Zo maak je een cliché origineel: ik mis je zo 

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je om clichés te herkennen en zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en deze weer terug op de rit zetten. Deze week: uitzonderlijk gemis.  

Het cliché

Of het nu gaat om een gebroken hart, een overleden geliefde of zelfs een onbereikbaar thuis: soms mist je personage iets of iemand zo erg dat huilen en snotteren het enige is wat het personage nog kan doen.

Waarom stoort dit cliché zo?

Als je personage zoveel verdriet heeft dat het maar tot één ding in staat is, zet je daarmee je verhaal op slot. Je personage kan alleen maar denken aan wat was of had kunnen zijn. Vaak wordt dat verdriet te dramatisch uitgeschreven: als je niet schreeuwt en huilt in je kussen of je bed wekenlang niet meer uit kan komen, is dat verdriet dan wel zichtbaar genoeg voor de lezer?

De oorzaak van het cliché: verdrietige paradox

Het lastige van het schrijven over heimwee of liefdesverdriet is dat je inderdaad moet schrijven over een personage dat even de weg kwijt is en (emotioneel) niet optimaal functioneert. Als je dit wilt uitleggen, moet je ook duidelijk maken waarom het gemis zo ernstig kan zijn geworden. Dan ligt het risico van een te uitgebreide en verdrietige geschiedenis op de loer.
“Het is logisch dat Lotte Bram mist, zij hebben zo veel meegemaakt. Laat haar nou maar.” Hierdoor leest de lezer alleen maar leest over de geschiedenis van Lotte en Bram en niet meer over een lopend plot. Daar gaat het vaak mis bij dit cliché: het verklaren krijgt te veel voorrang op het plot.

Het cliché fiksen: wrijf het er maar in!

Als je personage iets overkomt wat het gemis van start laat gaan, dan mag je daar de nodige aandacht aan besteden. Denk dan aan een moment dat iemand een relatie uitmaakt, of wanneer je personage voor het eerst weer de foto’s van het verre thuis bekijkt.
Gebruik dat gedeelte van je verhaal om te laten zien waarom je personage zo sterk aan iemand of iets gehecht is of was. Daarna laat je het personage verdergaan met het leven.
Vervolgens schrijf je in dat leven dingen die je held aan het gemis herinneren, maar die je held dwingen om door te gaan.
Als er net een relatie uit is laat dan bijvoorbeeld koppeltjes voorbijlopen in het openbaar. Als je personage heimwee heeft naar een ver land, laat dan net iedereen vakantieplannen maken om daar naartoe te gaan, in dezelfde week dat je personage daar ook had kunnen zijn, maar door de omstandigheden anders besloten.
 Aan zulke dingen kan je personage niet ontsnappen. Maar zo kan het plot verder én leren zowel held als lezer wat de held doet in tijden van tegenslag.

Wees voorzichtig: deze oplossing is gevoelig voor deus ex machina. Zorg ervoor dat je hier extra subtiel schrijft.   

Tip voor het verminderen van het cliché

Schrijf je over heimwee of liefdesverdriet, dan kan het helpen om niet te schrijven met verdriet als uitgangspunt. Denk ook eens aan melancholie, spijt, twijfel en andere emoties die geen ‘kant- en klare’ oplossing bieden als het gaat om hoe je die kan uitwerken als schrijver. Schrijf je over verdriet, dan schrijf je bijna als vanzelf over huilbuien. Bij andere emoties die ook bij gemis (kunnen) komen kijken, moet je wat creatiever zijn. Dat vermindert het cliché ook.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Anthony Tran verkregen via Unsplash.

Tijd voor proeflezers: na de eerste schrijfsprint

Proeflezers inschakelen doe je liever te vroeg dan te laat. Het is zelfs waardevol om ze al in te schakelen als je de allereerste versie van je eerste hoofdstuk hebt geschreven en net uit de schrijversflow komt. Want in je eerste enthousiasme en de tekentafelfase is je blinde vlek voor een aantal belangrijke zaken vaak het grootst.

De schrijversflow en de tekentafel

De allereerste fase van het schrijven is fantastisch. Je bent nog vol van dat moment waarop je wist: ‘ik ga schrijven!’ en dan volgt de tekentafelfase waarin je in een schrijversflow talloze ideeën neerkrabbelt die nog op elkaar aansluiten ook! Uiteindelijk staat de basis van je personages, de drieaktenstructuur en je verhaalthema. Voordat je verder snelt met nog meer uitwerkingen is het verstandig om hoofdstuk 1 te schrijven en dat op te sturen naar een aantal proeflezers.

Het belang van hoofdstuk 1 voor schrijver en proeflezers

Niet iedere schrijver begint het schrijven van hoofdstuk 1, maar het is wel verstandig om een eerste versie daarvan naar proeflezers op te sturen. Net zoals een redacteur in de eerste regels of alinea’s een indruk krijgt of je verhaal het verder lezen waard is, doet de lezer dat ook. Gelukkig is die doorgaans wat geduldiger, maar evengoed wil die ook van begin af aan het idee krijgen dat het verhaal fatsoenlijk van start gaat. Anders gezegd: dat het geen drie hoofdstukken of dertig pagina’s gaat duren voordat het überhaupt duidelijk is wat er in het het verhaal gaat gebeuren.
En omdat jij als schrijver het complete plaatje al voor je ziet, is de kans aanwezig dat je de lezer niet de context, hints of kennis geeft die nodig zijn om een goede eerste indruk achter te laten.
Het is heel leuk als je in hoofdstuk 1 al een puzzelstukje voor plottwist kan geven dat in hoofdstuk 7 terugkomt. Maar als je lezer nog geen idee kan hebben van het algemene verhaal, laat staan van de plottwist, dan gaat dat zijn doel voorbij. Maar de kans is groot dat jij met je gedachten al bij die plottwist bent, omdat je zo druk bent met alles nog verder uitwerken. En dan krijg je een blinde vlek die alleen proeflezers kunnen opmerken.

Overweeg dus om je proeflezers al na dit eerste hoofdstuk op te sturen: het voorkomt onnodig veel schrappen later in het schrijfproces.

Hoe lang moet je eerste hoofdstuk voor de proeflezer zijn?

Zeker als je net gaat beginnen met schrijven, heb je nog geen realistisch idee van het woordenaantal van je boek of je hoofstukken. Dus hoe lang is dit ‘hoofdstuk 1’ dat je aan je proeflezers doorstuurt? Dat ligt er vooral aan wat je genre en je schrijfstijl zijn.

