Het begrip ‘logisch’ in kinderboeken

Als je schrijft voor volwassenen, moet er van alles aan je verhaal kloppen. Sluit de personagebiografie wel aan bij de diverse verhaalthema’s? Als je personage een bankoverval wil plegen, zou dat stappenplan dan wel realistisch genoeg zijn om je lezer geïnteresseerd te houden? Bij kinderboeken hoeft dat niet. Daarin krijgt het begrip ‘logisch’ een heel andere betekenis.

Wat zoeken mensen in verhalen?

Laten we eerst eens kijken naar wat ons mensen zo aantrekt in verhalen. Onze hersens maken overal een verhaal van: ze zijn erop gemaakt om van losse stukjes informatie een verhaal te maken. Daardoor ontstaan misverstanden ook zo makkelijk. Nee, het feit dat jouw echtgenoot de buurvrouw omhelst, betekent niet dat hij vreemdgaat: haar moeder bleek net overleden. Maar zo werken onze hersens: ze zijn geprogrammeerd om overal – vrij letterlijk- een verhaal van te maken. Dit maakt dat wij als mensen het leuk vinden om verhalen te vertellen en te horen. Daar komt ook nog eens bij dat verhalen altijd vertellen over een bepaalde menselijke beleving. Ook al schrijf je over een kat, een astronaut of een robot met een bewustzijn, deze personages maken altijd een groeiproces mee dat geworteld is in de menselijke emotie.
Dat is de basis van ieder goed verhaal en daar hebben kinderen vaak al voldoende aan. Omdat ze de wereld nog aan het ontdekken zijn en nog niet het begrip of, zo je wil, de last hebben dat ze alles kunnen begrijpen staat logica minder op de agenda in een verhaal dan bij volwassenen. Iets meekrijgen van de menselijke emotie aangevuld met de verwondering voor de wereld die kinderen zo eigen is, zijn de goede startpunten voor een goed kinderboek.

De kracht van fantasie: een heerlijk gebrek aan logica

Fantasie is niet alleen het geloven in kaboutertjes. In zekere zin kan je stellen dat het ook een gebrek is aan logica. Van het soort dat zegt: maar als je even nadenkt, dan klopt dit niet. Kaboutertjes zijn dat opzicht niet eens zo heel gek om in te geloven: het zijn gewoon mimimensjes: waarom zou dat zo gek zijn? Maar het is wel apart als een kind van zes een biologische grootmoeder heeft van honderd jaar oud, als je over biologische vruchtbaarheid praat. Maar ja, grootje moet nu eenmaal oud zijn. En dan is honderd daar een prachtig getal voor. Dat soort ‘logica’ mag in kinderboeken aan bod komen.

Hierom is logica maar beperkt nodig in kinderboeken

We gaan even terug naar het ‘waarom’ van de aantrekkingskracht van verhalen. We willen over menselijke ervaring horen en we leren er ook onder andere empathie mee te ontwikkelen. Kinderen zijn sowieso nog aan het leren hoe die wereld in elkaar zit. Het wordt dan onnodig ingewikkeld om allerlei nuances aan te brengen als het kind nog maar net of zelfs helemaal niet snapt waar het over gaat.
We nemen de belastingen als voorbeeld. Eerst moet je leren dat er zoiets als geld is en dat dat nodig is voor dingen als eten, maar ook voor leuke dingen als vakantie. Dan kom je er op een bepaald moment achter dat niet iedereen er evenveel van heeft en dan komt er op een gegeven moment het begrip ‘belastingen’ om de hoek kijken. En al die schalen en boxen, dat is dan bijzaak. Als je überhaupt al over belastingen zou praten in een kinderboek, dan zijn ze ‘te hoog’ voor de ouders om de rekeningen te betalen.

En daarom kan er bijvoorbeeld een juffrouw Bulstronk met haar stikhok bestaan in het verhaal van Roald Dahls Mathilda, waar kinderen die zich misdragen in een bezemkast moeten staan die is ingericht als martelwerktuig. Ze moet absurd slecht en sadistisch zijn zonder dat de politie eraan te pas komt. Ze is eenvoudigweg zo slecht omdat ze de verdorven slechterik moet zijn. En er vanwege de ontwikkeling van kinderen nog niet veel ruimte is voor nuance. Emotioneel gezien, maar ook in het opzicht van tussen de regels door lezen om zo thema’s of boodschappen te ontleden.

En dan is er nog de fantasie of de interesse in de grote avonturen. Vechten met een draak, piratenavonturen of leven in een luchtkasteel met feetjes en eenhoorns is niet leuk als het niet een beetje is uitvergroot of ‘logisch’ is.

Maak het klein of maak het groot

In vergelijking met een boek voor volwassenen schrijf je kinderboeken het liefst heel klein of heel groot. Denk bij heel klein hier vooral aan de beleving van peuters en kleuters. Als zoiets alledaags en simpels als naar de supermarkt gaan al een heel avontuur is, dan moet je in de uitwerking van je verhaal daarop inspelen. Dan worden de details belangrijk.
Bij wat oudere kinderen is het eerder andersom: maak het lekker groot: dino’s, eenhoorns, ridders, draken, de Donald Duck-achtige taferelen waarin een op hol geslagen stofzuiger een heel huis kan slopen… Dat zijn de ongenuanceerde avonturen waarin het plot al iets meer moraal of diepgang krijgt, maar de extreme scenario’s nog de boventoon voeren om die beleving nog (emotioneel) herkenbaar te maken.

Denk bijvoorbeeld aan Dagobert Duck: iemand die zo schathemeltje rijk is dat hij als een van zijn vele bedrijven het slecht doet, hij over een eeuwtje of zeven failliet zou gaan. Maar zijn oppervlakkige en uitvergrote gierigheid laat in de talloze avonturen die hij beleeft wel zien hoe dat irritatie oproept bij anderen en hoe rivaliteit kan ontstaan. Dat zou niet overtuigend zijn voor kinderen als hij maar een miljoen en maar een enkel bedrijf heeft. Daarvan weten of voelen wat oudere kinderen al aan dat dat naar verhouding niet zo extreem is. Dus dat spreekt dat niet aan, wordt het saai en te alledaags. Oudere kinderen zijn meer geïnteresseerd in verhalen die werken volgens de ‘formule’: aanwezige, maar relatief weinig diepgang + uitvergrote emotionele beleving.

Til dus niet te zwaar aan logica bij kinderboeken. De logica die er wel nodig voor is, schrijf je intuïtief wel. Jij als volwassene hebt ten slotte nog wel een rode draad nodig om te kunnen schrijven.

Foto door Michelle Cassar verkregen via Unsplash.

Zo maak je een cliché origineel: de knop omzetten

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de knop omzetten.

