Schrijfoefening: show, don’t speak

Show don’t tell is zo’n beetje dé basisregel van creatief schrijven. Zonder deze regel wordt een verhaal erg langdradig, of komt de tekst niet tot leven. Er zijn verschillende manieren om show don’t tell toe te passen, waarvan een er vaak wordt vergeten.

De basis van show don’t tell: terecht tegenprotest?

‘Schrijf ‘de tranen lopen over mijn wangen’ in plaats van ‘ik huil’.’ Voilà: show don’t tell in een notendop. Iedere schrijfcoach hamert erop hoe belangrijk die regel is en geeft verschillende manieren en redenen om show don’t tell toe te passen. Maar theoretische regels zijn nooit heilig, al wordt show don’t tell soms wel zo gezien. Zodanig zelfs dat er ook een tegenbeweging voor deze schrijftechniek is ontstaan. Onterecht, maar daar moet wel een kanttekening bij geplaatst worden. Show don’t tell wordt alleen onterecht heilig als je die notendopregel als enige interpretatie van de regel ziet.

Nu gaan we praten…

Beginnende schrijvers schrijven vaak dat de tranen over de wangen rollen, om vervolgens alsnog in een overdaad aan tell te belanden, vaak in de vorm van een as you know Bob. Zo raken sfeeromschrijvingen en dialogen met elkaar verweven op een manier die het allebei die schrijfvormen alleen maar teniet doet. Daarom kijken we tijdens deze schrijfoefening naar een nieuwe regel/ term: show, don’t speak. Je beschrijft iets zonder een dialoog. Als je van lichaamstaal uitgaat, kan je namelijk show don’t tell toepassen zonder alsnog in een dialoog of ergens anders compleet de mist in te gaan met een overdaad aan ‘tell’.

Show don’t speak: start met een voorspelbare trope

Voor deze schrijfoefening ga je observeren. In het openbaar of een wat meer vertrouwde setting, dat is aan jou. Zorg er wel voor dat je weet wat je grofweg kan verwachten of wat er gaat gebeuren: je moet gaan werken met een enigszins voorspelbare of vertrouwde trope. Denk daarbij aan:
* Een treinreiziger
* Een verliefd stel
* Een verjaardag
Kortom: iets wat je al zo vaak hebt gezien dat je kunt wachten op het moment dat de reiziger ongeduldig op zijn horloge gaat kijken, de conducteur langskomt, het stelletje koosnaampjes gaat gebruiken of gaat kussen, of er iemand lang-zal-ze-leven gaat zingen. Tante Sjaan natuurlijk, want tante Bep is een minuut daarvóór de taart gaan halen.

Bepaalde dingen lopen volgens een bepaald stramien dat je ziet aankomen als je grofweg tien jaar of meer aan levenservaring hebt. Probeer nu eens te bepalen waarom je dat nu precies aan ziet komen. Want die treinreiziger gaat echt niet zeggen: ‘ik word hier altijd zo ongeduldig van, als de trein weer eens drie minuten te laat komt en ik moet hollen voor mijn overstap.’ Nou vooruit, sommige mensen zijn levende as you know Betty’s ( ;)) maar die zijn zeldzaam. We zijn meestal bang dat mensen denken dat we gek zijn als we hardop in onszelf praten. Daar kan je je voordeel mee doen.

Schrijf om te beginnen op waaraan je de ‘start van de trope’ ziet:
* Die twee mensen houden handen vast, dat is een verliefd stel
* Die man in pak in de trein is een zakenman op weg naar een vergadering
* Een groep tienermeiden steekt de koppen bij elkaar: er komt een roddel aan

Wat gebéurt er nu?

Omdat we er zo gericht zijn om naar inhoudelijke spraak te luisteren, vergeten we te kijken naar wat er gebéurt. Dat is de volgende fase: goed opletten. Houd je ogen en oren open en probeer als er sprake is van gesproken taal, die weg te filteren. Dat kan aanvoelen als een focus op detail. Het kan zo uitpakken, maar dat hoeft niet zo te zijn.
Kijk eens naar deze tabel. Je zal zien dat er non-verbale, maar duidelijke dingen zijn die geen extra verbale uitleg meer nodig hebben, en details zijn die al zo veelzeggend zijn dat het geforceerd over zou komen als je personage nog zou zeggen: ‘dus ik voel me…’ of ‘dus ik bedoel maar:…’

Opvallende zakenDetails
iemand loopt met open armen op de ander af iemand speelt met de haren, terwijl die de geliefde aankijkt
diepe zucht en fronsend voorhoofdiemand schuift subtiel een eindje weg van de ander op een stoel, of keert de rug wat meer naar de ander toe
rennen in plaats van lopenEen stem breekt wanneer iemand start met praten
een stel dat je naar een hotelkamer wil stureniemand blijft een paar tellen voor een deur staan vóór het binnenlopen

Kijk vooral naar de kolom met details. Waarschijnlijk lijken dat geen details meer op het moment dat je ze zo afzonderlijk ziet staan. Want als dat verliefde meisje dat met de haren speelt geen (heimelijke) kus wenst of probeert te stelen… En als de stem op het punt staat te breken, volgt er geen leuk nieuws. Dan hóef je niet te weten wat er inhoudelijk gezegd gaat worden om het beeld te snappen. Dat vormt het uitgangspunt van deze schrijfoefening: probeer een (niet zo subtiel) detail of iets opvallends te vinden en schrijf dat uit in een korte sfeeromschrijving, zonder dat je terugvalt op dialoog. Je zal zien dat deze ‘show don’t speak’- scène heel interessant kan zijn zonder gesproken tekst.

Iemand wil opbiechten hoeveel de ander voor hen betekent, maar dat mislukt.

‘Show and speak’ wordt:
Het bloed racete door haar aderen toen ze hem aankeek. Ze slikte. Precies die blik deed haar geloven dat ze meerwaarde had.
“Je moest eens weten hoeveel…”
“Ja?” vroeg hij geduldig.
Maar haar stem wilde niet meer.

‘Show don’t speak’ wordt:
Haar handen trilden terwijl ze hem aankeek. Haar blik hield de zijne vast. Ze deed haar mond open en weer dicht. Ze merkte dat haar hand ongemerkt naar de zijne was opgeschoven, alsof die die van hem had willen pakken. Ze schudde verwoed haar hoofd en draaide van hem weg, hopend dat hij de opkomende tranen niet had gezien.

Zoals altijd zijn toepassingen van schrijftechnieken slechts richtlijnen. Maar voeg ‘show don’t speak’ zeker toe aan je arsenaal van schrijftechnieken als een mogelijke vervaging van ‘show dont tell’.

Foto door 青 晨 verkregen via Unsplash

Voelen versus tasten: het verschil tussen een show en een tell

Zintuigelijk schrijven helpt de lezer om op een persoonlijke manier mee te leven met de held van het verhaal. Je ziet, voelt, ruikt, proeft en hoort dan precies wat er in de papieren wereld gebeurt. Het is het verschil tussen het welbekende ‘show’ en ‘tell’ uit het ‘show don’t tell’-principe. Maar in deze context zijn niet alle zintuigen aan elkaar gelijk. In deze post bekijken we het verschil tussen voelen en tasten.

Waarom moet je zintuigelijk schrijven?

