Het belang van observeren en interpreteren bij schrijven

Alles wat je ziet, meemaakt, voelt en ervaart is een vorm van observeren. Je ziet een strakblauwe lucht en bedenkt dat het prachtweer is. Je kauwt op een taai stuk vlees en ‘observeert’ dat het niet lekker is. Maar observaties geven alleen feiten weer. Je moet als schrijver daar interpretaties aan geven om er (diepere) betekenis aan te kunnen koppelen. Dat gedachtenproces van observeren tot aan het schrijven van een verhaal is essentieel voor een goedlopende tekst. Je bewust zijn van de manier waarop dat gaat, helpt om interessanter te schrijven.

De kern van observeren

Goed observeren heeft twee belangrijke uitgangspunten:
* Alles wat je ziet, is van potentieel belang. Niet alles wordt daadwerkelijk belangrijk, maar de potentie daarvoor zit overal. Denk aan mijn voorbeeld over de vaststelling dat een vliegtuig zwaar is. Als je bij voorbaat de mogelijkheid van de ‘hier is iets mee kriebel’ uitsluit, kunnen belangrijke dingen je ontgaan.
* In eerste instantie is alles wat je observeert, niet méér dan dat. Anders gezegd: iets is wat het is, zonder dat je daar iets achter gaat zoeken, of conclusies bij gaat trekken. Dat komt later pas.
Voorbeelden:
– Een leerling heeft dertien van de twintig toetsvragen fout beantwoord. Punt. Niet: “Dat is een dikke onvoldoende.” Pas als het scorevel van de toets zegt dat deze score gelijkstaat aan een 3.5 kan je daarvan spreken. Tot het moment dat je het exacte cijfer weet, weet je niet of het slecht, heel slecht of dieptreurig is. Vooralsnog zijn er gewoon dertien van de twintig vragen fout beantwoord.
– Het is drie uur. Punt. Dat het koffietijd is, je trein over een minuut vertrekt, of je vriendin nu onder het mes gaat… komt allemaal in de volgende stap.

In de uitwerking van een verhaal komt deze stap vrijwel nooit zichtbaar terug. De operatie van een vriendin is een spannende scène. Het zal je personage èn je lezer worst wezen of die operatie om twee uur of drie uur is ingepland. Waar het natuurlijk om draait, is hoe de operatie uiteindelijk verloopt, niet op welk feitelijk tijdstip dat gebeurt. Toch moet je deze stap van observeren goed beheersen, anders vormt het vroeg of laat een obstakel in de uitwerking van de rest je uitwerking, zoals je kan zien bij de eerste stappen van interpreteren.

Het begin van interpreteren

Zodra je de feiten op een rijtje hebt, kan je beginnen met interpreteren. De leerling krijgt inderdaad een 3.3 voor de toets. Daar is moeder waarschijnlijk niet blij mee. Volgt er huisarrest? Een uitbrander? Is dit het startsein voor bijles die al langer nodig bleek?
De operatie van je vriendin verloopt goed. En dan? Kan de wereldreis doorgaan? Is ze nu definitief genezen van een enge ziekte? Volgt er nu een revalidatieproces en is er licht aan het eind van een donkere tunnel die al jaren voortduurt?

Ook interpretaties van ‘vluchtige observaties’ zijn veelzeggend. Een man in pak? Dat is een bankier. Daarmee beslis je dat het verhaal verder gaat over het leven in het bankwezen en niet over dat van een pretparkeigenaar, wat ook had gekund.
Je ziet dat interpretaties dus bepalen waar je verhaal al dan niet over gaat. Dat kan niet anders: observaties bepalen wat je ziet en in meer of mindere mate zijn interpretaties daar een direct gevolg van. Het is echter wel belangrijk dat je je bewust blijft dat dit interpretaties zijn, geen observaties.
Want zo ontstaan clichés: ‘verboden liefdes gaan altijd over arm en rijk’, ‘vrouwen zijn altijd zachtaardig’, ‘rijke mensen zijn arrogant en zelfzuchtig’… Dat zijn uitgangspunten gebaseerd op een aanname. En een cliché werkt niet, omdát dat geen compleet, verdiepend verhaal vertelt, maar bij die enkele aanname blijft. De lezer kan door de gewenning van die ene aanname niet verder kan kijken dan dat ene gegeven.

