Schrijfoefening: het subplot van het butterfly-effect

Het butterfly-effect is dat verhaal dat gewoonweg belachelijk klinkt als je alleen het begin en het einde ervan benoemt. Als het drie jaar geleden op 5 september niet geregend had, had ik nu geen prijs gewonnen. Er zitten talloze schakels tussen dat begin- en eindpunt in die dat ongelooflijke verhaal alsnog aannemelijk of zelfs realistisch maakt. Maar dan heb je het nog steeds over de rode draad in het verhaal. Zelfs op de achtergrond kunnen er details van groot belang zijn die niet zozeer in het butterfly-effect terugkomen, maar die er wel mee te maken hebben. En dat kan handig zijn om in je opschrijfboekje eens uit te proberen.

Startcasus voor een butterfly-effect

Laten we voor het overzicht eens beginnen met een casus van een butterfly-effect, anders wordt deze oefening een groot zooitje.

Marian gaat naar een sportwedstrijd en ontmoet daar iemand. Na een praatje met de vreemdeling wordt ze geïntroduceerd aan Jonathan, die geschiedenis studeert, omdat de vreemdeling denkt dat ze we iets gemeen hebben. Marian en Jonathan kijken samen een documentaire de zonnekoning en dat inspireert Marian om Frans te leren. Drie jaar later gaat Marian op vakantie naar Zuid-Amerika, krijgt een kamergenoot uit Wallonië in het hostel, ze is verrast daar iemand te ontmoeten die Frans spreekt, een gesprek wordt aangeknoopt de vonk slaat over en voilà: Marian en Guillaume trouwen zes jaar later.

Als Marian als tiener niet naar de sportwedstrijd was gegaan, was ze een klein decennium later niet getrouwd.

Wat zie niet meteen terug?

Het is logisch dat je in dit verhaal bijvoorbeeld niet terugziet hoe Marianne als ze Frans gaat leren, ook een leraar Frans heeft. Of ze die nou mag of niet, maakt niet veel uit, maar in het ‘subplot’ van het butterfly-effect kan het ook weer uitmaken voor het grote effect. Of niet. Kijk maar:

Franse leraarleert Mariandus Marian ‘openingszin’ Marian reactie Guillaume
is goedvlot en goed Frans spreekt makkelijk en vertrouwd Frans een vlot gesprek over de reis in Zuid-AmerikaHé, we gaan gezellig kletsen
is grof in de mondeen arsenaal aan scheldwoordenvloekt voortaan in het Frans‘Merde!’ als ze haar teen tegen haar koffer in de slaapzaal stootHé, spreek jij Frans?
is een romanticusliterair, chic en romantisch Franskomt intellectueel en chic over Lees jij ook Victor Hugo? Ben je al ver?Heb je Franse literatuur gestudeerd?

Maakt dit een verschil voor de hoofdlijnen van het grotere butterfly-effect? Nee. Kan het gevolgen hebben voor het latere plot? Nee. Misschien wordt een enkele dialoog er anders door, of je krijgt een eerste date in een chique restaurant of juist een simpele sportwedstrijd. Maar de grote lijnen van het plot zullen niet zo snel veranderen.

Een kennismaking die je niet dacht nodig te hebben

Wat maken deze details zoals die van het karakter van de Franse leraar dan nog uit? Als je nog een plot in de steigers moet krijgen, schiet je er niet veel mee op. Je kan er waarschijnlijk geen subplot mee maken. Maar deze informatie die achter de schermen duidelijk wordt kan wel degelijk van toegevoegde waarde zijn. Denk aan belangrijke karaktereigenschappen die een personage kan of zelfs moet hebben. Marian heef bijvoorbeeld een bepaalde assertiviteit nodig als ze Frans spreekt, wil ze Guillaume ooit aanspreken. Maar als ze vloekend haar teen stoot, is dat geen show don’t tell die je daarvoor nodig hebt. Dan zou Guillaume evengoed degene kunnen zijn van de twee die het gesprek begint en gaande houdt, terwijl Marian met een hoofd als een biet antwoorden op zijn vragen geeft. Staat er in de personagebiografie dat Marian assertief is van zichzelf, dan is deze scène niet nodig.