Als mens ervaren we de wereld via onze zintuigen: je hoort een vogel zingen, waarna je van zijn zang geniet. En je ziet, ruikt of proeft dat het eten bedorven is, waardoor je het niet meer eet. Zelfs iets simpels als tikken op het toetsenbord kunnen we niet zonder het gebruik van zintuigen, ook al gaat dat minder bewust. Je voelt de vingers op de toetsen, je kijkt op het scherm welke toetsen je hebt ingedrukt. Zintuigen zijn het gereedschap om de wereld te beleven. En zo gaat de poort naar je fictieve wereld steeds verder open voor je lezer als je daar slim gebruik van maakt. Anders blijf je de observeerder van een verhaal, in plaats van de belever. (Let op het gebruik van de cursieve woorden.)

Zintuigen als sfeeromschrijvers

Omdat zintuigelijke omschrijvingen je meenemen in de beleefwereld van je personage, zijn het soms hele sfeeromschrijvers. Met name reuk en smaak lenen zich hier uitstekend voor, omdat de meeste schrijvers er niet aan denken om ze te gebruiken. Dat komt omdat reuk en smaak vrij moeilijk zijn om zodanig specifiek te omschrijven dat het nog beeldend is. We weten immers allemaal dat poep stinkt en dat limonade zoet smaakt, dus wat kan je daar nog mee, zo lijkt de gedachte. Nee, dan wijken we maar uit naar het woord voelen. ‘Want er zijn zo veel emoties die je kan voelen, dus dan is er aan sfeeromschrijving uit die hoek geen gebrek.’ En daar begint een denkfout die ten koste kan gaan van je schrijverskwaliteit.

Het verschil tussen voelen en tasten

Vul de zin: ‘Ik voel me…’ eens aan. Waarschijnlijk kom je na een paar minuten op enkele tientallen mogelijke woorden uit. Als je een personage dus heel veel laat voelen, dan leef je wel met hem mee, toch? Je wil immers weten wat er in het hoofd omgaat en dus ook hoe hij zich voelt. Dat klopt. Maar hier komt het belangrijke verschil in betekenis tussen tasten en voelen. Althans, zoals ik dat verschil in deze blogpost ga gebruiken.

Voelen betreft de emotie op zichzelf. Tast gaat over hoe die emotie zich uit, of hoe het personage dat beleeft.

Dus je personage voelt zich verdrietig, maar voelt met de vingers hoe de natte tranen over de wangen lopen, als hij die aanraakt. ‘Voelen’ betreft in het laatste deel van de zin dan tast. Je moet hier een beetje voor beelddenken, maar vraag je eens af: Als mijn personage diens emoties letterlijk kon aanraken, hoe zou dat dan voelen, in de tastzin van het woord? Je kan vrij letterlijk denken, zoals in het voorbeeld van tranen kunnen aanraken, maar ook meer figuurlijk. Zo kan schuldgevoel bijvoorbeeld aanvoelen als het strijken van schuurpapier langs de huid.

Voelen en tasten binnen ‘show don’t tell’

Je ziet waarschijnlijk nu wel dat het emotionele voelen veel gevoeliger is voor tell dan de tastzin, die van zichzelf wat meer show in zich heeft. Bij het gebruik van het woord ‘voelen’ zijn schrijvers sneller geneigd om (te lang) stil te staan bij de mededeling dat het personage zich blij/ verdrietig/ jaloers/ beschaamd voelt. Je kan de gevolgen daarvan zeker als show don’t tell gebruiken. Dat werkt zelfs heel goed. Het is ontzettend spannend om te zien hoe de jaloerse ex de nieuwe vriendin stalkt. Maar de emotie an sich en de momentopname waarop je die beschrijft, zijn op zichzelf maar kort interessant. Maak je in plaats daarvan gebruik van de tastzin, dan wordt de tekst juist erg beeldend. Vergelijk eens:

‘Valerie voelt zich rot’ met ‘Valerie voelt een monster aan de binnenkant van haar maag knagen.’ Precies het verschil tussen show en tell.

Beeldende tekst met tastzin

Je ziet dat je tastzin kan gebruiken om een tekst beeldender te maken. Maar niet iedere schrijfstijl leent zich daarvoor en bij overmatig gebruik van tastzin als een beleving van een emotie kan een tekst ook weer te bloemig worden. Je hoeft dus zeker niet iedere emotionele beleving te vervangen door meer beeldende tastzin. Maar wees je ervan bewust dat ‘ik voel me’ sneller dan je zou denken een holle frase wordt.

Tastzin in de gebruikelijke zin van het woord blijft echter wel een mooie manier om de zintuigelijke beleving van je personage wat meer kleur te geven. Het feit blijft dat met name zien en (emotioneel) voelen relatief veel vaker gebruikt worden en ook minder zeggend zijn, omdat ze zo recht voor hun raap zijn. Ruiken, proeven en tastzin daarentegen zijn daardoor verfrissend. Ze zijn meer van de show dan van de tell en zijn door hun ‘underdogpositie’ ook extra opvallend als ze worden gebruikt om iets te omschrijven.

Een goed voorbeeld is een intieme of romantische scène. Schrijf je voor de zoveelste keer over die emotionele vlinders in de buik, of wordt je wat creatiever en kijk je wie je voor je hebt? Zo kan je schrijven over de ruwe stoppels van Romeo hoe dat prikt op de huid van Julia. (De buurman heeft geen stoppels, dus die kan (deze) Romeo niet zijn.) Of hoe Romeo met zijn zachte vingers over de blote buik van Julia streelt. Dat leest heel wat intiemer dan een (innerlijke) monoloog van Julia waarin ze beschrijft hoe geliefd, verliefd en geborgen ze zich voelt bij Romeo.

Zoals altijd blijft schrijven maatwerk, dus ook bij het gebruik van voelen en tasten. Maar vergeet dus de volgende keer niet om dat kostbare gereedschap van tastzin aan je schrijversgereeedschapskist toe te voegen als je een scène met letterlijk of figuurlijk veel gevoel wil schrijven.

Foto door Cameron Ahlvers verkregen via Unsplash

Show don’t tell tip: de reiskoffer

Vakantie, tijd om de koffers te pakken en voor het aloude rijmpje: ik ga op reis en ik neem mee… Ja, wat neemt je personage eigenlijk mee? De reiskoffer en de inhoud kunnen je veel vertellen. Niet alleen over de reisbestemming, maar ook over je personage zelf. Zo maak je van de reiskoffer een mooie show don’t tell.

Waarin stopt je personage de bagage?

Heeft je personage de laatste designerkoffer, dezelfde koffer als dertig jaar geleden die nog steeds in topconditie is omdat hij maar eens in de vijftien jaar op reis gaat? Of is dezelfde geliefde rugzak die ieder jaar een ander continent ziet al zo versleten dat die hier en daar al aan elkaar is gestikt om niet uit elkaar te vallen?

Hoeveel stuks bagage?

Is een koffer(tje) genoeg of zit de hele auto vol met koffers? Waar heeft je personage al die koffers voor nodig? Zit het vol met alles waarover je hieronder nog meer kan lezen? Of zijn het lege koffers om lekker op de plaats van bestemming te kunnen shoppen?
Hoewel niet altijd, kan het een aantal dingen over je personage vertellen als er veel koffers in het spel zijn:
* Je personage is materialistisch
* Je personage is bang niet genoeg te hebben van X
* Je personage kiest voor gemak: dan maar een extra koffer kleren mee, als ik de komende twee weken maar niet hoef te wassen.
En als je personage vrijwel niets meeneemt:
* wil het licht reizen, dan wel omdat het minimalistisch is, dan wel vanwege het gemak van een klein koffertje (ga maar eens met drie koffers sjouwen als je drie weken de bergen in gaat hiken.)
* “Ik koop daar wel extra kleren of spullen als het nodig is.” Een andere vorm van praktisch, maar dat betekent ook dat je personage het dus niet erg vindt om een dagje sightseeing op te offeren voor een dagje (gezellig of plichtmatig) winkelen.