Soms observeer je iets dat zo ‘duidelijk’ is, dat je onmiddellijke reactie meteen een interpretatie betreft:


Bij deze foto denk je waarschijnlijk meteen: Wat een lelijkerd! Niet: kale kop, ongezond uitziende vlekken, rauwe kleur van de huid: die vogel is lelijk.
Dat geeft niet, als je maar kan redeneden waarom een maraboe niet moeders mooiste is, zoals hierboven. Anders loop je het risico dat jouw eigen interpretaties ertoe leiden dat je waardevolle observaties/ interpretaties mist. “Zolang als ik wil schrijven over verliefdheid, schrijf ik alleen maar op in mijn opschrijfboekje hoe ik mensen met elkaar zie flirten.” En die eenzaam uitziende man, dan? Hij kan smoorverliefd zijn, maar door zijn verlegen aard daarmee enorm in de knoop zitten. Dat zou zomaar een uitgangspunt voor een verhaal kunnen zijn dat je dan links laat liggen.

Lees de casus van Michael en Samuel voor een voorbeeld van hoe je een beeld van iets of iemand hebt op een manier waarop je dat niet meteen verwacht.

Persoonlijke waarheden

Observaties en interpretaties moet je ook van kunnen onderscheiden tijdens het schrijven vanwege het belang van persoonlijke waarheid. Simpel gezegd: iets wat in jouw beleving klopt, hoeft voor een ander niet zo te zijn. De eindfase van goede observatie en interpretatie is dat je dat feit niet alleen erkend, maar ook beseft wat dat met het verloop, thema of invulling van het verhaal kan doen.
Een persoonlijke waarheid erkennen kan alleen als je begint bij het afvragen wat feitelijke observaties zijn en je afvraagt in hoeverre en welke interpretaties in het spel zijn om tot deze waarheid te komen: die heeft immers ook zijn basis in observaties en interpretaties. Je moet die waarheid van je eigen mening kunnen scheiden, anders kan je nooit iets realistisch portretteren. ‘Achter de schermen’ mag je een personage of de maatschappij om deze waarheid vervloeken, maar een zekere mate van objectiviteit is altijd nodig voor een prettig verhaalverloop. Wat zou er anders moeten worden van antagonisten in een verhaal?

Met het erkennen en uitwerken van persoonlijke waarheden is de cirkel van observeren voor een verhaal rond. Je ziet iets bruikbaars, kijkt hoe dat in een verhaal past en maakt er vervolgens een geheel van. Zo ga je van een simpele waarneming naar een goed uitgewerkt verhaal.

Foto door Wolfgang Hasselmann, verkregen via Unsplash.

Schrijfoefening: sollicitatie voor de heldenrol

Je kan een personage leren kennen gedurende het schrijven van je verhaal, maar je kan het ook anders aanpakken. Laat potentiële personages eens op sollicitatiegesprek komen voor een rol in je verhaal!

Waar moet een personage aan voldoen?

Er zijn eigenschappen waaraan ieder personage moet voldoen om interessant te zijn om over te lezen. Het moet kunnen en willen groeien en een centraal conflict aangaan, bijvoorbeeld. Maar ieder genre, ieder apart verhaal vraagt om een andere held. Waar held in het ene verhaal een onverschrokken bankier met een grote mond moet zijn om in de harde financiële wereld te overleven, dat personage zal het niet lang uithouden als die veel met zijn handen moet werken op een plaats waar warm stromend water al een luxe is. Vergeet dat vijfsterrenhotel dan maar. Deze bankier is niet de held die je voor dit verhaal zoekt. Kijk eens verder waar de boerenknechten rondhangen.

Het profiel van een personage

Op deze manier kan je een kort profiel maken van waar je personage aan moet voldoen om een goede held voor je verhaal te kunnen zijn. Beeld je vervolgens in dat al deze personages met dit ‘cv’ naar je toe komen en je een ronde sollicitatiegesprekken met ze houdt. Zo kom je erachter wat je held absoluut in zich moet hebben om het verhaal te kunnen dragen en in welk ‘gebrek aan werkervaring’ (lees: wat je nog niet over dit personage weet) je voor lief kan en durft te nemen om te zien waar dit personage het verhaal naartoe gaat brengen.

