Zo schrijf je een personage dat niet kan groeien

Een held moet altijd groeien en beter worden. Dat is een van de eerste lessen die je leert als je gaat schrijven. Maar soms zijn er personages die gewoon niet kunnen groeien. Ze staren zichzelf ergens blind op, of zijn simpelweg bedoeld om te dienen als de slechterik die geen groei hoeft te hebben: die gewoon slecht moet zijn. Hoe schrijf je dat personage, zonder dat ze lezen als een lui stereotype?

De door en door slechterik

Om met deur in huis te vallen: deze blogpost gaat over slechteriken die aan het begin van je verhaal al zo verdorven, slecht of gemeen zijn dat je héél erg je best zou moeten doen om uit te leggen waarom het nog mogelijk is dat de slechterik het goede pad kiest. Zodanig dat dat het hele verhaal moet zijn en zelfs dán nog geforceerd kan lijken.
Dat druist misschien in tegen je gevoel als je al wat langer schrijft. Ieder personage heeft toch beweegredenen die interessant genoeg zijn als je de waarheid van een personage maar meeneemt? En vanuit dat uitgangspunt is iedereen tot in staat te groeien? Zorg gewoon dat de omstandigheden in het plot daarvoor groeien…

Vaak wel, maar niet altijd. Soms staart je personage zich zodanig blind dat de objectieve oplossing zou zijn, juist gevaarlijk lijkt voor je slechterik. Of is het personage zo ver heen dat het gewoon niet meer voor rede vatbaar is en de waarheid gaat verdraaien, of niet kan of wil zien, ook al kan het daarmee diens eigen leven redden. Dit is dus niet de schaduwkant van de slechterik die op de achtergrond speelt en die je moet uitwerken. Je moet weten wat die is die aanwezigheid duidelijk maken. En nog een keer. En nog een keer….

Gewoon geen grens

Deze slechteriken hebben simpelweg geen grens in hun slechtheid. Als je deze slechteriken langzaam aan slecht maakt, dan zijn het eerder mensen met een achtergrond die nog goed hadden kunnen zijn of worden. Dat wil je bij de door en door slechterik niet, dus die moeten in de eerste pagina’s of zelfs alinea’s waarin ze verschijnen meteen ronduit duivelachtig zijn. In de rest van het verhaal moeten ze die acties en karaktertrekken keer op keer demonstreren. Het helpt als de personages om hen heen om wat voor reden dan ook de slechterik niet kan stoppen. Uiteindelijk moet de lezer zich afvragen: ‘Kan het nog erger?’ waarop het antwoord keer op keer is: ‘ja’.
Of anders gezegd: als je deze slechterik zou zeggen: ‘dat kan je niet maken’ antwoordt die: ‘Moet jij eens opletten…’ Hier volgen enkele voorbeelden. Merk op dat ze op een later moment niet alleen niet van gedachten zijn veranderd, maar er gewoon een schepje bovenop doen.

Percy Wetmore (The green mile) Vernederen in de eerste seconden van zijn schermtijd, twee minuten later de vingers breken van iemand die hem uitlacht. Uiteindelijk verbrand hij diegene levend, om precies dezelfde reden.

Claude Frollo (De Klokkenluider van de Notre Dame) doet het volgende binnen twee minuten: een onschuldige vrouw achtervolgen en vermoorden, dan probeert hij haar kind te verdrinken. Als hij gedwongen voogdij krijgt over dat kind, sluit hij het op en hoopt hij het later voor eigenbelang nog te kunnen gebruiken, als gereedschap. Uiteindelijk is Frollo bereid om een hele stad in brand te steken als dat betekent dat hij de vrouw waar hij ongezonde lust voor voelt, voor zichzelf kan opeisen.

Vertel mij eens hoe je iemand van zijn slechtheid af wil helpen als diegene in de eerste anderhalve minuut van de introductie een onschuldige vrouw vermoordt en dat ook met een baby had gedaan als hij niet was tegengehouden… Dat gaat gewoon niet.

Extreem egoïsme als slechtheid

Deze slechteriken hebben een gevoel voor moraal zoals de rest van de wereld dat heeft. Het is er wel, alleen dan op een unieke en extreem egoïstische manier: het is niet zozeer dat zij zien dat zij geen gevoel voor moraal hebben. In hun ogen hebben zij dat wel. Alleen zien ze niet dat zij zichzelf bijna of helemaal als een god centraal zetten binnen dit moraal of deze regels. Zo zien ze bijvoorbeeld niet dat niet zozeer dé regels, als wel hún regels worden opgevolgd, op straffe van de dood of marteling. Is orde en netheid de norm, dan moet het hun orde zijn die niet wordt verstoord. En het uitdrijven van iets ongewensts is niet per se echt iets naars, maar iets dat zij zo ervaren. Als zij het vinden dan is dat zo: er is totaal geen ruimte voor waarheden of perspectieven van anderen.

De echte door en door slechterik zie zichzelf als enige op de wereld die een bepaalde waarheid in pacht heeft. En de rest van de wereld zit er gewoon naast. Deze grootheidswaanzin leidt vaak tot hypocrisie. Bovendien kan dit personage de objectieve waarheid onder de neus geschoven krijgen dat het fout zit. Nog steeds zal het dan een zondebok vinden of in ontkenningsmodus gaan. Dit is waar je je op moet concentreren. Waar je normaalgesproken een personage zou laten groeien door het verhaal heen, laat je zien hoe ver de waanzin van dit personage gaat. Groeien gaat hier niet op voor het personage zelf, maar wel voor de mate waarin de slechte daden slechter worden.
Om ervoor te zorgen dat de of diens wereld inderdaad om de slechterik blijft draaien zal die steeds minder schuwen om ene volgende, nog ergere gruweldaad uit te voeren. Laat samen met die gruweldaad de waanzin groeien en je hebt een slechterik om echt bang van te worden.

Laat de spanning van de lezer de groei voor dit personage zijn. De spanning waarin je lezer zich constant afvraagt hoe het nu weer uit de hand gaat lopen door de hypocrisie en het uitzonderlijke egoïsme van je slechterik, wetende dat dat moment vroeg of laat gaat komen. Nu maar duimen dat er ooit iemand is die die cyclus kan stoppen…

Foto door Max Kleinen via Unsplash.

Hoe schrijf je de schaduwkant van een slechterik?

Er zijn dingen waarover we het allemaal eens zijn: dat dóe je niet. En dan is daar de verdorven slechterik die dood en verderf zaait alsof het niets is. Hoe schrijf je een slechterik zonder overdreven veel te hoeven verklaren voor de lezer?