Zo kan je het van een subplot butterfly-effect gebruiken om verder te onderzoeken wat je personage kan, moet doen, hoe het zich moet ontwikkelen wat daarbij past. Natuurlijk geldt dat ook voor bepaalde plotpunten. Het kan een diepere duik geven in de vraag: ‘Waarom is iets zoals het is?’

Het is, zo je wil: een omgekeerde infodump 2.0. waar je in de val kan trappen om de overvloed aan informatie uit een personagebiografie allemaal te delen, omdat je wil dat de lezer het weet. Je moet die informatie zeker tot op zekere hoogte delen, maar dan moet die informatie er wel zijn. En soms heb je een bepaalde kennis nodig, zonder dat je ooit verwachte die informatie nodig te hebben. Het kan dan een hele kluif zijn om in het al goed uitgewerkte en soms ingewikkelde plot nog even gauw een karaktereigenschap of een scène te verzinnen.

Kijk dan of je een subplot in een bepaalde schakel van het butterfly-effect in je plot kan vinden. Probeer eens wat opties uit en schrijf ze ook uit, hoe ver je ook afwijken van het originele plot, of hoe nutteloos ze misschien ook lijken, zo niet zijn. Zodra je vastloopt in het schrijven van je plot, of het verkennen van je personage, is het belangrijk om te zoeken naar de oorzaak zonder dat het het doek moet zijn om dat probleem ook meteen op te lossen: je wil geen mentaal writersblock.

De kern van het plot

Deze oefening kan je ook helpen de kern van het plot te bepalen. Er is altijd een rode draad in het plot, net zoals er subplots zijn. Maar soms zijn personages of plots zo verweven of complex dat het lastig kan zijn om te bepalen wat er nu echt de drijvende kracht achter het verhaal is. Hou de regel van actie-reactie dan eens naast je plot en bekijk het eens als een butterfly-effect. Ze je een aantal ‘subbutterfly- effecten?’ Kijk dan eens of je die weg kan laten of de details die je opmerkt kan gebruiken om een scène te verrijken. Achter de schermen of ervoor.

Foto door Alfred Schrock on Unsplash

Een tijdlijn maken voor je verhaal

Een tijdlijn maken is ontzettend belangrijk als je een verhaal gaat schrijven. In je verhaal gebeurt niet alles chronologisch en dan is het fijn als je een overzicht maakt van wanneer wat gebeurt. Zelfs als alles netjes van A naar B gaat, kan je een fijne houvast hebben aan een tijdlijn.

Waarom schrijf je een tijdlijn?

Als je een verhaal schrijft, maak je meestal een ruwe schets van gebeurtenissen. Daarin staat de rode draad van het verhaal, maar ook nog wat andere gebeurtenissen om het verhaal wat meer inhoud te geven. In die andere kortere verhaallijnen kunnen dingen voorkomen die de rode draad beïnvloeden en daarmee invloed hebben op de tijdlijn. Neem een huisje-boompje-beestje verhaal. Het stel wordt verliefd, gaat trouwen en krijgt een kindje. Als je deze volgorde aanhoudt in het verhaal, lijkt het in eerste instantie moeilijk om de (chronologische) draad kwijt te raken.