Verwar voor deze schrijfoefening dit korte profiel vooral niet met een uitgebreide personagebiografie! Net zoals je bij een gemiddelde sollicitatie echt niet hoeft te vermelden op wat voor basisschool je hebt gezeten, hoef je van deze sollicitant ook niet per se te weten hoe dit personage is opgegroeid, hoewel dat normaalgesproken wel belangrijke elementen zijn voor in een personagebiografie. Probeer juist aan de oppervlakte te blijven om te zien of dit personage een geschikte kandidaat is.

De voorbereiding op de sollicitatie

Een goede aankomende werkgever bereidt een sollicitatiegesprek voor, dus dat ga jij nu ook doen. Nog vóór je je gaat bekommeren om het personage, neem je je eigen associaties of eisen onder de loep.
Denk hierbij aan:
* Vind jij een genre de naam niet waard als er een bepaalde trope mist, zoals een fantasyverhaal zonder wijze tovenaar?
* Wat vind je leuk om te schrijven? Zou je zin hebben om met deze nieuwe collega samen te gaan werken als je zelf al op het punt staat ontslag te nemen bij deze rotbaan…?

Zo weet je grofweg wie je zoekt voor de baan van de held.

De sollicitanten

Nu gaan de sollicitaties echt beginnen. Kijk eens wat voor personages zich voor je geestesoog aandienen voor de rol van de held. Misschien zijn het wel zeer onverwachte figuren. Of vond jij het vanzelfsprekend dat de ministerpresident zich meldt als held van een survivalverhaal in de jungle? Denk eens een paar minuten na en schrijf iedereen op waar je aan denkt, hoe maf het in eerste instantie ook klinkt om diegene te overwegen. Als je de sollicitatie eerlijk wil laten verlopen, verdient iedereen een kans.
Mocht er een personage zijn waarvan je de gedachte ‘Wat doet die hier?’ maar niet van je afgeschud krijgt, is het verstandig om eens te kijken of je geen bepaalde bril ophebt. Vroeg of laat kom je tegen dat je een bril draagt, en in dit geval is het vroeg. Het is maar beter om dat probleem meteen even uit de weg te ruimen.

Het sollicitatiegesprek

Het is sterk afhankelijk van je verhaal wat je aan je personages kan vragen tijdens een sollicitatiegesprek. Je hebt er helemaal niets aan om van de mediterende kluizenaar te vragen wat zijn beste flirttactiek is, maar als je een bouquetroman schrijft, is dat waarschijnlijk vraag 1 die je aan de steenrijke Romeo zal moeten vragen. Deze vragen zijn echter altijd bruikbaar:

  • Als je je door een crisis moet slaan, naar wie wend je je dan als je een helpende hand nodig hebt?
  • Hoe pak je een crisis normaalgesproken aan? Vechten, charmeren, vluchten, of nog iets anders?
  • Wat is je levensmotto of het moraal waarnaar je het meeste leeft?
  • Waar ben je goed in?
  • Waar ben je slecht in?
  • Hoe leer je iets? Door te doen, door boeken, door je intuïtie te volgen….?
  • Van wie houd je?
  • Wat wil je nog bereiken in je leven?
  • Waar ben je bang voor?

De selectie van je held

Misschien heb je na de eerste sollicitatieronde een kandidaat voor ogen die overduidelijk het meest geschikt is om de heldenrol voor je verhaal te vervullen. Maar de kans is groot dat er een handjevol gegadigden overblijft. In dat geval doe je er goed aan om het stappenplan te volgen dat ik heb opgesteld in de post over dubbele standaarden. Dat geeft je nogmaals een controle betreft de eventuele brillen die je draagt, maar ook die van de lezer. Dan weet je niet alleen of jij het personage ziet zitten, maar of je aankomende held niet te ongeloofwaardig is voor de lezer om in het verhaal geïnteresseerd te raken.