Waar is de slechterik blind voor?

Als je een verdorven slechterik wil schrijven, moet je eerst nagaan waarom die (zó) slecht geworden is. De een is van zichzelf wat sympathieker aangelegd dan de ander, maar niemand is van nature zo slecht dat mishandelen, martelen of moorden een aanvaardvaar iets lijkt te maken.
Als je slechterik dat doet, is die aan het blindstaren en als schrijver moet jij helpen om dat patroon te doorbreken. Niet per se voor het plotverloop, maar wel om het hoe, wat en waarom achter de manier van handelen beter te begrijpen en op te kunnen schrijven. Als eerste moet je zowel erkennen als herkennen waarvoor je slechterik blind is geworden: wat kan of durft die niet meer te zien wat bepaalde acties (al dan niet van zichzelf) teweeg hebben gebracht.
Omdat jouw moordenaar iemand heeft gedood, is:
– iemands leven vroegtijdig beëindigd
– hebben de nabestaanden veel verdriet
– voelen de buurtbewoners waarin het slachtoffer woonde zich niet meer veilig.

De moordenaar is hier blind voor; het slachtoffer nu eenmaal uit de weg moest worden geruimd omdat:

– Hij te veel wist
– Hij mij verraden heeft
– Hij mijn leven zelf ook heeft verwoest
– Hij me nog een miljoen schuldig was en dat niet wilde geven

Het gaat dan altijd om wat het slachtoffer de moordenaar heeft aangedaan, of met de moordenaar te maken heeft. Anderen – zoals nabestaanden- komen niet in deze redeneringen voor. Onthoud dat: het komt later terug.

Waar kijkt de slechterik van weg?

Als je dingen kan doen die verdorven zijn en dat kan verantwoorden of goedpraten zonder je gedrag te veranderen of je schuldig te voelen, dan zit er iets niet helemaal goed. Niet in de zin van: je bent niet goed bij je hoofd, maar in het geweten van je slechterik. Maar het belangrijke is: die heeft dat niet meer in de gaten. Omdat de mens van nature een sociaal wezen is dat niet zomaar iemand kwaad doet, zit er altijd iets achter slecht gedrag. Dat iets is de schaduwkant van je slechterik. Dat is niet te verwarren met een slechte karaktereigenschap. De schaduwkant is een trauma of een geloof over jezelf wat je niet onder ogen wil zien en je vervolgens wegstopt. Dat gaat dan vervolgens een eigen leven leiden en kan ernstige gevolgen hebben. Een wat onschuldiger voorbeeld: als het jou was aangepraat dat je dom bent, was je als kind teleurgesteld met ieder cijfer lager dan een 8.5. Maar door dat streven ontwikkelde je wel perfectionisme. In dit geval is de schaduwkant de overtuiging dat je dom bent, niet zozeer dat je alles graag goed wil doen, hoewel dat op het eerste gezicht zo kan lijken.

Een verdorven slechterik heeft op die manier ook iets waar die weg van kijkt, alleen zijn de gevolgen veel ernstiger dan een perfectionistische levenshouding. Onderzoek goed wat de schaduwkant is van je slechterik als je die goed uit de verf wil laten komen. Die zal je – al dan niet tussen de regels door- in de personagebiografie kunnen terugvinden.

Het echte doel van de slechterik

Op eenzelfde manier als je slechterik een schaduwkant heeft die voor zichzelf verborgen blijft, heeft de slechterik ook een ‘schaduwreden’ om tot de gruweldaden te komen. Zo zal iemand die diens partner mishandelt op de oppervlakte zeggen dat de reden daarvoor is dat de partner brutaal is maar is het in werkelijkheid zo dat de partner zegt dat de mishandelaar zich nog eens het graf in stort als die niet stopt met overwerken. Dan is daar bijvoorbeeld het pijnpunt dat de mishandelaar niet onder ogen wil zien dat die alleen eigenwaarde kan halen uit (te hard) werken.
Het doel is dan om die schaduwkant van te weinig eigenwaarde weg te stoppen en onderdrukt te houden, niet zozeer om ‘gewoon’ iemand te slaan of macht te hebben. En als je personage dan óók nog eens heeft geleerd om als ‘echte man’ geen tegenspraak te dulden van een vrouw, dan uit zich dat dus bijvoorbeeld in slaan.

‘Als iemand zou weten dat ik…’

Een personage dat doorslaat in destructief gedrag, denkt niet aan anderen, zou je zeggen. Maar neem eens als uitgangspunt dat de schadauwkant de stem is van je personage die zegt ‘Als iemand zou weten ( of zelfs denken!) dat ik… X dan overkomt mij Y en dat overleef ik niet’, dan kom je te weten waarom en hoe je personage zich tot anderen verhoudt of kan verhouden op een manier die anders maar moeilijk te rijmen valt. Zie dat je personage met ‘iemand zou weten dat’ wel degelijk aan andere mensen denkt? Het heeft alleen extreme en ongezonde vormen aangenomen.
“Als iemand zou weten dat ik me incapabel voel op mijn werk, voel ik me geen echte man en dan ben ik mijn identiteit kwijt” Met als gevolg: “Iemand die zegt dat ik niet goed of minder moet werken, krijgt ervan langs!”

Het ultieme doel van een slechterik is dus -diep vanbinnen, zo je wil- eigenlijk nooit wereldoverheersing, mensen pijn doen of slecht zijn, maar wegrennen of het niet onder ogen zien van iets dat zó pijnlijk is, dat je slechterik alleen nog meent te kunnen overleven door te doen alsof dat niet speelt. Met alle gevolgen van dien. Deze kennis is essentieel voor jou als schrijver, maar wel informatie die je uitgesproken niet (te veel) deelt met je lezer. Dat moet duidelijk worden door jouw schrijverskwaliteiten, tussen de regels door. Als je hier een infodump van maakt, is je verhaal gedoemd te mislukken.

Als je Heer Slecht op deze manier benadert, is hij diepzinnig en interessant in plaats van een cartoonesk persoon waarbij het gaat bliksemen als diens hoog kakelende gelach te horen is.

Foto door Stefano Pollio verkregen via Unsplash.


Hoe schrijf je een wijs personage?

We kennen er allemaal wel een: een personage dat om elke andere zin een levenswijsheid lijkt te vertellen, of dat in alles wat het doet de zin van het leven compleet doorgrond lijkt te hebben. Vaak is dit personage een man met een lange baard. Maar niet elke bebaarde is meteen wijs als hij met een mooie uitspraak komt. Sterker nog, maar weinig tropes zijn zo vervelend als die verkeerd worden uitgewerkt als die van de wijze (oude man). Hoe zorg je ervoor dat jouw archetype wijze personage inderdaad wijs in plaats van een holle preker wordt?