Voorbeeld: makkelijk de chronologische draad kwijt

Het stel trouwt in december 2018 en jij hebt bedacht dat het na de huwelijksnacht meteen raak is. Het kindje zou dus in september geboren moeten worden. Zo heb je je rode draad bepaald. Maar later in je uitwerking bedenk je dat een vriendin tegen de bruid zegt: “Zou je wel meteen beginnen met proberen zwanger te raken? Jullie hebben een superavontuurlijke en lange huwelijksreis gepland! Als het meteen raak is, zit je daar in aan de andere kant van de wereld met ochtendmisselijkheid…”
“Daar zit iets in…”
Je schuift de geboorte van het kind op en het kindje wordt niet in 2019, maar in 2020 geboren. Dat geeft al meteen een hele andere kraamtijd voor moeder, met een lockdown: moeilijkere regels voor bij de echo, minder bezoek in de kraamtijd…

Personagebiografie als houvast

Qua jaartal is 2020 een redelijk extreem voorbeeld, maar je ziet waarschijnlijk wel dat iets opschuiven een groot gevolg kan hebben. Om niet in de knoop te raken met jaartallen, leeftijd en levensloop, is het verstandig om je personagebiografie als houvast te gebruiken. Geef je personages allemaal een exacte geboortedatum. Niet: “ergens in de jaren tachtig”, maar: dd-mm-jjjj. Dan weet je bijvoorbeeld ook: Dochter is in 2000 25 jaar oud, Vader is dan 65. Als dochter dan in 2003 bevalt, is Vader net een jaartje met pensioen.
Dat is best handig om te weten. Opa zal een stuk makkelijker kunnen oppassen als hij niet aan het werk is.

Tijdlijn en het butterfly effect

Als je een tijdlijn hebt die je goed bijhoudt, voorkom je een verkeerd butterfly-effect.
Het butterfly-effect komt in elk verhaal in meer of mindere mate voor. Als je zomaar iets opschrijft betreffende de verstreken tijd of het jaartal, is het onvermijdelijk dat je vroeg of laat iets opschrijft wat in je tijdlijn niet meer klopt. Bijna alles heeft een samenhang of een oorzaak en gevolg. Zeker wat betreft de rode draad in je verhaal of belangrijke subplots, moet je er alert op zijn dat je weet waar je eventuele dingen verandert.

Als je bewijs wil hebben hoe een kleine verandering in de tijd grote gevolgen kan hebben voor de toekomst, moet je de filmklassieker ‘Back to the future‘ maar eens kijken.

Tijdlijn en de algemene geschiedenis

Als je schrijft over een ‘hoofdstuk in de geschiedenis’ dat al voorbij is, kun je daar je voordeel mee doen. De Tweede Wereldoorlog is daar een goed voorbeeld van. Je kan de geschiedenisboeken gebruiken om bepaalde historische gebeurtenissen als ijkpunt te nemen en aan de hand daarvan een personagebiografie aan te passen of zelfs te maken.

In Nederland duurde de oorlog van 1940 tot en met 1945. Dat is een tijdsbestek van vijf jaar. Kinderen en jongeren uit die tijd hebben dus een groot deel van hun leven of tijdens een belangrijk moment van hun ontwikkeling de oorlog meegemaakt. Een geboortejaar kan een belangrijk verschil uitmaken voor de invulling van hoe iemand de oorlog meemaakt. Wat voorbeelden:
1875: je bent 65, in die tijd hoogbejaard. De kans is heel klein dat je het eind van de oorlog meemaakt. Wat doet dat met je mentale toestand als je je daar bewust van bent?
1925: je wordt negentien in 1944. In het heetst van de strijd wordt je opgeroepen voor het leger, waardoor je in levensgevaar kan gaan verkeren.
1927: je wordt negentien in 1946. Hoewel je slechts twee jaar jonger bent dan het personage hierboven, is de oorlog over zodra de dienstplicht zou gelden en hoef je dus niet naar het front, met alle bijkomende mogelijke gevolgen.
1933: je bent zeven tot en met twaalf jaar als het oorlog is. Je bent inmiddels oud genoeg om de hele oorlog bewust mee te krijgen.
1944: je wordt geboren in de hongerwinter. Je herinnert je later niets van de oorlog, maar door de hongersnood kan je wel een groeiachterstand hebben gekregen. Dat kan van invloed zijn op de manier waarop je (lijf) verder ontwikkelt.