Bij een genre met veel worldbuilding, heb je de eerste pagina’s nodig voor een goede situatieschets van de papieren wereld. Dan is 1000 woorden helemaal niet zo veel: je personage moet immers ook nog aan bod komen. Schrijf je echter een roman, romantisch verhaal of feelgood, dan is 1000 woorden véél te lang om slechts je personages te introduceren.
Voor de schrijfstijl geldt hetzelfde idee. Schrijf je recht voor zijn raap, dan kun je in 1000 woorden een heel eind komen voor het eerste hoofdstuk, ben je van het meer poetische waarbij sfeeromschrijvingen voorop staan, dan ben je met een paar honderd woorden misschien net begonnen.

Maar ongeacht hoe veel of hoe weinig woorden je nodig hebt voor een goede introductie, hier is een vuistregel:

Binnen 1000 woorden moet je een globale introductie van je verhaal en personages hebben. Binnen 3000 woorden moet je lezer het gevoel hebben dat het verhaal al van start is gegaan.

Een introductie van je verhaal en personage is zoveel als: dit is er aan de hand in deze fictieve wereld en de personages gaan zich daar op deze manier in bewegen.
Het verhaal is van start betekent: je leest niet meer alleen maar over het hoe en wat van de wereld en je personage. Er gebeurt al iets dat om actie-reactie vraagt. Het voorstelrondje is voorbij, nu moeten je personages aan het werk.

Wat moet de proeflezer na het eerste hoofdstuk kunnen terugkoppelen?

Je hebt een lijstje met standaard vragen voor proeflezers. Als je feedback vraagt over hoofdstuk 1, dan komen daar nog de volgende vragen bij:
– Kun je je een voorstelling maken van de aankomende heldenreis van de personages?
– Is eventuele worldbuilding voor nu(!) genoeg om je een voorstelling van de wereld te maken (want infodump ligt op de loer!)
– Wat denk je dat het (mogelijke) verhaalthema is?
– Is het duidelijk wat er op het spel staat of kan gaan staan?
– Is het personage al iets meer dan een stuk karton? Lees: heb je op zijn minst een idee welk archetype dit personage is? Of heb je desnoods een lichtelijk(!) cliché beeld wat voor iemand dit is? (Ja, een lichtelijk cliché beeld. Als je personage van begin af aan super cliché is, is het evengoed weer net een stuk karton.)

Je hebt in hoofdstuk 1 niet voldoende ruimte om alles al te ‘verklappen’. Dat hoeft ook niet, anders wordt je boek inhoudelijk te magertjes. Maar je moet al wel iets waardevols kunnen beloven. Deze vragen geven je daarbij een houvast.

Het lezerscontract: zou je hiervoor tekenen?

Als laatste controle leg je de proeflezer na hoofdstuk 1 de volgende vraag voor:
Stel: ik leg je een contract voor waarin je belooft dat je het straks voltooide verhaal gaat lezen. Ben jij op basis van hoofdstuk 1 bereid om bij voorbaat al een X aantal kostbare uren van je tijd op te offeren als dit boek straks helemaal af is?
Belooft hoofdstuk 1 nog te weinig waardevols, dan zal je proeflezer niet willen tekenen. Dan moet je dat ‘contract’ dus aan moeten passen. Maar als je hoofdstuk 1 goed uitwerkt, dan zal je proeflezer staan de popelen om te tekenen. Natúúrlijk offert die straks wat uren voor op voor je boek. Sterker nog, kan jij als schrijver niet wat vaart maken?
Dan is het goede begin gemaakt.

Foto door Ben White verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: de puber op de middelbare school

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week kijken we naar twee veelvoorkomende clichés bij personages van de middelbareschoolleeftijd.   

Het cliché: een aantal bekende pubers

Degene die op de middelbare school mooi is, met wie iedereen vrienden wil zijn en die gemeen is tegen iedereen buiten de vriendengroep. En dan de verstotende: vriendeloos, gepest en vaak goed in bètavakken. Kortom: de populaire en de nerd. En dat zijn er nog maar een paar van de pubers die in schrijversland naar de middelbare school gaan.

Waarom stoort dit cliché zo?

De middelbare school kenmerkt zich wel degelijk door bepaalde kliekjesvorming als het om vriendschappen gaat. Maar door je jonge tienerpersonage te snel de populaire of de nerd te maken, neem je pubers niet serieus.
Die kunnen meer zijn dan óf gemeen en mooi, óf lelijk en gepest, óók al vliegen de hormonen in het rond en wordt er een plaats in de sociale hiërarchie gezocht. Het risico dat je er storend oppervlakkige personages van schrijft, is heel groot.

Maar er kleeft nog een nadeel aan deze typische classificering van karaktertrekken tijdens de middelbare schooltijd. Als je die clichéwaarden aan elkaar koppelt alsof ze niet afzonderlijk van elkaar kunnen bestaan, dan gaat vroeg of laat je verhaalthema eronder lijden.
Je kan dus alleen maar zacht van aard zijn als je ook gepest wordt? Want als je mooi bent, moet je ook gemeen zijn.
De kans is groot dat met zulke rigide regels je een verhaal niet fatsoenlijk kan uitwerken. Omdat je niet de diepte in kan gaan en omdat je nog een heel leger aan medepersonages nodig hebt die elk een specifieke karaktertrek moeten vertegenwoordigen. Zoals iemand die aardig is zonder gemeen te hoeven zijn. Maar dat is dan vaak wel weer een vervelende cliché grappenmaker.

De oorzaak van het cliché: gebrek aan levenservaring

In kinderboeken is er nog geen behoefte aan diepzinnige personages. Pubers lijken in schrijversland vaak tussen de kinderen en volwassenen in te vallen als het gaat om waar ze in hun emotionele ontwikkeling zijn. Ze spelen relatief weinig de hoofdrol in diepgaande verhalen. Dus lijkt het een vrijbrief om ze maar eenvoudig weg te zetten. ‘Het zijn pubers, die worden gedreven door de hormonen. En we weten allemaal hoe dat gaat…’. Vanwege hun gebrek aan levenservaring wordt te vaak gedaan alsof ze nog geen idee van het leven hebben. Maar een zogenaamd gebrek aan levenservaring mag nooit een excuus zijn voor het gebrekig uitwerken van karaktertrekken.

