Als je schrijft voor volwassenen, moet er van alles aan je verhaal kloppen. Sluit de personagebiografie wel aan bij de diverse verhaalthema’s? Als je personage een bankoverval wil plegen, zou dat stappenplan dan wel realistisch genoeg zijn om je lezer geïnteresseerd te houden? Bij kinderboeken hoeft dat niet. Daarin krijgt het begrip ‘logisch’ een heel andere betekenis.
Wat zoeken mensen in verhalen?
Laten we eerst eens kijken naar wat ons mensen zo aantrekt in verhalen. Onze hersens maken overal een verhaal van: ze zijn erop gemaakt om van losse stukjes informatie een verhaal te maken. Daardoor ontstaan misverstanden ook zo makkelijk. Nee, het feit dat jouw echtgenoot de buurvrouw omhelst, betekent niet dat hij vreemdgaat: haar moeder bleek net overleden. Maar zo werken onze hersens: ze zijn geprogrammeerd om overal – vrij letterlijk- een verhaal van te maken. Dit maakt dat wij als mensen het leuk vinden om verhalen te vertellen en te horen. Daar komt ook nog eens bij dat verhalen altijd vertellen over een bepaalde menselijke beleving. Ook al schrijf je over een kat, een astronaut of een robot met een bewustzijn, deze personages maken altijd een groeiproces mee dat geworteld is in de menselijke emotie.
Dat is de basis van ieder goed verhaal en daar hebben kinderen vaak al voldoende aan. Omdat ze de wereld nog aan het ontdekken zijn en nog niet het begrip of, zo je wil, de last hebben dat ze alles kunnen begrijpen staat logica minder op de agenda in een verhaal dan bij volwassenen. Iets meekrijgen van de menselijke emotie aangevuld met de verwondering voor de wereld die kinderen zo eigen is, zijn de goede startpunten voor een goed kinderboek.
De kracht van fantasie: een heerlijk gebrek aan logica
Fantasie is niet alleen het geloven in kaboutertjes. In zekere zin kan je stellen dat het ook een gebrek is aan logica. Van het soort dat zegt: maar als je even nadenkt, dan klopt dit niet. Kaboutertjes zijn dat opzicht niet eens zo heel gek om in te geloven: het zijn gewoon mimimensjes: waarom zou dat zo gek zijn? Maar het is wel apart als een kind van zes een biologische grootmoeder heeft van honderd jaar oud, als je over biologische vruchtbaarheid praat. Maar ja, grootje moet nu eenmaal oud zijn. En dan is honderd daar een prachtig getal voor. Dat soort ‘logica’ mag in kinderboeken aan bod komen.
Hierom is logica maar beperkt nodig in kinderboeken
We gaan even terug naar het ‘waarom’ van de aantrekkingskracht van verhalen. We willen over menselijke ervaring horen en we leren er ook onder andere empathie mee te ontwikkelen. Kinderen zijn sowieso nog aan het leren hoe die wereld in elkaar zit. Het wordt dan onnodig ingewikkeld om allerlei nuances aan te brengen als het kind nog maar net of zelfs helemaal niet snapt waar het over gaat.
We nemen de belastingen als voorbeeld. Eerst moet je leren dat er zoiets als geld is en dat dat nodig is voor dingen als eten, maar ook voor leuke dingen als vakantie. Dan kom je er op een bepaald moment achter dat niet iedereen er evenveel van heeft en dan komt er op een gegeven moment het begrip ‘belastingen’ om de hoek kijken. En al die schalen en boxen, dat is dan bijzaak. Als je überhaupt al over belastingen zou praten in een kinderboek, dan zijn ze ‘te hoog’ voor de ouders om de rekeningen te betalen.
En daarom kan er bijvoorbeeld een juffrouw Bulstronk met haar stikhok bestaan in het verhaal van Roald Dahls Mathilda, waar kinderen die zich misdragen in een bezemkast moeten staan die is ingericht als martelwerktuig. Ze moet absurd slecht en sadistisch zijn zonder dat de politie eraan te pas komt. Ze is eenvoudigweg zo slecht omdat ze de verdorven slechterik moet zijn. En er vanwege de ontwikkeling van kinderen nog niet veel ruimte is voor nuance. Emotioneel gezien, maar ook in het opzicht van tussen de regels door lezen om zo thema’s of boodschappen te ontleden.
En dan is er nog de fantasie of de interesse in de grote avonturen. Vechten met een draak, piratenavonturen of leven in een luchtkasteel met feetjes en eenhoorns is niet leuk als het niet een beetje is uitvergroot of ‘logisch’ is.
Maak het klein of maak het groot
In vergelijking met een boek voor volwassenen schrijf je kinderboeken het liefst heel klein of heel groot. Denk bij heel klein hier vooral aan de beleving van peuters en kleuters. Als zoiets alledaags en simpels als naar de supermarkt gaan al een heel avontuur is, dan moet je in de uitwerking van je verhaal daarop inspelen. Dan worden de details belangrijk.
Bij wat oudere kinderen is het eerder andersom: maak het lekker groot: dino’s, eenhoorns, ridders, draken, de Donald Duck-achtige taferelen waarin een op hol geslagen stofzuiger een heel huis kan slopen… Dat zijn de ongenuanceerde avonturen waarin het plot al iets meer moraal of diepgang krijgt, maar de extreme scenario’s nog de boventoon voeren om die beleving nog (emotioneel) herkenbaar te maken.
Denk bijvoorbeeld aan Dagobert Duck: iemand die zo schathemeltje rijk is dat hij als een van zijn vele bedrijven het slecht doet, hij over een eeuwtje of zeven failliet zou gaan. Maar zijn oppervlakkige en uitvergrote gierigheid laat in de talloze avonturen die hij beleeft wel zien hoe dat irritatie oproept bij anderen en hoe rivaliteit kan ontstaan. Dat zou niet overtuigend zijn voor kinderen als hij maar een miljoen en maar een enkel bedrijf heeft. Daarvan weten of voelen wat oudere kinderen al aan dat dat naar verhouding niet zo extreem is. Dus dat spreekt dat niet aan, wordt het saai en te alledaags. Oudere kinderen zijn meer geïnteresseerd in verhalen die werken volgens de ‘formule’: aanwezige, maar relatief weinig diepgang + uitvergrote emotionele beleving.
Til dus niet te zwaar aan logica bij kinderboeken. De logica die er wel nodig voor is, schrijf je intuïtief wel. Jij als volwassene hebt ten slotte nog wel een rode draad nodig om te kunnen schrijven.
Foto door Michelle Cassar verkregen via Unsplash.