Het cliché

Je held ontmoet iemand die een bepaalde wijsheid deelt, of er gebeurt een keer iets heftigs zoals een overlijden en Held is in staat om in een keer de knop om te zetten. Waar die eerst nog twijfelde, of bepaalde angsten had, geeft deze gebeurtenis de kracht om dat allemaal op te lossen en het avontuur aan te gaan of gewoon een lang en gelukkig leven te leiden.

Waarom stoort dit cliché zo?

Dit cliché slaat een heel belangrijk verhaalelement helemaal over:  de comfortzone uitstappen. Dat is dat moment waarop het personage een nieuw avontuur of uitdaging aangaat. Maar, heel belangrijk: daar ook bedenkingen bij heeft. Uiteindelijk moet je personage zich over deze eerste bedenkingen heen zetten, maar als het niet even aarzelt, dan is er een gebrek aan spanning in je verhaal. Als je held alles met twee vingers in de neus voor elkaar krijgt, is het verhaal voorspelbaar en je held niet een waarmee je lezer zich kan identificeren.

De oorzaak van het cliché: verwarring met ‘roer omgooien’

‘Een knop omzetten’ en ‘het roer omgooien’ hebben ten behoeve van deze uitleg een belangrijk nuanceverschil. De eerste gaat uit van het idee: ‘Dat doe ik in een keer en dat lukt in een keer.’ De tweede zegt: ‘Ik beslis van het een op het andere moment dat ik iets heel anders ga doen, al weet ik wel dat het hard werken is om dat voor elkaar te krijgen, of zelfs maar vol te houden.’

Je kan dus gerust een gebeurtenis in een verhaal verwerken waardoor dat ineens radicaal anders wordt ingevuld, maar de truc is om niet te vergeten dat er binnen die veranderingen nog altijd momenten van twijfels en worstelingen moeten voorkomen.

Het cliché fiksen: zelfreflectie van het personage

Een manier om ervoor te zorgen dat je personage nooit zomaar een knop omzet, is door het te laten terugkijken en nadenken om waarom het niet eerder actie heeft ondernomen. En het daar dan de nodige kriebels van te geven.
Een voorbeeld: “waarom heb je niet eerder de boel de boel gelaten en die wereldreis gemaakt?”
“Ik dacht dat ik niet genoeg geld zou hebben als ik terug zou komen.”
“Met dat royale salaris van jou? Terwijl je gaat backpacken? Zou het misschien kunnen dat je materialistischer of luxer bent ingesteld dan je zelf zou denken of willen?”
“Misschien.”
“Dat verandert niet zomaar als je terugkomt, hoor. Je bent de Verheven Backpacker niet.”
Dan mag je personage nog steeds op wereldreis vertrekken, maar het moet wel even verwachtingen bijstellen of ergens wat vaker over nadenken.
Dat is vaak al voldoende. Je held hoeft niet eerst nog een half jaar naar de psycholoog om een trauma bloot te leggen of te verwerken. Als dat proces van ‘radicaal iets anders’ maar iets van bedenkingen of aarzelingen met zich meebrengt.

Overigens hoef je dit niet per se letterlijk in een scène te verwerken. Dat kan zelfs overkomen als slechte expositie. Maar zorg ervoor dat die aarzelingen er wel zijn.

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Vraag jezelf af of datgene waardoor je personage dat aha-moment krijgt, wel in je plot past. Als je personage bijvoorbeeld geen wijze bekenden om zich heen heeft, kan het als een deus ex machina overkomen als er plotseling een wijze in diens leven verschijnt.
  • Wat deze aanleiding ook gegeven heeft, zorg dat de grote verandering, niet te krachtig is. “Denk eraan, Koen, weet je nog wat de Wijze zei? Schouders eronder en door!”

Laat je personage in dit proces ook gewoon even in de put zitten.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door elnaz asadi verkregen via Unsplash.

Wat houdt herkenbaar schrijven eigenlijk in?

“Schrijf herkenbaar. ” Schrijfcoaches, mijzelf incluis, slaan je ermee om de oren. Maar als een personage ‘te begrijpen’ moet zijn, hoe zit het dan met een absurdistisch verhaal waarin het ‘begrijpen van’ een klus op zich is? Oftewel: wat is precies de basis van herkenbaar schrijven?

De broodnodige basis van ‘herkenbaar schrijven’

Het ‘herkenbaar’ of ‘empatisch schrijven’ waar schrijfcoaches op hameren gaat uit van het idee dat een lezer pas mee kan leven als die in plaats van papier en inkt gemaakt lijkt te zijn van vlees en bloed. Anders gezegd: menselijk aanvoelt. Ongeacht hoe absurdistisch of over wie of wat je schrijft, is dít die belangrijke basis. Daarvoor moet je personage of je verhaal: uniek aanvoelen en niet oppervlakkig zijn. Simpel gezegd: geef het verhaal meerdere plotlijnen of thema’s en je personage meer dan een of meer dan alleen veelvoorkomende karaktertrekken. Vermijd clichés zoveel mogelijk. Maar wat houden ‘uniek’ en ‘niet oppervlakkig’, ofwel herkenbaar schrijven dan precies in?

Wat betekent ‘uniek schrijven’ eigenlijk?

Uniek schrijven is in zekere zin niet veel meer dan: zorg ervoor dat je verhaal, personage en schrijfstijl niet al te voorspelbaar zijn. Voorspelbaar is dan zoiets als Cupido’s voltreffer. Vanaf het moment dat Julia haar Romeo in de ogen kijkt, weet je dat ze een tortelduifjesfase krijgen, alles rozengeur en maneschijn lijkt, er een fikse ruzie komt en het daarna weer wordt goedgemaakt. In het geval van dit clichékoppel ook vanwege grootste romantische gebaren.
De truc is om niet te voorspelbaar te schrijven, zit hem dan in de vraag of je de lezer vaak genoeg op het verkeerde been kan zetten. Gebeurt er toch nét iets anders dan je volgens een cliché of standaard verhaal verwacht, zodat je lezer blijft afvragen wat er nu weer komt? Dan zit je goed. Behalve als je dit verwart met een plottwist die je inzet omwille van het choqueren, dan werkt dat alleen maar averechts.

Wat betekent ‘herkenbaar schrijven’ eigenlijk?

