Wedstrijduitslag: ‘Het geheime gesprek’

Deze zomer organiseerde ik samen met Schrijven Online de schrijfwedstrijd ‘Het geheime gesprek‘. De top drie is nu verschenen in het nieuwste nummer van Schrijven Magazine, dus nu mag ik de verhalen ook op miijn blog laten schitteren. Ik hoop dat jullie net zoveel van de verhalen hebben genoten als ik heb gedaan, hier staan ze nog eens op een rij, inclusief mijn feedback.

Nogmaals mijn dank aan alle deelnemers en aan Schrijven Online voor het vertrouwen, de inzet en de mooie verhalen!

Eerste plaats – ‘Onder dezelfde zon’, door Charlotte Dekker

De zon scheen over het plein, de lucht trilde zacht boven de tegels. Ze zat met haar rug tegen een gladde, hoge zuil; benen uitgestrekt, sandalen half uitgeschopt.
Een jongen met een Free Palestine-shirt liep langs, zette bekertjes water neer en verdween weer in de kring. De witte letters op rood bleven even in haar blik hangen.
Naast haar zakte een man neer, in een eenvoudig, licht overhemd. Hij hield zijn handen op zijn knieën, alsof hij niet wist waar hij ze anders moest laten. Een donkere waas kleurde de stof onder zijn oksels. Zijn blik ging langs de hoge ramen, bleef even hangen bij de beveiligingspoortjes, en gleed dan terug naar de vloer.
‘Eerste keer?’ vroeg zij.
Hij knikte, kort.
‘Het is druk vandaag,’ zei ze.
‘Ja,’ antwoordde hij, zijn stem laag.
Aan de overkant las iemand namen voor. Eén voor één. “Amal Hassan, achttien.” “Yusuf Al-Khalil, twintig.” “Lina Barakat, zeven…” De stem brak en viel even stil.
‘Ik kom hier sinds juli,’ zei ze.
‘Vandaag voor het eerst.’ Zijn vingers speelden met de sluiting van zijn horlogebandje, los en vast, los en vast.
‘Ben je hier voor iemand in het bijzonder… of voor jezelf?’ vroeg ze.
Hij ademde traag uit. ‘Voor hen,’ zei hij. ‘Voor mensen die honger hebben omdat hulp hen wordt onthouden. Ik dacht dat we ooit hadden geleerd dat je niemand zo behandelt… dat geen enkel volk dat ooit meemaakte, het een ander zou aandoen.’
Alsof hij zelf schrok van zoveel woorden, viel hij stil.
Ze keek hem aan, haar oog volgde een zweetdruppel die zich losmaakte op zijn voorhoofd en traag naar beneden gleed. Zijn blik scande de menigte, alert. ‘Vind je het moeilijk om hier te zitten?’
‘Nee.’
‘Om hier te blijven zitten?’
Hij aarzelde. ‘Je weet niet altijd hoe mensen zullen kijken.’
Hij haalde iets uit zijn zak, achteloos bijna: een kettinkje, zilver, klein. Het symbool ving even het licht en sneed het zonlicht in zes puntige stralen voordat hij het weer in zijn hand sloot. Ze keek ernaar, keek toen naar hem. Iets langer dan eerst.
‘Soms moet je toch gaan zitten,’ zei hij.
‘Ja,’ zei zij. ‘Juist dan.’

‘Onder dezelfde zon’ heeft een continue onderhuidse spanning waarin de thema’s rouw, oorlog en menselijke compassie elkaar perfect aanvullen. Charlotte weet met weinig woorden een wereld te scheppen die zowel rechtstreeks als impliciet weet te raken. Of de personages nu spreken of juist niet, alles spreekt. En alles spreekt voor zich door een perfecte opbouw en sfeeromschrijving..’

Charlotte, gefeliciteerd met het winnen van de schrijfcursus: ‘de perfect afgestemde dialoog’!

Tweede plaats – ‘Stilte’ door Mariek de Jong

Mijn moeder zei:
Waarop mijn vader antwoordde dat …
En ik werd hun zwijgen zo gewoon,
dat ik zelf ook niets te zeggen had, dacht ik.

Kwam mijn grootvader op bezoek, dan sprak hij:
“’kzeg maar zo, ‘kzeg maar niks en da’s alles wa’k zeg.”
En in sprakeloze verbazing keek ik dan naar hem op.
Dat was dus alles dat er te zeggen valt, dacht ik.

Totdat ik mijzelf tegen mijn geliefden hoorde zeggen:
en zij mij daarop antwoordden dat …
En ik was met stomheid geslagen,
over de welsprekendheid van deze dialoog.

Duizend stemmen braken in mij los.
Woorden woelden weergaloos door mijn hart,
in een niet aflatend verlangen,
alsnog gezegd te mogen worden.

Gebeurt het nu dat ik spreek en
samenval met wat ik zeg,
dan vind ik in het uitgesproken zijn
de stilte, als een dierbaar geheim.

Het is een ding om als schrijver met een dialoog de goede sfeer, toon en woorden te kunnen vinden. Het is het volgende om dat zo te kunnen vertalen dat zelfs als er geen expliciete tekst en uitleg wordt gegeven, woorden en een dialoog een heel verhaal vertellen. Dat doet Mariek meer dan uitstekend. In de stilte, in het uitgesprokene, in het impliciete. ‘Stilte’ biedt voldoende uitleg om een algemeen beeld van de gebeurtenissen in het verhaal te geven, maar ook om de exacte invulling aan de lezer over te laten. In ‘Stilte’ is deze delicate balans prachtig behouden.

Derde plaats – ‘Wat wordt het?’ door Marieke Evers

De bel is allang gegaan. Enthousiaste kreten om die middag samen te gaan zwemmen echoën tegen de muren. Maya sjokt in haar eentje naar buiten, haar ogen gericht op de roze en groene lijnen van een slordig getekende hinkelbaan. Ze dumpt haar rugzak bij mijn voeten. Voor ik iets kan zeggen, klimt ze in een lantaarnpaal. Blote knieën knellen om het gladde metaal, gebruinde armen trekken zichzelf soepel omhoog.
‘Pardon,’ kucht iemand achter me, ‘papa van Maya?’
Ik knik. Aan de rand van het schoolplein maakt het niet uit wie ik ben, wat ik doe of dat ik vroeger zelf in de hoogste bomen klom.
‘Maya, ze…’ Juf hapert, kijkt even om zich heen.
‘Ik roep haar wel.’ Maya is inmiddels tot halverwege gekomen. Verder mag niet van Vera.
‘Nee, ik wil u spreken.’
‘Zeg maar je,’ zeg ik zo neutraal mogelijk. Ik dwing mezelf om juf kort aan te kijken, waarom ben ik niet onderweg naar het zwembad?
Juf gaat me voor naar het bankje onder de grote eikenboom. ‘Ik maak me zorgen. Maya, ze zondert zich af.’ Een moment aarzelt ze, ze wrijft over haar buik, dan klopt ze op de plek naast haar.
‘Lange dag geweest in groep zes?’ Ik ontwijk haar niet gestelde vraag. Ik blijf staan, zet Maya’s tas op de houten bank en staar over het stille schoolplein.
‘Ze praat niet met anderen. Niet in de kring, niet als ze moet samenwerken.’
Zwemmen wil ze ook niet meer. Zelfs niet tijdens die hittegolf laatst. Alleen op vakantie waagde ze af en toe een duik.
‘Ik herken haar niet in het beeld dat de meester van groep vijf heeft geschetst.’
Ik volg Maya die met een grote sprong op de stoep landt en naar het verlaten klimrek rent. Haar basketbalshirt wappert om haar heen. Als ze op de camping toch ging zwemmen hield ze dat wijde ding aan.
‘Zit ze ergens mee, dat ze zo in zichzelf is gekeerd?’
‘Maya is gewoon Maya,’ brom ik. Wat Vera zich ook in het hoofd haalt.
‘Vandaag,’ juf zoekt naar de juiste woorden. ‘Vandaag heb ik de klas gevraagd of zij wilden raden of het een jongen of een meisje wordt.’
‘Gaat dit nog over Maya?’ Ik kijk op mijn horloge. Het is wel mijn vrije middag. Als we nu gaan, hebben we nog anderhalf uur.
‘Ik ben zwanger. We weten net dat het een jongen wordt.’
‘Ah, ja. Vera zei zoiets. Gefeliciteerd.’ Ik zie hoe Maya slingerend de andere kant van het rek bereikt.
‘Maya wilde niet meedoen. Met raden,’ verduidelijkt juf. ‘Ook niet met gym, trouwens. Omkleden blijft een dingetje.’
‘Zo is het wel genoeg.’ Ik pak de rugzak. Vrouwen zien dingen die er helemaal niet zijn. ‘Kom, Maya, we gaan!’
Roerloos staart mijn dochter me aan vanaf de glijbaan.
‘Schiet op, anders ga ik alleen,’ dreig ik.
‘Ga lekker zelf. Ik doe echt geen bikini aan.’
Juf staat op, die hand weer op haar buik. ‘Maya weet wel een passende jongensnaam. Myles.’