Voor het verhaalthema kan je tijdlijn dus ook van groot belang zijn. Het maakt voor je personage veel uit of hij drie of drieëntwintig jaar is in 1943. Dat is het verschil tussen ‘oorlogsgeheimen in een familie waar je hoofdpersonage later pas achter komt’ of ‘traumaverwerking’.

Tijdlijn en plottwists schrijven

Vanwege het eerder genoemde butterfly-effect is het ook belangrijk dat je weet welke gebeurtenissen een samenhangende oorzaak en gevolg hebben. Zeker bij een plottwist. Een plottwist gaat erom dat er ‘opeens’ iets anders gebeurt dan de lezer verwacht. Maar dat opeens komt wel op een bepaald/ specifiek moment. Omdat je moet weten welke puzzelstukjes je aan de lezer geeft, moet je ook weten wat je al voor informatie hebt weggeven en welke niet. Een tijdlijn kan hier ook houvast voor bieden. Een onverwachte zwangerschap met de uitgerekende datum in september betekent dat je tijdens oud en nieuw nog niets van de zwangerschap weet. Dus dan gaat de vriend van de aanstaande ouders geen nieuwjaarswensen geven: “Dat het maar een mooi jaar mag worden met het uitgebreide gezin.” Dan weet je dat je ergens in maart je personage hints kan laten geven.

Schrijfoefening: het butterfly-effect creëren

Een butterfly-effect is interessant om te lezen en nog interessanter om te schrijven. Je leert er personages en omstandigheden door kennen. Voor je het weet, heb je uit het niets een compleet verhaal te pakken!

Wat is het butterfly-effect?

Simpel gezegd is het butterfly-effect een samenloop van kleine dingen die grote gevolgen hebben. Het voelt als een optelsom van een grote reeks van kleine toevalligheden, met grote uitkomsten. (‘Als X niet was gebeurd, was Y ook niet gebeurd. Idioot hè?’) Hier schreef ik daar al eerder over.

Voorbeeld van een butterfly-effect

Als Janine niet tegen Kai was gebotst, waren ze nooit getrouwd geweest.
Kai botst tegen Janine op, en zij laat haar tas vallen. Een dure vaas valt uit de tas en breekt. Als goedmaker biedt Kai Janine een koffie aan. De rest is geschiedenis.

Het butterfly-effect als schrijfonderzoek

Hoe cliché het voorbeeld ook van Kai en Janine ook is, je kan het niet zomaar gebruiken. Het moet kloppen bij je personages of de omstandigheden. Als je íets niet moet doen, is het iets schrijven ‘omdat ik wil dat het zo (af)loopt.’ Ik schreef er hier al over in theorie, we gaan het nu in de praktijk brengen.

Wil deze ‘vlinderromance’ kunnen ontstaan, dan moet er veel goed gaan. We kijken eerst wat er mis kan gaan. Waarom? Omdat het vlindereffect alleen kan plaatsvinden als er meerdere schakeltjes naadloos in elkaar overgaan. Valt er één schakel weg, dan doet het butterfly-effect dat ook.
Wat kan er zoal misgaan in eerdergenoemd voorbeeld?

De ‘verpestende vlinders’ van Janine

Janine heeft een aantal mogelijke omstandigheden die het butterfly-effect kunnen verstoren.

* Janine is zo geweldig rijk dat het niet erg is dat een vaas van driehonderd euro kapot gaat.
* De vaas heeft zo’n grote emotionele waarde dat Janine in plaats van Kai’s koffie te accepteren, ze Kai uit woede een klap verkoopt.
* Janine heeft een sollicitatiegesprek dat zo belangrijk is dat ze geen tijd heeft om zich druk te maken om de vaas.

De ‘verpestende vlinders’ van Kai

Maar ook Kai kan ervoor zorgen dat het hele feest niet doorgaat.