Het cliché fiksen: gebruik pubers niet als gereedschap voor schok en drama

Het lijkt geen gek idee om pubers in een verhaal te laten voorkomen in verhalen voor het nodige drama. Experimenteren met drank, seks, drugs en het zich afzetten tegen de ouders lijkt daar een goed recept voor. En dat kan werken, maar je kan het beter laten om een puber in je verhaal te schrijven, alleen omdat je de lezer daarmee denkt te choqueren. Extra drama aan je verhaal toevoegen omwille van het extra drama is geen goed idee. Een lezer prikt daar makkelijk doorheen. Bovendien kan het tegen je werken als je een complete (potentiële) doelgroep niet serieus neemt.

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Zie pubers liever als mensen die emoties sterker ervaren dan mensen die alleen maar gedreven worden door emoties. Dat voorkomt al een hoop van de oorzaken die ervoor zorgen dat dit cliché zo eenzijdig en oppervlakkig maakt.
  • De naïviteit die pubers doorgaans hebben kan je ook omzetten naar een unieke drijfveer en veel daadkracht om iets te veranderen in plaats van ernaar te kijken als ‘dom’.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Olivia Hibbins via Unsplash.

Schrijfoefening voor aan de tekentafel: leer je personages kennen

Als je nog aan de tekentafel bezig bent, kan het soms lastig zjn om te overzien wie je personages zijn en wat hun verhoudingen gaan worden. Ten opzichte van het plot, maar ook ten opzichte van elkaar. Om daarin iets meer zicht te krijgen, kan het helpen om je personages een van de vier elementen toe te wijzen, om zo te kijken wat ze aan elkaar zullen hebben en of ze eerder vijanden dan vrienden zullen worden.

Elementen als karatertrekken voor je personages

Water, aarde, vuur en lucht zijn welbekende symbolieken om mee te spelen. Het zit zelfs in onze taal verweven. Denk aan dingen als:

– zij zijn als water en vuur
– watervlug zijn
– goed geaard zijn
– ergens luchtig over doen

Dit kan je oppervlakkig gebruiken om je personage snel wat karaktertrekken toe te wijzen, maar je kan er ook complete verhoudingen mee ontdekken. Het is daarvoor belangrijk dat je bovengenoemde voor de hand liggende voorbeelden iets meer los kan laten en ook al een globaal idee hebt waar je verhaal over gaat, of waar het thematisch naartoe moet gaan. Ook moet je eenzelfde element van meerdere kanten kunnen bekijken.

Wat weerspiegelen de elementen voor jou?

Schrijf eerst eens op wat je met ieder element associeert. Of je van clichés uitgaat of niet is niet van belang. De kans is groot dat je dingen tegenkomt die elkaars tegenpolen lijken te zijn, of twee kanten van eenzelfde medaille belichten. Denk aan vuur. Dat kan jou heerlijk verwarmen, maar je kan je er ook aan branden. Als je zulke ‘tegenstrijdigheden’ tegenkomt, kijk dan wat voor jouw persoonlijke associatie, verhaal of personage het best lijkt te passen.
Want een personage ‘van vuur’ kan dus zowel je veilige haven zijn als degene die alles verwoest. Dat telt nou niet bepaald logisch op.

Puzzel zo eerst met elk element tot je een kort lijstje van eigenschappen hebt die grofweg een personage in de dop zou kunnen vormen. Niet alleen is je ‘lucht’ personage tenger van figuur, het is ook een (te) snelle denker die wat chaotisch kan zijn. Maakt dat een interessante leider, of juist niet? Dat zijn dan dingen waar je op voort kan bouwen.

Maak een rolverdeling voor je personages

Of je nu twee, vier of tien personages een element hebt toegewezen, nu is het tijd om te kijken hoe ze zich tot elkaar verhouden. Denk daarbij goed aan wat je zelf hebt opgeschreven: laat spreekwoord zoals ‘als water en vuur’ los. Want misschien kunnen jouw personages van water en vuur juist redelijk met elkaar overweg.
Want als jij bij water ‘voedend’ hebt opgeschreven en bij vuur vooral denkt aan ‘verwarmend’, dan heb je twee personages die allebei empathie als een belangrijke karaktereigenschap hebben. Die kunnen dus best vrienden zijn, in plaats van de zogenaamde gedoemde vijanden. Dat het waterpersonage dan flexibel is en het vuurpersonage juist ‘krachtig is ‘en daardoor minder flexibel is, kan juist voor een goede balans in je verhaalthema zorgen.

Kijk nu eens wat je verhaal nodig heeft: wat past er bij je thema, doelgroep of moraal?

Als je schrijft over oorlogstijd, kan je eerdergenoemde vuurpersonage een uitstekende held zijn. Maar als je verhaal gaat over een nieuwe uitvinding, dan is je luchtpersonage misschien een betere hoofdpersoon. Die is geschikt om te laten zien hoe ingewikkeld en veranderlijk een creatief proces kan zijn.

Laat je personages samenwerken

Nu ieder personage een eigen rol heeft, ga je kijken hoe je personages gaan samenwerken. Zet ze in een vergaderzaaltje en geef ze een probleem om op te lossen. Dat kan het centraal conflict zijn, maar ook iets wat je alleen voor je opschrijfboekje wil gebruiken. Of iets erg ludieks, zoals: ‘zorg ervoor dat een stormloop bij de uitverkoop van een warenhuis wordt voorkomen als er een artikel wordt verkocht dat op TikTok trendy is’, in een verhaal over een apocalyps – wat nog een symbolische overeenkomst heeft-. Of juist niet: laat ze zich over datzelfde probleem buigen in een verhaal over een pestkop.

Kijk nu eens wie er met elkaar kunnen samenwerken en hoe dat zou gaan. Misschien is dat chaotische luchtpersonage geen ideale manager, maar het meer ‘gegronde’ aardpersonage wel. Maar daarmee heb je nog geen ideaal team. Want dat chaotische personage gaat met deze manager wel een bepaalde vinger in de pap willen om ervoor te zorgen dat het nog wel efficient en waardevol werk kan leveren. Dat hoeft niet meteen op een ruzie uit te lopen. Je kan het flexibele en geduldige waterpersonage de rol geven om het luchtpersonage wat meer te sturen.

Kijk eens op wat voor manier je de personages op die manier aan elkaar kan koppelen of beter uit elkaar kan houden. Hoe vullen ze elkaar aan? waar hebben ze hulp bij nodig? Zet ze zo in deze ‘kennismakingsvergadering’ en je kan een heleboel dingen te weten komen.