‘Wat wordt het?’ heeft een alledaags decor, maar is vrijwel van het begin af aan spannend. Iets onschuldigs en eenvoudigs is beladen op een manier die pas op het allerlaatst duidelijk wordt. Tussentijds is het verhaal zo geschreven dat er meerdere interpretaties mogelijk zijn. De dialogen blijven daarbij precies genoeg op de oppervlakte die twijfel te laten bestaan. Tegelijkertijd weet Marieke daarmee ook een onderhuids gevoel van een aankomende onthulling vast te houden. Met haar conclusie weet ze uitstekend weer te geven hoe een actueel onderwerp dat gevoelig kan liggen voor de nodige spanning kan zorgen en tegelijkertijd te impliceren dat dat ingewikkelder wordt gemaakt dan misschien nodig is.

Mariek en Marieke, gefeliciteerd met het boek Dialogen schrijven van Don Duyns.

Foto door Annie Spratt verkregen via Unsplash.

Een redacteur inschakelen: dit moet je weten

Je hebt een groot deel van je boek geschreven en hebt serieuze ambities om het te publiceren. Dan kan je een redacteur inschakelen. Om teleurstelling te voorkomen en ook effectief met een redacteur samen te werken, is het handig om vooraf al een aantal dingen te weten.

De redacteur kent jou en je verhaal niet

Je geliefden zijn vaak enthousiast over je schrijfambities omdat ze jou en je verhaal kennen. Ze hebben jouw autobiografie al ‘gelezen’ voordat die is geschreven omdat ze jou hebben zien opgroeien. Of ze kennen de plot van je fantasy omdat je daar iedere verjaardag over vertelt. Voor de redacteur ben je in het begin een vreemde. Die mist dus enthousiasme dat voorkomt uit de kennis dat jij een fijn en ambitieus mens bent. Wees erop voorbereid dat je niet automatisch enthousiasme van een redacteur krijgt.

Check: heb je één verhaal?

Sommige verhalen hebben ‘veel verhalen in een.’ Niet alleen is sprake van verraad in de tienertijd, maar ook een alcoholistische vader, een bedrijf dat op de fles ging en….
Een boek heeft altijd een verhaal één hoofdthema, of één rode draad. Natuurlijk zijn subthema’s en subplots mogelijk, maar een aaneenrijging van ‘en dit en dat en zus en zo speelde ook nog mee’ maakt geen leesbaar verhaal. Kom je met zo’n verhaal naar een redacteur, dan kun je heel veel correcties verwachten. Redacteuren, maar ook je toekomstige lezers, zien bij zo’n verhaal door de bomen het bos niet meer. Denk aan het vorige punt: als mensen je niet persoonlijk kennen, interesseert jouw verhaal hen niet automatisch. Goed schrijven is veel meer dan alleen je gedachten, gevoelens of een tijdlijn chronologisch uitschrijven.
Bespaar jezelf veel tijd, moeite, geld en teleurstelling door ook het nodige voorwerk te doen voor je naar een redacteur stapt. Vooral schrijvers van autobiografieën en familiekronieken moeten hiervoor waakzaam zijn.

‘Herschrijf dit eens’ is niet hetzelfde als: ‘dit is slecht’

Een redacteur moet kritisch en soms zelfs streng zijn. Maar zeker bij een eerste samenwerking weet een redacteur niet wat ‘toevallige’ fouten zijn in schrijfstijl en waarbij een schrijver echt nog wat tips of aansturing nodig heeft. Als een redacteur aangeeft dat je iets moet herschrijven, betekent dat niet meteen dat je bagger schrijft. Een goede redacteur probeert dingen aan te stippen waar je niet alleen in de specifieke tekst iets te verbeteren is, maar ook om met de feedback je schrijfinzicht te vergroten. En daarvoor moet iedereen, zelfs de allerbeste schrijver, op een bepaald moment voor gaan herschrijven. Wees niet te bang voor het woord ‘herschrijf’ en onthoud: een redacteur wil je helpen, niet afkraken!

Herzien is betaald werk

Een redacteur is vaak niet te beroerd om enkele vragen te beantwoorden. Maar die gaat niet (vaker) je werk lezen of zelfs redigeren zonder daar een vergoeding voor te vragen. Vraag je expliciet om een tekst na te kijken, dan ziet de redacteur daar een betaalde opdracht in. Of jij iets inhoudelijk met die feedback kan of niet, is een risico dat je moet incalculeren. Je betaalt een redacteur voor het geven van begeleiding en feedback met fatsoenlijke onderbouwing, niet om het met je (schrijfstijl) eens te zijn. Opmerkingen als: ‘Ik bedoelde iets anders tussen de regels door’ of ‘Maar in hoofdstuk 3 komt dit terug, vandaar dat hier informatie mist,’ laten een gebrek aan werk of kunde van de schrijver zien, niet van de redacteur. Die zal je in zo’n geval nog steeds een rekening sturen als je geld terug zou vragen.

Overleggen en vragen stellen mag

Redacteuren hebben net als jij een grote liefde voor schrijven en verhalen en willen daarom ook graag ‘samen’ aan jouw mooie verhaal werken. Daarom kan een redacteur je maatwerk bieden. Vraag naar de mogelijkheden voor een specifieke begeleiding of aandachtspunten en wees niet bang om vragen te stellen als je vragen hebt over de ontvangen feedback of een bepaalde schrijftechniek. Een redacteur sluit de werkdag met een glimlach af als het inzicht of de kunde van een schrijver die dag weer wat is gegroeid!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kelly Sikkema verkregen via Unsplash.

Een goede romance schrijven? Schakel de hersens uit!

Romantische verhalen zijn er in overvloed. Ze worden vaak gezien als oppervlakkig. Op zijn minst zijn ze daar in ieder geval vatbaar voor. Hoe komt dat en wat kan jij als schrijver doen om wel een diepgaande romance te schrijven? Als je een goede romance wil schrijven, moet je de hersens uitschakelen en emoties de overhand geven. Het verwarrende is dat de stereotype kleffe romance precies het tegenovergestelde doet.

Verliefdheid: hersens op tilt

Verliefdheid ervaren is heerlijk. Maar om nou te zeggen dat je dan normaal functioneert… Je bent continu afgeleid door je dagdromen, je kan je eetlust kwijtraken en het cliché ‘liefde maakt blind’ blijkt waar. Niet alleen dat: je raakt een bepaalde objectiviteit kwijt. Als je makker drie dagen niks van zich laat horen, is er waarschijnlijk een goede reden voor. Doet je vlam dat, dan ben je waarschijnlijk gedumpt én voelt dat als het einde van de wereld. Alleen vanwege dat ene leuke gesprek of dat uitzonderlijk knappe koppie. Evolutionair gezien zijn onze hersenen geprogrammeerd om verliefdheid zo extreem te beleven: het voortbestaan van onze soort hangt ervan af. Je kan dus stellen dat je niet zozeer vlinders vóelt, maar dat je hersens tijdelijk op tilt slaan.