Herkenbaar schrijven heeft twee kanten. Zorg ervoor dat je lezer een houvast heeft en houdt, en dat je inspeelt op de algemene menselijke ervaring. Dus het principe dat iedereen bepaalde dingen meemaakt (geluk, verlies, verdriet, prestaties behaalt, liefde ervaart…)

De houvast betekent hier zoveel als: hou een rode draad aan in je plot en zorg ervoor dat de lezer van je personage grofweg kan verwachten wat het doet of niet doet. Dus de liefhebbende vader wordt niet ineens een drugsbaas.
In deze twee begrippen schuilt een valkuil. Want zo kan je denken: ik schrijf over liefdesverdriet. Dat is voor veel mensen herkenbaar en een houvast heb je ook. Na een gebroken hart gaat de held na een periode van verdriet verder met het leven, zint die op wraak of verliest die voor altijd het vertrouwen in de liefde.
Dat verhaalverloop is op zichzelf niet verkeerd, maar het is als een tranentrekker als doel hebben voor het verhaal, in plaats van dat je als doel hebt een verdrietig verhaal te vertellen. De insteek is verkeerd. Je zou ook kunnen stellen: hier is een houvast niet zozeer iets vasthouden, maar je ergens hardnekkig aan vastklampen. En als je dat doet, wordt je verhaal misschien wel herkenbaar, maar wel weer dertien in een dozijn. Kortom: niet uniek meer.

De menselijke ervaring en de houvast tellen op tot herkenbaar wanneer je er maatwerk van maakt bij je unieke verhaal. Voorspelbaarheid is hier vaak een boosdoener. Ga er niet klakkeloos van uit dat liefdesverdriet drama betekent, bijvoorbeeld. Of, als dat wel zo is, waarom dat juist past in jouw unieke verhaal.
Probeer ‘herkenbaar’ veel breder te trekken dan alleen een maar grove plotlijnen of ‘bekendere’ of ‘voorspelbare’ emoties als je merkt dat je verhaal clichégevoelig wordt. Het kan helpen om hierbij in verhaalthema’s te denken. Ja, je voelt je verraden als je partner vreemdgaat. Maar kan je daar ook nog meer of iets anders uithalen, wat aansluit bij jouw unieke verhaal? Is er een detail wat je kan gebruiken om iets onverwachts in te zetten?

Casus: Lars and the real girl

In deze film koopt de zeer teruggetrokken Lars sekspop Bianca, waarmee hij een relatie begint. En dan niet zoals je dat in volwassen films ziet. Hij denkt dat Bianca echt is, vanwege een waanstoornis. Hij gebruikt Bianca, (onbewust) om trauma’s te verwerken en zich comfortabeler te voelen in een sociale setting. Zijn arts vraagt aan zijn gemeenschap om te doen alsof Bianca een echt mens is om zo Lars te steunen in zijn herstel. De meeste mensen doen dat ook. Ze weten dat dat Lars gaat helpen. Maar ze vinden het – uiteraard- nog steeds raar dat ze doen alsof een pop een echt mens is. Wat ze wel begrijpen, is dat Lars eenzaam is en liefde wil. Net zoals iedereen, en net zoals ook zij allemaal wilden dat er in eenzame tijden iemand was die hen kon helpen.

In plaats van Lars neer te zetten als een eenzaam personage dat wegkwijnt, wordt Lars eerlijk geportretteerd: iemand die meer is dan alleen zijn stoornis, met eigen ideeën, talenten en een geschiedenis. Hetzelfde geldt voor Lars’ gemeenschap. Ze behandelen hem en (het idee) van Bianca niet als gestoord, maar kijken verder dan hun neus lang is. Eenzaamheid en trauma’s zijn universeel en de gemeenschap lijkt te beseffen dat iedereen dat kan overkomen, alleen is dat bij Lars in de waanbeelden rondom Bianca veel sterker aanwezig. Dat is hun houvast (!) om de unieke situatie rondom Lars – die Bianca immers niet als sekspop maar als vriendin ziet- het hoofd te bieden.

En zo wordt de bizarre situatie – doe alsof een sekspop/ waanbeeld echt is- getransformeerd tot iets herkenbaars. Uitkomst? Het verhaal wordt er ook origineler door: in plaats van dat de gemeenschap handelt vanuit ‘voor de hand liggend’ medelijden of afschuw wat betreft waanbeelden, komt daarvoor compassie in de plaats. En dat sluit weer aan bij de algemene menselijke ervaring van liefde die iedereen meemaakt of daarnaar streeft: liefde. Of dat zich nu uit in een romantische liefde, of die van een familie of gemeenschap.

Foto door Liana S verkregen via Unsplash

Zo maak je een cliché origineel: de minderheidsheld

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: de minderheidsheld.

Het cliché

Je held is in een bepaalde minderheid, waardoor het anders is. Wat betreft seksuele oriëntatie, religie of ras. Of die heeft bijvoorbeeld een handicap, ADHD, een angststoornis of autisme. De schrijver wil laten zien hoe die beleving is ten opzichte van de ‘meerderheidsheld,’ en slaat daarin door. De held krijgt de heldenstatus enkel en alleen omdat die anders is, niet omdat die heldhaftige karaktertrekken of een groeiproces laat zien. Meestal draagt deze held met diens diversiteit wel een thema of een boodschap uit, maar die is dan zo geforceerd of overdreven groot in opzet of uitwerking dat het storend wordt. 

Een voorbeeld van dit cliché

Een van je thema’s is feminisme en je heldin is een lesbienne. De schrijver kan haar die seksuele oriëntatie hebben gegeven om te kunnen zeggen: mannen zijn zo overbodig, dat mijn hoofdpersoon hen niet nodig heeft om het beste uit zichzelf te halen. Ze vindt alle mannen ook vreselijk en zelfs op seksueel gebied zijn de niet interessant voor haar. Leve de vrouw!
En omdat Heldin een voorvechter is van vrouwen is het feit dat ze een (lesbische) vrouw is, genoeg om haar te bewonderen. Volgens deze schrijver dan, want zo werkt het niet. Deze heldin is niets meer dan een doorgeslagen trope.

Waarom stoort dit cliché zo?

Een held moet zijn strepen verdienen. Iedere held heeft iets om voor te vechten. Als je een minderheidspersonage laat strijden voor een betere positie van de gemeenschap waar die toebehoort, kan dat een mooi verhaal opleveren. Ook als er geen sprake is van een conflict in de zin van dat er actief voor iets gestreden moet worden. Het kan ook betekenen: de uitdagingen die het met zich meebrengt om bij een minderheid te horen. Juist omdat het thema of het conflict bij de held staat.
Maar bij dit cliché is dat conflict te globaal. In ons voorbeeld is ‘de man’ het probleem. Oké, dus ook de vader van de heldin? En de vriendelijke marktkoopman?
“Nee, maar mannen hebben te veel macht over of in vergelijking met vrouwen.”
Waaraan merkt Heldin dat in haar eigen leven?
“Dat komt steeds op het nieuws.”