  • Waar zitten er mogelijke clues, obstakels of climaxen in je plot?
  • Kan je centraal conflict een heel verhaal dragen, of is het meer iets voor een scène?
  • Waar zijn je personages bang voor?
  • Heb je nog een ander personage nodig dat nog een andere, extra rol moet vervullen?

enzovoorts.

Je bevindingen in je verhaal meenemen

Omdat deze oefening voor de tekentafel is bedoeld, kan je niet een op een je bevindingen meenemen. Het lijkt me sterk dat je echt over water-en-vuurpersonages schrijft die voornamelijk vergaderen. Maar deze oefening is wel geschikt om te testen waar de basis van je verhaal nog iets mist. Weet je al genoeg van de personagebiografieën van je helden? Zie je mogelijke gaten in het plot? Besef je waar het verhaal stil kan gaan vallen?

Als het goed is, komen er met deze schrijfoefening een paar zaken aan bod die er later voor zorgen dat je een hoop moet gaan herschrijven. Of erachter komt dat je dacht een diepgaand thema te hebben dat later niet aansluit, of tegenstrijdig wordt. Je zal ervan schrikken hoeveel er boven kan komen drijven. Maak gerust een uur of twee vrij voor deze brainstormsessie!

Foto door Adrien Olichon verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: maar dat schrijf je niet

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week kijken we naar wat je denkt te schrijven, maar wat niet op papier staat.   

Het cliché

Het bekendste voorbeeld van dit cliché is het volgende voorbeeld: Romeo is zogenaamd uitzonderlijk ‘zorgzaam’. Julia komt thuis met een schrammetje en hij briest onmiddellijk: “Wie heeft jou dit aangedaan? Als ik erachter kom, sla ik diegene meteen in elkaar.”
In werkelijkheid is Julia niet geslagen, maar heeft ze een laaghangende tak ongelukkig in haar gezicht gekregen…

Waarom stoort dit cliché zo?

Deze alfaman is om voor de hand liggende redenen gevaarlijk, maar ook verhaaltechnisch is er iets mis hem. Hij vertaalt een idee wat in beginsel romantisch is, naar iets wat dat allesbehalve is. Daarmee is hij de belichaming van: je schrijft niet wat je zegt te schrijven.

De oorzaak van het cliché: uit de voegen gegroeid  

Als Julia inderdaad geslagen zou zijn, dan doet Romeo er goed aan om haar te beschermen. Maar dat is er sowieso niet gaande en geweld zou het niet oplossen. Bovendien gaat het er deze briesende Romeo vaker om dat iedereen ziet hoe mannelijk, sterk en stoer hij is en hoe alles gaat zoals hij wil. Julia’s welzijn staat meestal niet op de eerste plaats.

Deze Romeo is niet het enige personage dat iets anders uitdraagt dan hij zelf zegt te doen. Wat het exacte scenario ook is, dit cliché begint met een goede bedoeling, die zodanig wordt uitvergroot dat het uitgroeit tot iets heel anders. Voorbeelden:

  • ‘Ik wil je beschermen’ wordt ‘ik wil totale controle’
  • ‘Ik wil enkele klusjes uit handen nemen’ wordt ‘jij kan geen huishouden draaien, daarom doe ik alles voor jou.’
  • ‘Ik ben gul door je wat geld te geven’ wordt ‘ik maak je (financieel) afhankelijk van mij’

Het eigenaardige van dit cliché is dat het bij thrillers een zeer stevige schrijftechniek kan zijn om een personage langzaam maar zeker van de held een slechterik te maken. Maar eerdergenoemde Romeo in het romantische genre en personages in het feelgoodgenre die ‘het gewoon goed bedoelen’ zullen bij iedereen op de verkeerde manier opvallen en irritaties opwekken. Omdat je met hen als schrijver niet schrijft wat je beweert te schrijven.

Het cliché fiksen: hou je genre en moraal in de gaten

Een personage dat in eerste instantie goede bedoelingen heeft, kan makkelijk uitgroeien tot een personage dat iets heel anders belichaamt dan je bedoelt. Het is fictie-eigen om iets overdrevener te maken. Als je een verhaal niet een beetje meer conflict of drama geeft, gaat dat ten koste van een goede structuur of spanningsboog. En die wens voor nét wat meer drama of conflict, groeit sneller uit tot iets heel anders dan je als schrijver meestal denkt of hoopt.
Als je elementen in je verhaal verwerkt die makkelijk in uitwerking of boodschap kunnen transformeren, kijk dan regelmatig of je niet aan het afdwalen bent. Proeflezers inschakelen kan hier ook bij helpen.

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Onthoud dat een verhaal zonder extreme drama ook een goed verhaal kan zijn.
  • Zorg ervoor dat je held meerdere personages heeft om mee om te gaan. Dat voorkomt dat een ander personage te veel macht heeft over diens leven. Of dat datzelfde medepersonage een moraalridder wordt of de boodschap die je mee wil geven, plotseling een heel andere boodschap krijgt.

    Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Francisco De Legarreta C. verkregen via Unsplash.

Zo vergroot je de kans om de slushpile uit te komen

Een afwijzing krijgen van een uitgever is niet fijn. Geen reactie krijgen is misschien nog wel erger, want wat moet je dan fiksen om wel uitgegeven te worden? Met deze tips kom je makkelijker de slushpile uit.

Wat is de slushpile van een uitgever?

De slushpile is de stapel manuscripten die een uitgever moet doorwerken om te zien welke uitgeefwaardig zijn. En omdat het uren duurt om een heel manuscript te lezen en er tig per week binnenkomen, leest een uitgever ze niet allemaal. Je boek wordt beoordeeld op de eerste pagina, zo niet de eerste alinea. Dus dáár moet je al mee scoren, wil je de kans behouden om zelfs maar een overweging voor een uitgeefcontract te krijgen.