Als je daarna nog een tweede sollicitatieronde nodig hebt, kan je de vragen wat meer verdiepend maken. Stel in deze fase echter niet al te veel of te specifieke vragen meer. Stop zodra de kogel door de kerk is. Je moet nog genoeg ruimte overhouden om je personage te leren kennen als je weet wie de held van je verhaal gaat worden.

Zo maak je een goede start met het kennismaken met je held!

Foto door Nik, verkregen via Unsplash.

Dubbele standaarden: let hierop bij het bedenken van een personage

Een personage ontwerpen is een hele klus. Je moet bedenken wat het centrale conflict wordt, hoe het personage overkomt, hoe het aansluit bij het thema… Dan kan je de neiging hebben om de absolute basis van je personage binnen vijf minuten op te schrijven: man van begin twintig die studeert of een vrouw van veertig die gescheiden is, wat maakt het uit? Ik wil gewoon schrijven over een stalker. Je moet inderdaad niet over details gaan struikelen, maar het is een blogpost waard om de blinde vlek te benoemen die vroeg of laat in je personageontwerp kan sluipen.

Startcasus: de bloedende voorbijganger

Stel dat je op straat loopt en iemand bloedend en gewond op de grond ziet liggen. Iedereen zal zeggen dat hij de gewonde zal gaan helpen: vragen of het gaat, eerste hulp verlenen, een ambulance bellen. Tuurlijk, je menselijke plicht. Iedereen is gelijk. Maar nu ga ik specificeren hoe die persoon eruit ziet. Voor de duidelijkheid van deze oefening doe ik dat in stappen.
1) Het is een man
2) Hij is rond de veertig
3) Hij ziet er onverzorgd uit
4) Hij heeft littekens over zijn armen en gezicht
5) Plotseling zie je ook iets in de versleten zakken van zijn jas glinsteren dat een mes zou kunnen zijn.

Help je deze man nog, nu het niet onwaarschijnlijk is dat hij een gevaarlijke crimineel is? Nee? Maar iedereen was toch gelijk? Bij welk punt haakte je af? Pas bij punt 5, of eigenlijk al bij 3, of 4?

Om het contrast aan te duiden volgen er in deze tabel nog een aantal voorbeelden. Kijk eens of je bij dezelfde stap afhaakt, of dat je langer of zelfs helemaal bereid bent om het slachtoffer te helpen.

StapSlachtoffer 1Slachtoffer 2
1Het is een vrouwHet is een man
2Ze is goed geknipt en gekaptHij heeft geen opvallende kleding aan: spijkerbroek en een doodgewoon t-shirt
3Ze is chique gekleedhij is jong: begin twintig
4Ze is jong: begin twintigHij is uitgesproken lelijk
5 Haar blouse is gescheurd en je kan haar beha zien. Ze bloedt in haar hals. Je moet haar in de buurt van die wond aanraken om haar de eerste hulp te verlenen die ze nodig heeft. Zijn verwonding is relatief onschuldig: je hoeft hem niet op gevoelige plaatsen aan te raken om eerste hulp te verlenen

Vrouwen zullen waarschijnlijk niet zo veel moeite hebben met het helpen van slachtoffer 1, maar ik kan me voorstellen dat mannen iets huiveriger zullen zijn vanaf punt 5.
En laten we eerlijk zijn: dacht je dat slachtoffer 2 de held van een superromantisch verhaal zou kunnen zijn? Verwachtte je dat nog steeds na punt 4? Waarschijnlijk niet en dat kan ik je niet kwalijk nemen: zelden tot nooit is de Romeo in een romanceboek lelijk. Anderzijds: hoezo zou dat niet kunnen, alleen omdat hij lelijk is? Misschien is het Riket wel!

Uitgangspunt van de startcasus

Ook al bedoelen we het niet verkeerd, we behandelen niet iedereen hetzelfde, of we kijken niet hetzelfde naar iedereen. Soms is dat niet zonder reden: je kan als man van vijftig het verplegen van slachtoffer 1 maar beter aan een vrouw van twintig overlaten als zij er ook bij is. Soms is het ook een ethische beslissing en niet zozeer een kwestie van zwart-wit denken. Hoe dan ook er zijn dingen die heel anders overkomen op het moment dat iemand anders het overkomt of doet.