Neem dan liefde: die latere fase waarin je de schaduwkanten van de ander ook erkent, maar alsnog van diegene houdt en ook samen het nodige hebt doorgemaakt. Daarvoor moet je elkaar meerdere keren door dik en dun gesteund hebben, conflicten hebben doorgemaakt en opgelost. Allemaal momenten waar emoties bij komen kijken, in de onschuldige, alledaagse zin van het woord. Natuurlijk zal het bij een crisis wel wat heftiger zijn, maar het is niet meer de dag-en-nacht-tilt-modus van de hersenen tijdens een verliefdheid.

De kleffe romance: hersens op de voorgrond

Als Romeo maar knap is en als Julia in de slaapkamer zich maar de liefste en mooiste op de wereld voelt, dan is het een verhaal zoals dat * ahum* maar eens in de eeuw voorkomt. Dertien- in-een dozijn-romances beweren dat ze helemaal op het gevoel ingaan, maar in feite blijven de op hol geslagen hersens aan het roer. Kijk daarvoor niet verder dan het cliché misverstand. Gaat dit fout, dan schrijf je een kleffe romance, doe je het goed, dan schrijf je over liefde. Julia gaat naar de personagepsycholoog…
“Wat gebeurde daar nou, Julia?”
“Wat daar gebeurde?! Dat zal ik vertellen. Ik kwam terug van boodschappen doen en daar stond die gluiperd. Je had zijn blik moeten zien. Vol met empathie, ze had zijn volle aandacht en toen omhélsde hij haar. Wel twee seconden! Serieus, vuile…”
Diagnose: verliefde hersenen op tilt. Deze vrouw is hopeloos: ze is niet voor reden vatbaar en wil haar emoties niet daadwerkelijk voelen. Ze wil slechts ratelen.
“Oké Julia, ga maar weg. Ik heb cliënten die wél aan hun relatie willen werken en die mij als schrijver en mijn lezers wél serieus nemen…”

Echte liefde en een goede romance: stilstaan bij emoties

Als je het goed wil doen, dan moeten jij en Julia deze situatie heel anders benaderen. Niet opblazen en afraffelen, maar echt stilstaan bij wat er nu in het hoofd van de betrokkenen omgaat. Julia krijgt een herkansing in de psychologenpraktijk.

“Ik schrok omdat ik niet snapte wat er gebeurde. Ik herkende de vrouw ook niet meteen als mijn buurvrouw, dus daarom leek het alsof Romeo Jan en alleman omhelsde. Dat hij gewoon losbandig is.”
“Ben je vaak door anderen in de steek gelaten?”
“Nee. Maar ik voel mezelf niet altijd mooi. Soms ben ik wel eens bang dat Romeo me zó heeft ingeruild voor een vrouw die mooier is dan ik.”
“Dan geef ik je als huiswerk mee dat je dat met Romeo moet bespreken. En dan gaan wij een plan opstellen voor de komende maand hoe wij daaraan kunnen werken voor jou persoonlijk.”

Om dit te vertalen naar wat je in concreet als schrijver kan of moet doen:

  • Verdiep je in de personagebiografie van beide geliefden en kijk wat er relevant is voor de situatie. Raffel dat proces niet af. Je moet de diepte in gaan om dit goed tot zijn recht te laten komen,
  • Bedenk wat er aan conflicten spelen en kunnen spelen. Het zijn er waarschijnlijk meer dan een. Overweeg goed wat het centrale conflict wordt en wat het subplot.
  • Erachter komen welke kernemoties centraal staan
  • Niets overhaasten. Besteed er de nodige woorden aan. Je schrijft Julia niet voor niets meerdere sessies voor. Dit gaat even duren.
  • Je moet samen met Julia de emoties volledig doorvoelen. En dat kan pijn doen. Voor Romeo en Julia, maar zeker ook voor jou als schrijver of voor je lezer. Rauw schrijven is hier nodig, ook al is dat niet leuk.
  • Dit probleem niet behandelen als een probleem dat ‘gewoon’ moet worden opgelost als onderdeel van een plotontwikkeling, zoals het cliché van het doodzieke kind wel doet.
  • Julia’s sessies niet overromantiseren als middel dat het perfecte stelletje dichter bij elkaar brengt.

Schrijven over liefde en emotie

Julia’s behandelplan is een flinke lijst. Maar dat is wel wat het zo moeilijk maakt om een écht mooie en unieke romance te schrijven. Niet alleen is het veel om over na te denken en om uit te werken. Het kan voor een schrijver ook behoorlijk moeilijk zijn omdat je via of samen met Julia veel over emoties na moet denken en die goed onder woorden moet brengen, wil je daadwerkelijk over echte liefde schrijven. En jezelf missschien ook wel de nodige spiegels voorhouden. De stereotype kleffe romances nemen daar de tijd niet voor, of hebben het lef niet.

Liefde, niet romance, is wel zo groot, allesomvattend, eng, belangrijk, krachtig en veelzeggend dat het onze pet soms te boven kan gaan. Daarom wordt het schrijven daarover erg lastig. Romance is dan de ‘korte, makkelijke weg’ om daar alsnog enigszins over te kunnen schrijven. Zonder je spreekwoordelijke teen te hoeven stoten. Gewoon lekker zwijmelen. Dus dan wordt het credo: hersens uit, of ze juist compleet op tilt laten slaan.

Foto door Kelly Sikkema verkregen via Unsplash.


Wedstrijduitslag ‘Genremixer’

Het bleek geen makkelijke klus om een verhaal te schrijven waarin meerdere genres ongeveer evenveel aan bod komen. Maar toch heeft ruim een dozijn dappere schrijvers de pen opgepakt. Uiteindelijk heeft ‘De identiteitskaart’ van Mehmet Küçükaycan de wedstrijd gewonnen. Hij krijgt een leesrapport voor dit verhaal toegestuurd. Gefeliciteerd, Mehmet!
Geniet van zijn verhaal waar spanning, verraad en liefde elkaar prachtig afwisselen in een relatief korte tekst.

De identiteitskaart door Mehmet Küçükaycan

1.
Tijdens de oorlog leefden we in de vreze des Heeren, omdat in een krankzinnige tijd louter de
medemens werkelijk wordt gevreesd.
Op een vrieskoude nacht had ik weer een opdracht. Het was routine, iets wat ik al een aantal keer
had uitgevoerd. Tot dan toe had ik bij een nachtelijke expeditie nooit problemen gehad. Maar die
nacht verliep het toch anders.
Ik diende een onderduiker van het ene adres naar het andere te begeleiden. Het was een ijzige
nacht zonder maneschijn en zonder wolken. In het uitspansel boven ons lichtten de sterren
ongeïnteresseerd alsof we in een ander universum leefden. Zowel de man die ik begeleidde als ik
zwegen, omdat er niets te bespreken viel. In oorlog is stilte soms het beste. Hij was een man van
middelbare leeftijd. Zijn achtergrond kende ik niet, maar dat deed er niet toe. Hij droeg een
duffelcoat en op zijn rechte rug kleefde een kleine leren zak met daarin zijn spullen. Alleen de
sneeuw onder onze schoenen maakte geluid waardoor de stemming van de natuur nog meer
ontstemd werd dan het al was.
Eigenlijk ben ik een vrij angstige persoon, toch deed ik dit werk. Het was een paradox. Voor ik op
missie vertrok moest ik altijd een aantal keer naar het toilet gaan, omdat mijn darmen
schreeuwden om geledigd te worden. Elke keer zwoer ik bij mijzelf om niet meer dit gevaarlijke job
op me te nemen, toch bleef ik het doen. Iets weerhield mij om ermee te stoppen. Was het
verantwoordelijkheid, schuldgevoel of iets anders? Ik wist het niet.
Voor een onbekende zou deze nachtelijke tocht die ik nu met de man bewandelde slecht of zelfs
dodelijk kunnen aflopen. Gelukkig kende ik deze mismoedige inktzwarte weilanden waar ik als
kind jaren geleden zoveel had gespeeld. Die tijd leek zo onwezenlijk ver, alsof ik het zelf niet
geleefd had. Een ding had ik uit die tijd geleerd, dat je beter zo min mogelijk boos moest zijn,
want later zouden er veel redenen zijn om kwaad te worden.
Bij het adres aangekomen namen we zwijgzaam afscheid van elkaar door met onze handen te
schudden. Ondanks de kou had hij geen handschoenen aan. Ik liep meteen door, omdat ik snel in
mijn eigen vertrouwde bed wilde slapen.
Terug in het stadje voelde ik honger en meer slaap dan bij het afscheid van zojuist. Mijn focus
leek verdwenen, ik begon door de straatjes te waggelen.