* Kai heeft een vriendin en biedt dus geen koffie, maar een financiële schadevergoeding aan.
* Kai vindt Janine niet knap (wat voor het romantische cliché veel verschil maakt…)
* Kai is verlegen en vindt Janine zó knap dat hij haar geen koffie aan durft te bieden.

Dit zijn eenvoudige voorbeelden. Als je even brainstormt kun je veel meer bedenken.
Hoe kan je hier een happy end van maken?

De vlinders op een rij krijgen

Als je weet welke omstandigheden tegenwerken, draai je ze om zodat ze meewerken. Kies wat je leuk vindt! Bijvoorbeeld:
Janine is qua uiterlijk heel gewoontjes, maar Kai heeft zijn Mary Sue-achtige vriendin net gedumpt. Zijn ex was meer dan prachtig, werd nooit boos, en vond zichzelf heel wat. Janine vloekt luid vanwege de vaas, maar biedt ook haar excuses aan; ze had zelf ook op kunnen letten. Dan weet ik wel wat Kai denkt: Een normale, imperfecte vrouw die fouten maakt en net als ieder mens -behalve mijn ex- een keer boos is als er iets tegenzit. Halleluja!
Nu komen we bij het belangrijke punt van de schrijfoefening. Deze opzet roept nieuwe en interessante vragen op:

* Hoe komt Kai aan zo’n superrijke, knappe en ‘perfecte’ ex?
– Heeft hij een rijke familie?
– Heeft hij een glansrijke carrière als modeontwerper waar supermodellen aan de lopende catwalk voorbij komen?
– Is zijn ex zo’n tut dat Kai het sowieso het maar twee weken met haar heeft uitgehouden? (hé, het is zijn ex hè? 😉 )

* Waarom heeft Janine überhaupt een dure vaas bij zich?
– Doet ze een heitje voor karweitje en brengt ze de vaas namens haar invalide buurman naar zijn familielid?
– Is ze een kunstenares op weg naar haar expositie en heeft ze die vaas zelf gemaakt?
– Werkt Janine bij het crematorium en lijkt het voorwerp op het eerste gezicht een vaas, maar blijkt het later een urn te zijn?

Je keuze maakt een groot verschil. Als Kai een verwend rijkeluiskindje is, is de kans groter dat hij arrogant is. Als hij Mary Sue net heeft gedumpt, zal hij eerder een hekel hebben aan zogenaamd perfecte rijkelui. Als Janine een klusje doet voor wat extra geld, is ze waarschijnlijk armer dan wanneer ze een bekende kunstenares is die haar eigen expositie heeft.
Ga na welke vragen je jezelf kunt stellen en hoe je die kan invullen. Als je dit vaak genoeg herhaalt, leer je uit het niets nieuwe personages en verhaallijnen kennen. Wie weet kun je zo een idee opdoen voor een compleet boek!

Blokjes bepalen voor de schrijfoefening ‘butterfly-effect’

Ik gebruikte een cliché om mijn oefening makkelijk uit te kunnen leggen. Hoe maak je zelf een unieker begin voor een ‘vlinderverhaal’?
Voor het begin van je verhaal (de ‘als’): gebruik je een alledaagse, bijna onopvallende gebeurtenis. Voor het eind van het verhaal (de ‘dan’): gebruik een gebeurtenis die een leven of de wereld verandert.
Voorbeelden om je op weg te helpen:
Als:
* ik de trein had gehaald;
* het niet had geregend;
* ik die euro niet op straat had zien liggen;
* ik dat sms’je had gelezen;
* het restaurant dicht was geweest;
* mijn vriend de vergadering had gemist;
* de zalm bij de vishandelaar niet was uitverkocht;
* de tuinman rozen had geplant in plaats van tulpen;

dan:
* had ik nu geen neefje;
* had ik een ander beroep gehad;
* had ik geen terminale ziekte gehad;
* was ik minister-president geweest;
* was de pandabeer nu uitgestorven;
* waren de banken omgevallen;
* was er nu nog oorlog;
* was er een nieuwe religie ontstaan.

