Als je al even schrijft, weet je dat show don’t tell een belangrijke schrijftechniek is. Maar als je het te eenvoudig toepast, is de techniek alsnog niet al te effectief. Probeer daarom de techniek zo toe te passen dat je je personages er beter door leert kennen.
Show don’t tell in het kort: matigheid op de loer
In het kort betekent show don’t tell dat je iets laat zien in plaats van dat je ronduit schrijft wat er gaande is. Tell is: ‘hij huilt.’ Show is: ‘er biggelen tranen over zijn wangen.’ Over het algemeen is show een vlottere schrijftechniek dan tell. Maar je kan ook show schrijven zonder dat het echt tot de verbeelding spreekt. Neem bovenstaand voorbeeld. Als je tranen over wangen ziet lopen, spreekt dat meer tot de verbeelding dan wanneer je schrijft dat er iemand huilt. Maar zijn die tranen over de wangen nou echt zo bijzonder? Niet echt: het is de meest standaard manier van huilen beschrijven die je zo ongeveer kan bedenken. Als je dus te standaard bent met je shows, kan er alsnog een matige tekst ontstaan.
Verboden woord: voelen
Als je over gevoelens schrijft, is het woord ‘voelen’ een taboe, omdat het een tell in de hand werkt:
* Ik voel me verdrietig versus: de tranen prikken achter mijn ogen.
* Ik voel me duizelig versus: de wereld om me heen begint te tollen.
Maar ook bij een show ligt ‘voelen’ eerder op de loer dan je misschien denkt.
* Ik voel het bloed in mijn oren bonken.
* Ik voelde mijn hart als een razende tekeer gaan.
Herschrijf de zin zonder ‘voelen’ of probeer een ‘als(of)-zin’ te schrijven:
* Het bloed bonkte in mijn oren.
* Mijn hart ging tekeer als een op hol geslagen pauk.
* Door de spanning was het alsof er een kolonie mieren door mijn bloedbaan racete.
Leer het karakter van je personage kennen
Je hebt nu een aantal manieren gelezen om een standaard manier van show te voorkomen. Als je een show ook echt levendig wil maken, kijk dan ook eens naar wie jouw personage als persoon is. Bij de onderstaande tabel met mogelijke shows horen bepaalde emoties:
Vrolijkheid | Verdriet | Woede |
In de handen klappen van plezier | Tranen flink de loop laten | Een schop tegen de tafelpoot geven |
Een vreugdedansje doen | Niets (meer) zeggen en in een hoekje kruipen | Een woedende kreet slaken |
Glimlachen | Weglopen van gezelschap | Met een rood hoofd zwijgend voor je uit staren |
Geen van deze voorbeelden is goed of fout. Maar zodra je beter naar je personage kijkt, zou je daar wel van kunnen spreken. Een makkelijk voorbeeld is om een extravert en een introvert personage met elkaar te vergelijken.
Het extraverte personage zal waarschijnlijk een vreugdedansje doen, flink huilen en een schop tegen de tafelpoot geven. De introverte tegenhanger glimlacht, kruipt in een hoekje en staart zwijgend voor zich uit terwijl de woede vanbinnen als een malle door het lijf gaat.
Natuurlijk kan een introvert ook ooit schreeuwen en de extravert rustig glimlachen. Maar als je deze afwegingen maakt in het schrijven van je shows, zal je niet makkelijk meer middelmatig schrijven. Ook al wijk je dan een keer uit naar iets standaards als tranen die over de wangen lopen.
Omstandigheden en medepersonages
Je personage zal net als echte mensen ook anders zal reageren naarmate er andere medepersonages of omstandigheden aan de orde zijn.
Uma heeft liefdesverdriet en huilt de ogen uit haar hoofd. Ze belt haar vriendin Sarah op om te vragen of het aan haar lag dat ze is gedumpt. Had ze zich misschien toch wat vaker sexyer moeten kleden voor deze mooie man, of schatte Hans haar gewoon niet op waarde? Sarah is nog niet zo lang geleden zelf afgewezen en kan zich dus goed in Uma verplaatsten: “Nee, meid, Hans was gewoon een botterik.” Een ideale vriendin, toch?
Maar dan overlijdt Uma’s favoriete tante in een auto-ongeluk. Nu hoeft ze niet te twijfelen of zij wel aantrekkelijk genoeg was om dit verdriet te voorkomen. Dit is domme pech en ze krijgt haar tante nooit meer terug. Uma kan niet terecht bij Sarah, want zij is doodsbang om te praten over alles wat met overlijden en rouw te maken heeft.
In plaats van tranen met tuiten te huilen bij een vriendin, kruipt Uma nu een aantal dagen in een hoekje. Ze durft niet te huilen, uit angst dat ze er nooit meer mee kan stoppen als ze daarmee begint.
Je kan erachter komen wat (op welk moment) goed bij je personage past door de personagebiografie nog eens goed te lezen en daaruit bepaalde conclusies te trekken.

Spreid de show
Een valkuil van show don’t tell is dat je te veel op zinsniveau gaat denken. Mag je wel ronduit zeggen dat iemand verdrietig kijkt? Natuurlijk: soms is tell nodig voor een fijne tekst. Het gaat er vooral om dat jouw shows in het geheel van het verhaal de overhand hebben.
Als Uma verdriet heeft, kan je een prachtige show-oneliner over haar verdriet bedenken, maar als je het daarbij laat, schiet dat alsnog weinig op. Het kan net zo goed, zo niet beter werken om een heel hoofdstuk aan dat verdriet te wijden. Daarin kan je dan beschrijven hoe ze haar bed niet uitkomt, hoe haar ogen droevig staan als ze tegen iemand praat en haar stem door het verdriet een half octaaf lager lijkt te klinken. Voeg bijvoorbeeld een eetscène toe waarin je laat zien dat Uma niet eet, met haar eten speelt of minder praat dan anders. Zo’n scène schrijf je niet in de enkele zin: Uma had geen eetlust.
Wees niet bang om een show wat langer uit te smeren. Daardoor leer je een personage beter kennen en hoef je ook niet krampachtig op zinsniveau de meest beeldende shows te gaan verzinnen.