2.
De mannenstemmen doorkliefden de duistere schijnrust. Mijn slaap was meteen weg. Een
patrouille die ik tot mijn verbazing niet eerder had opgemerkt naderde gestaag. In een reflex
sprong ik over een heggetje een tuin in. Drie militairen naderden de plek waar ik was. Ik probeerde
niet te ademen om geen wolkjes uit mijn bevroren mond te vormen. Mijn bloed werd naar mijn
hoofd en benen gestuwd. Zonder dat ik het zag aankomen werd een koude loop van een wapen
tegen mijn hoofd gezet.
‘Sta op’, zei de man met het wapen nors.
Ik stond verbijsterd op met mijn handen omhoog. Mijn borstkas stond op ontploffen door het
geraas van mijn hart. Het werd me even zwart voor ogen door het te snel opstaan. Ik kon even niet
duiden wat onder of boven was.
‘Wat doe je hier, flapdrol?’
De commandant spuugde een sigarettenpeukje op de besneeuwde grond. Ik had veel scenario’s in
mijn hoofd afgespeeld, maar dat ik in een domme tuin opgepakt zou worden had ik niet kunnen
voorspellen. Ik staarde vlug naar het huisje waar de tuin bij behoorde.
‘Ik woon hier’, floepte ik eruit.
De commandant vroeg naar mijn identiteitskaart die hij argwanend bestuurde.
‘Woon je hier? Met wie?’ vroeg de commandant.
‘Met mijn partner. We hadden ruzie, daarom wacht ik in de tuin totdat alles is afgekoeld,’
raaskalde ik.
De drie mannen lachten om de echtelijke ruzie en de verrassende wending van hun nacht.
‘Ondanks de avondklok zit je hier? In de kou.’
Ik lachte schaapachtig mee.
‘Goed, laten we dan je beminnelijke eega even verzoeken om je weer binnen te laten. Mannen
onder elkaar moeten elkaar helpen.’
Ik begreep niet of de commandant het sarcastisch bedoelde of niet. Hij klopte hard met zijn wapen
op de deur alsof hij de voordeur wilde breken. Gespannen staarde ik naar de deur die dicht bleef.
De drie mannen keken me vragend aan. De commandant klopte nu nog harder en riep: ‘Open
doen, anders breken we de deur open!’
Eindelijk hoorde ik een grendel van het slot afgaan. Een bleke jongeman in kousenvoeten opende
de deur en keek ons bedremmeld aan alsof we de duivel zelve waren.
‘Wie is deze man?’ vroeg de commandant meteen aan de jongeman, gemelijk naar mij wijzend.
De jongeman staarde me kortstondig aan en zei zacht: ‘Mijn geliefde.’
De drie mannen stonden verbaasd naar hem en mij te kijken.
‘Zijn jullie homo?’
Voordat zij wisten wat er gebeurde stapte ik naar de jongeman en omhelsde hem. Terwijl ik zijn
zure geur rook fluisterde ik in zijn oor mijn schuilnaam die op mijn valse identiteitskaart stond.
‘Hé, elkaar niet aanraken!’ riep de commandant en sloeg met zijn wapen op mijn hoofd.
Ik kromp ineen, maar werd meteen door de commandant omhoog getrokken.
‘Hoe heet hij?’ vroeg hij kwaad aan de jongeman die mij bleef aanstaren.
Er lag zoveel ontzetting op zijn gezicht dat mijn doodsangst ruimte begon te maken voor schaamte.
Iedereen wachtte op zijn antwoord dat een eeuwigheid duurde. Hij noemde voorzichtig de naam
die ik hem in zijn oren had gefluisterd.
‘Goed gehoord’, zei de commandant luid en traag. ‘Denken jullie nou echt dat ik doofstom ben, dat
ik een sukkeltje ben dat dat gefluister niet heeft gehoord? Willen jullie me daadwerkelijk
besodemieteren? Ik geloof er niks van dat jullie geliefden zijn. Wat moet ik nu met jullie doen?
Meteen executeren?’
Met zijn vijven zwegen we als bij een graf. De commandant bekeek nog eens mijn valse
identiteitskaart en spuugde een rochel bij mijn schoenen. Hij stopte de kaart in zijn broekzak.
‘Het kan me geen lor schelen wat jullie hier aan het bekokstoven zijn’, zei de commandant na een
ijzige stilte. ‘Kijk, ik ben geen proleet. Jullie hebben vandaag geluk, denk ik, ik laat jullie gaan.
Weet jullie waarom? Omdat op jouw valse vervloekte identiteitskaart de geboortedag van mijn
overleden zoon staat en zijn voornaam die ik hem bij zijn geboorte heb gegeven.’
De twee soldaten kuchten tegelijk en leken iets te willen zeggen, maar ze besloten wijselijk te
zwijgen. Het gezicht van de commandant leek veranderd toen hij de laatste zin uitsprak,
mismoediger of zelfs menselijker.
De drie mannen verdwenen in het donker. In de verte leken ze nog te discussiëren, maar
misschien vergiste ik mij. De jongeman wenkte me naar binnen.

Afbeelding Global Residence Index verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: te grote powerfantasy

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en de goede weg in te slaan als je tekst naar een cliché neigt. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: te grote powerfantasy.

Het cliché: net iets te goed

Powerfantasy is datgene waar je held goed in is om de heldenrol op te kunnen eisen. Een te grote powerfantasy draaft daarin door. Denk daarbij aan: een raketgeleerde die goed moet zijn in wiskunde heeft daar een buitengewoon talent voor.  Dat is nodig. Maar zodra je gaat schrijven over deze geleerde die in week een nieuwe formule bedenkt waarbij er in een klap een wereldprobleem wordt opgelost, dan wordt het een cliché. Held is niet langer iemand die iets of iemand kan redden. Drie totaal andere problemen worden ook meteen opgelost. Zijn superkracht wordt te veel van het goede.

Waarom stoort dit zo?

Een held moet herkenbaar voelen voor een lezer. Daarvoor hoeven held en lezer niet per se op elkaar te lijken. Een bankier kan gerust lezen over een boer. Zolang Held maar iets menselijks heeft. En een superheld met oneindig veel kracht, kennis en kunde raakt dat menselijke aspect kwijt. Vergis je niet: een te hoge powerfantasy is niet alleen mogelijk in fantasy-of actieverhalen. Zelfs in alledaagse zijn er helden die het allemaal net iets te goed doen of weten.

Voorbeeldscène

Mary Sue is een perfect voorbeeld van een personage met teveel powerfantasy. Je kan allerlei aspecten van haar bedenken die te veel van het goede zijn. In dit artikel is zorgzaamheid haar powerfantasy.  