Kortom: dit cliché stoort omdat het een probleem benoemt, maar datzelfde probleem komt nooit daadwerkelijk aan bod in het ‘echte’ leven van je hoofdpersonage. De heldenstatus wordt daarmee te makkelijk uitgereikt.

Het cliché fiksen: maak het conflict concreet

Het conflict concreet maken houdt twee dingen in:

  • Zorg dat je personage ergens concreet last van heeft.
    Dus niet van ‘de man in een hogere positie’, maar een mannelijke leidinggevende die haar continu afblaft omdat ze een vrouw is.
  • Zorg ervoor dat de acties die je personage onderneemt ook effect hebben op het plot.
    Dus laat haar liever niet demonstreren voor vrouwenrechten, als dat betekent dat die hork op kantoor nog steeds kan blijven waar hij zit. Laat haar liever met andere dames op kantoor een gezamenlijk plan maken om die misselijke vent te laten ontslaan.

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Noteer in je opschrijfboekje wat er zou veranderen aan het verhaal als je personage niet tot de minderheid behoort. Dat helpt je scherp te krijgen wat de heldenreis van je personage is ómdat het tot die minderheid behoort en in hoeverre dat gegeven een heel conflict kan dragen.
  • Schrijf zo nu en dan ook een scène waarin het minderheidskenmerk van je personage niet op de voorgrond staat. Als het bij vrienden is, bijvoorbeeld. Je minderheidsheld mag niet alleen maar bezig zijn met die ene strijd. Hoewel het kan, is het heel moeilijk om zo’n personage geloofwaardig te schrijven.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Zo schrijf je een personage dat je nare kriebels geeft

Personages zijn interessant als ze op de oppervlakte heel leuk en lief lijken, er toch iets achter zit waar je die kriebels van krijgt. En waar je je als lezer en schrijver dan af kan vragen hoe zo’n personage toch die ergernis veroorzaakt.

Schrijven over personages die je nare kriebels geven

Personages waar je de kriebels van krijgt, zonder dat je eerlijk kan zeggen waarom, zonder zelf arrogant of aanstellerig te lijken noem ik  kriebelpersonage. Bedoeld of onbedoeld spelen deze personages slachtoffer, willen ze macht, of hebben ze een persoonlijke geschiedenis of karaktertrekken die haast griezelig is. Ze geven je erg onbehaaglijke kriebels, zowel als schrijver als lezer.
Neem een moeder die denkt dat ze een goede moeder is, maar ondertussen haar kind zodanig klein houdt, in het gareel wil houden en vertroeteld dat het verstikkend is voor het kind. Je kan niet zeggen dat het oneerlijk is van deze moeder dat ze haar tienerzoon lieve briefjes in de lunchtrommel toestopt, maar als Moeder dat doet om maar niet onder ogen te zien dat zoonlief in de puberteit raakt en zo wil voorkomen dat hij haar van zich losmaakt en geïnteresseerd raakt in meisjes, is dat iets heel anders.

Een goed voorbeeld van een kriebelpersonage is de fotoboekenvrouw van Brigitte Kaandorp. Je kan niet zeggen dat het fout is van een moeder om haar kinderen fotoboeken te willen geven, maar als het echt zo’n mens is als Brigitte schetst, dan is het wel iemand waar van alles mis mee is.  

Wat moet er een ongemakkelijk gevoel geven?

De fotoboekenvrouw van Brigitte heeft van alles verkeerd gedaan. Aandacht getrokken, zich opgedrongen, de wensen van de kinderen jarenlang genegeerd… Kijk eerst eens wat voor iemand ‘zo’n mens’ precies is. Het is een verschil of je aandacht trekt, of jezelf op de eerste plaats zet. Dat kan hetzelfde lijken, maar wees alert: dat kan een nuanceverschil zijn dat een enorm verschil kan maken, zoals de near enemies bij emoties.
Op zo’n zelfde manier moet je ook duidelijk krijgen waar jij precies de lezer of andere personages ongemakkelijk mee wil laten voelen. Haalt de moeder altijd alle aandacht naar zich toe, dan kan het kind later uit zijn op wraak, verstikt ze het kind in haar liefde, dan kan dat misschien wel alle contact willen verbreken. Kortom: het kan een heel verschil maken voor je verhaalthema.

Naar de tekentafel

Als je duidelijk hebt wat voor ergernis dit personage precies op moet roepen, kan je het verder gaan ontwerpen. Een paar uitgangspunten die je daarbij aan kan houden zijn:

Wat doet het personage fout?Op het moment dat je denkt alleen maar lief, aardig en attent bent, maar mensen je alsnog irritant vinden, dan gaat er iets fout. Probeer zo goed mogelijk in kaart te brengen wat je personage precies fout doet. Is het uit op aandacht, of juist op controle? Is een bepaald kind het slachtoffer of juist iedereen die te goedhartig is om iets slechts achter anderen te zoeken?

Meestal schrijf je geen personage dat met opzet deze mensen ergert of pijn doet. Schrijf daarom op wat die blinde vlek veroorzaakt waardoor je personage denkt dat het foute juist het goede is om te doen.

Waarom verandert het personage niet?

Deze zin alleen al is interessant bij het ontwikkelen van het personage; dit antwoord is ook de comfortzone. Het kan een combinatie zijn van een blinde vlek en het verlaten van de comfortzone. Dan kan je gaan kijken wat er nog moet gebeuren voordat de eerste stapjes richting het verlaten van de comfortzone worden gezet, hoe de blinde vlek in een klap kan worden weggehaald. Daar kan je dan het verdere plot mee aanvullen.

De blinde vlek en de comfortzone zijn  nog vrij onschuldig: dit personage weet niet beter en bedoelt het goed. Maar het kan nog wat erger: dit personage heeft echt slechte bedoelingen, of op zijn minst weet van het ongemak van anderen die het veroorzaakt, maar weigert daar iets aan te doen. Dan draagt het een masker of een schild.

Hoe belangrijk is het masker of het schild?Een personage draagt een masker als het bang is door de mand te vallen als anderen diens ware aard zien: ik ben niet zo’n goede moeder als ik aan de buitenkant lijk. Hier is het personage zich bewust van.
Een schild is als er iets voorgevallen, zoals een trauma of wanneer het personage weigert om aan zelfreflectie te doen en zo niet meer vatbaar is wat anderen van je denken. Je personage doet dan alles om maar niet onder ogen te zien dat er iets moet gebeuren. Dit gaat zo ver dat je personage zich er niet meer bewust van is.

Probeer vast te stellen wat de schilden en maskers van je personage zijn en in hoeverre die het dagelijks leven van je kriebelpersonage hebben overgenomen.

Wil je het schild of het masker afnemen?