Wat is wijsheid?

Laten we eerst eens wijsheid afbakenen, ten behoeve van deze blogpost.

Wijsheid is een dieper inzicht in de de grotere dingen of vraagstukken van het leven. Als je wijsheid bezit, kan je die inzetten om tegenslagen in het leven tegemoet te treden, zonder jezelf daarin te verliezen.

Met deze definitie wordt duidelijk dat iemand die wijs is, een zekere mate van levenservaring moet hebben. Als je (nog) weinig van het leven hebt meegemaakt, dan kan je het niet op een wijze manier doorgronden, dan is het vaak nog allemaal te nieuw voor je. Nog een puntje: een dieper inzicht (…) van hét leven. Het leven als groter aspect, met andere woorden. Niet alleen het jouwe. Je personage moet dus ook besef hebben van wat de/een persoonlijke waarheid is. Zowel voor zichzelf als voor een eventuele leerling. Tot slot moet je personage óók beseffen dat het leven zo groots en complex is dat er duizend-en-een belevingen van individuele levens zijn. Met andere woorden: er ís geen enkele waarheid over het leven, maar wel een universele ervaring van een leven. Noem het de menselijke psyche, zo je wil. Dáár zit de echte bron van wijsheid waar je bebaarde (of gladgeschoren 😉 ) held(in) de wijsheid uit kan putten en die mooie oneliners vandaan haalt op een manier die resoneert met zowel medepersonages als lezers.

Ik geloof jóu (niet)

We moeten kiezen tussen wat goed en wat gemakkelijk is.
Het rijkeluiskindje moet kiezen tussen een fantastische wereldreis en twee weken verplicht vrijwilligerswerk doen, om zo een goed imago te behouden. Toegegeven, een complete wereldreis laten schieten voor iets dat je niet ziet zitten is bepaald leuk. Maar toch zie je onmiddellijk dat dit niet wordt gezegd uit een diepere wijsheid, meer als een soort zelfovertuiging. Hoe dan ook is een opoffering van een wereldreis – een luxe privilege- zelden tot nooit iets wat je anders naar het leven laat kijken, zeker niet als het met een soort bokkige tegenzin wordt gedaan.

Dan is er de luitenant in het leger die een soldaat het slagveld in moet sturen, wetende dat de overlevingskans nihil is. Tenzij hij zich samen met zijn troepen terugtrekt, gegarandeerd ten koste van talloze burgerlevens. Dat wordt dus strootje strekken.
Dit gaat over leven en dood, het grotere vraagstuk van wat een mensenleven waard is, wat opoffering echt betekent als die serieus is… Hier is ook een keuze gemaakt, maar wel vanuit een duivels dilemma, niet vanuit een comfortabele positie.

Besef dus dat een wijze zowel gelooft in hetgeen wat die zegt en datgene ook heeft doorvoeld. Een zeer diepe overtuiging mag ook de bron zijn van een wijsheid, zolang het wijze citaat maar niet even ‘handig’ is voor de situatie. Dan gelooft de lezer je wijze held.

Hou het verhaalthema in de gaten

Wijsheid kan uit allerlei hoeken komen en ook allerlei aspecten beslaan. Je wijze is dan misschien wijzer dan de meeste personages, maar heeft desondanks nog niet alle mysteries van het leven ontrafeld. Tenzij je een Mary Sue schrijft, natuurlijk. Baken de wijsheid van de wijze dus af en bedenk in welke hoek de levenskennis zich bevindt. Dat vind je terug in het verhaalthema. Wat de mentor de leerling in het boek mee wil geven, heeft vaak te maken met het verhaalthema. Maar in dit geval mag je het ook wat breder trekken. Wat mag niet alleen de leerling leren, maar wil jij vooral als schrijver ook aan de lezer meegeven?

Stel dat je thema het leven na de dood betreft. Specifieker: de kracht van liefde die na het overlijden blijft voortbestaan. Het is een belangrijk thema in de Harry Potterserie. Daarom is een van de openende citaten in boek 7 goed gekozen.

De dood is slechts de oversteek naar een andere wereld, zoals vrienden de zeeën oversteken. Ze leven in elkaar voort, want zij die leven en liefhebben in dat wat alom tegenwoordig is, moeten uiteraard nog aanwezig zijn. In die goddelijke spiegel zien zij elkaar van aangezicht tot aangezicht en is hun omgang vrij en zuiver. Dit is de troost van vrienden. Dat, hoewel men kan zeggen dat zij in zekere zin sterven, hun vriendschap en gezelschap nimmer vergaan, in de beste zin van het woord, omdat die onsterfelijk zijn. — William Penn, More fruits of solitude

Zo kan een citaat óók heel erg cliché of hol overkomen, tot je de context weet. Neem: Elk einde is een nieuw begin, al weten we het op dat moment nog niet. Dat is te lezen in Vijf ontmoetingen in de hemel‘ van Mitch Albom. Dat boek gaat over een man die sterft en in de hemel vijf mensen ontmoet om zo de waarde van zijn leven op aarde (verder) te ontrafelen.
Hier is het einde niet zomaar een einde van een schooltijd op weg naar volwassenheid. Het gaat hier over het ultieme einde. En komt er een begin aan dat zowel het personage als de lezer niet zozeer verwachten. Überhaupt niet, of in de vorm van de ontmoetingen die in het boek centraal staan.

Of je wijze personage nu langere wijsheden wil delen, zoals die van William Penn, of het gaat hebben van de meer tradionele oneliners, zorg er dus voor dat je weet waarom je personage juist tot die wijsheid komt en dat het een soort ‘overstijgende boodschap’ heeft die verder gaat dan alleen het doel om de held met diens groeiproces te helpen.

Foto door Shyam verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… mijn personage?

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… mijn personage?

Als je personage al springlevend is voor je geestesoog, kan het zomaar zijn dat je de identieke tweeling plotseling over straat ziet lopen. Dat is een fantastisch gevoel, maar je kan het ook omdraaien: kijk eens of je van iemand op straat je personage aan kan vullen.