Mary Sues vriendin zit in de problemen. Haar peuter is ziek en niemand kan het kind halen. Daar is onze heldin! Ze haalt het kind van de opvang en komt in het huis van haar vriendin. Dan ziet ze dat de koelkast leeg is en dat de arme vriendin door het ziekenhuisbezoek van gisteren niet heeft kunnen poetsen.
Als Vriendin thuiskomt is de koelkast gevuld, ligt het kind voorgelezen en gedoucht te slapen met een kruikje, is de vloer gedweild, staat er een vers vaasje bloemen op tafel en is de wc schoongemaakt.
“Wat lief, Mary Sue! En dat in een uur tijd. Ben je niet doodop?”
“Ik word nooit moe van mensen helpen, daar krijg ik energie van!”

Vast… Als een gewone sterveling dit al voor elkaar zou krijgen, ligt die hierna volledig uitgeblust op de bank of is die op zijn minst moe van het sjouwen.

Zo kan je het cliché fiksen

Powerfantasy schrijven is altijd een beetje zoeken. Je held móet ergens net iets beter in zijn dan de rest. Soms mag dat zelfs een – hetzij klein- loopje met realisme nemen. Je schrift fictie en je held moet ergens in uitblinken. Maar ook in verhalen ga je een keer een stapje te ver. Om je overdreven capabele personage alsnog af te remmen of realistisch te maken, kan je het volgende doen:

  • Geef een kijkje in de gedachten van dit personage. Laat zien dat de monsterklus  geklaard wordt, maar wel ten koste van paniek, een flinke vloekuitbarsting of iets anders vervelends. Schrijf dat interne gevloek maar uit!
  • Je personage kan in plaats van anderen tien stappen voor zijn, ook vier stappen voor zijn. Dan is die nog steeds de held, maar behoudt die ook iets menselijks.

Nu jij!

Herschrijf de voorbeeldscène en zoek een evenwicht tussen iets wat deze Sue als ‘powervrouw’ moet kunnen, zonder dat ze een onrealistische superheldin wordt. Gebruik daarvoor de reacties.

Gebruik je dit cliché? Denk dan hieraan

  • Bedenk hoe een specifieke powerfantasy eigenschap al dan niet in je plot of verhaalthema past. Is het echt nodig om je personage zo uit te laten blinken?
  • Powerfantasy is al snel overdreven als je held die al heeft in het begin van een verhaal. Laat die talenten liever pas in het midden van het verhaal tot bloei komen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Vicky Sim verkregen via Unsplash.

Met deze aanloop blijft je hele verhaal stevig: introductie

Een verhaal heeft een introductie. Als die wankel is, is de rest van je verhaal dat ook. Tijd om daar eens goed naar te kijken, dus. Deze week beginnen we met de allereerste introductie van je boek en je held.

Hoe verloopt de introductie van een goed boek?

In de eerste fases van een boek heb je een aantal belangrijke dingen te doen. Je moet duidelijk maken wie de held is en waarom die de held is. Wie de held is, wordt helemaal aan het begin duidelijk. Is het een kantoormedewerker of een president? Een tovenaar of een medicijnman? Je vertelt daarbij ook wat deze held onderscheidt van alle andere kantoormedewerkers of tovenaars. Je laat zien hoe diens individuele wereld eruit ziet: je stelt de comfortzone vast. Dat doe je door te introduceren hoe het alledaagse leven van de held eruit ziet. Dat lijkt makkelijk, maar is een van de dingen die het vaakst misgaan. Introduceren is namelijk iets heel anders dan dat laten zien…

Infodump als snelle, vervelende start

‘Bob was een gewone kantoormedewerker en liefhebbende vader die verder niemand lastig viel. En toch stond daar plotseling een man voor zijn deur die een pistool op hem richtte en zijn kinderen ontvoerde.’
Dit klinkt erg spannend, maar in de praktijk is dit een grote valkuil bij beginnende schrijvers, omdat de uitwerking ervan makkelijk misloopt. De eerste pagina’s staan vol van Bobs o-zo-gewone uiterlijk, baan en leventje, vaak middels een infodump als: ‘Bob stond op en keek ontevreden naar zijn bruine piekhaar in de spiegel, voor hij onder de douche stapte en bedroefd naar zijn kippenborst keek. Zijn vrouw Margje en hij hadden de vorige avond naar een actiefilm gekeken. Margje had gezwijmeld bij de sixpack van de held. En dan was er Bob, met zijn Toyota Aygo voor de deur, naast hun keurig onderhouden tuintje.’ De volgende zaterdagavond staat er dan plotseling iemand met een pistool aan de voordeur.
Zie je hoe hier duidelijk sprake is van expositie? Zodra die zichtbaar wordt, gaat er iets mis. Je kan dit voorkomen door een snuffelstage te lopen bij je personage.

Snuffelstage lopen bij je personage

Bij een snuffelstage loop je maar een beetje achter de stagebegeleider aan. ‘Kijk en leer’ is daarbij het uitgangspunt. Daarom zal je begeleider niet al te veel moeite doen om de werkzaamheden stil te leggen om uit te leggen waar hij mee bezig is.
Tijdens een snuffelstage noteer je niet de details, maar bekijk je vanaf een afstandje wat het grote geheel is van het werk dat Bob doet of het leven dat hij heeft. Wat wil je over drie maanden nog weten van je stage(begeleider?) Welke auto hij rijdt of met wie Bob sprak over de invoer van het nieuwe administratiesysteem, waar jij later vast ook mee gaat werken? En was het interessantste koffieautomatengesprek dat waarin het weer werd besproken of waarin het duidelijk werd wat de de hiërarchie was binnen het bedrijf?
Schrijf bijvoorbeeld op hoe Bob tegen zijn baas praat, en hoe zijn baas terugpraat. Dan weet je ook hoe je later al dan niet in dit werkveld het kan maken om de baas een vriendschappelijke klap op de schouder te geven.
En de knappe secretaresse, wat is haar rol? Blijkt zij later de vrouw van de ontvoerder, laat haar dan een praatje maken met Bob, waarin duidelijk wordt dat er iets niet helemaal lekker zit. Of laat de onschuldige vrouw toevallig iets zeggen over belangrijke papieren, waarna Bob haar afwimpelt in een moment van stress. Kortom: ga zaaien. En als zij niets met het plot te maken heeft, laat haar dan weg. Dus ook als Bob haar aantrekkelijk vindt, maar daar verder niets mee doet.
Als Bob naar huis gaat, geldt hetzelfde uitgangspunt. Leg niet uit wat er speelt, maar kijk vanaf een afstandje mee. En noteer wat er belangrijk is, ook drie maanden na afloop van je stage, als de clues aan de beurt zijn.

De aantekeningen delen met de lezer: kijken van een afstand

Je snuffelstage is voorbij: op naar de tekentafel. ‘Bob kan snibbig zijn tegen zijn collega’s’. ‘Het administratiesysteem heeft kuren gehad.’ ‘Bob wil hogerop komen en kijkt met afgunst naar de dure auto van zijn baas.’ Hoe maak je die losse aantekeningen duidelijk voor je lezer?
Als je vanaf een afstandje kijkt, ga je dus niet in op de details, of expliciete uitleg geven. Net als bij een studie kan je de details van iets belangrijks later terugvinden in je studieboeken. Als je het grote geheel maar begrijpt.
Schrijf dus niet:
“Ik ga vandaag niet naast Bob zitten in de kantine,’ fluisterde Gerard tegen Frans. “Het administratiesysteem crashte, waardoor hij nog snibbiger is dan anders. Bovendien heeft hij een overleg met Baas. Hij zal wel willen hielenlikken.”
Maar liever iets als:
Bob liep statig de kantine in, ging naast Baas zitten en rechtte zijn rug. Hij keurde zijn collega’s Frans en Gerard geen blik waardig. Toen zij hem groetten, trok hij een geïrriteerde wenkbrauw op.
“Is het probleem met het administratiesysteem al opgelost?” vroeg Baas aan Bob.
Bob kreeg een kleur: “B-bijna, ik heb Sonja gevraagd ernaar te kijken.”
Verdomme, dacht hij. Als ze het straks nog niet opgelost heeft…

Een onderliggende boodschap recyclebaar maken

Leg niet de details, maar juist de onderliggende boodschap onder het vergrootglas. Dan worden er een aantal dingen duidelijk(er):
* Bob raakt snel geïrriteerd
* Bob is gevoelig voor status
Dat is voor het verhaalthema en het algemene plot tien keer belangrijker dan wat Frans en Gerard tegen elkaar zeggen. Deze twee observaties kan je namelijk ‘recyclen’: op talloze andere manieren kan je laten terugkomen dat Bob snel geïrriteerd raakt. Collega’s die niet met je willen eten in de kantine, is niet voor herhaling vatbaar, als je het verhaal interessant wil houden.