Misschien heb je veel schakels nodig om bepaalde scenario’s te laten werken, maar deze oefening traint in ieder geval je creativiteit. Het dwingt je ook om na te gaan welke dingen aan iets ten grondslag (kunnen) liggen.

Tip: Wie is je ik-figuur?
Een scenario kan al logischer beginnen als je ik-figuur een koning is in plaats van een huisvrouw (of juist andersom, wie zal het zeggen?)

Leeft deze lieve jongen nog omdat in jouw scenario je vriend een vergadering heeft gehaald?


Veel plezier met puzzelen en de schrijfoefening!

Hoe schrijf je over toeval?

Toeval bestaat niet. Dat hoor je vaak. Als schrijver gebruik je toevalligheden wanneer je wilt, als god van je gecreëerde wereld. Totdat realisme om de hoek komt kijken. Lezers haken af als alles moeiteloos gebeurt of jij de omstandigheden een handje blijft helpen. Dat pikken ze alleen bij Guus Geluk uit de Donald Duck strips. Toch zal je toeval nooit helemaal kunnen omzeilen. Hoe vind je de balans?

Een uitleg van het butterfly-effect

Het butterfly-effect is het verschijnsel dat iets bijna onmerkbaars gigantische gevolgen kan hebben; de vleugelslag van een vlinder veroorzaakt uiteindelijk een orkaan. Het is een rijtje van waardoor…waardoor… waarbij elke actie steeds een groter effect heeft. Uiteindelijk komt het neer op een reeks aan toevalligheden.
Een voorbeeld van een verhaal met een butterfly-effect:
Als Dirk zijn telefoon naast het bed had opgeladen, had zijn moeder nog geleefd. Hoezo? Ze belde midden in de nacht naar Dirk omdat ze zich niet goed voelde. Een paar minuten later, vlak voor ze 112 wilde bellen, stortte ze in. Omdat Dirks telefoon in zijn woonkamer lag, hoorde hij de eerste oproep niet, waardoor zijn moeder overleed omdat er geen hulp arriveerde. Het butterfly-effect heeft meestal meer ‘tussenstations’, maar een bijna onmerkbaar gegeven aan het begin heeft opvallend grote of opmerkelijke gevolgen.

Toeval in het echte leven

Mijn grootste persoonlijke ervaring met toeval:
Toen mijn broer in Japan studeerde ging ik hem opzoeken. Ik was in Osaka, in een restaurant waar men hoge pannenkoeken serveerde, maar waar je geen mes bij kreeg. Opeens hoorde ik vanaf het tafeltje naast mij iemand mompelen: “Hoe snij je zo’n ding?”
Ik draaide me om, verrast om Nederlands te horen. Ik legde het de vrouw naast me uit. Zij bleek ook een broer te hebben die in Japan studeerde.
“Toevallig! Welke studie doet hij?” vroeg ik.
Dezelfde als mijn broer, zo bleek.
“Aan welke school?”
Dezelfde waaraan mijn broer studeerde. Onze broers bleken zelfs klasgenoten te zijn. Ga eens na: een ander moment, een ander tafeltje in een restaurant van een stad met 2.5 miljoen inwoners of de zus die niet hardop mompelde en dit gesprek had niet plaatsgevonden. Vier jaar later verbazen mijn broer en ik er ons nog steeds over.

In deze stad zaten Zus en ik zomaar naast elkaar in een restaurant…

Toeval of het butterfly-effect zijn niet per se onrealistisch. Ze zijn echter wel onwaarschijnlijk. Neem als vuistregel: als je na een aantal maanden je het voorval nog steeds zou herinneren, dan heeft het een hoog toevalligheidsgehalte.

Als je meer dan eens een hoge toevalligheidsfactor gebruikt in een verhaal, zal het ongeloofwaardig worden. Kleine toevalligheden als: “Ik wilde jòu net bellen!” kun je vaker gebruiken. Ze gebeuren vaker en daardoor onthoud je ze minder makkelijk. Maar gebruik ze maar af en toe, anders komt Guus Geluk weer aanzetten. Kleine toevalstreffers kunnen zich opstapelen tot één groot, ongeloofwaardig toeval.