Als er sprake is van een masker of een schild, vraag jezelf dan af of je deze afpakt van je kriebelpersonage of niet. Het levert twee heel andere verhalen op. Bij het een ontdek je grofweg hoe mensen nog met begrip naar elkaar toe kunnen groeien als verdedigingsmechanismen worden afgenomen. Bij het andere laat je zien hoezeer diezelfde middelen ervoor kunnen zorgen dat mensen compleet uit elkaar groeien, of kunnen uitgroeien van kriebelpersonages tot echt verdorven slechteriken.

Pas op voor de valse held

Een kriebelpersonage is er een die makkelijk kan uitgroeien tot een valse held. Wees erop alert dat die het plot op slot zetten. Je personage mag gerust irritant of zeurderig zijn. Maar dat zijn eigenschappen die een plot heel snel op slot kunnen zetten. Een plot is in een verhaal bijna  synoniem voor beweging. Iemand die alle aandacht op zichzelf vestigt om de nadruk te leggen op hoe alles zo zwaar is, niet beweegt, of alle schuld bij anderen legt en het principe van ‘het verlaten van de comfortzone ontwijken’ bijna tot een kunst verheft, kan je hele verhaal uit balans brengen en verstoren.

Foto door Anastasiya D, verkregen viaUnsplash.

Zo maak je een cliché origineel: uiterlijke kenmerken

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: uiterlijke kenmerken.

Het cliché

Uiterlijke kenmerken kunnen om meerdere redenen cliché worden. Als je ze meteen samen met het personage zelf introduceert en als de uiterlijke kenmerken zelf cliché-gevoelig zijn. Denk aan: de goedzakken dragen wit, de slechteriken zwart, vanwege de symboliek. En iedere Romeo heeft een sixpack en iedere bolleboos een bril en acne.

Waarom stoort dit cliché zo?

Als je het uiterlijk tegelijk met het personage introduceert, is dat meestal een infodump. De symbolische clichés zijn er gevoelig voor dat de schrijver te zichtbaar maakt welke thema’s belangrijk zijn. En er is een risico op stereotiepen. Maar de kern van deze clichés is hetzelfde: het uiterlijk wordt veel belangrijker gemaakt dan het is.

De oorzaak van het cliché: verkeerd beeld bij ‘uiterlijk’

Een lezer moet een beeld bij een personage kunnen vormen. Soms nemen schrijvers dat uitgangspunt te letterlijk en beschrijven er maar op los. Oogkleur, postuur, gewicht, lengte, schoenmaat…

Nog afgezien van de infodump, is dit niet effectief omdat sommige uiterlijke kenmerken niet zoveel zeggen als ze lijken te doen. Of de aanname die erbij komt kijken is van zichzelf verkeerd.

Neem blauwe ogen. Dat maakt volgens de clichéregel iedere vrouw aantrekkelijk. Maar blauwe ogen zijn van zichzelf niet zo speciaal: niet zoals bijvoorbeeld het hebben van twee verschillende oogkleuren dat is. Bovendien: wat als diezelfde blauwe ogen uitpuilen en scheel staan? Of de vrouw om wat voor reden dan ook alles behalve aantrekkelijk is?

Tenzij je over Quasimodo of een supermodel schrijft, zijn uiterlijkheden zelden tot nooit het belangrijkste kenmerkt van je personage. Behalve als je schrijft over een Romeo of Julia in een romantisch verhaal. Maar dan is die combinatie van schoonheid en romantiek vaak al een cliché op zich.
Kortom: het beeld bij het cliché ‘uiterlijk’ is in beginsel verkeerd. Of dat nu gaat om het belang ervan, of wat bepaalde associaties bij specifieke kenmerken zijn.

Het cliché fiksen: balans tussen feit en verbeeldingskracht

Een personage dat helemaal niet omschreven wordt in uiterlijk, mist duidelijk iets. Maar vanwege het risico op infodumps het is aan jou om het aantal uiterlijke kenmerken in te perken. Je kan en hoeft niet alle details te delen. Sommige details zijn belangrijk. Voor het verhaal, of jij wil als schrijver persoonlijk graag dat een uiterlijk detail van een personage wordt onthouden. Kijk op die manier welke uiterlijkheden je lezer moet weten en onthouden en besteed daar aandacht aan.
Het is ook belangrijk dat je nog ruimte houdt voor de eigen verbeeldingskracht van de lezer. Timmer het uiterlijk niet dicht. Als jij de grootte van de oren bepaalt, mag de lezer de grootte en vorm van de neus bepalen. Bepaal voor jezelf wat jij vastlegt voor de lezer en kijk waarmee je vrede kan hebben als het gaat om waar de lezer het uiterlijk van je personages verder invult.

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Laat als het even kan de oog- en haarkleur op de achtergrond, of zet ze in ieder geval niet op de voorgrond. Die zijn zo standaard om te noemen dat die als de twee ‘hoofdkenmerken’ alsnog heel weinig unieks over het uiterlijk zeggen. Bovendien: heeft je personage een zwarte afro, zwarte krullen, of  zwarte vlechten? Kleur zegt relatief weinig: een kapsel al wat meer.
  • Probeer relaties van personages onderling te koppelen aan een (emotioneel) veelzeggend moment. Maak bijvoorbeeld duidelijk dat opa ouderdomsvlekjes op de hand heeft als kleinkind daarover strijkt als het op schoot wordt voorgelezen.
  • Maak een uiterlijk kenmerk onderdeel van een lopende scène. Zo is een personage met  korte benen uitgeput nadat het in alle haast een lange trap is opgerend.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Zo kan je een infodump ontwijken: zet actie in

Alle informatie in een keer delen, de beruchte infodump is geen slimme manier van schrijven. En toch zijn er momenten in een plot waarop het bijna verplicht lijkt om alsnog alle informatie in een keer te delen. Zoals de slechterik die uitlegt wat diens daden drijft. Hoe schrijf je daar omheen? Door niet de nadruk te leggen op de informatie, maar de actie en het bijbehorende effect.

Dit zijn hardnekkige infodumpmomenten

Infodump is een stuk tekst waar alle informatie die een lezer moet weten als een niet te stoppen waterval uit de mond van een personage of uit de inkt van een schrijverspen komt. Na even oefenen met schrijven lukt het de meeste schrijvers wel om de basisfouten te vermijden. Deel bijvoorbeeld niet alle informatie van je personage op bladzijde 1. Maar er zijn momenten in het verhaal waar deze stortvloed aan expositie een stuk moeilijker is om te vermijden of te spreiden. Wanneer je uit de doeken doet wat de slechterik slecht maakt en diens achtergrondverhaal gaat delen, bijvoorbeeld. Of wanneer je uitgebreid moet uitleggen wat een profetie inhoudt. En dan ligt slechte expositie op de loer.