Als je zo met een verhaal begint, kan een inciting incident, vlak na de start van je verhaal het al helemaal op zijn kop zetten! Daarover volgende week meer.

Zo schrijf je een sfeerbepalend detail

Show don’t tell en sfeeromschrijvingen ten spijt: soms ontkom je er niet aan en verandert een detail het beeld wat je probeert te omschrijven compleet. Zo gebruik je een detail om je verhaal op zijn kop en een lezer op het verkeerde been te zetten.

Casus: bewoner van het mooie huis

Laatst liep ik door de stad en zag ik een lieflijk oud huis, wat paste bij de charme van de stad. Het huis had iets onschuldigs en een mooi onderhouden voortuintje met een schattig wit hekje. In mijn verbeelding woonde daar een lief oud vrouwtje, wat in haar jonge jaren een schoonheid en het middelpunt van de sociale hoge kringen van de stad was geweest. Dadelijk zou de deur opengaan en de geur van versgebakken koekjes naar buiten komen drijven. Toen zag ik de echte bewoner in het raam: een oude, goedgeklede en zeer norse man, wiens hele voorkomen de indruk dat hij meteen de politie zou bellen als ik een krasje op zijn lieflijke hekje zou achterlaten.
Daar ging mijn verbeelding van het aardige vrouwtje, maar ook die van het huis moest eraan geloven. Het was niet langer een huis waarin koekjes werden gebakken, maar een fort voor de stadselite, waarin men dagelijks de duurste wijnen drinkt tijdens ego-strelende gesprekken over hoe de hele cultuur van de stad in elkaar zou donderden als zij er niet waren met hun slimme ideeën en bulkende bankrekeningen.

Dag, inspiratie voor een verhaal met een lieflijk huisje in de binnenstad als voornaamste setting…

Roep een sterke verbeelding op voor een goede sfeerbepaling

Als je in een verhaal zo’n sterke draai wil maken met de toon of het plotverloop, moet je eerst zorgen dat de basis die niet lijkt te kloppen, heel stevig staat. Daarvoor is de belangrijkste vraag: wat is er al bewezen?
Kijk daarvoor naar je personage of naar de tropes die je gebruikt.

Als andere personages je hoofdpersoon een held noemen, moet die dus meerdere keren een kat uit een boom gered hebben, of iemand uit een brandend huis hebben gehaald. Met andere woorden: je moet een bewijs hebben van meerdere relatief kleine acties of van een actie die zo groot is dat het die ‘status’ voor eens een voor altijd kan bewijzen.

Voor tropes moet je goed in de gaten houden wat de meer algemene aanname daarvan is. Neem een groot huis. Daar zullen wel rijke mensen in wonen. Theoretisch gezien kan het ook zo zijn dat daar meerdere gezinnen onder een dak wonen, met een heleboel kinderen. Of dat er in dat huis niet een woning, maar misschien wel tien woningen zijn: er zijn meerdere studio’s in gebouwd om meerdere studenten en alleenstaanden te kunnen huisvesten. Maar de eerste, meer logische aanname blijft dat een groot huis bij rijkelui hoort. Zorg ervoor dat in het geval van tropes die een onverwachte wending gaan krijgen, de basis in ieder geval stevig staat. Anders schept dat alleen maar verwarring.

Schrijf een puzzelstukje met een aanloop

Na de stevige basis kan je aan de eerste introductie van het bepalende detail gaan beginnen. Maar doe dat wel achter de schermen: de lezer mag nog niet in de gaten hebben dat je aan een ‘groter plan’ aan het werken bent. Zie het als de aanzet voor een plottwist. Uiteindelijk moet er iets verrassends in het verhaal gebeuren, maar het moet niet te duidelijk worden dat het daarop uitdraait, anders is het effect ervan weg. Een plottwist heeft puzzelstukjes, een bepalend detail heeft dat niet. Tenminste niet in de zin dat er voor de lezer (achteraf) een puzzel te maken is. Er is wel degelijk een puzzel, maar die zit niet zozeer in acties, motieven en uitspraken, zoals bij een moordmysterie. In plaats daarvan moet je het zoeken in waar in het plot je op dat moment de aandacht op vestigt, op de sfeeromschrijving en de aannames en gedachten van je personages op het moment dat het bepalende detail in beeld komt.

In het voorbeeld van het huis kan mijn persona bijvoorbeeld een scène eerder:

  • zich hebben afgevraagd wat geld al dan niet voor status en hebzucht oproept
  • gedroomd hebben van een vakantie in een gebied vol met pittoreske huisjes
  • bij oma op bezoek zijn geweest
  • een woonmagazine hebben doorgebladerd en nieuwe plannen hebben gemaakt voor de inrichting van de tuin, met óók een lieflijk hekje
  • een film hebben gezien waarin een groep elite rijkelui gemeen is tegen minderbedeelden

In die zin heeft je puzzelstukje niet zozeer een echte opbouw, waarna verschillende andere puzzelstukjes volgen. Het is eerder een aanloop, niet groter dan een scène of twee, drie – al dan niet verspreid door je boek-.

Geruststelling of gruwel

In de voorbeelden hierboven zie je twee mogelijkheden. Het sfeerbepalende detail gaat ofwel in op het verknallen van de verwachtingen van de verwachte trope -hier woont een lieve oma- of het gaat verder in op dat zaadje van gemene, hebzuchtige rijkelui dat je eerder plantte. In beide gevallen zal het een schok bij de lezer teweegbrengen en de sfeer laten omslaan. In het eerste geval komt dat omdat je de geruststelling van een zekere voorspelbaarheid wegneemt. Als gewoontedieren hebben mensen er behoefte aan dat alles min of meer loopt zoals we verwachten. En als er dan geen lief omaatje in het lieflijke huis woont…
In het tweede geval wordt het nare onderbuikgevoel van de lezer bevestigd. Dat heb jij teweeg gebracht met het eerdere zaadje. Maar omdat het een bevestiging is van iets naars – arrogantie, hebzucht of iets anders wat je liever niet ziet- lijkt toch te bestaan of in je verhaal mee te spelen. En dan ook nog op een moment dat de lezer dat niet per se verwacht. Dat zet de lezer (onbewust) op scherp: als de schrijver dit huis al kan laten toebehoren aan een boze, rijke man, terwijl het voor oma hoort te zijn, wat voor vervelende of spannende dingen staat me dan nog meer te wachten?

Speel op deze manier met details en je verhaalbasis, spanningsboog en verdere plotverloop worden extra spannend!

Foto door David Tip via Unsplash

Personage en paradox: zo gaan ze samen in een boek

Als je een clichépersonage wilt vermijden, is de paradox een goed uitgangspunt. Die laat zien dat niemand eenzijdig is en dus ook niet voorspelbaar of als een uitgesproken typetje reageert. Maar er komt een moment in dat zoeken naar diepgang waarbij je niet meer weet of iets paradoxaal is, of gewoon niet meer klopt. Zo kun je te werk gaan om dat probleem op te lossen.

Welke emoties spelen er en wanneer spelen ze?