Personage ontwerpen: beginnen bij nul

Je kan nooit helemaal voorkomen dat je personage ‘perfect in het plaatje past’. Sowieso heeft iedereen, dus ook je lezers een andere bril waardoor de wereld wordt bekeken. En als zou je het toch probeert, dan krijg je hoogstwaarschijnlijk een personage met de persoonlijkheid van een tandenstoker.

Als je aan je verhaal gaat beginnen, begin dan eerst bij de meest globale premisse die je je maar kan bedenken:

  • Iemand wordt ontvoerd
  • Een ongebruikelijke romance
  • Backpackerreis naar Azië
  • Het leven van een ober
  • Gescheiden ouders

Kijk dan eens naar je doelgroep, want dat kan een goede indicatie zijn van wie je personage sowieso beter niet kan zijn. Volwassenen als hoofdpersonage werkt niet goed voor een kinderboek. In een romantisch verhaal moet je meer moeite doen als je een lelijk personage de held wil laten worden, zonder dat je vervalt in het lelijke-eendje-cliché.

Je personage verder uitwerken

Nu je hebt uitgevogeld hoe je een personage beter niet kan laten starten, is het tijd om te kijken wat er in het centrale conflict of in het algemene plot moet gaan gebeuren. Bedenk dan wat voor een personage het verhaal een compleet andere toon kan geven, gewoon omdat het personage is wie hij of zij is. Vergelijk:

Plot: een jong meisje moet uit de brand worden geholpen. Je hoofpersonage is een jonge vrouw, of een kalende, middelbare man.
Plot: een jonge werknemer wil hogerop komen. Je hoofdpersoon is een rijkeluiszoon die die baan toch wel krijgt, of een meisje dat opgroeide in armoede en ook nog eens met seksisme te maken krijgt.

Maak ook een lijstje met stappen, zoals eerder in het voorbeeld. Kan je iets bedenken dat letterlijk en figuurlijk een stap te ver gaat? Pas dat dan aan bij je personage. Probeer daarbij ook te bedenken dat je met zowel mening als de ‘publieke opinie’ te maken kan krijgen. Jij kan oprecht vinden dat uiterlijk er niet toe doet en verliefd worden op iemand die je lelijk kan noemen. Maar dat neemt niet weg dat de meeste mensen je niet (zomaar) zullen geloven als het supermodel haar mannelijke collega zonder nadenken in de steek laat, om ervandoor te gaan met de onaantrekkelijke jongen die barst van karakter.
Helaas worden sommige persoonlijkheidskenmerken of andere zaken zodanig bestempeld dat je die beter niet mee kan geven aan je personage en het tegenovergestelde zal moeten gebruiken, of iets gewoon niet moet benoemen (uiterlijkheden, sociale status etc.). Dat voorkomt dat je je verhaal in allerlei bochten wringt om iets ongewoons te verklaren. Zet je verhaal en plot wat dat betreft altijd voorop, je personage volgt dan vanzelf.

Foto doorPhotos_frompasttofuture verkregen via Unsplash.

Schrijfoefening: reacties spieken bij een filmkijker

Pak je opschrijfboekje en wat popcorn: voor deze schrijfoefening gaan we gebruik maken van het filmmedium. Hoewel een boek en een film in verschillende opzichten van elkaar verschillen, is een film bij uitstek geschikt voor schrijvers om te kunnen spieken bij een publiek. Als je dat goed doet, kan je je bewuster worden van wat je vindt of hoopt dat je moet opschrijven, omdat je iets voor je ziet wat betreft de beleving van je verhaal, terwijl een ander dat misschien helemaal niet zo beleeft.

“Huil je nu al?” “Huil je nu pas?”