Een personage aanvullen

Als je een personage gaat schrijven, weet je er al iets van, in meer of mindere mate. Dat kan heel breed zijn: het is een jonge moeder. Dan weet je natuurlijk dat ze voor een kindje zorgt. Let de volgende keer dat je een vrouw met een kinderwagen ziet op. Wat zie je aan de kinderwagen hangen? Zie de moeder een tas uit de kinderwagen halen? Kijk eens wat er in die tas zit. Poetsdoekjes, knuffels…

Dat zijn de meer algemene observaties. Maar als je iets meer over je personage weet, kan deze figurant op straat je net dat extra zetje geven. Dus je personage is een jonge moeder die dol is op gothicstijl? Als persoon – een levend, echt mens- bestaan die genoeg, ook al zie je ze misschien relatief minder vaak. Daardoor kunnen ze als personages in een boek wat geforceerd overkomen, omdat je  dingen naast elkaar zet die in eerste instantie met elkaar lijken te botsen. Ouderschap staat volgens een archetype voor ‘zacht’ en ‘zorgzaam’ waar gothicstijl voor ‘duister’ en ‘somber’ staat, volgens het stereotype.  

Dan zie je opeens een tienermeisje of jonge vrouw in gothicstijl met een jong kind. Of dat kind nu het hare is, of het buurmeisje of een nichtje.. Kijk eens hoe deze gothicvrouw met het kind omgaat. Kijk niet naar haar kledingstijl, maar naar haar omgang met het kind. Of gewoon naar wat kleine maniertjes die ze heeft. Tikt ze met haar voet als ze in de wachtrij voor een frietje wacht? Bestelt ze een vegetarische burger, toen je dacht dat ze een kroket zou bestellen?

Personages worden levensecht door deze kleine dingetjes. Wees niet bang om dit soort maniertjes, uiterlijkheden, kleine voorkeuren van vreemdelingen te spieken. Het is makkelijk om te denken dat als je personage ‘te grote extremen heeft’ voor een boek.

Is een personage ooit te ‘veel?’

Een personage dat veel kenmerken heeft die je bijzonder of niet gemiddeld zou kunnen noemen, komt in een boek al gauw geforceerd over. Want hoe ga je die zwarte, biseksuele, gehandicapte, mishandelde vrouw met borderline portretteren? Ze heeft als personage zeker bestaansrecht, maar je kan in een verhaal maar een centraal conflict uitwerken. En dan zal óf haar seksualiteit, óf haar handicap óf… centraal staan in het verhaal, anders wordt het een rommeltje. Als je toch een ‘overlap’ hebt van meerdere bijzondere kenmerken die je vanwege het verhaal of het conflict niet kan negeren, let dan heel goed op mensen die iets met je personage gemeen hebben of lijken te hebben. Of gewoon op mensen in  het algemeen. Want die kleine observaties die van personages mensen maken, of andersom, kunnen het verschil maken tussen een personage dat ‘te veel van het goede’ of ‘geforceerd’  overkomt en een personage dat iedereen onthoudt en in het hart sluit.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Andrew Seaman via Unsplash.

Het masker en het conflict: de persona van je personage

Ieder personage heeft een confict: zelfvertrouwen krijgen, roem vergaren… Maar een personage dat vooral moet leren om zijn masker af te zetten, garandeert een mooie diepgang.

Een masker dragen

Iedereen, mens of personage, draagt in meer of mindere mate maskers. Dat bepaalt de manier waarop je je gedraagt omdat je denkt dat anderen en/of de maatschappij dat van je verwacht. Vaak, zo niet altijd, gebeurt dat omdat je wordt gegijzeld door het bedriegerssyndroom, of de angst dat het laten zien van de ware ik de grootste angst bewaarheid laat worden. Voor het schrijven van een personage is het erg interessant om te bedenken hoe hardnekkig dat masker is. Een heldenreis is nu eenmaal veel interessanter als die leest: Held moet zijn ketenen verbreken om zo in zijn eigen kracht te staan in plaats van het meer algemene en het minder sprekende Held moet uitgroeien tot een beter mens.

De beperkingen van een groot masker

Als je doet alsof je sinaasappelsap lekkerder vindt dan mangosap, omdat je niet degene wil zijn die ‘moeilijk doet’ door naar iets specifiekers te vragen op een sapjeskaart van een terras, is dat niet zo spannend. Dat is anders wanneer je dat soort maskers vrijwel altijd opzet om maar in de gratie van anderen te blijven. Als dat zo is, kan je jezelf af gaan vragen in hoeverre het naar verhouding nog spannend of zelfs belangrijk is of je personage wordt aangenomen op de universiteit of niet. Want wil je personage eigenlijk wel naar de universiteit, of wil dat masker dat? En als dat zo is, wat is dan nog meer schijn? Daar kan je een heel boek mee vullen, terwijl je beschrijft hoe je je personage - al dan niet uit ‘vrije wil’ – zich aanmeldt voor de universiteit. Daarmee sla je twee vliegen in een klap. Je hebt een centraal conflict, zoals altijd, maar je biedt ook een continue pageturner als het gaat om kennismaking met je personage. Dat is heel wat interessanter dan feitelijke informatie delen. Voor je personage biedt een goot masker een hoop beperkingen, voor jou als schrijver is het een goudmijntje!

De persona van je personage

Als je personage van maskers aan elkaar lijkt te hangen, dan kan je stellen dat het een persona heeft. Vrijwel niemand krijgt het authentieke karakter van je personage ooit te zien, omdat het persona stukken veiliger, leuker of gewenster is om aan de wereld te presenteren. Dan krijg je een personage als dit:

Cynthia komt uit welgestelde kringen, maar de poeha van het rijkeluiswereldje heeft ze nooit begrepen en ze voelt zich er ook erg ongemakkelijk bij. Ze heeft echter wel in de gaten dat goed voor de dag komen er een belangrijk onderdeel van is. Dus zet ze het masker op van ‘uiterlijk’: ze loopt in de duurste kleren, heeft de meest exclusieve tassen en natúúrlijk zijn haar, make-up en nagels te allen tijden onberispelijk verzorgd en onderhouden. De persona van Cynthia, Cindy, bepaalt daarmee haar hele leven. Soms kan het zover gaan dat zelfs Cynthia niet meer weet of bepaalde gedachten van haarzelf zijn, of dat ze Cindy hoort in haar hoofd. Of, iets wat minder klinkt als een psychologische stoornis en waarschijnlijk wat meer herkenbaar is: “Is mijn intuïtie (Cynthia) of mijn ego (Cindy) aan het woord?”