Een paradox speelt als er twee dingen tegelijk gebeuren die los van elkaar, elkaar lijken uit te sluiten. Dankbaarheid en verdriet, bijvoorbeeld. Dankbaarheid maakt je blij, verdriet juist niet. Maar toch kan je na een mooie vakantie zowel blij of dankbaar zijn dat je hem heb gehad en ook verdrietig zijn dat hij over is.
Dat moment in het vliegtuig is een heel specifieke momentopname: je zweeft tussen twee bestemmingen in. Niet meer thuis, maar ook niet meer op de vakantieplaats. Dat tussen twee momenten of gevoelens inzweven is wat de paradox mogelijk maakt.

Was je nog aan het strand een cocktail aan het drinken, dan was je waarschijnlijk alleen maar blij of dankbaar. En thuis als de eerste keer de wekker voor de werkdag gaat, neemt verdriet (of een mopperbui) die dankbaarheid waarschijnlijk wel weer weg. Bij een paradox spelen dus twee dingen tegelijk spelen die zo verschillend van elkaar zijn dat het onmogelijk is om te beweren dat je de bijbehorende emoties zowel zwartwit als los van elkaar kan zien. Wat op ieder ander moment, tijd, of plaats of emotionele setting, wel had gekund, als de omstandigheden net iets anders waren. Verander een van deze factoren en je ziet dat de paradox verdwijnt. Als je dus met een paradox in je verhaal wil werken, moet je dus eerst een heel duidelijk beeld krijgen van het ‘wanneer/ waar’ en het (emotionele) ‘wat’.

Toen, in die situatie…

Een paradox kijkt dus als het ware terug op een moment of een situatie die op dat moment niet speelt, maar die herinnering eraan wel oproept. Je zit in het vliegtuig van vakantie terug naar huis niet langer aan het strand met de cocktail, maar je denkt daaraan terug. Dat mengt zich met de emotie van van nu of straks. “Als ik weer aan het werk moet…” waardoor de paradox ontstaat.

Dat vergelijken met het gevoel dat hier en nu speelt en het terugblikken op of een gevoel hebben bij een andere situatie kan ook paradoxen opleveren bij meer morele scenario’s. Zo kan iemand met engelengeduld onmiddellijk diens geduld verliezen als die een persoon tegenkomt die grotere, vervelende emoties oproepen. Dat rechtvaardigt dus uitspraken als: “Ik heb engelengeduld, behalve als ik mensen onrechtvaardig behandeld zie worden. Dan schiet ik meteen uit mijn slof!” De vervelende woede die de ‘herinnering’ of de situatie van onrechtvaardigheid oproept, staat dan in contrast met het meer fijne geduld.

Tegenstrijdigheden en paradox

Bovenstaande voorbeelden helpen je om makkelijker te zien wanneer iets echt niet kan en tegenstrijdig is, en wanneer iets paradoxaal kan zijn. Neem het voorbeeld van ‘deze milieubewuste chauffeur heeft drie auto’s, waaronder een Hummer’. Een Hummer is geen milieuvriendelijk voertuig. Nooit, hoe de situatie ook verandert of hoe emotioneel je er ook bij betrokken bent. Ook al noem je hem liefkozend Hummie, hij gaat echt niet eens op gras lopen als je hem een extra wasbeurt geeft. De mogelijkheid om in emoties veranderlijkheid te zien, laat zien dat er een paradox mogelijk is.

Hoe maak en vind ik paradoxen in mijn personage?

Paradoxen zijn dus complex: hoera, complexe personages zijn meestal de meest interessante om over te lezen! Als je een diepzinnig personage wil schrijven, helpt het dus om je personage zodanig divers te maken dat er tegenstrijdigheden lijken te zijn als je ze opgesomd in de personagebiografie zou lezen. Bijvoorbeeld
– Is dol op haar Romeo en zegt niet zonder hem te kunnen
– Kan Romeo niet luchten of zien wanneer hij weer eens over ijshockey begint

“Ik kan niet met en niet zonder jou”, is grammaticaal een tegenstrijdigheid. Maar waarschijnlijk kennen we allemaal wel zo’n stelletje. Maar dat kan dus omdat er emotie en gevoel bij deze paradox komt kijken. Ik voel me helemaal op mijn gemak bij jou als ik bij je ben, maar ik kan je wel schieten -woede en dus emotie- als je je rotzooi weer eens laat slingeren.

Je kan proberen paradoxen te maken als je een personage gaat ontwerpen, of je kan ze proberen te bespeuren als je al een biografie met de bullet points hebt gemaakt. Zodra je een paradox opmerkt, ga dan eens na welke emotie achter dit gegeven of in deze situatie (op)speelt.
– Ze is gek op Romeo ( ze voelt liefde)
– Als Romeo over ijshockey begint, berg je dan maar.
* Julia kan zich tekortgedaan voelen, omdat ze dan minder aandacht krijgt
* Julia denkt terug aan die keer dat ze gewond raakte tijdens ijshockey en daar zit nog een onverwerkt trauma achter
* Julia kan zich eenzaam voelen: Romeo heeft een heel stel ijshockeyvrienden, maar Julia heeft geen hechte vriendengroep waarmee ze eenzelfde hobby kan delen

enzovoorts.

Zodra je weet wat er tussen de regels door staat over een relatief simpel gegeven, kan je daar allerlei kanten mee op of nieuwe vragen bij stellen. Denk aan: weet Romeo van Julia’s ijshockeyongeluk of is dat haar grote geheim? Wat doet dat met hun relatie? Of: als Julia zo eenzaam is: in hoeverre moet je dat in het centrale conflict meenemen, of kan je er misschien een of het verhaalthema van maken?

Je ziet dat je zo vragen krijgt die dieper op de personage ingaan. Dat is iets wat de paradox afdwingt. Als je dus een personage hebt met de nodige paradoxen, moet je er haast je best voor doen om dat nog cliché te maken.

Foto door 愚木混株 cdd20 verkregen via Unsplash

Een dialoog schrijven: start de ruzie

Een van de duidelijkste momenten dat je het verschil ziet tussen echte personen en personages is tijdens een gesprek. Houd je een dialoog waarheidsgetrouw, dan komt alles in je boek tot stilstand. Een dialoog moet juist een element zijn waar er heel veel informatie duidelijk wordt, zodat alles weer vooruit kan, of er dingen ontdekt kunnen worden. En dat bereik je met ruzie.

Het nut van een dialoog vanuit schrijversperspectief

Een lezer kijkt mee in een fictieve wereld door de ogen van personages. Dus als die gedachten verwoorden, is dat een uitstekende manier om meer te weten te komen over hun beleving van de wereld, of om de voortgang van het plot of een verhaalthema verder te kunnen uitdiepen. Ook kun je met een dialoog in het hoofd van je personage duiken en daarmee verborgen motieven blootleggen. Daarmee kan het centraal conflict ook duidelijker worden.

Het nut van een gesprek vanuit personageperspectief

Je personage is een sociaal wezen, net als echte mensen. Daarom zal het met anderen willen praten. Maar bij een dialoog is een grijs gebied te vinden tussen personen en personages. Dat grijze gebied kan je goed onthouden met het zinnetje:

Ik heb iets te vertellen

In het geval van mensen moet je dat letterlijk zien: “ik wil je vertellen over mijn werkdag, hoe vreselijk ik het weer vind, waarom ik dit een geweldig boek vind…”
Bij een personage is dat eerder figuurlijk, zo niet schrijftechnisch: ik heb iets te vertellen over het plot, het verhaalthema, onderlinge relaties tussen personages, enzovoorts.

Daarom kan een mens eindeloos doorkeuvelen over het weer en is dat nooit – of pas na heel lang- vervelend, maar irriteert het bij personages vrijwel onmiddellijk als het om iets eenvoudigs gaat. Het sluit niet aan bij het achterliggende doel van de schrijver om in een dialoog altijd iets meer uit te diepen dan er daadwerkelijk wordt gezegd.

