Schrijfoefening: show, don’t speak

Show don’t tell is zo’n beetje dé basisregel van creatief schrijven. Zonder deze regel wordt een verhaal erg langdradig, of komt de tekst niet tot leven. Er zijn verschillende manieren om show don’t tell toe te passen, waarvan een er vaak wordt vergeten.

De basis van show don’t tell: terecht tegenprotest?

‘Schrijf ‘de tranen lopen over mijn wangen’ in plaats van ‘ik huil’.’ Voilà: show don’t tell in een notendop. Iedere schrijfcoach hamert erop hoe belangrijk die regel is en geeft verschillende manieren en redenen om show don’t tell toe te passen. Maar theoretische regels zijn nooit heilig, al wordt show don’t tell soms wel zo gezien. Zodanig zelfs dat er ook een tegenbeweging voor deze schrijftechniek is ontstaan. Onterecht, maar daar moet wel een kanttekening bij geplaatst worden. Show don’t tell wordt alleen onterecht heilig als je die notendopregel als enige interpretatie van de regel ziet.

Nu gaan we praten…

Beginnende schrijvers schrijven vaak dat de tranen over de wangen rollen, om vervolgens alsnog in een overdaad aan tell te belanden, vaak in de vorm van een as you know Bob. Zo raken sfeeromschrijvingen en dialogen met elkaar verweven op een manier die het allebei die schrijfvormen alleen maar teniet doet. Daarom kijken we tijdens deze schrijfoefening naar een nieuwe regel/ term: show, don’t speak. Je beschrijft iets zonder een dialoog. Als je van lichaamstaal uitgaat, kan je namelijk show don’t tell toepassen zonder alsnog in een dialoog of ergens anders compleet de mist in te gaan met een overdaad aan ‘tell’.

Show don’t speak: start met een voorspelbare trope

Voor deze schrijfoefening ga je observeren. In het openbaar of een wat meer vertrouwde setting, dat is aan jou. Zorg er wel voor dat je weet wat je grofweg kan verwachten of wat er gaat gebeuren: je moet gaan werken met een enigszins voorspelbare of vertrouwde trope. Denk daarbij aan:
* Een treinreiziger
* Een verliefd stel
* Een verjaardag
Kortom: iets wat je al zo vaak hebt gezien dat je kunt wachten op het moment dat de reiziger ongeduldig op zijn horloge gaat kijken, de conducteur langskomt, het stelletje koosnaampjes gaat gebruiken of gaat kussen, of er iemand lang-zal-ze-leven gaat zingen. Tante Sjaan natuurlijk, want tante Bep is een minuut daarvóór de taart gaan halen.

Bepaalde dingen lopen volgens een bepaald stramien dat je ziet aankomen als je grofweg tien jaar of meer aan levenservaring hebt. Probeer nu eens te bepalen waarom je dat nu precies aan ziet komen. Want die treinreiziger gaat echt niet zeggen: ‘ik word hier altijd zo ongeduldig van, als de trein weer eens drie minuten te laat komt en ik moet hollen voor mijn overstap.’ Nou vooruit, sommige mensen zijn levende as you know Betty’s ( ;)) maar die zijn zeldzaam. We zijn meestal bang dat mensen denken dat we gek zijn als we hardop in onszelf praten. Daar kan je je voordeel mee doen.

Schrijf om te beginnen op waaraan je de ‘start van de trope’ ziet:
* Die twee mensen houden handen vast, dat is een verliefd stel
* Die man in pak in de trein is een zakenman op weg naar een vergadering
* Een groep tienermeiden steekt de koppen bij elkaar: er komt een roddel aan

Wat gebéurt er nu?

Omdat we er zo gericht zijn om naar inhoudelijke spraak te luisteren, vergeten we te kijken naar wat er gebéurt. Dat is de volgende fase: goed opletten. Houd je ogen en oren open en probeer als er sprake is van gesproken taal, die weg te filteren. Dat kan aanvoelen als een focus op detail. Het kan zo uitpakken, maar dat hoeft niet zo te zijn.
Kijk eens naar deze tabel. Je zal zien dat er non-verbale, maar duidelijke dingen zijn die geen extra verbale uitleg meer nodig hebben, en details zijn die al zo veelzeggend zijn dat het geforceerd over zou komen als je personage nog zou zeggen: ‘dus ik voel me…’ of ‘dus ik bedoel maar:…’

Opvallende zakenDetails
iemand loopt met open armen op de ander af iemand speelt met de haren, terwijl die de geliefde aankijkt
diepe zucht en fronsend voorhoofdiemand schuift subtiel een eindje weg van de ander op een stoel, of keert de rug wat meer naar de ander toe
rennen in plaats van lopenEen stem breekt wanneer iemand start met praten
een stel dat je naar een hotelkamer wil stureniemand blijft een paar tellen voor een deur staan vóór het binnenlopen