In theorie is Cynthia’s centrale conflict relatief eenvoudig en kan je dat ook zo laten: laat haar het spreekwoordelijke licht zien, vrienden maken buiten de rijkeluiswereld die niets om uiterlijk vertoon geven en voilà: Cynthia overwint haar heldenreis. Misschien zie je het eerste probleem al: dit verhaal is flinterdun en cliché. Maar heb je het tweede probleem al gespot? Als het zo simpel was, waarom heeft Cynthia dan niet eerder de stap gezet om de wereld van uiterlijk vertoon te verlaten? Natuurlijk, je moet een comfortzone durven te verlaten en obstakels uit de weg ruimen. En dat is niet zomaar gebeurd. Maar dan staat wel steeds Cynthia aan het roer. Als Cynthia zo bang is dat als ze Cindy uit haar leven verliest, omdat ze dan oprecht denkt dat ze geen leven meer hééft, dan is dat een gevalletje van: het risico van de comfortzone verlaten is gewoonweg te eng voor je personage: “Groeien? Ammehoela! Als ik er dood van ga…”

Oftewel: een masker dat zo groot is dat er een persona uit voortkomt is veel interessanter – en schrijftechnisch gezien ook handiger en overzichtelijker- als het niet een déél van het centrale conflict vormt, maar het dat ís.

Starten maar….?

Of je nu besluit om er uitgebreid over te schrijven of niet, het feit blijft dat de eerdergenoemde comfortzone voor Cynthia hoe dan ook (te) lastig is om te verlaten. En omdat dat essentieel is én die stap ver vooraan in de drie-aktenstructuur zit, blijft de vraag: hoe start je Cynthia’s verhaal dan?
Het simpele antwoord is: zoals altijd, alleen gaat het tempo van de heldenreis (let wel, je heldenreis, niet meteen je schrijfstijl of het verhaal zelf!) een stuk lager liggen.

Om een besef te krijgen van hoe hardnekkig de maskers zijn en hoe hard Cindy in Cynthia’s oor tettert, moet je lezer eerst weten wat Cynthia’s wereld is en erachter komen dan wel hints krijgen dat Cindy een (groot) deel van Cynthia’s leven bepaalt. Vervolgens moet ook nog duidelijk worden wat authentiek Cynthia is en wat de façade van Cindy en hoe zich dat tot elkaar verhoudt. Dat is nogal wat, toch? Nu hoeft dat niet allemaal vóór het verlaten van de comfortzone te gebeuren: Cynthia’s verhaal is wat dat betreft minder aan de vaste structuur onderhevig. Je zal vast begrijpen dat een obstakel overwinnen niet echt een overwinning is voor Cynthia als Cindy haar twee tellen later wijsmaakt dat dat geen overwonnen obstakel was, maar een sluwe val. Maar alsnog blijft Cynthia’s conflict er een van vallen en opstaan, zoals ze dat allemaal zijn.Dat gegeven kan je aanhouden als leidraad in een verder chaotisch lijkende structuur.

Volgende week gaan we de opzet van Cynthia’s verhalenstructuur wat van dichterbij bestuderen.

Foto door Hush Naidoo Jade Photography verkregen via Unsplash.


Woorden met een verborgen waardeoordeel- praktijk

Je hebt een personage met een (karakter)eigenschap waarmee die onrecht al op voorhand met 1-0 achter lijkt te staan. Hoe werk je dit personage uit zonder dat deze eigenschap al het andere wat er speelt compleet overschaduwd?

Niet slecht bedoeld, maar toch…

Vorige week schreef ik al een inleiding over dit principe: het idee dat als een personage arm, lelijk, dom of minder sociaal is, het in meer of mindere mate al afgeschreven is, zonder dat er gekeken wordt naar wat het nog méér is.
‘Afgeschreven’ betekent hier zowel ‘niet meer belangrijk’, maar ook: ‘niet de moeite om nog verder uit te werken’. En allebei de keren vanwege het idee dat die woorden zodanig taboe zijn, dat iedereen – inclusief je lezer- bewust of onbewust in meer of mindere mate denkt dat dat personage niet interessant meer kan zijn of iets belangrijks te vertellen heeft.

Harder knokken

Om dit interessante personage alsnog het welverdiende podium als hoofdpersoon of tijdelijke schijnwerpers als medepersonage in een hoofdstuk of scène mee te kunnen geven, moet het harder knokken. Daar komt het simpel gezegd op neer. Eenvoudig voorbeeld: er zijn twee sollicitanten die allebei even bekwaam zijn en evenveel relevante werkervaring hebben. De werkgever nodigt hen uit om allebei een week mee te draaien om zo de knoop door te hakken. De knappe sollicitant heeft dan toch een streepje voor. De lelijke moet net iets harder moeten werken om die baan te krijgen: net iets meer doorzettingsvermogen laten zien, meer werk gedaan krijgen…

Laat de held echt gewoon lelijk/dom/ sociaal onhandig of arm zijn. Kijk alleen goed wanneer je personage echt last van deze eigenschap heeft en hoe het zich daar alsnog ‘omheen weet te werken’. Dat is niet rechttoe rechtaan een strijd aangaan, maar wel eentje die minstens net zo zwaar is vanwege alle omwegen. Daardoor zal die strijd minstens net zo spannend zijn! De allereerste voorwaarde is dat je nooit gaat overromantiseren: dom of lelijk zijn is niet ineens wenselijk aan het einde van verhaal zodat je personage alsnog een soort medaille krijgt waar dat eerst nog iets ongemakkelijks of zelfs ronduit ongewenst was, dat zou krom zijn.
Kijk vervolgens waar je personage voor moet knokken.

Meer mens dan personage

Nog meer dan anders moet je naar dit personage kijken als een mens. Als schrijver kijk je vaak naar personages die een bepaalde archetype vertegenwoordigen en dus bepaalde dingen moeten vinden, doen of overwinnen. Wel zo overzichtelijk voor je save the cat schema en centraal conflict. Dus, heb je een zorgzaam personage nodig? Dan maak je daar gemakshalve een verpleegkundige van die meer voor zichzelf op moet leren komen. Bij een personage dat een waardeoordeel tegen zich heeft, mag je niet zo simpel denken. Denk nu meer in termen als ‘een mens zich zomaar niet laat kneden’ of ‘je mag niet in hokjes denken’. Dat betekent dat je die eigenschap dus ook niet ergens bovenaan de kenmerken van je personage mag zetten.

Als je een zorgzaam personage bedenkt, denk je waarschijnlijk iets als:
1) zorgzaam
2) geduldig
3) verpleegster

Bij een personage dat met een vervelend waardeoordeel te maken heeft, moet je eerder denken:
1) behulpzaam
2) enthousiast
3) stijve hark
4) gek op dieren
5) Ajaxsupporter
6) achtbaanfanaat
7) dom

Als een kenmerk in je verhaal niet de boventoon mag voeren, mag het dat ook niet doen in je aantekeningen.