De inhoud van de reiskoffer

Kleding

Hoewel er zeker ook een middenweg is, kan je aan de hand van de kleren die je personage meeneemt het vaak in een van twee groepen onderverdelen. Dat zegt dan vaak ook meteen iets over het personage zelf.

Veel kleren in een kofferWeinig kleren in de koffer
een setje voor overdag en bij het uit eten gaan: dit personage is luxer of cultureler ingesteld. Het zal waarschijnlijk niet de bergen in gaan. drie setjes in totaal “Ik was wel wat vaker.” Avontuur is belangrijker dan een modieuze indruk achterlaten bij mensen die het personage tegenkomt.
is veel van plan: je hebt niet zomaar vijftien setjes nodig als je maar vijf dagen weg bent. Je gaat je niet zonder reden meerdere keren per dag verkleden. gaat relatief veel van hetzelfde doen: je hebt nou eenmaal andere kleren nodig voor een concert dan bij het survivallen.
Wil waarschijnlijk altijd netjes voor de dag komen. O help… ga alsjeblieft niet met die naaldhakken op kinderkopjes lopen….!Neemt praktisch soms iets te serieus: O help… laat de afritsbroek alsjeblieft thuis!

Vermaak

Neemt je personage veel boeken of een powerbank en veel opladers mee om eindeloos te kunnen Netflixen? Dat is een heel andere vakantie (waarschijnlijk lekker ontspannen in een resort) als iemand die aan één tijdschrift voor een maand genoeg heeft. Die vakantie staat waarschijnlijk bol van adrenaline, of je personage verstaat onder vermaak: gewoon de omgeving in zich opnemen.

Bestemmingsgerelateerd

Je gaat geen bikini inpakken voor een wintersportvakantie. Maar denk eens aan de dingen die je personage wel kan inpakken die meteen iets over de bestemming of het doel van de reis vertellen, zoals:
* zakwoordenboekjes;
* bepaalde kledij, om een moskee of boeddhistische tempel te mogen betreden;
* toegangskaartjes voor bezienswaardigheden;
* anti-kater middeltjes of condooms (hallo festivalganger!)

Of draai het om: als je weet waar je personage naartoe gaat, maar deze dingen juist thuislaat, wat zegt dat dan? Neem het Japanse zakwoordenboekje thuislaten. Dan is je personage:
* verstrooid: het is iets belangrijks vergeten;
* avontuurlijk: ik ga dat Japans zelf wel uitvogelen en ik zie wel waar het schip strandt. (Ganbate! 😉 )

Voor noodgevallen

Een aantal dingen voor noodgevallen voorbereiden is noodzakelijk. Kopieën maken van je paspoort, bijvoorbeeld. Of extra geld op de bank hebben voor als je net iets meer uitgeeft dan bedoeld. Maar er is een verschil tussen je voorbereiden en zes EHBO dozen, twintig noodnummers en de tien extra voor-het-geval-er-geen-wasmachine-is-onderbroeken meenemen. Of je personage bereidt zich helemaal niet voor op noodgevallen, tot op het punt dat het roekeloos wordt. Waar bevindt je personage zich op deze schaal?
Dat zegt iets over hoeveel het los kan laten, vertrouwt op zijn probleemoplossend vermogen en zijn realiteitszin. Als je personage zich of helemaal niet of overdreven veel op noodgevallen voorbereidt, heeft het niet in de gaten hoe realistisch het al dan niet is dat er iets ongewensts gebeurt op reis.

Hagelslag

Of iets anders van thuis waar je personage geen dag zonder kan ;). Dit kan je vertellen of je personage genot voorop stelt. Als het echt verzot is op hagelslag, waarom zou het dat dan thuislaten als dat de vakantie enorm kan veraangenamen? Het kan je echter ook vertellen dat je personage gevoelig is voor heimwee of, op een dieper niveau, moeite heeft met loslaten.

Extra’s

Natuurlijk kan je personage nog heel andere dingen meenemen die niet per se in een van deze categorieën vallen. Kijk daar eens goed naar. Meestal is het onmiddellijk duidelijk wat voor symboliek het laat zien of waarom het personage dit meeneemt. Maar dat neemt niet weg dat deze show don’t tell vaak redelijk uniek is voor je personage. Neem het dus zeker onder de loep om meer over je personage te leren.

Denk aan een notitieboekje: dat personage is waarschijnlijk een schrijver, journalist, of filosoof! Wat zegt dat over je personage? Een woordenweb maken kan je helpen handige associaties en verbanden te ontdekken.

Foto door Charles Eugene op Unsplash.

Show don´t tell schrijftip: het cadeau

Cadeaus geven wordt met enige regelmaat gedaan. Het gebeurt op verschillende momenten en er komen meerdere elementen bij kijken. Bij een aantal daarvan denk je niet of nauwelijks na. Kijk wat beter naar alles wat er bij cadeaus komt kijken en je leert heel wat meer over het karakter en de waarden van je personage.

Wat zegt een cadeau over je personage?

In deze blogpost komen verschillende aspecten van het geven van cadeaus voorbij. Het eigenlijke cadeau, de prijs, de verpakking, enzovoorts. Voor een duidelijke uitleg zijn de vergelijkingen die ik daarbij geef extreem of zwartwit. Het is aan jou de kunst om het grijze gebied daartussen te vinden dat bij je personage past.

Iemand die altijd dure cadeaus geeft en een ander het winkelen laat doen, is waarschijnlijk een arrogant rijkeluiskindje. Als je merkt dat je personage eendimensionaal lijkt te worden, kijk dan verder naar een ander element van het cadeau geven. Bijvoorbeeld hoe vaak het personage cadeaus geeft. Doet het dat als er echt iets te vieren valt, zodat het een cadeau ook echt een viering symboliseert?
Komt er na het bestuderen van andere invalshoeken nog steeds een stereotype personage uit? Dan moet je de personagebiografie misschien aanpassen of uitbreiden.

Het eigenlijke cadeau

Uit het eigenlijke cadeau kan je opmaken of je personage weet wat de ontvanger leuk vindt. Het kan ook zijn dat hij niet weet wát te geven -wat geef je iemand die alles al heeft wat hij wil?- Maar het maakt een verschil of hij weet waar hij de ander blij mee zou maken, of juist niet. Dat kan aangeven hoe goed hij de ander kent, of hoeveel moeite hij wil doen voor de ontvanger om het perfecte cadeau te vinden. Spendeert je personage uren om een cadeau helemaal passend te maken -letterlijk door te knutselen, of figuurlijk door uren door folders te bladeren-? Of is hij eigenlijk wel makkelijk: met een fles wijn zit je altijd wel goed, want die gaat op een feest toch wel op.

De prijs van het cadeau

De prijs van het cadeau kan grofweg drie dingen zeggen:

* hoe rijk je personage al dan niet is;
* hoeveel geld je personage ervoor overheeft om de ontvanger iets leuks te geven;
* of je personage dure cadeaus gebruikt om op te scheppen over zijn rijkdom, of om te hielenlikken.