Een boek dat de uitgever afwijst: routine of alledaagse dingen

Een beschrijving van een routine is een absolute doodsteek. Beschrijf je in de eerste zinnen:

  • Een ochtendroutine
  • Het uiterlijk van je personage
  • Een dialoog over koetjes en kalfjes
  • Een dialoog met een overduidelijke buitenkantlaag
  • alledaagse sfeeromschrijvingen, zoals het geluid van spelende kinderen bij een verhaal dat zich op een school afspeelt

Reken er dan op dat de uitgever niet verder leest dan de eerste vijf regels. Regels, niet pagina’s! Dat komt omdat de uitgever dan ziet dat de schrijver het volgende (nog) niet begrijpt of beheerst:

Laat dus in de eerste regels zien dat je niet in die valkuilen trapt. Want een uitgever of redacteur gaat ervan uit dat je weet dat de slushpile bestaat. Op of zijn allerminst: dat je begrijpt dat een lezer zich niet door twintig pagina’s gaat worstelen, zonder een belofte op een verhaal of schrijftstijl die er niet beter op gaat worden.

Hoe leest een uitgever of redacteur de eerste regels van je boek?

Kom eens op mijn redactricestoel zitten, dan zie je waarom uitgevers en redacteuren binnen enkele regels of alinea’s je boek kunnen afkeuren. Dit is wat er wordt gedacht bij bovenstaande beginnersfouten.

Uiterlijk: is dat het interessanste wat jou held te bieden heeft? Laat de heldenreis of diepgang dan maar zitten…
Ochtendroutine: als dat de comfortzone is, is die erg weinigzeggend. De comfortzone die wordt verlaten is dan:
– zodanig plotseling en overdreven dat er wordt gechoqueerd in plaats van een verhaal wordt opgebouwd.
– een voorbode van een slaapverwekkend conflict: het verhaal is niet alledaags, maar gewoon saai.
Infodump: ga ik nog een verhaal lezen, of krijg ik alleen maar informatie te horen waarmee de schijver onrecht empathie probeert te kweken? En de basistechniek van show don’t tell is nergens te zien…
As you know Bob: wordt dit hele boek een verhaal met een verteleffect? Deze schrijver begrijpt niet dat een dialoog een ruzie moet zijn.
Pageturner: de schrijver weet niet hoe je de lezer nieuwsgierig maakt, dus vroeg of laat gaat dit verhaal waarschijnlijk compleet stilvallen.
Spanningsboog: de spanningsboog is iets anders dan een rustig voortkabbelende scène en deze schrijver kent dat verschil niet.

Hoe schrijf je binnen vijf regels een interessante introductie voor je boek?

Als je dit zo leest, kan het lijken alsof je binnen vijf regels al een compleet verhaal uit moet kunnen werken, maar dat is niet zo. In de eerste regels moet je de redacteur en de lezer een ding beloven: een verhaal, geen gegeven. En dat betekent niet veel meer dan dat er iets gaat veranderen.
Dus niet: Frenk was een man met een gewone kantoorbaan die wilde dat zijn leven spannender was.
Maar: de doodnormale Frenk krijgt een slechte dag op zijn werk, wat het hele bedrijf op zijn kop zet.

Hoe zit dat dan met boeken die starten met een beleving van een personage? Let er eens op dat die personages, bijna als in een in medias res, zo niet helemaal, al midden in een verandering zitten, of die anders zeer aanstaande is.
En omdat verandering voor ons mensen als wezens van routine altijd spannend is, gaan we reageren op dingen die iets van je karakter zegt.
Als je een ochtendroutine doorloopt, kan je te weten komen dat iemand van jus d’orange houdt Maar dat is niet belangrijk voor een verhaal. Zie je hoe een personage zenuwachtig heen en weer loopt, dan weet je:
– Wat hem zenuwachtig maakt, dus wat mogelijk grote angsten zijn, of minder sterke karakertrekken zijn
– Als je weet waarom een bepaalde uitkomst hem iets kan schelen, kan dat een eerste kijkje zijn in karaktertrekken of moralen

Anders gezegd: je leert zo een personage kennen. Met als bonuspunt dat je als schrijver laat zien dat je dat een lezer belangrijke zaken niet hoeft te voeren. Vergeleken met een dialoog is dat: je kan niet alleen schrijven met een buitenkantlaag, maar ook met de broodnodige binnenkant schrijven. En de kans is dan ook groter dat de schrijver ook óók weet hoe die moet zaaien en oogsten of puzzelstukjes voor een plottwist kan schrijven.

Beloof verdere ontdekking in de eerste regels van je boek

Als je in die eerste regel(s) meteen de lezer voor je weet je winnen, dan is dat het moment om de staat van de wereld (van je personage) verder uit te werken. Laat je aandacht niet verslappen: ook hier moet je je verhaal nog uitzonderlijk stevig in de grondverf zetten voor de lezer. Maak duidelijk wat er op het spel gaat staan: het is een belangrijke aanloop voor de verhaalelementen uit de eerste akte, met name het vaststellen en het verlaten van de comfortzone. In die eerste alinea’s en pagina’s leg je de basis voor de eerste akte, die weer voor een goede basis van je boek zorgt. Of je nu je personage of je plot verder introduceert: zorgt ervoor dat je verdere ontdekking aan je lezer belooft.

Heb je hulp nodig met de introductie van je verhaal of de redactie van je manuscipt? Kijk eens in mijn webshop.


Foto door Wesley Tingey verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: omdat de schrijver het zegt

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: omdat de schrijver het zegt. 

Het cliché

Of het nu een koppeltje is dat met elkaar moet eindigen, of de lezer medelijden zou moeten hebben met een ziek personage, of het landschap prachtig moet vinden: zodra de schrijver iets vindt, moet de lezer het met de schrijver eens zijn. Zelfs als daar helemaal geen inleiding, reden of tekst en uitleg aan te pas komt. 

Waarom stoort dit cliché zo?

Een verhaal heeft in meer of mindere mate altijd een oorzaak en gevolg. Personages worden vrienden omdat ze samen een avontuur zijn aangegaan, een verhaal is spannend omdat er iets op het spel staat, of een landschap is mooi omdat de sfeeromschrijving goed is neergepend. 

Zonder serieuze inspanning van de schrijver wordt een verhaal alleen maar dertien in een dozijn, hoe spectaculair of uniek je verhaal in theorie ook is. ‘Omdat ik het als schrijver zeg’ is een uitgangspunt dat nooit werkt. Net als een kleuter dat vaak doet, zou de lezer zich altijd moeten afvragen: ‘waarom?’