Wanneer maakt het uit en waarom?

Een kenmerk met een waardeoordeel is pas belangrijk wanneer het personage er zelf ook daadwerkelijk last van heeft. Stel dat je een personage hebt met een IQ van 65. Het heeft dus moeite met leren, maar kan wel gewoon prima functioneren als ober in een restaurant; in het praktijkonderwijs is dit personage daarvoor is opgeleid en heeft het een certificaat voor oberen gekregen. Verder is het leven goed. Dan maakt het ‘dom zijn’ van dit personage niets uit en kan je het vanwege het waardeoordeel beter niet noemen. Voor je het weet is deze lieve ober of ‘te dom om te ertoe te doen’ of ‘moet die gered worden van het waardeoordeel van dom zijn’ terwijl er niets te redden valt in een verder gelukkig en goedlopend leven.

Heeft dit personage vanwege een lager IQ zodanig veel moeite met dingen onthouden of met hoofdrekenen dat het daardoor als ober in de knel komt met afrekenen of bestellingen rondbrengen, dan is het het noemen waard, omdat het personage er zelf last van heeft. Maar dan heb je dus ook een passend conflict om uit te werken.

Als het dan wel uitmaakt: het Riketeffect

Zodra je personage wel in de knel komt met een minder gewenst kenmerk, moet je als eerst kijken naar de 1-10 schaal waarop het kenmerk daadwerkelijk een hinder vormt. Controleer goed of die schaal nog past in je context. Iemand met een 3 op de schoonheidsschaal moet je geen model proberen te maken, dat komt enkel geforceerd over.
Maar stel dat onze Romeo merkt dat hij met zijn 4 niet mooi genoeg is om indruk te maken op Julia en dat ook echt zo is: Julia vindt hem lelijk en kan zich daar niet overheen zetten. Gelukkig kan je Julia zodanig goed en realistisch uitwerken (hint!) dat ze niet zo’n wicht is dat ze Romeo daardoor geen blik waardig keurt. Als Romeo dan de kans krijgt om te laten zien dat hij wel grappig, behulpzaam, empathisch is. Alles wat Julia’s ex Zacharias die haar zonder pardon dumpte om in New York een modellencarrière na te jagen niet was. Dan kan Julia alsnog op (deze) Romeo vallen. Lekker cliché, zo oud dat die premisse zelfs in een eeuwenoud sprookje voorkomt: dat van Riket met de kuif. Dit ‘Riketeffect’ is een belangrijke les voor je schrijftechniek als je met waardeoordelen gaat werken: als iets wat er echt toe doet en wat wenselijk is uiteindelijk op de voorgrond komt en dat goed uitwerkt, doet het minder wenselijke aspect er niet meer toe, zonder dat je je in allerlei gekke bochten hoeft te wringen, of geforceerd of politiek correct hoeft te schrijven.

Foto door Jorge Zapata op Unsplash.

De naam van je personage

Je lezer maakt vaak kennis met je personage via diens naam. Daarom is die veelbetekenend en moet je er goed over nadenken, maar overdenken is ook een kunst. Hoe kies je een goede naam uit voor je personage?  

Een naam uitkiezen

Schrijvers hebben de neiging om intensief over de naam van hoofdpersonages na te denken. Is de naam wel stoer, net zoals deze krijger met een overvloed aan spieren? Ken ik al iemand met die naam? Zal ik hem naar mijn oom vernoemen? En iedere zichzelf respecterende (fantasy)schrijver vergeet niet te dubbelchecken wat de betekenis van de naam is… De valkuil van een naam uitkiezen voor je personage is dat je het zowel kan onderschatten als overdenken.

Associaties bij bepaalde namen

Je kan er niet omheen dat sommige namen associaties met zich meebrengen. Zo is Jan niet overtuigend voor de naam van je alfaman: het is een echte huis-tuin-en-keukennaam. Denk ook aan iets als de afkomst van bepaalde namen, of beroemdheden die dezelfde naam dragen. Zo zie je bij Yoshi geen blonde Hollander voor je, maar denk je aan een Japanner, zo niet óók aan het personage van Nintendo. (Terwijl de naam Yoshi de ‘Jan van Japan’ is).

Op een soortgelijke manier is Luna een naam waarvan de meeste mensen weten dat het maan betekent. Die naam wordt dan ook vaak gebruikt voor de meer spirituele of mysterieuze vrouwen en meisjes. Het kan de lezer dan (meer dan) de nodige moeite kosten om te schakelen naar jouw boerenmeid met een grote mond.
Als je weet dat bepaalde hardnekkige associaties op de loer liggen, wees dan alert.

  • Jouw mysterieuze Luna wordt een dertien in een dozijn en daarmee makkelijker een cliché.
  • Jouw grofgebekte boerenmeid Luna wordt door de hardnekkige andere associatie – zonder echte reden!- bijna ongeloofwaardig.

Symboliek en betekenis

Vanwege de aanname dat personages regelmatig een symbolische naam hebben, is het de moeite waard om rekening te houden met de betekenis of de mogelijke symboliek.  
Zo kan het opvallen dat twee zussen Madelief en Fleur heten: twee bloemennamen. Zijn dit wat zachtere meisjes? Bedoelden de ouders daar wat mee?
Maar bij een naam als Ikaika vraag je er bijna om dat de lezer er iets achter zoekt. Zeker bij fantasyverhalen verwachten de lezers zowat dat de -vaak wat ‘mysterieuze’- naam symbolisch is bedoeld. Als Ikaika (sterk) de lafaard van je verhaal blijkt te zijn, is het wachten op: “Kon je geen betere naam bedenken?”
Maak het echter niet te ingewikkeld. De namen Jan en Piet zijn zo ingeburgerd dat niemand bij de betekenis stil zal staan.

Zo wordt zoeken naar een balans voor een naam met symboliek (en/of de mate daarvan) lastig, want waar ligt de middenweg? Je sterke personage kan best Leo heten, maar dan bedenk je je dat die symboliek overduidelijk is: Leo betekent leeuw en een leeuw is sterk. Die symboliek is nog nóóit gebruikt…
Een woordenweb kan uitkomst bieden. Kijk welke woorden er in je opkomen die passen bij je personage of het plot van je verhaal. Kracht, moed, sterk, beer, krijger… Met zoveel woorden komen er nog meer namen bovendrijven: daar zit vast iets passends bij.