De verpakking van het cadeau

Is het cadeau uitgebreid verpakt? Kan je zien dat er een hele verpakkingservice aan te pas is gekomen die de gever tien euro extra kost? Dat kan een teken zijn van aandacht, of juist van snoeverij.
Is het cadeau slordig of niet ingepakt? Dan is de gever gehaast, een slechte knutselaar, of het cadeau wat minder oprecht.
Is het cadeau handmatig en creatief ingepakt? Dan is er aandacht naar het cadeau gegaan en geeft de gever veel om de ontvanger. Waarschijnlijk heb je ook met een Crea Bea te maken 😉

Een verpakking kan veelzeggend zijn. Foto door Olivia Bollen op Unsplash.

De winkel waar het cadeau is gekocht

Een tas van de Hema of van Gucci? Een opschrijfboekje van de Action of van de vulpennenspeciaalzaak? Zodra de winkel wordt genoemd, (in verhalen in ieder geval) kun je er de donder op zeggen dat de gever opschept als hij bij Gucci is binnengestapt of zich schaamt als hij bij de Action cadeautjes heeft gekocht. De prijsklasse van de meeste winkels is wel bekend. Zodra je de noodzaak voelt om dat te benoemen, maak je van de prijs een ding. Waarom zou je personage dat doen? Zeg het maar 🙂

Een gekocht of besteld cadeau

Heeft je personage door winkels gestruind om een cadeau te zoeken of online iets besteld? Online bestellen is makkelijker, sneller en soms ook overzichtelijker dan fysiek winkelen. Als je personage daar de voorkeur aan geeft, is hij waarschijnlijk druk of gesteld op gemak. Dat kan iets zeggen over de relatie met de ontvanger, maar dat kan ook in het karakter van je personage zitten. Zo kan je personage wel een uur in de stad willen zoeken naar een cadeau voor zijn moeder, maar niet voor een vage kennis. Of het gewoon makkelijk vinden om op bol.com binnen vijf minuten alles geregeld te hebben.

Een gemaakt of gekocht cadeau

Het verschil een gemaakt of gekocht cadeau kan te maken hebben met het budget van je personage (zelfgemaakt kan goedkoper zijn), zijn creativiteit – de Crea Bea vindt dat gewoon leuk om te doen- of de aandacht die naar een cadeau gaat: zelf iets maken kost doorgaans meer tijd dan iets kopen.

Hoe vaak geef je een cadeau?

Meent je personage dat het voor het minste of geringste cadeaus moet ontvangen? Dan is de ontvanger vaak verwend of materialistisch ingesteld. Als de ontvanger cadeaus wil krijgen voor elk van de volgende gebeurtenissen:
* verkering krijgen
* een halfjaar samen zijn met een partner – die al dan niet de gever is-
* samenwonen
* verloven
* bruiloft
* huwelijksreis
* zwanger zijn
* de eerste echo
* genderreveal
* de volgende echo
* geboorte
* eenjarig huwelijksjubileum
* kraamvisite
* doop van het kind

En de gever vindt het alleen nodig – of kan het zich alleen veroorloven- om voor twee van deze gebeurtenissen een cadeau te geven, dan is dat een goede show don’t tell dat er waarschijnlijk een onuitgesproken ruzie speelt tussen die twee. Of op zijn minst dat ze niet weten wat ze van elkaar (mogen) verwachten. Dat zal interessante gevolgen hebben voor de relatie.
Als je personage cadeaus koopt of blijft kopen, ondanks dat het dat niet wil, of niet kan betalen, zegt dat iets over hoe gevoelig hij is voor sociale druk, Misschien heeft dit personage een gebrek aan assertiviteit, of is het een pleaser.

Wanneer geef je een cadeau?

Bedenk wanneer je personage een cadeau geeft. Dat zegt iets over wanneer een cadeau verwacht wordt. Wat is de cultuur van je personage? Cadeautjes geven na Ramadan is heel gewoon, maar iemand die niet vast, doet daar dus niet aan.
Wanneer je personage uit eigen beweging een cadeautje koopt, zegt dat iets over wat hij belangrijk vindt.
Geeft niemand anders een cadeau als de ontvanger zijn eerste schilderij heeft afgemaakt? Dan is het voor de gever waarschijnlijk belangrijk om uitingen en voltooiingen van creativiteit van de ontvanger te vieren.

Zo gebruik je show don´t tell om je personage interessant te maken

Als je al even schrijft, weet je dat show don’t tell een belangrijke schrijftechniek is. Maar als je het te eenvoudig toepast, is de techniek alsnog niet al te effectief. Probeer daarom de techniek zo toe te passen dat je je personages er beter door leert kennen.

Show don’t tell in het kort: matigheid op de loer

In het kort betekent show don’t tell dat je iets laat zien in plaats van dat je ronduit schrijft wat er gaande is. Tell is: ‘hij huilt.’ Show is: ‘er biggelen tranen over zijn wangen.’ Over het algemeen is show een vlottere schrijftechniek dan tell. Maar je kan ook show schrijven zonder dat het echt tot de verbeelding spreekt. Neem bovenstaand voorbeeld. Als je tranen over wangen ziet lopen, spreekt dat meer tot de verbeelding dan wanneer je schrijft dat er iemand huilt. Maar zijn die tranen over de wangen nou echt zo bijzonder? Niet echt: het is de meest standaard manier van huilen beschrijven die je zo ongeveer kan bedenken. Als je dus te standaard bent met je shows, kan er alsnog een matige tekst ontstaan.

Verboden woord: voelen

Als je over gevoelens schrijft, is het woord ‘voelen’ een taboe, omdat het een tell in de hand werkt:
* Ik voel me verdrietig versus: de tranen prikken achter mijn ogen.
* Ik voel me duizelig versus: de wereld om me heen begint te tollen.

Maar ook bij een show ligt ‘voelen’ eerder op de loer dan je misschien denkt.
* Ik voel het bloed in mijn oren bonken.
* Ik voelde mijn hart als een razende tekeer gaan.

Herschrijf de zin zonder ‘voelen’ of probeer een ‘als(of)-zin’ te schrijven:
* Het bloed bonkte in mijn oren.
* Mijn hart ging tekeer als een op hol geslagen pauk.
* Door de spanning was het alsof er een kolonie mieren door mijn bloedbaan racete.

Leer het karakter van je personage kennen

Je hebt nu een aantal manieren gelezen om een standaard manier van show te voorkomen. Als je een show ook echt levendig wil maken, kijk dan ook eens naar wie jouw personage als persoon is. Bij de onderstaande tabel met mogelijke shows horen bepaalde emoties:

Vrolijkheid VerdrietWoede
In de handen klappen van plezierTranen flink de loop laten Een schop tegen de tafelpoot geven
Een vreugdedansje doenNiets (meer) zeggen en in een hoekje kruipenEen woedende kreet slaken
GlimlachenWeglopen van gezelschapMet een rood hoofd zwijgend voor je uit staren
Mogelijke shows bij een aantal basisemoties

Geen van deze voorbeelden is goed of fout. Maar zodra je beter naar je personage kijkt, zou je daar wel van kunnen spreken. Een makkelijk voorbeeld is om een extravert en een introvert personage met elkaar te vergelijken.
Het extraverte personage zal waarschijnlijk een vreugdedansje doen, flink huilen en een schop tegen de tafelpoot geven. De introverte tegenhanger glimlacht, kruipt in een hoekje en staart zwijgend voor zich uit terwijl de woede vanbinnen als een malle door het lijf gaat.
Natuurlijk kan een introvert ook ooit schreeuwen en de extravert rustig glimlachen. Maar als je deze afwegingen maakt in het schrijven van je shows, zal je niet makkelijk meer middelmatig schrijven. Ook al wijk je dan een keer uit naar iets standaards als tranen die over de wangen lopen.