Op zulke momenten is het verstandig om de actie in te gaan.

Actie als een show don´t tell

De eerste manier waarop je tot actie kan overgaan in plaats van een infodump te gebruiken, is informatie te vervangen door een lopende scène die middels show don’t tell de informatie overbrengt. Als de informatie die je wil overbrengen is:
– De slechterik doet ABC aan slechte daden
– Dit is de macht die die heeft
– Deze karaktertrekken versterken de slechte inborst
– De slechte kant komt voort uit XYZ,

is de infodump zoiets als: Slechterik is een genadeloze hebberd die met bruut geweld de absolute macht geeft gegrepen. Omdat Slechterik grootsheidswaanzin heeft, denkt die onkwetsbaar te zijn. Om de burgers onder de duim te houden worden zij bedreigd, bestolen en zijn er spionnen mensen arresteren zodra er maar een vermoeden is dat zij de Heerschappij in twijfel trekken.

Neem je actie als uitgangspunt, krijg je dingen als:
– een scène waarin een burger ‘in de naam van de wet van Slechterik’ zonder reden van diens bezittingen wordt beroofd.
– Slechterik in een confrontatie met de held zegt: “als jij mij in een zwaardgevecht kan verslaan, krijg je het hele koninkrijk.” Als Slechterik helemaal niet handig is met het zwaard, laat dit de grootheidswaanzin zien. De actie is zichtbaar, maar voegt ook nog eens iets toe aan het plot: er volgt een scène met een zwaardgevecht waar iets op het spel staat. Het is veel spannender dan twee personages die zeggen: “Slechterik denkt dat niemand hem kan verslaan.” Dat neigt te veel naar een as you know, Bob.

Deze manier van schrijven vergt aan de tekentafel wat meer werk, omdat je de informatie meer gaat spreiden over je verhaal en je dus ook moet bedenken welke informatie wanneer komt. Maar je infodump verdwijnt erdoor en de kans dat je een betere spanningsboog opbouwt is ook groter.

Schrijf emotionele actie tijdens informatie-overdracht

Dan is daar nog de onontkoombare informatiemonoloog. “Ga zitten, want nu komt er een stort aan worldbuilding of nieuwe informatie aan…”
In plaats van de meer fysiek gerichte actie, gaat je hier met tussenpozen op de emotionele reactie in.
Net als lezer gaat je personage heel wat informatie aanhoren. Dat brengt iets teweeg. Schok, ongeloof, opluchting, blijdschap, verdriet… En die emoties kun je laten zien. Wees er hier alert op dat je die op een schaal van 1-10 meestal relatief klein houdt, anders leest de combinatie van grote emoties en veel informatie te overweldigend.
Probeer hier niet alleen de emoties te omschrijven, zoals een knoop in de maag. Laat je personage ook in lichaamstaal of beweging naar handelen. Denk aan op de achterpoten van de stoel leunen bij verveling, op de lip bijten als het nerveus is of ijsberen bij onrust.

Dit moment is ook zeer geschikt om eens goed in het karakter van het personage te duiken.
We weten dat deze held dapper is, maar zoiets ontstaat niet zomaar en bestaat ook niet in isolatie. Bovendien is het belangrijk dat de karaktereigenschappen van je personages niet alleen op grote schaal bewezen worden.
Natuurlijk is het dapper om met opgeheven zwaard richting de vuurspuwende draak te rennen. Maar het is ook moedig om tijdens een slechtnieuwsgesprek het gesprek uit te zitten, of de ander te laten uitspreken en niet te vervallen in het beschieten van de boodschapper.
Als je het subtiel weet te houden, kan je zo de ‘infodump’ combineren met het verder bewijzen of uitwerken van bepaalde karaktertrekken of geschiedenis van je personage. Denk aan dingen als:
– zodra het woord valt dat je held ‘zal moeten opkomen voor de zwakkeren’ gaat je personage onrustig heen en weer lopen omdat het terugdenkt aan de laatste keer dat die dat deed en die hulp niet mocht baten.
– “Je zal de komende maanden minder mogen sporten: je moet je lijf rust gunnen.”
“Maar ik zie al mijn vrienden tijdens het sporten! Hoe moet dat dan, wijsneus?” snauwt de supersociale held die niet gewend is tegengesproken te worden uit de slof.

Als je moeite hebt met het uitwerken of bepalen van deze onderbreking van de infodump, kijk dan ook eens naar hoe je deze expositie wat meer kan vermommen.

Wees er bij de onontkoombare uitlegmonoloog niet al te bang voor dat deze dodelijk saai wordt. Ga de emotionele reacties van je personage zoals hierboven beschreven niet op de voorgrond zetten. Als het goed is, komt deze monoloog op een punt in het verhaal dat je lezer al zeer betrokken is bij het verhaal, zo niet snakt naar de informatie die je al een tijd lang achter hebt gehouden.

Dat is ook nog een goed punt om in gedachten te houden bij een infodump en informatie delen. Soms is het niet zozeer de hoeveelheid informatie die je deelt die stoort, maar ook het moment waarop. Pas als je lezer betrokken is bij de heldenreis en het plot, zal het flink wat (achtergrond)informatie willen horen.

Zo maak je een cliché origineel: het minderheidspersonage

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: het minderheidspersonage.

Het cliché

Je held en/of andere personages zijn maar gewoontjes. Maar dan is daar het personage dat dat niet is. Het is in een bepaalde minderheid. Qua seksuele oriëntatie, religie of ras. Of het heeft een handicap of iets anders dat het anders maakt dan anders. Denk aan ADHD, een angststoornis of autisme. Daar is op zich niets mee, totdat dit gegeven een cliché wordt: dat personage is divers om divers te zijn, niet omdat de schrijver daar meerwaarde voor het verhaal in ziet of deze minderheid in de schijnwerpers wil zetten om verschillen in het boek of de maatschappij te weerspiegelen.

Waarom stoort dit cliché zo?

Dit cliché is schijnheiligheid van een schrijver. Met dit personage gaat die mee in de ontwikkeling van de vraag die de laatste jaren is ontstaan om meer diverse personages in romans te krijgen. Die vraag ging om verbeterde representatie van diverse minderheden. Maar hier verwart de schrijver aanwezigheid met representativiteit. Als je dat doet, wordt het alleen maar erger. Want dan leest het verhaal als: ‘wees blij dat minderheid X erin vóórkomt, dat wilde je toch zo graag?’ terwijl de vraag naar diverse personages is ontstaan vanuit het idee dat zij meer zijn dan alleen figuranten van verhalen en/of de maatschappij.