Soms zijn de kijkers het er helemaal over eens dat een boek, film of scène een bepaalde emotie oproept, maar verschilt het per persoon wanneer die emotie wordt opgeroepen.
Dat betekent dat iedereen een ander tempo heeft om in het verhaal te komen. Het kan je een idee geven of iets überhaupt aankomt zoals een regisseur of schrijver het bedoelt. Misschien ziet de kijker wel iets op een manier waar je helemaal niet bij had stilgestaan dat het ook zo geïnterpreteerd kon worden. Dat kan handig zijn om op te merken: “als dat een bouwsteen is voor een plottwist, dan moet je misschien wel iets specifieker zijn…”

Als met een ander mee kan kijken, kan je zien wat (bijna) altijd werkt voor de beleving die je wil oproepen of wat nauwelijks wordt opgemerkt. Dat kan een goede les zijn voor schrijven in het algemeen.
Deze schrijfoefening werkt het beste bij een film die je al door en door kent, of op zijn minst een keer gezien hebt. Zoek op YouTube naar ‘First time watching’ en voer de titel van je film van voorkeur in. Als de film (enigszins) bekend is, levert dat al gauw handenvol aan voorbeelden op.

Casus: Percy Wetmore

Percy is een personage uit de film The Green mile en wordt vaak een van de meest verachtelijke personages in de filmgeschiedenis genoemd. Hij is een bewaker van de dodencellen en is ronduit sadistisch: hij heeft een woedebeheersingsprobleem, geniet van zijn machtsmisbruik en vindt het plezierig om anderen te zien lijden. Het leerzame van zijn personage is dat het van het begin af aan al duidelijk is dat het geen fijn mens is. De een wordt na letterlijk twintig seconden al misselijk van hem -zoals ik- , bij de andere duurt dat meerdere scènes. Maar als Percy uiteindelijk zijn verdiende loon krijgt, is iedereen het erover eens dat die straf meer dan passend is. In chronologische volgorde zie je Percy onder andere het volgende doen:
* Een nieuwe gevangene vernederen
* De vingers van een gevangene breken
* Een geliefde muis doodtrappen die een gevangene tam heeft gemaakt
* Een gevangene willens en wetens een uiterst gruwelijke en pijnlijke dood bezorgen.

De eerste twee punten kan je in deze clip bekijken. Goed om te weten: dit is de scène waarin de kijker kennismaakt met Percy. Het is voor de insteek van de schrijfoefening handig om op te merken dat duidelijk is dat zijn leidinglevende helemaal niets van hem moet hebben: hij wijst Percy onmiddellijk terecht en stuurt hem uiteindelijk weg. Dat is een aardige show don’t tell voor: Percy heeft niet zomaar een slechte dag, dit is waarschijnlijk zijn normale, lompe manier van doen. Als je een personage hebt dat van meet af aan lomp is en de andere personages zijn hem in zijn introductiescène al meer dan eens beu, dan zou het theoretisch gezien geen verrassing moeten zijn dat Percy uiteindelijk veel meer doet dan alleen arrogant rondstruinen. Toch zijn er mensen die pas als het ronduit sadistisch wordt de hoop opgeven dat er iets goeds in Percy schuilt en zijn ware aard als zodanig aannemen.

Wat kun je noteren bij het meekijken van reacties?

Zet de popcorn even aan de kant en pak je opschrijfboekje. Schrijf zaken op als:

  • De kijker is iets opgevallen dat ik nog niet had gezien
  • De kijker wordt door een detail afgeleid, terwijl ik zó in het verhaal was meegezogen dat ik op het puntje van mijn stoel zat
  • De kijker begint te huilen bij een scène waar ik eerder bezig was met puzzelstukjes in elkaar te passen
  • Ik zat bij deze scène te huilen, terwijl de kijker ontzettend boos wordt. (iedereen beleeft emoties anders!)
  • Waarom vind de kijker dit zo spannend? Ik zat echt te slapen bij deze scène…

Schrijf vooral op welke reactie een contrast vormt met jouw eigen ervaringen. Bijna alsof jij de scenarioschrijver van de film bent en zou kunnen zeggen: “Maar zó bedoelde ik het niet toen ik dat schreef!” of “Als ik had geweten dat het zo lang duurde voordat je de clou in de gaten had, had ik die een hoofstuk eerder opgeschreven.”

Wat doet de schrijver hier?