Omstandigheden en medepersonages

Je personage zal net als echte mensen ook anders zal reageren naarmate er andere medepersonages of omstandigheden aan de orde zijn.
Uma heeft liefdesverdriet en huilt de ogen uit haar hoofd. Ze belt haar vriendin Sarah op om te vragen of het aan haar lag dat ze is gedumpt. Had ze zich misschien toch wat vaker sexyer moeten kleden voor deze mooie man, of schatte Hans haar gewoon niet op waarde? Sarah is nog niet zo lang geleden zelf afgewezen en kan zich dus goed in Uma verplaatsten: “Nee, meid, Hans was gewoon een botterik.” Een ideale vriendin, toch?
Maar dan overlijdt Uma’s favoriete tante in een auto-ongeluk. Nu hoeft ze niet te twijfelen of zij wel aantrekkelijk genoeg was om dit verdriet te voorkomen. Dit is domme pech en ze krijgt haar tante nooit meer terug. Uma kan niet terecht bij Sarah, want zij is doodsbang om te praten over alles wat met overlijden en rouw te maken heeft.
In plaats van tranen met tuiten te huilen bij een vriendin, kruipt Uma nu een aantal dagen in een hoekje. Ze durft niet te huilen, uit angst dat ze er nooit meer mee kan stoppen als ze daarmee begint.
Je kan erachter komen wat (op welk moment) goed bij je personage past door de personagebiografie nog eens goed te lezen en daaruit bepaalde conclusies te trekken.

Schreeuwt ze van verdriet achter haar handen of snikt ze zachtjes? Ze is in ieder geval verdrietig, maar welke van de twee opties je kiest, zal afhangen van haar karakter en de omstandigheden.

Spreid de show

Een valkuil van show don’t tell is dat je te veel op zinsniveau gaat denken. Mag je wel ronduit zeggen dat iemand verdrietig kijkt? Natuurlijk: soms is tell nodig voor een fijne tekst. Het gaat er vooral om dat jouw shows in het geheel van het verhaal de overhand hebben.
Als Uma verdriet heeft, kan je een prachtige show-oneliner over haar verdriet bedenken, maar als je het daarbij laat, schiet dat alsnog weinig op. Het kan net zo goed, zo niet beter werken om een heel hoofdstuk aan dat verdriet te wijden. Daarin kan je dan beschrijven hoe ze haar bed niet uitkomt, hoe haar ogen droevig staan als ze tegen iemand praat en haar stem door het verdriet een half octaaf lager lijkt te klinken. Voeg bijvoorbeeld een eetscène toe waarin je laat zien dat Uma niet eet, met haar eten speelt of minder praat dan anders. Zo’n scène schrijf je niet in de enkele zin: Uma had geen eetlust.
Wees niet bang om een show wat langer uit te smeren. Daardoor leer je een personage beter kennen en hoef je ook niet krampachtig op zinsniveau de meest beeldende shows te gaan verzinnen.


Show don’t tell schrijftip: het huis van je personage

Met show don’t tell kan je je verhaal levendig maken en zo meer over je personage vertellen. Dat kan door zintuiglijk te schrijven, maar je kan ook naar zijn huis kijken.

Show don’t tell in een notendop

Lees onderstaand citaat eens.

Als je tegen grote mensen zegt: ´Ik heb een prachtig huis gezien van roze baksteen, met geraniums voor de ramen en duiven op het dak… ‘dan kunnen ze zich dat huis niet voorstellen. Je moet zeggen: ‘Ik heb een huis van een half miljoen euro gezien. – Dan roepen ze ‘Wat mooi!’

De kleine prins — Antoine de Saint-Exupéry

Zou het toeval zijn dat De kleine Prins volwassenen als mensen zonder fantasie neerzet en zij juist daarom de voorkeur geven aan een typische tell techniek, in plaats van show waar de verbeelding het werk moet doen en iets levendig en mooi maakt? Vrijwel het hele boek geeft af op volwassenen zonder fantasie en een bepaald observatievermogen en het is het op twee na best verkochte fictieboek in de geschiedenis. Dus tja… 😉 Als je het effect van show don’t tell in een notendop wil onthouden, is dit citaat een mooi voorbeeld.

Wat een huis je kan vertellen

Een huis van een half miljoen (of een ‘duur huis’ of een ‘villa’) zegt helemaal niks over hoe het eruit ziet. Kun je je de controversie rondom het huis van Guus Meeuwis nog herinneren? Nog los van of het jouw smaak is of niet: het feit dat veel mensen het eerder een bunker dan een huis vonden, zegt voldoende. Als je wil weten hoe mooi een huis echt is, moet je het omschrijven. En dan ontkom je er niet aan dat je iets over de persoon die erin woont te weten komt, of daar in ieder geval bepaalde aannames over kan maken:
* Het huis van Guus Meeuwis had vrij weinig tot geen ramen. Als bekende zanger is dat vanwege privacy misschien belangrijk voor hem.
* Het huis van de kleine prins wordt omschreven met dieren en bloemen en een zachte kleur. Dat past bij iemand die van rust en de natuur houdt. Dat kan heel goed kloppen, want het prinsje is verzot op een roos en zegt liever in drieënvijftig minuten rustig naar een bron te lopen om te drinken dan een dorstlessende pil te slikken.

De grootte van een huis

De grootte van een huis kan ook wat vertellen over je personage en zijn omstandigheden. Denk aan:

Een groot huisEen klein huis
Je personage woont met een groot gezin in een huis.Je personage woont alleen.
Je personage is rijk.Je personage is arm.
Je personage houdt van luxe.Je personage houdt van eenvoud.

Dit zijn natuurlijk slechts tropes; zoals altijd geldt dat tropes slechts de bouwstenen zijn waar je een begin mee maakt om er vervolgens je eigen draai aan te geven.

De inrichting van het huis

Als het huis is ingericht volgens de laatste woontrends, is je personage iemand die graag meegaat met de mode of iets wil kunnen laten zien. Waarschijnlijk is het banksaldo ook niet onaardig. Steeds opnieuw inrichten kost aardig wat. Oude, versleten meubels kunnen zowel een zekere armoe dan wel een knusse sfeer geven. Een personage dat felle kleuren laat terugkomen, is misschien wat expressief ingesteld. Als er weinig spullen in huis staan, kan dat betekenen dat je personage veel onderweg is: als je huis eerder een hotel is, waarom zou je dan uitgebreide moeite doen voor de inrichting? En als je huis barstensvol hebbedingetjes staat, heeft je personage misschien wel moeite met dingen weggooien (lees: loslaten).

De zuiverheid van het huis

Is je huis een ruimte waar geleefd wordt en het gezellig rommelig is? Of is dat een excuus voor het feit dat je personage te lui is om schoon te maken? Anderzijds: is die spic en spanne ruimte netjes omdat iemand een huis leefbaar wil houden of is dat wellicht een teken van smetvrees of controledwang?

De decoratie in een huis

Kijk eens wat je personage voor decoratie in huis heeft. Meestal weerspiegelt dat waar hij veel (emotionele) waarde aan hecht. Zijn dat vooral foto’s van geliefden? Dan woont er een familiemens. Zie je veel souvenirs? Hallo wereldreiziger! Staat er veel dure kunst? Dan kan je personage van kunst houden of in hoge kringen verkeren. Zie je overal schaalmodellen van sportauto’s? Dan is dit het huis van een racefanaat.

