Schrijfoefening: hoe ver moet je uitwerkingsonderzoek gaan?

Onderzoeken hoe je personage in elkaar zit en wat het ertoe beweegt om bepaalde dingen te doen of te laten is een belangrijk deel van het personageontwerp of je verhaal. Zo kan het bijvoorbeeld handig zijn om te weten wat een trauma voor een effect heeft. Of wat een depressie met iemand doet, in de klinisch-psychologische zin van het woord. Dat maakt je personage of je verhaal realistischer. Maar je moet ook een keer mee stoppen met verklaren en onderzoeken. In deze schrijfoefening gaan we kijken hoe je die afweging maakt.

Casus: de biaslijst

Een bias is een manier van denken of naar de wereld kijken die objectief niet klopt, maar gevormd wordt door een bepaalde factor. De bekendste is misschien wel de cognitieve bias: omdat je een bepaald gedachtepatroon hebt, trek je conclusies die bij dat patroon passen en logisch lijken, maar toch niet kloppen.
Maar die bias is lang niet de enige. Kijk maar eens naar deze lijst. Er zijn zoveel biases dat je kan denken: kan een mens nog iets waarnemen zonder dat dat meteen een label verdient? Die vraag staat centraal in deze blogpost. Wanneer is informatie terecht een ding of is het de moeite om van een bijbehorend label meer te weten en wanneer is iets zo gewoon dat het het noemen niet meer waard is?

Biasen als referentie: Google, Dunning-Kruger, modaliteitseffect

Voor een goede referentie in de rest van de blogpost, pakken we drie soorten bias uit deze lijst.
Het Dunning-Krugereffect: de neiging van ongeschoolde personen om hun eigen kunnen te overschatten en de neiging van deskundigen om hun eigen kunnen te onderschatten.
Het Google-effect: De neiging om informatie te vergeten die gemakkelijk online te vinden is via zoekmachines.
Het modaliteitseffect: Je onthoudt de laatste items van een lijst makkelijker wanneer de items op de lijst via spraak worden doorgegeven dan wanneer ze via schrijven worden overgebracht.

Dunning-Kruger kan daarbij de grote lijnen van het plot bepalen: wat als je iemand hebt die vele malen slimmer denkt te zijn dan die is? Dat gaat de nodige obstakels in het verhaal opleveren.
Het Google-effect geldt daarbij als: houdt deze kennis of dit stukje geschiedenis uit de personagebiografie paraat om misschien te kunnen gebruiken voor een specifieke scene. Uitgangspunt: het gebeurt ons allemaal wel eens, en is niet zo spannend. Maar wat als we te veel Op Google rekenen en het internet wegvalt?
Modaliteitseffect: de ene onthoudt beter door te lezen dan door te luisteren. De ene houdt meer van appels, de andere houdt meer van peren. Als je je personage inmiddels tot deze details aan het ontwerpen bent, is dat een teken dat je ermee moet stoppen. Ga bovendien na of je geen gaten in je plot hebt doordat je door een gebrek aan overzicht details hebt verwerkt die elkaar tegenspreken.

Van groot naar klein

Begin met Dunning Kruger: alles wat zodanig belangrijk is, dat als daar iets aan veranderd, het plot of het karakter van je personage een compleet andere wending krijgt. Veranderingen kunnen optreden in zaken als de heldenreis, wat er op het spel staat, angsten en dromen van de personages en hun willen en nodig hebben. Ook de invulling van je verhaalthema valt hieronder. Als je daar al invulling of zicht op hebt, kijk dan ook naar je afzonderlijke beats van de drieaktenstructuur. Hoe valt alles samen? Wat kan je niet zomaar veranderen?
Vergeet daarbij ook de ‘per definitie’-regel niet: X uit zich bij iedereen/ in iedere situatie anders, maar houdt altijd in dat Y.
Een rijkaard kan gul of gierig zijn, maar heeft altijd geld op de bank. Iemand met een depressie kan soms nog normaal functioneren, soms niet meer, maar iemand met depressie zit niet optimaal in diens vel.
De ‘Dunning Kruger’ van jouw informatie of situatie is als de ‘per definitie’ van je worldbuildingregels, of de geschiedenis of heldenreis van je personage.

Het Google-effect zijn die dingen die een scène interessant kunnen maken, maar niet per se een verhaal kunnen dragen: tegenwoordig doet het internet het vaker wel dan niet. Gebruik die informatie dan ook maar een paar keer, zo niet maar een keer in het verhaal. Zorg er wel voor dat je dat op een belangrijk of spannend moment in het verhaal meeneemt. Dan wordt het een extra pageturner! Bijvoorbeeld:
Je personage heeft een lelijk sieraard van oma geërfd, dat in de kast stof ligt te happen. Dan komt je personage in geldnood en bedenkt het ineens dat het misschien nog iets van waarde heeft. Dat bezoek aan de taxateur is erg spannend: of het nu waardeloos of waardevol is, dit gaat het verhaal een hele belangrijke richting op sturen.
Of je weet dat je personage iets nóóit zou doen, behalve als… En dan is daar dat moment.
Let bij een ‘Google-effect’ erop dat je het verhaal van de afzonderlijke scene in de gaten houdt en het blijft passen bij het grotere geheel. En dat je niets uit de lucht laat komen vallen. Dat kan je voorkomen door details goed uit te werken.

Het modaliteitseffect is informatie die niet in je verhaal thuishoort. Vaak is het een ‘informatiedarling‘ die je tijdens je onderzoek tegenkomt. Om die te identificeren vraag jezelf: moet ik extra scènes en achtergrondinformatie schrijven voordat dit detail relevant wordt?

Bijvoorbeeld: Timmie is dyslectisch, dus pikt hij informatie makkelijker op als die wordt gehoord, in plaats van geschreven. Maar die dyslexie is nog niet vastgesteld. Dus gaat de hele mallemolen van het testen van start, en een paar duizend woorden later klinkt het verlossende woord: “Meneer van den Hout, we hebben vastgesteld dat uw Timmie dyslexie heeft. Hij zal er vanwege het modaliteitseffect baat bij hebben als hij leerstof auditief krijgt aangeboden. Daar houden we vanaf nu rekening mee.”
Die conclusie met dat ene woord was de langere opbouw ernaartoe niet waard. Anders gezegd: ga je dingen extra toevoegen om een ding te verklaren, dan moet je jouw onderzoek en/ of de uitwerkingen daarvan stoppen en niet verder in het verhaal meenemen.

Foto door Jorge Alvarado verkregen via Unsplash.



Plaats een reactie