Als je je lijstje hebt gemaakt, ga je kijken waarom de scène opvallend is of zodanig goed geschreven dat die een reactie uitlokt bij jou of de kijker. Probeer hem vervolgens zo goed mogelijk te ontleden. De reden dat ik Percy na twintig seconden al kan wurgen is:
– Een gigantisch arrogante, zelfvoldane blik
– Een hanenloopje
– Vernedering van een nieuwe gevangene en daarmee misbruik maken van zijn machtspositie
– Oogcontact zoeken met de andere gevangenen: zie je dat ik de belangrijke bewaker ben hierzo? Kijk naar mij!
– En bijna letterlijk van de daken schreeuwen, acht keer, tot hem de mond wordt gesnoerd

Grrr…

De acteur doet ook goed zijn werk: ik weet niet of dit alles zo in het script stond. Maar als je schrijver van een boek bent, heb je geen acteurs tot je beschikking en mag je dus zelf beslissen hoe je een sfeer- of personageomschrijving invult.
Maar blijkbaar is dit niet voor iedereen voldoende om Percy al vanaf het prille begin te hekelen. Zou het een keuze zijn geweest om daarom zijn leidinglevende onmiddellijk die klare taal te laten gebruiken, om de kijker een zetje te geven? Probeer zo eens naar de dialogen, plotlijnen en misschien zelfs de invullingen die de acteurs aan de rol geven te kijken. En als je denkt dat jij het anders zou schrijven, bijvoorbeeld door Percy’s leidinggevende andere of geen tekst te geven, probeer dat dan gerust uit.
Kijk op eenzelfde manier hoe het in de schrijftechnische zin van het woord mogelijk is dat er iemand boos wordt waar jij huilt.
Veel plezier met het doorgronden van je favoriete film!

Foto door Corina Rainer, verkregen via Unsplash.

De gekleurde bril beter bekeken: je generatie

Iedere schrijver ziet dingen door een persoonlijke bril. Je kan jezelf trainen om daar alert op te zijn. Deze blogpost gaat in op de gekleurde bril van verschillende generaties.

De bril van een generatie

“Okay boomer!” “Luie millennials” “De jeugd van tegenwoordig…” Iedereen heeft een andere generatie dan die van zichzelf wel eens over een kam geschoren. Dat soort uitspraken zijn erg gevaarlijk voor een neutrale blik. Maar waarom maken we ons er dan toch allemaal schuldig aan? Een mogelijke reden dat dit kan botsen, is omdat iemand jouw persoonlijke waarheid niet als zodanig respecteert of dat niet lijkt te doen.
Je persoonlijke waarheid van eigenlijke waarheid kunnen onderscheiden is een belangrijk onderdeel van een neutrale bril ontwikkelen. En de tijd waarin je opgroeit, heeft daar veel invloed op.

Bedenk: als je kind was in de Tweede Wereldoorlog, groeide je heel anders op dan een kind van nu. Niet alleen omdat we nu in vredestijd leven, ook vanwege bepaalde sociale en technische ontwikkelingen. Hoogbejaarden konden zich als kind een televisie nauwelijks voorstellen, laat staan een draagbare computer altijd in je broekzak hebben.
Andersom zal een tiener van nu zich lastig kunnen voorstellen hoe het is om op te groeien zonder dezelfde dingen.

Waarom moet je deze bril kennen?

Hoe meer brillen je af kan zetten als schrijven, hoe beter. Maar in het geval van een bril van tijd, kan je jezelf trainen om hiermee het schrijfonderzoek doen makkelijker te maken. Je ziet beter wat geschiedkundig belangrijk is om mee te nemen in je verhaal en je kan een verhaalthema soms makkelijker bepalen of duidelijker naar voren laten komen.
In welke tijdsperiode je ook bent opgegroeid of in welk decennium je een bepaalde leeftijd had, er is een aantal vragen die je jezelf kan stellen om de bril van tijd iets meer af te zetten.

Vragen voor een bril van tijd

De volgende vragen helpen je bij het afzetten van je bril van tijd.
* Wat was er voor handen voor jou?
* Wat bestond er simpelweg nog niet?
* Wat was het maatschappelijke gedachtegoed?
* Waar vocht men voor?
* Wat werd normaal gevonden?

Wat was er voor handen?

Waar had jij en/of jouw gemiddelde leeftijdsgenoot toegang tot? Bekijk dit heel breed. Dit kan zijn:
* een volle koelkast (ondenkbaar in de hongerwinter)
* tijd om als kind urenlang buiten te spelen (in de jaren ’50 een stuk makkelijker dan voor de kinderen van nu, die naar de bso en talloze clubjes gaan)
* iedere week nieuwe kleren, omdat dat bij de Primark nou eenmaal niks kost? Zeg dat maar eens tegen de vijftienjarige versie van je oma…

Wat bestond er nog niet?