Toeval en realisme combineren in een verhaal

Als je schrijft over een groot toeval moet je het doel en de noodzaak ervan goed begrijpen. Stel dat het in mijn verhaal de bedoeling was dat ik een andere Nederlander in Japan zou tegenkomen (ongeacht welke landgenoot) om de eerste cultuurschok te verminderen. Dan is dat hele universiteitsverhaal niet nodig, omdat het de toevalfactor onnodig verhoogt. Bovendien kan dat toeval afleiden van de rode draad. Als Zus en ik dan over onze broers zouden praten, verzandt het thema cultuurschok in irrelevante details, waardoor het verhaal vaart verliest.
Soms moet je bepaalde details wél vertellen om het plot op gang te houden, of om een toeval te verklaren. Maar soms zitten er gewoon twee Nederlanders in hetzelfde restaurant in Osaka en moet je er niet te veel achter zoeken. (Hoe gebeurt er anders überhaupt nog iets dat belangrijk is voor het verhaal?)
Kijk naar jouw doel van het toeval en wat je daarmee wil bereiken. Misschien doet een toeval het verhaal eerder slecht dan goed.

Moet je iets toevalligs schrijven?

In mijn voorbeeld gebeurde er na die avond niets speciaals meer. Ik ontmoette Zus of haar broer niet meer, waardoor (vul hier een mogelijk plotvervolg in) niet gebeurde. In een boek zou dat een anticlimax zijn: met zó veel toevalligheden schep je een bepaalde verwachting.
Als ik specifiek die broer moest ontmoeten, dan heeft het meerwaarde als het verhaalthema romantiek is. Het zwijmelgehalte stijgt er enorm van als die broer en ik een stelletje zouden worden. Moesten wij uiteindelijk collega’s worden, dan is dat toeval onnodige opvulling en had mijn broer ons simpelweg aan elkaar kunnen voorstellen, of we hadden elkaar op LinkedIn kunnen vinden.

Als dit gebeurt, moet je wèl een en ander uitleggen…. (Guus Geluk © Disney)

Vraag je daarom af: laat ik het aan het (absurde) toeval over, of laat ik alles wat normaler gebeuren? Het antwoord ligt vaak in de plaats van je verhaallijn.

Een goede plaats voor toeval in het plot

Een verhaal heeft een conflict nodig en moet daarom ergens vastlopen.
Een detective kan niet binnen twee dagen een moordzaak oplossen. Maar hij zou zijn vak niet verstaan als hij vergeet om getuigen te ondervragen. Als hij alle logische stappen al gevolgd heeft en er nog niet uitkomt, is toeval handig. Hij hoort iemand iets zeggen op straat en daar is zijn laatste puzzelstukje. Toeval is misschien een cliché-achtige oplossing, maar dat heeft een reden. Gebruik het wel verstandig; verkeerde timing van toeval kan gevolgen hebben voor:
* Logische opbouw van het verhaal;
* Geloofwaardigheid van het centrale conflict;
* Hoe realistisch je personages overkomen.

Gebruik toeval in je voordeel. Schrijf het alleen zo dat het er niet duimendik bovenop ligt. Tenzij toeval het thema van je verhaal is. Ga er maar mee spelen. Hou in de gaten dat toeval vatbaar is voor clichés.

Wanneer schrijf je iets toevalligs?

Een checklistje voor het gebruik van toeval:
* Is het toeval nodig voor het verhaalverloop? Heeft het een hoger doel?
* Is de toevalligheidsfactor niet te hoog? Kan – of moet!- het minder voor het gewenste effect?
* Bevindt het toeval zich op de juiste plaats in de vehaallijn?

 Zo kom je er uit wat er (toevallig) in je verhaal gebeurt!