De oorzaak van het cliché: slechte of startende schrijver

Een schrijver die denkt een lezer zomaar mee te krijgen, is slecht bezig. Waarom een schrijver dat denkt, dan verschillende oorzaken hebben:

  • De schrijver heeft een te groot ego of te weinig zelfreflectie
  • De schrijver is te lui
  • De schrijver heeft nog te weinig uitgewerkt aan de tekentafel. De schrijver weet: mijn romantische verhaal speelt zich af in de renaissance. Meer nog niet. Dus ook niet wie de Romeo en Julia zijn en wat de aantrekkingskrachttussen hen gaat vormen. 

Het cliché fiksen: er werk van maken 

Een schrijver met een te groot ego denkt dat die per definitie perfect schrijft, wat de uitwerking alleen maar slechter maakt. Als je te snel denkt dat je goed schrijft, schrijf je vaak volgens het ‘omdat ik het zeg’-principe. Feedback verwerken vind je dan vaak ook irritant, terwijl dat essentieel is om jezelf als schrijver te ontwikkelen. 

Een zekere mate van arrogantie is ook bij de luie schrijver het grootste probleem. Er worden duizenden boeken per jaar geschreven. Dan is het nogal een aanname dat lezers jouw boek als vanzelf leuk vinden alleen omdat je een keer schrijft dat het triest is dat bij tante Bep een ernstige ziekte is geconstateerd. En dat nog voordat de lezer weet wie Bep is of van wie ze überhaupt de tante is. 

Een schrijver aan de tekentafel is nog met die vragen bezig en loopt de kantjes er niet van af, maar heeft juist zin in dit ‘kennismakingsproces’ met het eigen verhaal. Dat voorkomt vrijwel altijd ‘omdat ik het zeg’ in de uitwerkingsfase.

Of je verhaal maar 300 woorden is, of een hele boekenreeks van honderdduizenden woorden omvat, als schrijver moet je weten waarom je verhaal uniek is. En hoe je dat bewerkstelligt. 

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Ben je geen arrogante of luie schrijver, maar gewoon nog bezig aan de tekentafel? Enkele vragen om jezelf te stellen: 
  • Bij onderlinge relaties tussen personages: heb je een aanwijsbare reden waarom zij elkaar liefhebben, hekelen of raar vinden?
  • Bij sfeeromschrijvingen: heb je zintuigrijk schrijven al onder de knie?
  • Wat betreft het plot: Heb je duidelijke clues? Gebeurt er genoeg ‘tussendoor’ om van een vroege oorzaak een later gevolg te maken? 
  • Bij worldbuilding: zijn je wetten logisch en niet via infodump bekendgemaakt? 
  • Weet je hoe je dialogen kan schrijven zonder een ‘As you know Bob?
  • Ken je de intrinsieke motivatie van de personages waarover je schrijft? 

Hiermee zou je al een heel eind moeten komen. Succes! 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Sivani Bandaru verkregen via Unsplash.

Zo schrijf je een boek met een gebalanceerd woordenaantal

Het woordenaantal van een boek is een belangrijkere houvast dan je misschien zou denken. Het kan je behoeden voor allerlei valkuilen van creatief schrijven en als je weet hoe je de houvasten moet lezen, kan je je hele boek en schrijftechniek er inhoudelijk mee verbeteren.

Wat is een goed woordenaantal voor een boek?

In absolute aantallen geldt het volgende voor diverse soorten boeken:

* 20.000 tot 55.000 woorden voor een kinderboek.
* 70.000 tot 80.000 woorden is klein maar fijn voor een roman.
* 80.000 tot 100.000 woorden voor een gemiddelde roman.
* meer dan 100.000 is veel voor een roman, maar normaal voor een genre waar worldbuilding noodzakelijk is, zoals bij fantasy en science fiction.

Maar het draait er tijdens het schrijven vooral om dat je weet hoe je een woordenaantal kan inzetten of moet bewaken. Daarvoor moet je weten hoe een redacteur naar een verhaal kijkt en wat een lezer wil beleven. Die combinatie levert een verhaal op waar iedereen van gaat smullen.

Een redacteur wil een ‘nuttige’ tekst

Denk als schrijver tijdens aan de tekentafel al aan de slush pile. Niet alleen omdat je die straks moet overleven als je naar een uitgever stapt, maar ook omdat je in je eerste 1500-2000 woorden ook een vlotte introductie wil hebben om je verhaal mee te starten dat zaaien en oogsten belooft. Schrijf dus:

  • liever een situatieschets dan een personageschets
  • geen routineschets, maar een eerste aanzet voor latere actie
  • liever over een mogelijk ‘waarom?’ of ‘hoe?’ dan een feitelijk ‘wat?’
  • meteen wat er op het spel staat, expliciet of tussen de regels door.

Kortom: mik op liefde op het eerste gezicht, niet op lust op het eerste gezicht.

Doe je het bovenstaande allemaal goed, dan is een redacteur daar erg blij mee. Die kijkt namelijk niet naar een tekst zoals een lezer dat doet. Om het heerlijk duidelijke cliché van de ridder en de draak maar weer eens te gebruiken: zo kijkt een lezer en een redacteur naar dat verhaal..

Dit schrijf je dit vind de lezer leuk hier let een redacteur opdit interesseert een redacteur
de boerenknecht gaat in riddertrainingals hij knap, klungelig of grappig is.of duidelijk is of wordt waarom juist deze knul in training gaat. Wat maakt hem in het grote geheel van het verhaal daar geschikt voor?of de training laat zien wat het groeiproces gaat worden
Vrouwe Catharina kijkt geïnteresseerd toe als hier een koppel van komt.of vrouwe Catharina geen sexy lamp is.waarom vrouwe Catharina, en niet vrouwe Agatha?
Help, drakenvuur!als Ridder stoer isof Ridder zijn getrainde technieken toepast. waarom dit gevecht ondanks de training nog steeds een uitdaging is voor Ridder
Nog een draak!als er Ridder het gevecht even dreigt te verliezenwaarom het mogelijk is dat Ridder dit gevecht inderdaad kan verliezenwaarom deze draak überhaupt nog tevoorschijn komt
Ridder wordt als held onthaaldals Ridder wordt beloondof zijn heldenreis een logisch geheel vormt. of je wrap-up en einde een passende conclusie vormen.

Kortom: zorg dat je schrijft voor verdieping (van de personagebiografie, bijvoorbeeld) of antwoord kan geven op de vraag: komt dit later ergens terug op een manier die zich vertaalt naar een element in de drie-aktenstructuur of een subplot? Lees: is het belangrijk voor het verháál, of werk je alleen naar een oneliner of geforceerd moraal toe?