Als schrijven zonder papier al onmogelijk lijkt, stel je dan eens voor dat je alleen maar een schermpje aan hoeft te raken om binnen een tel geld over te maken naar de andere kant van de wereld.
Of dat je zonder limiet vrijwel kosteloos zou kunnen internetten. Hoezo? Als je gaat internetten ligt de telefoonlijn eruit en betaal je per minuut tien cent. 24/7 internet ja, dat zal wel…
Het is makkelijk om te vervallen in “Vroeger” (of vroegah, vrûûger of al die andere varianten ;)) maar dat is het laatste wat je moet doen. Vergelijk tijdsperioden niet, maar kijk naar de tijdsperiode zoals die was. Dan krijg je een blik zonder gekleurde bril. Iets vergelijken met iets letterlijk onvoorstelbaars, is geen goede vergelijking.

Maatschappelijk gedachtegoed

Wilde je in de jaren vijftig zelfstandig een kind opvoeden? Succes, meisje… Nu is dat normaler, maar onderschat niet dat een maatschappelijk gedachtegoed kan bepalen hoe je mening wordt gevormd. Als iedereen vrijwel van hetzelfde is overtuigd, is het soms verdraaid lastig om daar je vraagtekens bij te zetten. Stel dat je bent opgeroeid met het idee dat alleenstaande moeders taboe zijn, ga dan eens na: vond/ vind ik ongetrouwde moeders om persoonlijke redenen echt niet kunnen -wat gewoon mag!- of wist ik niet beter? Ben ik wat kortzichtiger over dit onderwerp omdat iedereen dit dacht en ik nooit een andere visie hoorde? Wees daarin niet te streng voor jezelf. Ongetwijfeld kijken we over dertig jaar ook ergens met schaamrood op de kaken op terug waar we nu nog niet (veel) bij stilstaan.

Waar vocht men voor?

Of het daadwerkelijk vechten of demonstreren betrof: waar vocht men voor in die periode? Dat zegt ook veel. Neem het homohuwelijk. Bij zulke kwesties zie je vaak een overgang van ‘dit is ondenkbaar’ naar ‘dit is toegestaan/normaal’. Als er ergens voor gestreden wordt, krijgt dat aandacht. Dat geeft aan waar jij of de meeste mensen zich mee bezig hielden. Waar één generatie boven jou nog iets raar vond, vind jij dat inmiddels normaal. Dat maakt ook een verschil voor je wereldbeeld. Zo kan plaats ook nog verschil uitmaken, want nog niet overal ter wereld is het homohuwelijk meer dan twintig jaar na dato -vanuit Nederlands perspectief- nog steeds niet toegestaan.
Een ander voorbeeld: het klimaat. Mensen die nu tachtig zijn, hebben daarbij persoonlijk vrijwel niets meer te winnen of te verliezen. Voor mensen van twintig wordt het een zaak van leven of dood. De bejaarde zal zich daar dus minder mee bezig houden dan een jongere.

Wat was normaal?

Of het nu normaal was dat je als twintiger als eenverdiener een hypotheek kon krijgen, of juist rond die leeftijd ging backpacken rond de wereld, er zijn ook dingen die ‘normaal’ zijn voor de ene generatie en ondenkbaar voor de andere. Net zoals bij maatschappelijk gedachtegoed en technologische ontwikkelingen is het verleidelijk om dit te vergelijken met een andere tijdsperiode of met ‘vroeger’. Alleen heeft het hier wél nut, omdat het hier over wat abstractere zaken gaat. Let maar eens op: Schrijf op wat normaal is voor jou, maar abnormaal voor iemand uit een andere generatie. Dan zal je merken dat ‘normaal’ eigenlijk maar een heel abstract begrip is…

Ik ben trouwens heel benieuwd hoe jij spottend ‘Vroeger’ zegt. 🙂 Laat het me weten in de reacties!

Foto door Gemma Evans op Unsplash.