Het gevolg van het cliché: oppervlakkig beeld

Een schrijver die diens diverse personage niet serieus neemt, doet te weinig onderzoek, waardoor het personage veel te oppervlakkig en storend stereotiep of zelfs racistisch wordt.
Denk aan:

  • Mensen van kleur zijn vaker arm, dus is mij personage dat ook en weet die niet hoe die uit armoede moet komen.
  • Autisme, is dat niet dat je sociaal onhandig bent? Hé, ik moest nog een verlegen jongen hebben in mijn verhaal, die is bij deze autistisch.

Over wat voor minderheid of diagnose het ook gaat, je personages moeten meer, zo niet veel meer zijn dan hun diversiteitskenmerk om interessant te zijn.

Het cliché fiksen: kijk naar je setting en thema

Of je een bepaald personage in je verhaal verwerkt, hangt sterk af van je setting en je thema. Dat is met diversiteit niet anders. Wil je voorkomen dat een divers personage oppervlakkig en storend wordt, kijk dan of het wel een plaats in je verhaal heeft. Je kan een divers personage beter helemaal weglaten uit een bepaald verhaal dan het in een verhaal forceren. Want diverse verhalen komen pas goed tot hun recht in de juiste setting en als de thema’s ook daarop aansluiten.
Enkele voorbeelden van geforceerde diversiteit:  
* Bij het thema hebzucht ligt de nadruk op de seksuele oriëntatie van de hebberd, in plaats van de oorzaak van die hebzucht, of wat de gevolgen voor het plot zijn.
*Een Aziaat in het Nederland in het jaar 1000? Dat schreeuwt geforceerde rassendiversiteit.

Tips voor het verminderen van het cliché

Wil je een divers personage schrijven bij een passende setting en thema? Dan is het belangrijk dat je goed onderzoek doet. Ben jij zelf geen minderheid van de groep waar je over schrijft, dan sluipen vooroordelen en aannames sneller in je verhaal dan je misschien zou denken. Denk aan onderzoek doen aan dingen als:

  • Bestudeer de geschiedenis van de mensen in deze groep. Kan je terugvinden hoe zij in de loop van de geschiedenis (in jouw setting) behandeld zijn en hoe dat al dan niet is veranderd? Is er bijvoorbeeld meer acceptatie gekomen, zijn er belangenverenigingen opgericht, weten meer mensen wat een bepaalde diagnose inhoudt?
  • Vraag iemand die tot die minderheidsgroep behoort wat diens ervaringen zijn. Wees niet bang om je eigen aannames en misschien wel vooroordelen in twijfel te trekken en luister met open houding. Besef wel dat je tegen een individu praat. Ga er niet klakkeloos van uit dat iedereen in dezelfde groep dan ook zo denkt; dan is de vooroordeelcirkel weer rond.

    Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Clay Banks verkregen via Unsplash

Schrijfoefening: hoe ver moet je uitwerkingsonderzoek gaan?

Onderzoeken hoe je personage in elkaar zit en wat het ertoe beweegt om bepaalde dingen te doen of te laten is een belangrijk deel van het personageontwerp of je verhaal. Zo kan het bijvoorbeeld handig zijn om te weten wat een trauma voor een effect heeft. Of wat een depressie met iemand doet, in de klinisch-psychologische zin van het woord. Dat maakt je personage of je verhaal realistischer. Maar je moet ook een keer mee stoppen met verklaren en onderzoeken. In deze schrijfoefening gaan we kijken hoe je die afweging maakt.

Casus: de biaslijst

Een bias is een manier van denken of naar de wereld kijken die objectief niet klopt, maar gevormd wordt door een bepaalde factor. De bekendste is misschien wel de cognitieve bias: omdat je een bepaald gedachtepatroon hebt, trek je conclusies die bij dat patroon passen en logisch lijken, maar toch niet kloppen.
Maar die bias is lang niet de enige. Kijk maar eens naar deze lijst. Er zijn zoveel biases dat je kan denken: kan een mens nog iets waarnemen zonder dat dat meteen een label verdient? Die vraag staat centraal in deze blogpost. Wanneer is informatie terecht een ding of is het de moeite om van een bijbehorend label meer te weten en wanneer is iets zo gewoon dat het het noemen niet meer waard is?

Biasen als referentie: Google, Dunning-Kruger, modaliteitseffect

Voor een goede referentie in de rest van de blogpost, pakken we drie soorten bias uit deze lijst.
Het Dunning-Krugereffect: de neiging van ongeschoolde personen om hun eigen kunnen te overschatten en de neiging van deskundigen om hun eigen kunnen te onderschatten.
Het Google-effect: De neiging om informatie te vergeten die gemakkelijk online te vinden is via zoekmachines.
Het modaliteitseffect: Je onthoudt de laatste items van een lijst makkelijker wanneer de items op de lijst via spraak worden doorgegeven dan wanneer ze via schrijven worden overgebracht.

Dunning-Kruger kan daarbij de grote lijnen van het plot bepalen: wat als je iemand hebt die vele malen slimmer denkt te zijn dan die is? Dat gaat de nodige obstakels in het verhaal opleveren.
Het Google-effect geldt daarbij als: houdt deze kennis of dit stukje geschiedenis uit de personagebiografie paraat om misschien te kunnen gebruiken voor een specifieke scene. Uitgangspunt: het gebeurt ons allemaal wel eens, en is niet zo spannend. Maar wat als we te veel Op Google rekenen en het internet wegvalt?
Modaliteitseffect: de ene onthoudt beter door te lezen dan door te luisteren. De ene houdt meer van appels, de andere houdt meer van peren. Als je je personage inmiddels tot deze details aan het ontwerpen bent, is dat een teken dat je ermee moet stoppen. Ga bovendien na of je geen gaten in je plot hebt doordat je door een gebrek aan overzicht details hebt verwerkt die elkaar tegenspreken.

Van groot naar klein

Begin met Dunning Kruger: alles wat zodanig belangrijk is, dat als daar iets aan veranderd, het plot of het karakter van je personage een compleet andere wending krijgt. Veranderingen kunnen optreden in zaken als de heldenreis, wat er op het spel staat, angsten en dromen van de personages en hun willen en nodig hebben. Ook de invulling van je verhaalthema valt hieronder. Als je daar al invulling of zicht op hebt, kijk dan ook naar je afzonderlijke beats van de drieaktenstructuur. Hoe valt alles samen? Wat kan je niet zomaar veranderen?
Vergeet daarbij ook de ‘per definitie’-regel niet: X uit zich bij iedereen/ in iedere situatie anders, maar houdt altijd in dat Y.
Een rijkaard kan gul of gierig zijn, maar heeft altijd geld op de bank. Iemand met een depressie kan soms nog normaal functioneren, soms niet meer, maar iemand met depressie zit niet optimaal in diens vel.
De ‘Dunning Kruger’ van jouw informatie of situatie is als de ‘per definitie’ van je worldbuildingregels, of de geschiedenis of heldenreis van je personage.