De koelkast

De inhoud van de koelkast is een show don’t tell goudmijntje!
* Geen vlees voor mij, als vegetariër doe ik geen dieren kwaad;
* Vol met magetronmaaltijden: sorry, maar ik heb gewoon geen tijd om te koken…
* Alleen biologische producten: we moeten aan het milieu denken;
* Gevuld met suikervrije, zoutarme en vetvrije producten: ik wil gezond leven/ ik ben op dieet;
* Gepureerde fruithapjes? Hier woont een baby!
* Een karige inhoud wijst erop dat er geen tijd of geen geld is om de koelkast tijdig aan te vullen.

Een verstreken houdbaarheidsdatum

Een verstreken houdbaarheidsdatum kan ook veel dingen zeggen over je personage:
* Hij is niet zo van het opruimen;
* Hij eet wat hij die dag wil eten, niet wat praktisch is qua houdbaarheid (lees: plezier voor efficiëntie);
* Hij is zeker niet arm: als je ieder dubbeltje moet omdraaien, ga je niet zo laks met een eerste levensbehoefte als eten om.
Mix en match met dingen in de koelkast voor een kort en veelzeggend beeld van je personage.

Achter deze deur ligt een schat aan informatie 🙂

Het geheime laatje

Bijna ieder personage heeft wel een geheim. Heeft je personage bepaalde geheimen die hij in een laatje kan verbergen? Zo ja, bedenk dan ook waarom die spullen worden weggemoffeld, want dat kan veelzeggend zijn. Een jong stel dat nog niet aan kinderen wil beginnen zal de condooms binnen handbereik van het bed houden. Een streng gereformeerd opgevoede tienerjongen die nieuwsgierig en verliefd is, zal ze toch echt verstoppen…

Je ziet hoeveel een huis over je personage kan zeggen. Laat je gedachten er eens over gaan. Waarschijnlijk kan je deze blogpost daarna met nog heel wat eigen bevindingen aanvullen.

Wanneer gebruik je de ‘tell’ van de show don’t tell schrijftechniek?

Je hoort heel vaak over het belang van show don’t tell. Als je wil leren schrijven is dat een essentiële techniek. Maar het gebruik van show kan worden overschat. Daarom geef ik antwoord op de vraag: “Tell, wanneer moet het wel?”

Dit is de show don’t tell schrijftechniek

Lees hier mijn introductie over show don’t tell en hier hoe je show optimaal benut. Ik schreef in die laatstgenoemde blogpost over het ‘tell-effect’. Dat is een goede eerste aanwijzing waarom je soms beter tell dan show kan gebruiken.

Gebruik tell bij een tell-effect

Als je show zodanig veel gebruikt dat de verbeelding van je lezer alsnog wordt uitgeschakeld, krijg je een tell-effect. Als je merkt dat je een tell-effect hebt geschreven, ga dan eens na of een tell eigenlijk gerust kan. Bekijk deze zinnen eens:
Toen ik haar het vreselijke nieuws vertelde, zag ik de tranen opwellen in haar ogen (show)
Toen ik haar het vreselijke nieuws vertelde, begon ze te huilen (tell).

Geen van beide opties is per definitie beter. Als je voor de tell kiest, kun je daarna nog met show verder. Schrijf later hoe het personage een dag naderhand nog steeds niet wil eten, nog altijd niet uit bed wil komen…
Deze voorbeeldzinnen moeten duidelijk maken dat je personage verdriet heeft. Beide zinnen slagen daarin. Als opzichzelfstaande zinnen geeft de ene zin niet meer informatie dan de andere. Uiteindelijk bepaalt de verdere context hoe het verdriet van het personage daadwerkelijk overkomt. De lezer weet een pagina later niet meer of je in die ene zin de tranen over de wangen liet rollen of het personage gewoon liet huilen.

Het is belangrijk om te weten dat je over het algemeen show moet verkiezen boven tell. Maar evengoed moet je ook beseffen dat (een enkele) tell niet onmiddellijk getuigt van slecht schrijven.

Tell bij onmiddellijke actie of het moment suprême

Als er sprake is van onmiddellijke actie (al dan niet in de ‘actiescène’ zin van het woord) of als er iets dringends aan de hand is, is tell vrijwel altijd de beste optie. Door kort, bondig en daarmee vlot te schrijven, komt de actie of de urgentie beter over.
Je personage is te laat voor zijn werk:
Martijn zag dat hij te laat was. Hij vloekte, greep zijn sleutels en rende de deur uit.
werkt in dit geval beter dan Martijn keek op de klok en voelde zijn hart sneller kloppen en zijn hoofd rood aanlopen, terwijl hij naar zijn sleutels graaide en met grote stappen richting de deur liep.

Zie je dat het tell voorbeeld nog steeds enige show in zich heeft? Dat komt door de regieaanwijzingen (vloeken, grijpen en rennen). Als je die wijselijk gebruikt, zal je niet snel een gortdroge tell schrijven, zoals: Martijn zag dat hij te laat was. Hij werd boos, pakte zijn sleutels en liep de deur uit. Als je al wat schrijfinzicht hebt, dan voel je waarschijnlijk wel aan dat deze zin de actie laat uitdoven en erg traag leest.

Tell is vaak ook fijn voor een zeer belangrijk moment. Neem een huwelijksaanzoek. De man zit al op zijn knieën en heeft de ring al laten zien. Beschrijf dan alsjeblieft niet hoe ze uit haar ogen kijkt én hoe ze haar handen voor haar mond slaat én op en neer begint te springen. Dan slaapt de knie van de arme man voordat hij eindelijk eens het verlossende antwoord krijgt… Bovendien denkt de lezer dan: dit duurt te lang, ik snap het idee wel hoor!
Uiteindelijk berooft de show de ‘ja!’ dan van zijn gouden randje.
Een van de blije uitingen van de vrouw mag je (nog) best showen, maar een tell is hier ook voldoende: ze sprong dolblij in zijn armen.

Denk alsjeblieft aan zijn knieën 😉

Tell bij snelle observaties

Een plattelandsjongen gaat solliciteren bij een groot bedrijf. Eén ding valt hem meteen op: Iedereen is in pak.
Dat is een snelle observatie van het principe dat hij hoge piefen ziet. Dan is tell ook op zijn plaats. Anders krijg je: Iedereen droeg glimmende schoenen, zijde dassen en op maat gemaakte pakken. Tegen de tijd dat jij dat gelezen hebt, is onze held alweer een halve gang verder gelopen. Dan is het geen vluchtige observatie meer.
Gebruik hierbij alleen show wanneer de observatie ook iets teweegbrengt hij het personage: de dure pakken en glimmende schoenen van iedereen die passeerde, maakte dat Piet zich niet op zijn plaats voelde. Hij plukte onzeker aan de mouw van zijn keurige bloes, die een rib uit zijn lijf was geweest.
Ook de tell in dit voorbeeld heeft enige show in zich. Sloebers dragen geen pakken, dus dit zullen wel hoge piefen zijn. Wees niet onnodig bang voor een korte, droog lijkende beschrijving. Er zit vaak al meer show in dan je denkt!

Dit is geen schoonmakersuniform…

Tell bij een cliffhanger

Ken je de afkorting S.O.A.P. voor bij een cliffhanger nog? Let hier nog eens op de S.O. Spectaculair en Ongenuanceerd. Als je spectaculair en ongenuanceerd wil zijn, is tell een ideaal middel. Let eens op deze voorbeelden, allemaal zonder enige vorm van show, maar met een duidelijke tell:

* Toen viel hij dood neer;
* In een klap was het dorp verwoest door de vulkaanuitbarsting;
* Hij viel zo hard op grond dat zijn been brak.