Zo kan je een woordenaantal in een boek afkaderen

Als je naar je verhaal kijkt zoals een redacteur dat doet, heeft dat een aantal positieve effecten voor je woordenaantal. Dat komt omdat je bij het toepassen van dezelfde blik, bijna als vanzelf gaat merken dat iets héél lang in woorden, scènes of hoofdstukken voortsleept. En als alles even belangrijk is (lees: het woordenaantal past in verhouding bij dat wat je wil zeggen), heeft dat een aantal bijkomende pluspunten:

  • Je verspilt in dialogen geen honderden woorden aan koetjes en kalfjes.
  • Die dialogen hebben het nodige conflict.
  • Als je weet wat het nut of doel van een scene is, weet je ook of deze scène naar verhouding wat langer mag zijn in je verhaal.
  • Wat je kort en krachtig schrijft, komt ook echt binnen
  • Je weet wanneer sfeeromschrijving eerder 100 dan 25 woorden nodig heeft, of juist andersom. Anders gezegd: je weet hoe je effectief een toon kan zetten.

Een redacteur kijkt bijna, soms zelfs helemaal volledig naar de tekst volgens de methode van Chekhov’s gun. Die kan voor een schrijver heel erg vermoeiend zijn om continu aan te houden. Dat hoeft ook niet, want dat kan de schrijversflow verstoren. Maar als je tijdens het schrijven of bij een eerste revisieronde merkt dat je bij de eerste van je twintig hoofdstukken al op 8000 woorden zit, kan het handig zijn om toch op deze manier naar je tekst proberen te kijken. Al is het maar omdat zeker het begin en de comfortzone naar verhouding rapper moeten worden afgewerkt.
Spijker desnoods je kennis bij van de losse elementen van de drie-aktenstructuur om zo wat meer fingerspitzengefühl te krijgen bij waar je kort en krachtig moet zijn en waar je juist langer bij zaken stil mag staan, ook wat betreft woordenaantal.

Blijf schrijven voor de lezer

Uiteraard moet je ook nog schrijven op zo’n manier dat het verhaal voor de lezer aantrekkelijk blijft. Een redacteur pakt een verhaal in verhouding veel te systematisch aan, waar een lezer een boek eerder gevoelsmatig beoordeeld. Daarover hoef je niet te veel na te denken. Dat is schrijven zoals je het intuïtief aan zou pakken. Daarvoor stel je jezelf vragen als:
is het verhaal nog spannend? Is er een reden om voor de personages te juichen? Een beetje zoals de lijst met vragen voor proeflezers. Maak je wat dat betreft niet te druk om het woordenaantal. Je kan later nog woorden verwijderen of toevoegen als het nodig is.

Negen van de tien keer is een ongebalanceerd woordenaantal de oorzaak van een mindere beheersing van bepaalde schrijftechnieken, of onbegrip van een goede verhaalstructuur. Maak je wat woordenaantal betreft dus niet te druk om wat de lezer daar inhoudelijk van gaat merken.

Foto door Aedrian Salazar, verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: de boze baas

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de boze baas.

Het cliché

Je held heeft een (kantoor)baan en een baas met een woedeprobleem. Baas is onredelijk, vindt zichzelf veel te belangrijk en schuwt schreeuwen naar zijn ondergeschikten ook niet. Regelmatig is deze baas ook nog een seksistische man die zich schuldig maakt aan seksueel overschrijdend gedrag.

Waarom stoort dit cliché zo?

Een seksistische baas die zich zeer ongepast gedraagt, behoeft geen verdere uitleg. Maar er zijn nog andere redenen waarom dit cliché stoort. En dat ligt aan de baas en aan de heldin.
Baas zelf is voor de voortgang van een verhaal storend. Een personage dat extreem koppig, egocentrisch en een schreeuwlelijk is, wil dat alles bij hetzelfde of volgens de eigen regels gaat. Anders gezegd: het risico dat het plot op slot komt te staan is erg groot.
Dan is er nog de boodschap die de boze baas vaak met zich meebrengt. Vaak is de werknemer een heldin die door tegen de baas in te gaan strijdt voor een betere positie van de vrouw (op de werkvloer), en vaak draait daar het hele verhaal dan op. Maar een verhaal dat volledig leunt op één boodschap of moraal, is eerder irritant dan interessant en blijft oppervlakkig.

De oorzaak van het cliché: personificatie van een probleem

Of deze boze baas nu in het verhaal is vanwege feministischte redenen of niet, de boze baas is vaak in het verhaal om de held(in) een te makkelijk doel te geven. Als je kan zeggen: “zodra Baas de deur uit is gewerkt, zijn al mijn problemen over,” concentreert je held(in) zich op een ander, in plaats op diens eigen groei. Dat is sowieso minder interessant om over te lezen. Bovendien is de kans te groot dat je held het probleem ook (gedeeltelijk) door anderen kan laten oplossen. Een goed verhaal heeft geen probleem om op te lossen, maar een conflict om van te groeien.

Het cliché fiksen: geef de baan een project

Zowel baas en werknemers moeten op het werk iets voor elkaar krijgen. Hogere verkoopcijfers, de afronding van een project, de concurrent vóór zijn in innovatie… Zorg ervoor dat dit project duidelijk wordt in het verhaal en neem dat ook echt mee in het plotverloop. Noem niet tussen neus en lippen door dat er hogere verkoopcijfers moeten worden gehaald. Neem het verloop van dat project mee in het plot: dan kan je ook laten zien wie je held als persoon is en hoe die daarvan groeit. Want als je held zomaar iets zitten te tikken achter het bureau of met twee vingers in de neus dit project voor elkaar krijgt, is misschien niet alleen de boze baas het probleem in dit verhaal.

Tip voor het verminderen van het cliché

Maak de baas niet zozeer opvliegend, maar gluiperig of stiekem. In een boek maakt dat een baas veel enger en gemener dan wanneer je hem regelrecht woedend maakt. Dat komt omdat ‘grotere’ emoties makkelijker ongeloofwaardig overkomen in een boek door een gebrek aan opbouw. Wil je hem wel opvliegend maken, zorg dan voor een goede opbouw in die boosheid: laat de baas dus boos wórden in plaats van altijd maar boos zíjn.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Dmytro Tolokonov, verkregen via Unsplash.

Hoe lang moet je een heldenreis introduceren?