Hoe klinkt de naam?

Spreek een naam ook een paar keer hardop uit, zodat je hem kan ‘proeven’. Neem Kai. De een vindt die naam stoer, de ander vindt hem snauwerig. Maar schattig past er niet bij. Zo kan je testen of de naam oké is, zowel symbolisch, als voor je eigen oren. Je moet niet moe worden van het schrijven omdat je steeds opnieuw die lelijke naam moet typen…

Vraag het je personage

Als je je personage zo goed kent, dat je met hen kan ‘praten’, kan je ook een experiment uitvoeren: kies een naam waarvan je weet dat die voor geen meter bij je personage past. Zadel stoere Kai op met Jip en hij zal die naam vreselijk vinden. Op de vraag hoe hij dan liever zou heten, antwoordt hij waarschijnlijk met ‘Kai’ of ‘Dave’. Je kan het kiezen van een naam ook aan anderen overlaten en je personage mag ook zelf blij zijn met diens naam 😉.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Waldemar verkregen via Unsplash.

Het favoriete boek van je personage

Als schrijver vind jij boeken leuk, maar jouw personage misschien ook wel. Wat zegt dat over diens karakter en voorkeuren?

Fictie en non-fictie

Leest je personage het liefst fictie of iets waar het iets aan heeft? Als je personage vooral non-fictie leest, kan dat een teken zijn dat het hard werkt, hongerig is naar kennis of iets concreets nastreeft. Boeken met titels als Zo word je snel rijk of Zo klim je naar de top laten weinig aan verbeelding over. Maar wat zegt het als je personage vooral non-fictie leest over iets als psychologie? Zit het dan met zichzelf in de knoop of is het gewoon geïnteresseerd in de menselijke geest? Hoe dan ook, deze kennis kan je in je verhaal gebruiken. Als weerspiegeling van feitelijke interesse of als hint voor een plottwist. De moordenaar las niet over giftige paddenstoelen omdat hij op survivalweekend wilde… 
Ga liever niet in op wat het favoriete fictieve genre van je personage is: er bestaan hardnekkige vooroordelen over het lezerspubliek dat bepaalde genres aantrekken. Als jouw heldin graag romantische verhalen leest, dan kan je er de donder op zeggen dat jouw lezer denkt dat haar liefdesleven zo goed als niet-bestaand is. En horror wordt uiteraard alleen gelezen door in het zwart geklede tieners met lange haren. Zo krijgt jouw lezer geen mogelijkheid om een eerlijk beeld te vormen van jouw personage en wordt het al snel tot cliché gereduceerd. Schrijf in plaats daarvan over hoe boeken invloed hebben op het leven van het personage. 

Invloed van boeken

Lezen is vermakelijk, maar intensief lezen kan ook andere gevolgen hebben. Drie daarvan zijn handig om in overweging te nemen om een beeld van je personage te kunnen vormen. Wie weet, zelfs ook om het plot mee in te vullen. 

Nostalgie: voor als je personage die-hardfan is van een bepaald boek. Iemand die in de jaren negentig ondersteboven was van Harry Potter, kan dat nu nog steeds zijn. In zoverre dat de ontmoeting met de wederhelft gebeurde in de rij voor het nieuwste deel bij de boekenwinkel of dat diegene (nog steeds) denkt dat de boeken perfect zijn en er niet meer objectief ernaar kan kijken. Of het nu directe invloed heeft of een leven, of het mijmeren over vroegere tijden betreft, uitzonderlijke nostalgie heeft vrijwel altijd invloed op je personage. Het is een fantastisch middel om een conflict mee in gang te zetten. “Jij en je ‘vroegah’ altijd. Mijn leven nu is dat jouwe van toen niet. Heb eens wat meer empathie!”
“Alleen omdat ik Harry Potter niet leuk vindt, val ik jou niet meteen persoonlijk aan…”

Wereldbeeld: als je vaak (dezelfde soort) boeken leest, kan dat je hele blik op de wereld veranderen. Zoals het idee dat iedere vrouw altijd met een knappe man eindigt, net als in de romantische verhalen. Of dat als je maar doorzet, je altijd een goede uitkomst kan verwachten: negen van de tien keer is dat het geval voor de held van het boek. Maar niet iedereen eindigt in een relatie en het leven kan ook gewoon hard zijn: dat houdt zich soms nu eenmaal niet aan de drie-aktenstructuur. Als je personage veel (van dezelfde soort) boeken leest, is het onvermijdelijk dat die het wereldbeeld veranderen. De vraag is alleen in welke mate. Ga eens na of boeken jouw personage (te veel) hebben veranderd. Als dat zo is, komen er misschien tot dan toe onontdekte overtuigingen, ambities en verstopte onzekerheden van je personage bovendrijven. 

Intelligentie: lezen vergroot de woordenschat en de algemene kennis. In hoeverre is jouw personage zodanig ‘boekenslim’ dat dat uitwerking heeft op het dagelijkse leven, of de carrièrekansen? 

Wat zegt het personage zelf?

“Wat is je favoriete boek en waarom?” is een vraag die je ook aan je personage zelf kan stellen, als je al in de fase bent beland dat je personage zodanig realistisch voor je is dat je ermee kan ‘praten.’ Jij bent een schrijver, de personage de lezer: met een onderwerp dat jullie beide interesseert, komt er vast goede gespreksstof bovendrijven!  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Clay Banks via Unsplash

De ideale bruiloft van je personage

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. De ideale bruiloft kan je over verschillende zaken veel inzichten geven.

Waarom eigenlijk?

Wat is de voornaamste reden dat je personage wil trouwen en het niet bij (geregistreerd) partnerschap laat? Heeft dat religieuze redenen? Is het die typische meisjesdroom van de witte jurk? Droomt de bruidegom van een feest dat zijn weerga niet kent of is het een feest van liefde? Of is er een bruiloft ‘omdat het zo hoort’ in een leven van huisje-boompje-beestje?
Meestal zijn er meerdere factoren in het spel en als je weet welke dat zijn geeft je dat een beeld van wat de moralen van je personage zijn als het om de wat grotere zaken in het leven gaat.

