kijk ook nog even terug naar stap 2: overdrijf je misschien nog, of is een tandje lager voldoende om je personage een oprechte belichaming van een moraal of persoonlijkheid uit te dragen?
Als je graag een moraal wil delen, kan het gebeuren dat je een heel verhaal schrijft op basis van een onzichtbare trope. Deze schrijfoefening zou je moeten helpen dat te voorkomen.
Foto door Aedrian Salazar verkregen via Unsplash.