Met show beschrijf je hoe het bloed uit de wond in de borst stroomt, de lava op het dorp afkwam of hoe het akelig krakende geluid de kamer vulde. Deze shows kun je gerust gebruiken, maar ze zijn al minder spectaculair en niet langer ongenuanceerd. Ga dus na wat je beoogde effect is.

Show don’t tell balanceren

Er zijn geen waterdichte trucs voor het gebruik van tell. Hetzelfde geldt voor een show. Nogmaals: over het algemeen is een show beter dan een tell. Maar show don’t tell blijft een schrijftechniek, geen schrijfregel. Je zal zelf een balans moeten vinden. Bij creatief schrijven moet je vooral op inzicht afgaan. Staar jezelf nooit blind op een schrijftechniek. Ook niet op de belangrijkste van allemaal. Lees daar hier meer over.


Hoe kan je show don´t tell optimaal benutten?

Show don’t tell is een van de basistechnieken van schrijven. Het is de makkelijkste manier om een verhaal levendig te maken. Als je weet wat het is, ben je er nog niet. Hoe haal je het meeste uit deze schrijftechniek?

Een korte definitie van show don’t tell

In het kort betekent show don’t tell dat je in plaats van iets simpelweg opschrijft, je omschrijft wat er gebeurt, te zien is of wat de emoties van een personage zijn. Bijvoorbeeld de tranen liepen over mijn wangen in plaats van Ik huilde. Of De ketting van de fiets rammelde, de bel was verroest en er zat een deuk in het wiel in plaats van de fiets viel van ellende uit elkaar. Lees hier mijn uitgebreide introductie van show don’t tell.

Show don’t tell als sfeermaker

Over het algemeen kun je show don’t tell zien als de sfeermaker van een scène. Ga maar na:
* Je beschrijft de meubels in een kamer om duidelijk te maken of die modern of ouderwets is.
* Aan de hand van gezichtsuitdrukkingen wordt de sfeer van een gesprek duidelijk. Worden wenkbrauwen gefronst en tanden geknarst? Dan zijn de mensen niet gezellig hun weekendplannen aan het bespreken.
* Als iemand smakkend van genot aan de eettafel zit, is dat waarschijnlijk meer dan een gemiddelde avondmaaltijd. Grote kans dat er uitgebreid gekookt is om iets speciaals te vieren en er dus een feestelijke sfeer hangt.
* Een scène wordt spannend van toon als de lezer merkt dat iemand stiekem een wapen heeft gekocht. Wat zou hij daarmee van plan zijn? Heeft hij vijanden? Zit hij in de illegale wapenhandel?
Een ‘tell’ zou dit meteen verpesten: Sjaak heeft Rafael net uit het niets neergeschoten met zijn nieuwe geweer. Dan blijkt wel dat Sjaak Rafael niet mocht… Maar sfeeropbouw geeft het niet, want Rafael is al dood voor je merkt dat er iets spannends gaat gebeuren.

Als Sjaak onmiddellijk de hoek om komt stormen, is dat geen sfeermaker, maar een sfeerbreker. Show don’t tell is een subtiele manier van sfeeropbouw, waar tell eerder iets meteen duidelijk wil maken.

Als je show don’t tell gebruikt, bedenk dan wat voor sfeer je wil benadrukken. Dan komt de techniek het beste tot zijn recht.

Het ‘tell-effect’ bij overdadige show

Een nadeel van show ten opzichte van tell is dat het een groter woordenaantal heeft. Daardoor kan een teveel aan show verzanden in bloemig taalgebruik. Dat kan tegenstrijdig voelen. Show don’t tell is immers bedoeld om de lezer iets te laten beleven en bloemig taalgebruik haalt de lezer door eindeloos gebabbel uit het verhaal.
Maar als je een verhitte discussie omschrijft door te zeggen dat de één een kloppende ader bij de slaap heeft, de ander een rood aangelopen hoofd heeft, een derde zit te knarsetanden en de vierde persoon de vuisten heeft gebald, dan hoop ik als lezer dat er geen twintig mensen in die vergaderzaal zitten…
Teveel gebruik van show kan een ‘tell- effect’ opleveren. Je show is dan misschien geen echte tell, maar het effect blijft hetzelfde. De verbeelding van de lezer wordt niet aangesproken.
Bij een echte tell gebeurt dat omdat het niet nodig is: Ik huil laat weinig aan verbeelding over. Maar als de lezer van al die heethoofden op de vergadering bij moet houden hoe ze hun frustratie uiten, wordt hij ook uit het verhaal gehaald. Hij is nu boze reacties aan het ontleden en tellen, niet meer die vergadering aan het beleven.
Als je show eerder een optellsom wordt (zie je de woordspeling? 🙂 ) dan heb je een ‘tell-effect’.

Zo kan je het tell-effect voorkomen

Je kan het tell-effect voorkomen zonder meteen toevlucht te zoeken tot tell. De heethoofdenvergadering hoeft niet meteen beschreven te worden als: iedereen was laaiend. Combineer show daarvoor met regieaanwijzingen. Vergelijk
“Dat is niet waar,” zei hij met “Dat is niet waar,” schreeuwde hij. Die man is niet in zijn hum. Dan hoef je niet langer een (uitgebreide) beschrijving van zijn gezichtsuitdrukking te geven. Hoe dan ook, als je de lezer wil laten beleven, blijf dan als vuistregel aanhouden: beleving is belangrijker dan omschrijving/ beschrijving. Óók bij show.

Of iemand nu rood aanloopt of schreeuwt, een van deze dingen maakt al duidelijk dat diegene boos is.

Zintuigen gebruiken bij het schrijven van show don’t tell

Zintuigen zijn een gemeen dingetje bij het gebruik van show don’t tell. Over het algemeen kan je zeggen:
* Proeven en ruiken zijn goudmijntjes.
In het dagelijks leven sta je relatief weinig stil bij deze zintuigen. Als je ze omschrijft werkt dat heel beeldend. Pas op dat je niet letterlijk schrijft ik ruik of ik proef dan wordt het alsnog een tell.
De geur van bijtend plastic brandde in mijn neus of De zoete appeltaart leek op mijn tong te dansen werkt dan beter.
* Zien en voelen zijn gevaarlijk.
Ik zie een mooie stoel in de kamer staan. Ruud zag dat Freddy blij was. Dit zijn duidelijke voorbeelden van tell. Als je veilig wil zitten, gebruik dan Ik zie dat…. en ga dan omschrijven: Ruud zag (dat) Freddy’s ogen straalden.
Maar dit voorbeeld is al redelijk grijs gebied. Ga heel goed na wat voor meerwaarde het heeft om het visuele zintuig expliciet te vermelden.

Hetzelfde geldt voor voelen. Ik voel me misselijk leest vlotter als je schrijft ik proefde braaksel in mijn mond.
Ik voel me verdrietig, kun je vervangen door: ik kon wel in huilen uitbarsten en Ik ben duizelig wordt Mijn hoofd begon te tollen.
Als je personage intern iets voelt, zoals hierboven, is ik voel vrijwel altijd een tell. Als er een externe factor het personage iets laat voelen (Harry voelde de hond tegen zijn benen springen of Piet voelde de wind door zijn haar waaien) dan kom je in hetzelfde grijze gebied zoals beschreven bij ‘zien’.