Het Google-effect zijn die dingen die een scène interessant kunnen maken, maar niet per se een verhaal kunnen dragen: tegenwoordig doet het internet het vaker wel dan niet. Gebruik die informatie dan ook maar een paar keer, zo niet maar een keer in het verhaal. Zorg er wel voor dat je dat op een belangrijk of spannend moment in het verhaal meeneemt. Dan wordt het een extra pageturner! Bijvoorbeeld:
Je personage heeft een lelijk sieraard van oma geërfd, dat in de kast stof ligt te happen. Dan komt je personage in geldnood en bedenkt het ineens dat het misschien nog iets van waarde heeft. Dat bezoek aan de taxateur is erg spannend: of het nu waardeloos of waardevol is, dit gaat het verhaal een hele belangrijke richting op sturen.
Of je weet dat je personage iets nóóit zou doen, behalve als… En dan is daar dat moment.
Let bij een ‘Google-effect’ erop dat je het verhaal van de afzonderlijke scene in de gaten houdt en het blijft passen bij het grotere geheel. En dat je niets uit de lucht laat komen vallen. Dat kan je voorkomen door details goed uit te werken.

Het modaliteitseffect is informatie die niet in je verhaal thuishoort. Vaak is het een ‘informatiedarling‘ die je tijdens je onderzoek tegenkomt. Om die te identificeren vraag jezelf: moet ik extra scènes en achtergrondinformatie schrijven voordat dit detail relevant wordt?

Bijvoorbeeld: Timmie is dyslectisch, dus pikt hij informatie makkelijker op als die wordt gehoord, in plaats van geschreven. Maar die dyslexie is nog niet vastgesteld. Dus gaat de hele mallemolen van het testen van start, en een paar duizend woorden later klinkt het verlossende woord: “Meneer van den Hout, we hebben vastgesteld dat uw Timmie dyslexie heeft. Hij zal er vanwege het modaliteitseffect baat bij hebben als hij leerstof auditief krijgt aangeboden. Daar houden we vanaf nu rekening mee.”
Die conclusie met dat ene woord was de langere opbouw ernaartoe niet waard. Anders gezegd: ga je dingen extra toevoegen om een ding te verklaren, dan moet je jouw onderzoek en/ of de uitwerkingen daarvan stoppen en niet verder in het verhaal meenemen.

Foto door Jorge Alvarado verkregen via Unsplash.



Zo maak je een cliché origineel: het (echt niet) lelijke meisje

Clichés schrijf je liever niet. Geen nood! Ik help je een cliché te herkennen en je zelfs nog de goede weg in te slaan als het die kant op gaat. Daarvoor gaan we het cliché ontleden en de tekst weer terug op de rit zetten. Deze week: het (echt niet) lelijke meisje.

Het cliché

Het meisje vindt zichzelf maar gewoontjes, terwijl iedereen haar een regelrecht model vindt. Of zij vindt zichzelf een regelrechte Frankenstein door een klein schoonheidsfoutje als een litteken of een moedervlek. Die anderen overigens vaak niet eens opmerken.

Waarom stoort dit cliché zo?

Het ‘gewone’ meisje waarvan iedere man in katzwijm valt, is vaak een waarschuwingssignaal voor een Mary Sue: het personage dat zo perfect is, dat ze irritant en onherkenbaar voor de lezer wordt. Geef haar dus een gebrek – naïviteit – en ze zou weer herkenbaar zijn voor de gewone vrouw. Maar een enkel eenvoudig gebrek heft de indruk van perfectie niet zomaar op.

Het ‘lelijke’ meisje maakt een gebrek vele malen groter dan het in het echte leven zou zijn. Zo komt er een subplot in het verhaal van ‘onzekerheden overwinnen’ dat net zo goed kon worden weggelaten en het hoofdplot alleen maar vertraagt.

Wat beide clichés gemeen hebben is dat ze schoonheid of het zogenaamde gebrek daaraan een veel groter thema in het verhaal wordt dan dat daarbinnen past. Dat maakt het verhaal oppervlakkig en verhoogt de kans dat lezeressen zich onzeker gaan voelen of zich aan je personages gaan ergeren. “Zeur niet over die ene moedervlek zo groot als een speldenknopje precies onder je bh-bandje. En ik dan, met mijn wijnvlek midden in mijn gezicht? Mag ik volgens jou nog wel over straat?”

De oorzaak van het cliché: doorgeslagen vrouwelijkheid

Vrouwelijkheid wordt traditioneel geassocieerd met zachtheid, schoonheid en een zekere mate van naïviteit en verlegenheid. Dit cliché slaat daarin door. Deze heldin móet simpelweg mooi gevonden worden. Door anderen, zichzelf of de lezer, soms een combinatie daarvan. En anders met het idee worstelen dat ze niet mooi genoeg zijn.
Dat doen ze niet door zichzelf een schop achter hun achterste te geven en actief iets te veranderen aan waarover ze ontevreden zijn, of zelfs door te vechten voor een andere maatschappelijke kijk op het schoonheidsideaal. Nee, ze moet ofwel bescheiden en meisjesachtig complimenten in ontvangst nemen over hoe mooi ze is, of bijna pruilend wachten tot een man zegt: “Maar vrouw, je bent juist práchtig!”

Het cliché fiksen: schoonheid als thema

Worstelen met schoonheid is een interessant thema, maar dan moet het in een verhaal ook als zodanig worden behandeld. Dat kan op allerlei manieren, maar zorg wel dat je daar de nodige uitwerking aan besteedt. Dit cliché wordt storend zodra het als een los en geforceerd conflict in het verhaal wordt meegenomen, om maar een tegenslag voor een heldin te hebben.

Tips voor het verminderen van het cliché

  • Dit cliché komt vaak voort uit de noodzaak van een romantisch subplot. Ga eens goed na of dat wel echt in jouw verhaal past, voordat je die een gaat forceren.
  • Maak het schoonheidsgebrek van het ‘lelijke’ meisje ook iets dat daadwerkelijk opvalt en als lelijk wordt beschouwd. Heeft ze een litteken? Dan mag het niet klein zijn en verscholen worden achter de steevaste pony die je heldin daarvoor speciaal draagt.
    Maak het litteken dan groot en plaats het dwars over haar gezicht. Waak er echter wel voor dat zelfs als dat haar oprecht lelijk maakt, haar onzekerheid daarover niet haar hele karakter mag vormen.

    Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Milada Vigerova verkregen via Unsplash.