De genodigden

Wie wordt er uitgenodigd op deze bijzondere dag? Alleen de getuigen en is de dag helemaal niet zo spectaculair? Komt het hele dorp op het dorpsplein bij elkaar? Is het een feest voor alleen familie en vrienden of worden er ook collega’s uitgenodigd? Wie zijn de daggasten en wie mag er alleen op de receptie komen?
Deze vragen kunnen je een beeld geven van de grootte van de vriendenkring, wat de verhouding is tussen twee personages onderling (ammenooitniet komt oudtante Beppie op mijn bruiloft: alles wat ze doet is roddelen en zeuren: ze zou het hele feest verpesten!) en of je personage bijzondere momenten liever in een kleine kring viert of dat het liefst met de hele wereld deelt. Dat kan handig zijn om te weten als je personage in de problemen komt. Als het met veel mensen intiemere momenten deelt, is de kans groot dat het ook aan veel mensen hulp vraagt. Handig om te weten voor het bepalen van het centrale conflict en de bijbehorende obstakels!

Kosten

Wat mag het kosten en waarom (niet?). Bekijk ‘het’ hier wat breder: de bruiloft als geheel, maar ook de afzonderlijke elementen. Waarom wordt er meer besteed aan de catering dan aan de DJ of andersom? Is de jurk zoals het cliché misschien doet vermoeden het duurste van alles, of komt de bruid in een mooie avondjurk zodat de duizend euro die ze daarmee bespaart naar duurdere trouwringen kan gaan? Ga zo eens een lijstje af van alles wat in je opkomt dat bij een bruiloft komt kijken en of je zo conclusies kan trekken over wat je personage siert of belangrijk vindt.

Planning

In hoeverre wil je personage alles of bepaalde zaken helemaal uit handen geven of juist helemaal tot in detail helemaal zelf doen bij diens bruiloft? Natuurlijk is de gemiddelde bruiloft wel iets anders en ook belangrijker dan een uitje met familie plannen, maar als je personage een overduidelijke controlefreak, een onverholen chaoot of compleet zorgeloos is, komt dat nu wel bovendrijven. Kijk goed of deze eigenschappen het centraal conflict veranderen.

Als het misgaat

Op elke bruiloft gaat er wel iets mis. De vraag is alleen wat en in welke mate. Hoe dan ook is het de moeite om te kijken hoe je personage op deze ‘mooiste dag van je leven’ omgaat met iets wat fout gaat. Haalt het de schouders op en beseft het dat er altijd wel iets kleins misgaat? Of huilt Bridezilla alles bij elkaar als de aandacht twee tellen op iemand anders is gericht?
En als er iets écht misgaat, hoe reageert je personage dan? Herinnert het zich de hele bruiloft dan als verpest, of is het een donkere schaduw aan het begin van een verder mooi huwelijk? Geeft het anderen de schuld of is het wat het is?

Natuurlijk maakt de ernst van de tegenslag verschil, maar desondanks kan de ‘fout van de bruiloft’ een goede indicatie geven van de weerbaarheid en veerkracht van je personage. Onmisbaar om weet van te hebben tijdens het schrijven van een goed verhaal!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Jeremy Wong Weddings via Unsplash.

Tegen welk onrecht staat je personage op?

Als je een personage gaat schrijven, biedt een personagebiografie een handig overzicht van diens doen en laten en geschiedenis. Kijk eens wanneer je personage opstaat tegen onrecht.

Gedreven door moraal of moed?

Onrecht komt voor in allerlei soorten en maten. Onrecht is zodanig divers dat je domweg niet actief kan opstaan tegen ieder onrecht dat je ziet. Daarom kies je enkele doelen waar je je voor in wil zetten. Maar waarom verkies je dan Unicef boven het WNF, of juist andersom?
Of, meer vertaald naar het dagelijkse leven: waarom trek je wel je mond open als iemand een oude dame zou uitschelden, maar ben je misschien voorzichtiger als er iemand in het volle daglicht in elkaar wordt geslagen?

Ten behoeve van de uitwerking van een personage kan je ‘opkomen voor onrecht’ onderverdelen in moraal en moed.
Opkomen vanwege een moraal is iets waarvan je personage zegt: je kan heel wat bij me flikken, maar dít niet. Of: dit vind ik gewoon ontzettend belangrijk. Dan komt er nog moed bij kijken: waarom komt je personage ook daadwerkelijk in actie? Of misschien liever gezegd: wanneer of op wat voor manier durft het dat ook te doen? Opkomen voor onrecht is niet altijd zo vanzelfsprekend als dat misschien lijkt of hoort te zijn.

Wat is de geschiedenis en het moraal?

Komt je personage op voor mensenrechten of toch eerder voor dierenrechten als het zou moeten kiezen? Kijk eerst wat er in je opkomt als je bedenkt waarvoor je personage echt een vuist zou maken. Schrijf dat op en kijk wat je daar – al dan niet symbolisch –  achter zou kunnen zoeken: je personage komt op voor dierenrechten omdat het niet zo op mensen heeft. Dat kan zijn omdat je personage van zichzelf wat minder sociaal is, of omdat het eindeloos vaak door mensen is teleurgesteld.

Kijk ook naar het moraal van je personage. Wat vindt het belangrijk?
Neem de vrijheid van meningsuiting. Als je personage daarvoor uit wil komen, is het dan de mond gesnoerd door anderen? Of is dat in diens ogen – als levenslange ambassadeur van Amnesty International –  een belangrijk onderdeel van universele mensenrechten?
Een gedachtegang achter een moraal onderzoeken is erg belangrijk. Het kan het verschil zijn tussen “Vrijheid van meningsuiting betekent dat ik mag zeggen dat ik de islam een gevaarlijke religie vind en dat ik daarom wil dat moskeeën sluiten.” en “Vrijheid van meningsuiting is óók vrijheid van godsdienst, hoe durf je zelfs maar te opperen om moskeeën te sluiten!”

Als je op deze manier het doen en laten en de geschiedenis van je personage gaat onderzoeken, is er onder het mom van ‘onrecht’ een schat aan informatie over je personage te ontdekken.

Wat is de situatie?

Je komt heel wat makkelijker in actie als je weet dat je zelf relatief veilig blijft als je tegen onrecht opstaat. Het is makkelijker om de slungelige, puisterige tiener op zijn scheldpartij naar oma aan te spreken dan de gemeen uitziende spierbundel.
Probeer een ‘lijn van moed’ te bepalen voor je personage: hoe snel kan een personage beroep doen op zijn moed? Op twee schalen van een tot tien, hoe ernstig moet het onrecht zijn en hoe veilig mag de situatie zijn voor de held voordat hij zich uitspreekt tegen onrecht?
Dat is belangrijk om een gevoel bij te hebben: zo kan je een centraal conflict en de bijbehorende comfortzone bepalen die passend en logisch zijn voor de heldenreis. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Hannah Busing via Unsplash.