Het introduceren van een heldenreis is ontzettend belangrijk. Als je lezer weet wat voor persoon je personage is en waar het voor gaat strijden of van gaat groeien, blijft het verhaal spannend, omdat de vraag ‘wat gebeurt er nu’ blijft hangen. Maar dat ‘blijven hangen’ kan ook een probleem worden als er niet iets moet blijven, maar juist iets in actie moet komen.

Het belang van een goede kennismaking met een verhaal

Een verhaal dat te snel start, zegt zoveel als: ‘Oké, deze held bevindt zich in een benarde situatie en gaat daartegen vechten. Voor de mensenrechten die in het eigen leven ontbreken. Mensenrechten gun je iedereen, toch? Mooi. Oké, nu juich je voor de held en maakt het verder niet uit of die ook een fatsoenlijke personagebiografie heeft en eigen wensen en angsten. Dat helpt niet, dan maak je van zowel je verhaal als je held een dertien in een dozijn. Maar als je de heldenreis te lang introduceert, krijg je hetzelfde effect.

Een goede kennismaking is goed genoeg

Als je weet waar je personage grofweg (!) voor gaat vechten of van gaat groeien, is dat goed genoeg voor de eerste akte van je verhaal. Het willen groeien is niet hetzelfde als dat doen. En daar zit de kern van het potentiële probleem dat ervoor kan zorgen dat je verhaal nooit op gang komt.

Onze held van deze week wil zich inzetten voor een zee zonder plastic. Omwille van het klimaat, en voor een goede leefbaarheid van mens, dier en koraal. En omdat deze held het groots aan wil pakken, moet iedereen het weten: dit blijft niet bij een buurtactie om plastic in te zamelen. Er wordt een heel plan gemaakt. Eerst gaat de aandacht naar de vissen, in het tweede stadium komt het koraal onder de aandacht en dan volgt de mens. Waar het in deze casus fout gaat, is dat de introductie, de vissen, het hele verhaal overnemen, waar het verhaal interessant was gebleven als het verhaal verder was gegaan.

Casusuitwerking te lange introductie: ‘alles behalve Nemo!’

Ken je Finding Nemo? Deze animatiefilm heeft ervoor gezorgd dat generaties kinderen zijn opgegroeid met het idee dat een clownvis een ‘Nemovis’ heet. Dus kan onze held prima een campagne starten met als uitgangspunt dat Nemo in levensgevaar is. En dat gebeurt dan zo:

  1. Held besluit de campagne te starten
  2. Nemo/ de clownvis wordt de mascotte
  3. Mensen gaan de campagne opmerken
  4. Mensen willen met zijn allen clownvissen gaan beschermen
  5. Held krijgt een tegenslag
  6. De tegenslag wordt overwonnen en besproken door anderen.

Dan komt er een kantelpunt. Als alles goed gaat, krijgt de clownvissencampagne nog een laatste zetje en dan gaat Held verder met aandacht te vragen voor het koraal en zo verder. Maar bij een verhaal dat te graag empathie wil winnen van de lezer, gaat het eerder zo verder:

7. “Wat goed, Held, dat je de clownvis probeert te redden.”
8. “Dank je wel. Maar dat moet ook, want we kunnen de volgende generatie het plezier van ‘de Nemovis’ niet ontzeggen.”
9. “Ja, ik heb zulke goede herinneringen aan ‘Finding Nemo’ kijken met mijn kinderen.”
10. “Denk eraan mensen, het gaat om Nemo!”
11. “Wat is Held toch geweldig!”
12 De buurt praat over de held, maar de buren zeggen dat ‘de hele wereld het over de Nemocampagne heeft’, terwijl er nooit een scène buiten de eigen stad afspeelt. Hoogstens wordt er even in een krantenkop gemeld dat Nemo’s thuis in Australië er ook aandacht voor de campagne is. Het is slechte expositie.
13. Er staat plotseling een Australische journalist voor de deur en de wrap-up zegt: en toen was de campagne een wereldwijd succes.

Een verhaal dat geen verhaal meer wordt

Een verhaal is interessant omdat er beweging in zit. Deze campagne en dit verhaal heeft geen kans van slagen omdat het slechts de eerste akte als een compleet verhaal beschouwd. Een keer vallen en opstaan maakt geen verhaal. Net als een verhaal met soortgelijke conflicten dat zich blijft herhalen. Als Held hier een leuke mascotte voor koraal vindt, wordt dat niet veel anders dan bij Nemo.
Dit is geen verhaal meer, omdat er niets (meer) gebeurt. Kijk nog eens goed naar alle bovenstaande punten. Punt 1 tot en met 6 kan – zoals het hoort – in enkele zinnen kan worden samengevat: Held start een campagne voor het redden van de clownvis, die na een hikje onder de aandacht komt bij het grote publiek.
Dat is een verhaal in het klein, ook al is het dan nog niet af.
Maar vat eens samen wat er in punt 7 t/m 13 gebéúrt? Eigenlijk niets. Het is een soort heen en weer een dialoog die meer wegheeft van een welles-nietes discussie in plaats van de diepte die die moet hebben om effectief te zijn.
Tot er plotseling een einde aan het verhaal wordt gebreid. Maar dat maakt het geheel geen verhaal meer. Het is een opeenvolging van een paar feiten, in dit geval met een gigantisch gat in het plot/ de drieaktenstructuur.

Zodra je bij punt zes bent aangekomen, moet je verder met het verhaal. Als je dan nog een keer herhaalt wat er allemaal aan de hand is, zet je een val voor jezelf, van dan is de kans groot dat je in een vicieuze cirkel belandt met je plotpunten.

Wat mist er voor echte empathie bij een te lange introductie?

Een verhaal dat te veel naar empathie vist, slaat op een aantal manieren de plank mis:

  • Held is te oppervlakkig: “indrukwekkend” vult geen personagebiografie.
  • Het verhaal blijft te dicht op de huid van de eigenlijke beleving van de held zitten, terwijl het om het groeiproces gaat.
  • Het denkt vaak ten onrechte dat het verhaal als vanzelf rauw is, als het onderwerp maar heftig genoeg is (mensenrechtenschending, misbruik, enzovoorts)
  • Het gelooft dat de lezer (bijna) niet in staat is tot empathie en treedt als moraalridder om op dat ‘op te lossen. ‘

Vertrouw erop dat je empathie kan winnen door goed te schrijven, in plaats van dat je dat moet forceren.

Foto door Christian Lue verkregen via Unsplash.