Je moet afwegen wanneer je deze grijze gebieden al dan niet gebruikt voor een goede balans tussen show en tell. Want hoe belangrijk show ook is, tell is niet altijd de grote boosdoener. Hij kan zelfs soms ontzettend nuttig zijn. Lees daar hier meer over.

Show don’t tell: hoe maak je een verhaal levendig?

Show don´t tell vormt de basis van goed schrijven. Als je een verhaal levendig wil maken, kom je vrijwel altijd op deze techniek uit. Stel je verhaal voor als een reis die je met je lezers maakt en waarbij jij de reisgids bent.
Dat ga ik meteen in praktijk brengen. Ik vertel over een dagtrip in Japan. Ik ga op stap met een ‘tell’-gids en een ‘show’-gids.

Show versus tell

Gerard, de ‘tell’-reisgids
“Welkom bij Fushimi Inari Taisha, Tripadvisors nummer één toeristische plaats van Japan. Dat maakt het sowieso de moeite om te bezoeken, nietwaar? Het is een schoolvoorbeeld van het oude Japan en is al meer dan 1100 jaar oud. We lopen dadelijk een aantal kilometer lang onder honderden oranje poorten door, helemaal tot aan de top van de berg. Maar je zal er geen spijt van krijgen, want het pad is heerlijk rustig.”

Hiro, de ‘show’- reisgids
“Welkom bij Fushimi Inari Taisha. Deze route bestaat uit oranje poorten die je misschien al vaker hebt gezien in Japan, maar nergens zijn er zoveel bij elkaar als hier. Als ik onder de poorten loop, voel ik altijd een heerlijk warme sluimering in mijn buik. Er hangt ook een sfeer die me prettige kriebels geeft. Ik denk daardoor dat de eeuwenoude geesten van mijn voorouders in de nabijheid van de poorten schuilen. We gaan twee uur wandelen, maar het gefluit van de vogels in de omringende bossen die we gaan doorkruisen en het geluid van het kabbelende water in de beekjes maken dat vast goed.”

We zijn het er vast over eens dat Hiro de betere gids is. Hoe komt dat?

‘Tell’: de schrijftechniek die je laat lezen

Gerard dreunt zijn feiten zo droog op dat hij net zo goed een papieren versie van een Lonely Planet had kunnen zijn. Dat wakkert geen interesse voor Japan aan. Zou jij na Gerards plaatje overtuigd zijn om deze trekpleister te bezoeken? Tripadvisor zegt wel dat dit een geweldige plaats is, maar waarom dan? Bouwwerken óuder dan elfhonderd jaar zijn wereldwijd gezien niet uniek. Gerard zegt dat het geweldig is, maar je moet hem maar op zijn woord geloven. Fijn voor Gerard en zijn oude Japan, maar jij gaat geen achtduizend kilometer vliegen voor een stel feitjes van Wikipedia. Gerard leest eigenlijk alleen een reisgids voor.

Gerard zit dit.

‘Show’: de schrijftechniek die je laat beleven

Hiro daarentegen kauwt niets voor. Hij laat je ervaren en merken waarom deze plaats al eeuwenlang mensen blijft aantrekken: mensen voelen zich rustig en soms ook beschermd door hun voorouders. Hiro vertelt wat hij met zijn zintuigen ervaart, dus hoeft hij niet letterlijk te zeggen: “Ik voel me rustig en het is stil”. Als hij zegt dat hij een prettige sluimering in zijn buik heeft, de vogels hoort fluiten en de beekjes ziet kabbelen, snap je wat hij bedoelt.

Hiro ziet dit.

Door te laten zien of ervaren in plaats van te vertellen (show don’t tell) wordt Hiro’s verhaal veel levendiger. Je ziet dingen voor je en je wordt ook daadwerkelijk mee op reis genomen. Dat is beter dan een Lonely Planetreisgids die uit het papier opstijgt om zichzelf voor te lezen.

‘Show don’t tell’ vergeleken

Laten we de praatjes van beide heren tegenover elkaar zetten. Wat maakt het verhaal interessanter en levendiger en waaraan zie je dat?
* Het is de moeite hier te komen. — Nergens in Japan zijn er zoveel opeenvolgende poorten als hier.
* Dit is het oude Japan. — Ik voel de aanwezigheid van mijn voorouders.
* Het is heerlijk rustig. — Ik hoor vogels fluiten en beekjes kabbelen.

Ik gebruik het voorbeeld ‘Nummer 1 op Tripadvisor’ om het verschil verder uit te leggen.

Waarom gebruik je ‘show don’t tell´?

Je moet je afvragen hoe die bezienswaardigheid die eerste plaats op Tripadvisor gehaald heeft. Het antwoord is: omdat je daar bepaalde dingen kunt ervaren en voelen. Als ik je zou uitnodigen voor een reis naar Japan, ga je dan mee als ik vraag: “Ga je mee naar de best bezochte plek in Japan?” Of zou je eerder meegaan als ik zou beschrijven wat daar te beleven valt, zoals Hiro dat deed?
Als een bezienswaardigheid bovenaan de landelijke lijst van Tripadvisor staat, zal het de moeite zeker waard zijn om te bezoeken. Maar: ‘Het staat er, dus dat is zo,’ is een verkeerd uitgangspunt. Stel dat je geen flauw idee hebt of Fushimi Inari Taisha een tempel, pretpark, natuurgebied, restaurant, entertainmentwijk of wat dan ook is. Wil je het dan nog steeds per se bezoeken, ook al staat het dan bovenaan de lijst van Tripadvisor? Waarschijnlijk niet. Stel dat je alleen geïnteresseerd bent in het hightech Japan. Dan sta je daar straks bij die oeroude poorten tussen de toeristen geperst…

Hebben de gebruikers van Tripadvisor dit gelezen toen ze stemden over de mooiste bezienswaardigheid van Japan…
..of hebben ze dit beleefd?

Denk aan reisverhalen uit het echte leven. Dat verhaal over die waterval wordt spectaculair omdat je vriend hem heeft zien spetteren en horen bulderen, niet omdat die waterval toevallig hoog was.

Een reisgids moet mensen dingen laten zien en ervaren (show) niet alleen vertellen (tell). Een papieren reisgids is honderden keren goedkoper dan een verre reis. Als je tijdens je reis dan alleen maar dingen te horen krijgt die je ook had kunnen lezen… Neem je lezers als schrijver daadwerkelijk mee op reis, in plaats van alleen je Lonely planet op te dreunen.

Show don’t tell op zinsniveau

Dit zijn een aantal voorbeelden van show don’t tell op zinsniveau.

* “Ik heb honger,” wordt: “Mijn maag knort.”
* “Zij is verdrietig,” wordt: “De tranen stromen over haar wangen.”
* ‘”Ik schrok,” wordt: “Ik schoot overeind met bonzend hart.”
* “Het stormt,” wordt: “De wind giert en de takken kraken.”

Vuistregels voor show don’t tell

Show don’t tell vergt oefening. Je zal uiteindelijk leren hoe een show echt goed tot zijn recht komt. Hier zijn een aantal vuistregels om je op weg te helpen.

* Beschrijf hoe emoties zich laten zien en gebruik zintuiglijke waarnemingen in plaats van simpelweg te zeggen wat er aan de hand is;
* Zorg ervoor dat de lezer zelf dingen kan opmerken, zodat hij geen kant en klare toelichting meer nodig heeft;
* Beschrijf wat er gebeurt, schrijf niet dat er iets gebeurt.