Proeflezers inschakelen doe je liever te vroeg dan te laat. Het is zelfs waardevol om ze al in te schakelen als je de allereerste versie van je eerste hoofdstuk hebt geschreven en net uit de schrijversflow komt. Want in je eerste enthousiasme en de tekentafelfase is je blinde vlek voor een aantal belangrijke zaken vaak het grootst.
De schrijversflow en de tekentafel
De allereerste fase van het schrijven is fantastisch. Je bent nog vol van dat moment waarop je wist: ‘ik ga schrijven!’ en dan volgt de tekentafelfase waarin je in een schrijversflow talloze ideeën neerkrabbelt die nog op elkaar aansluiten ook! Uiteindelijk staat de basis van je personages, de drieaktenstructuur en je verhaalthema. Voordat je verder snelt met nog meer uitwerkingen is het verstandig om hoofdstuk 1 te schrijven en dat op te sturen naar een aantal proeflezers.
Het belang van hoofdstuk 1 voor schrijver en proeflezers
Niet iedere schrijver begint het schrijven van hoofdstuk 1, maar het is wel verstandig om een eerste versie daarvan naar proeflezers op te sturen. Net zoals een redacteur in de eerste regels of alinea’s een indruk krijgt of je verhaal het verder lezen waard is, doet de lezer dat ook. Gelukkig is die doorgaans wat geduldiger, maar evengoed wil die ook van begin af aan het idee krijgen dat het verhaal fatsoenlijk van start gaat. Anders gezegd: dat het geen drie hoofdstukken of dertig pagina’s gaat duren voordat het überhaupt duidelijk is wat er in het het verhaal gaat gebeuren.
En omdat jij als schrijver het complete plaatje al voor je ziet, is de kans aanwezig dat je de lezer niet de context, hints of kennis geeft die nodig zijn om een goede eerste indruk achter te laten.
Het is heel leuk als je in hoofdstuk 1 al een puzzelstukje voor plottwist kan geven dat in hoofdstuk 7 terugkomt. Maar als je lezer nog geen idee kan hebben van het algemene verhaal, laat staan van de plottwist, dan gaat dat zijn doel voorbij. Maar de kans is groot dat jij met je gedachten al bij die plottwist bent, omdat je zo druk bent met alles nog verder uitwerken. En dan krijg je een blinde vlek die alleen proeflezers kunnen opmerken.
Overweeg dus om je proeflezers al na dit eerste hoofdstuk op te sturen: het voorkomt onnodig veel schrappen later in het schrijfproces.
Hoe lang moet je eerste hoofdstuk voor de proeflezer zijn?
Zeker als je net gaat beginnen met schrijven, heb je nog geen realistisch idee van het woordenaantal van je boek of je hoofstukken. Dus hoe lang is dit ‘hoofdstuk 1’ dat je aan je proeflezers doorstuurt? Dat ligt er vooral aan wat je genre en je schrijfstijl zijn.
Bij een genre met veel worldbuilding, heb je de eerste pagina’s nodig voor een goede situatieschets van de papieren wereld. Dan is 1000 woorden helemaal niet zo veel: je personage moet immers ook nog aan bod komen. Schrijf je echter een roman, romantisch verhaal of feelgood, dan is 1000 woorden véél te lang om slechts je personages te introduceren.
Voor de schrijfstijl geldt hetzelfde idee. Schrijf je recht voor zijn raap, dan kun je in 1000 woorden een heel eind komen voor het eerste hoofdstuk, ben je van het meer poetische waarbij sfeeromschrijvingen voorop staan, dan ben je met een paar honderd woorden misschien net begonnen.
Maar ongeacht hoe veel of hoe weinig woorden je nodig hebt voor een goede introductie, hier is een vuistregel:
Binnen 1000 woorden moet je een globale introductie van je verhaal en personages hebben. Binnen 3000 woorden moet je lezer het gevoel hebben dat het verhaal al van start is gegaan.
Een introductie van je verhaal en personage is zoveel als: dit is er aan de hand in deze fictieve wereld en de personages gaan zich daar op deze manier in bewegen.
Het verhaal is van start betekent: je leest niet meer alleen maar over het hoe en wat van de wereld en je personage. Er gebeurt al iets dat om actie-reactie vraagt. Het voorstelrondje is voorbij, nu moeten je personages aan het werk.
Wat moet de proeflezer na het eerste hoofdstuk kunnen terugkoppelen?
Je hebt een lijstje met standaard vragen voor proeflezers. Als je feedback vraagt over hoofdstuk 1, dan komen daar nog de volgende vragen bij:
– Kun je je een voorstelling maken van de aankomende heldenreis van de personages?
– Is eventuele worldbuilding voor nu(!) genoeg om je een voorstelling van de wereld te maken (want infodump ligt op de loer!)
– Wat denk je dat het (mogelijke) verhaalthema is?
– Is het duidelijk wat er op het spel staat of kan gaan staan?
– Is het personage al iets meer dan een stuk karton? Lees: heb je op zijn minst een idee welk archetype dit personage is? Of heb je desnoods een lichtelijk(!) cliché beeld wat voor iemand dit is? (Ja, een lichtelijk cliché beeld. Als je personage van begin af aan super cliché is, is het evengoed weer net een stuk karton.)
Je hebt in hoofdstuk 1 niet voldoende ruimte om alles al te ‘verklappen’. Dat hoeft ook niet, anders wordt je boek inhoudelijk te magertjes. Maar je moet al wel iets waardevols kunnen beloven. Deze vragen geven je daarbij een houvast.
Het lezerscontract: zou je hiervoor tekenen?
Als laatste controle leg je de proeflezer na hoofdstuk 1 de volgende vraag voor:
Stel: ik leg je een contract voor waarin je belooft dat je het straks voltooide verhaal gaat lezen. Ben jij op basis van hoofdstuk 1 bereid om bij voorbaat al een X aantal kostbare uren van je tijd op te offeren als dit boek straks helemaal af is?
Belooft hoofdstuk 1 nog te weinig waardevols, dan zal je proeflezer niet willen tekenen. Dan moet je dat ‘contract’ dus aan moeten passen. Maar als je hoofdstuk 1 goed uitwerkt, dan zal je proeflezer staan de popelen om te tekenen. Natúúrlijk offert die straks wat uren voor op voor je boek. Sterker nog, kan jij als schrijver niet wat vaart maken?
Dan is het goede begin gemaakt.