Achterliggende doel van een dialoog: ruziemaken

Een conflict is in een verhaal niet hetzelfde als ruziemaken. Een conflict is waar je held van groeit, een ruzie is die eindeloze: ‘ja maar (jij)…’ in een verbaal gevecht.
Maar op eenzelfde manier is een dialoog ook altijd een ruzie, zonder dat er meteen vazen sneuvelen of stemmen verheven worden.

In een dialoog betekent ruzie dat er altijd sprake is van aanvallen (‘ja, en [wat ik zeg klopt ook] ..’) of verdedigen ‘nee, want…[hier heb jij niet aan gedacht]’. Net als bij het verschil tussen ruzie en conflict in de narratieve zin is aanvallen en verdedigen en de bijbehorende ‘ja maar’ en ‘nee want’ niet letterlijk. Zie het meer als een ‘aanvulling’ op hetgeen wat de ander net heeft gezegd. En ja, soms is dat inderdaad ruziën of discussiëren, maar het kan net zo goed een lieflijk gesprek tussen een moeder en kind zijn:
“Wat was het leuk in de dierentuin vandaag!”
“De leeuw had zulke grote tanden, hè, mama?” (Ja, het was leuk en [de leeuw was het indrukwekkendst])
“Daar kon hij een zebra mee opeten!”
“De leeuw zat zo mooi op de rots te brullen” (Nee de leeuw eet geen zebra op, want [de leeuw was te druk met brullen op de rots])” Wat ook kan: (“Ja en [ik kon bij het brullen zijn grote tanden zien waarmee hij die zebra op kon eten]).

Afhankelijk van hoe moeder dit interpreteert, kan dit gesprek verdergaan:

Hoort ze vooral de nee, dan zegt ze misschien: “Hoe hard denk je dat een leeuw kan brullen?” Hoort ze de ja, dan vraagt ze: “Zou je dat zielig vinden, als de leeuw de zebra op zou eten?” om het gesprek verder op gang te houden.

Een echte discussie in een dialoog

Natuurlijk wordt er ook wel eens echt gediscussieerd in een dialoog. Dan is het zaak dat je binnen de regel van ‘ja en’ ‘nee, want’ uiteenzet waarom personages vinden wat ze vinden. In een echte discussie is er niets zo vervelend als het argument: omdat ik dat vind. In een boek is die irritatie nog drie keer groter, omdat het verder geen inzicht geeft in wat personages denken, waarom ze dat denken en het het verdere plot ook niet vooruit helpt. Dialogen zijn bij uitstek momenten waarop je kan zaaien en oogsten. Denk aan de echtelijke ruzie over de afwas. Dat gaat echt niet meer over de vuile vaat als het argument valt: ik doe het hele huishouden altijd, en jij doet nooit wat (nee, ik ben geen nutteloze partner [want ik ben hier degene die altijd alles regelt]) (Ja, jij bent wel de schuldige [en jij bent degene die alles fout doet])

Altijd meer zeggen dan er gezegd wordt

Op die manier moet er in een dialoog altijd meer bedoeld worden dan er eigenlijk gezegd wordt. Zodat je later in het plot kan zeggen: en daarom ging Karin vreemd met Gerard, omdat híj wel eens iets regelde in het huishouden. Een belangrijk plotpunt, waar het hele verhaal naartoe liep door middel van een goede expositie in een dialoog verstopt. Terug naar het idee dat:
“Lekker weertje!’
” Ja, lekker weertje, hè?
in een boek zelden tot nooit werkt in een dialoog. De oorzaak daarvan is dat er niet meer wordt bedoeld dan de ‘mededeling’ dat het lekker weer is. Het geeft geen verdere inkijk in het hoofd van het personage, het is geen zaaien en oogsten in een plot. dat tot uiting kan komen.. Dat wil niet zeggen dat je daar niets mee kán.
Soms is het zo simpel als veranderen naar: “alweer die stomme regen, nu kan ik alweer niet gaan fietsen…” [nee, ik ben hier niet blij mee, want nu zie ik mijn fietsmaatjes alweer niet…]

Als je er dan nog voor zorgt dat je wat kleine, persoonlijke maniertjes van personages en algehele sfeeromschrijving aan toevoegt is je dialoog al snel vlot en levendig. Voeg daarbij nog de regel van actie en reactie toe en je dialoog spat van de pagina’s af.

Foto door Daniel Lonn on Unsplash.

Meer weten over het schrijven van een dialoog? Je kan ook mijn cursus volgen.

De observerende schrijver: Ik zie… schaamte

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… schaamte.

Wat is schaamte precies?

De volgende definitie van schaamte komt van sociale wetenschapster Brene Brown:

Schaamte is het intens pijnlijke gevoel of de ervaring te geloven dat we tekortkomingen hebben en daarom onwaardig zijn voor liefde en erbij horen – iets wat we hebben meegemaakt, gedaan of niet hebben gedaan maakt ons onwaardig voor menselijke verbondenheid.

In haar werk maakt Brene ook een onderscheid tussen schaamte en schuldgevoel:
Schuldgevoel is de innerlijke stem die zegt: “Ik heb iets slechts gedaan.”
De innerlijke stem van schaamte zegt: “Ik ben slecht.”

Kun je schaamte zien?

Schaamte is een gevoel, en het blijft vaak onzichtbaar omdat het zo lastig is om over te praten. Brene Brown stelt zelfs dat schaamte niet kan blijven bestaan als erover wordt gepraat. Hoe dan ook, schaamte is iets dat vanbinnen woedt en niet naar buiten hoort te komen. Bij schaamte ligt het gevoel van ‘het niet waard zijn’ eraan ten grondslag. Wat is ‘het’? Dat kan zeer uiteenlopend zijn:

  • Hulp ontvangen
  • Uitgenodigd worden voor een feestje
  • Promotie krijgen

Enzovoort.

Dit is de schaamte die je niet kan zien, omdat die in iemands hoofd afspeelt. Maar als je het ‘omdraait’ kan het al iets zichtbaarder worden:

  • Als je geen hulp waard denkt te zijn, ga je er niet om vragen
  • Als je denkt dat je geen waardige gast te zijn op een feestje, trek je je misschien terug in de groep of bij sociale activiteiten
  • Ben je de promotie zogenaamd niet waard? Dan houd je je klein op het werk of ga je daar niet je beste beentje voor zetten.

Schaamte observeren in plaats van erover praten?

In een persoonlijke situatie kan je met geliefden erover praten, maar als het puur om observeren gaat, is schaamte moeilijk te zien, omdat het zich ten koste van vrijwel alles wil verstoppen. Daarom vormt schaamte een wijze les voor observeren in het algemeen. Als je iets ziet, is het handig, soms zelfs nodig om erover na te denken wat daarmee een samenhang heeft of kan hebben. Maak bijvoorbeeld een woordenweb met het kernwoord in het midden en schrijf in de vertakkingen op wat er wellicht nog meer achter schuilt, of juist waar het een symptoom van kan zijn.

Natuurlijk hoef je met observeren niet altijd eindeloos verder over iets na te denken. Als je een stel tieners opgewonden kwebbelend ziet winkelen, kan je bedenken dat ze elkaar al sinds de kleuterklas kennen en allebei dol zijn op tennis, maar daar schiet je niet veel mee op als het gaat om de vraag: “Wat zit erachter?” Vriendinnen die tennissen, is geen verhaal, maar een gegeven.
Iemand die zijn baan heeft verloren, zich daarvoor schaamt en nu aan de drank is, is dat wel. Daar spelen de vragen “Wat is er exact aan de hand?” en “Waarom?” mee. Dat zijn de toverwoorden voor een pageturner.  

Als je iets observeert waar je de vinger niet op kan leggen, maar waarbij je wel afvraagt ‘Wat?’ en ‘waarom?’ – zoals bij schaamte-, dan is het de moeite om er iets meer werk van te maken dan alleen iets opmerken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Andrew Neel verkregen via Unsplash
.