Kijk vooral naar de kolom met details. Waarschijnlijk lijken dat geen details meer op het moment dat je ze zo afzonderlijk ziet staan. Want als dat verliefde meisje dat met de haren speelt geen (heimelijke) kus wenst of probeert te stelen… En als de stem op het punt staat te breken, volgt er geen leuk nieuws. Dan hóef je niet te weten wat er inhoudelijk gezegd gaat worden om het beeld te snappen. Dat vormt het uitgangspunt van deze schrijfoefening: probeer een (niet zo subtiel) detail of iets opvallends te vinden en schrijf dat uit in een korte sfeeromschrijving, zonder dat je terugvalt op dialoog. Je zal zien dat deze ‘show don’t speak’- scène heel interessant kan zijn zonder gesproken tekst.

Iemand wil opbiechten hoeveel de ander voor hen betekent, maar dat mislukt.

‘Show and speak’ wordt:
Het bloed racete door haar aderen toen ze hem aankeek. Ze slikte. Precies die blik deed haar geloven dat ze meerwaarde had.
“Je moest eens weten hoeveel…”
“Ja?” vroeg hij geduldig.
Maar haar stem wilde niet meer.

‘Show don’t speak’ wordt:
Haar handen trilden terwijl ze hem aankeek. Haar blik hield de zijne vast. Ze deed haar mond open en weer dicht. Ze merkte dat haar hand ongemerkt naar de zijne was opgeschoven, alsof die die van hem had willen pakken. Ze schudde verwoed haar hoofd en draaide van hem weg, hopend dat hij de opkomende tranen niet had gezien.

Zoals altijd zijn toepassingen van schrijftechnieken slechts richtlijnen. Maar voeg ‘show don’t speak’ zeker toe aan je arsenaal van schrijftechnieken als een mogelijke vervaging van ‘show dont tell’.

Foto door 青 晨 verkregen via Unsplash

Voelen versus tasten: het verschil tussen een show en een tell

Zintuigelijk schrijven helpt de lezer om op een persoonlijke manier mee te leven met de held van het verhaal. Je ziet, voelt, ruikt, proeft en hoort dan precies wat er in de papieren wereld gebeurt. Het is het verschil tussen het welbekende ‘show’ en ‘tell’ uit het ‘show don’t tell’-principe. Maar in deze context zijn niet alle zintuigen aan elkaar gelijk. In deze post bekijken we het verschil tussen voelen en tasten.

Waarom moet je zintuigelijk schrijven?

Als mens ervaren we de wereld via onze zintuigen: je hoort een vogel zingen, waarna je van zijn zang geniet. En je ziet, ruikt of proeft dat het eten bedorven is, waardoor je het niet meer eet. Zelfs iets simpels als tikken op het toetsenbord kunnen we niet zonder het gebruik van zintuigen, ook al gaat dat minder bewust. Je voelt de vingers op de toetsen, je kijkt op het scherm welke toetsen je hebt ingedrukt. Zintuigen zijn het gereedschap om de wereld te beleven. En zo gaat de poort naar je fictieve wereld steeds verder open voor je lezer als je daar slim gebruik van maakt. Anders blijf je de observeerder van een verhaal, in plaats van de belever. (Let op het gebruik van de cursieve woorden.)

Zintuigen als sfeeromschrijvers

Omdat zintuigelijke omschrijvingen je meenemen in de beleefwereld van je personage, zijn het soms hele sfeeromschrijvers. Met name reuk en smaak lenen zich hier uitstekend voor, omdat de meeste schrijvers er niet aan denken om ze te gebruiken. Dat komt omdat reuk en smaak vrij moeilijk zijn om zodanig specifiek te omschrijven dat het nog beeldend is. We weten immers allemaal dat poep stinkt en dat limonade zoet smaakt, dus wat kan je daar nog mee, zo lijkt de gedachte. Nee, dan wijken we maar uit naar het woord voelen. ‘Want er zijn zo veel emoties die je kan voelen, dus dan is er aan sfeeromschrijving uit die hoek geen gebrek.’ En daar begint een denkfout die ten koste kan gaan van je schrijverskwaliteit.

Het verschil tussen voelen en tasten

Vul de zin: ‘Ik voel me…’ eens aan. Waarschijnlijk kom je na een paar minuten op enkele tientallen mogelijke woorden uit. Als je een personage dus heel veel laat voelen, dan leef je wel met hem mee, toch? Je wil immers weten wat er in het hoofd omgaat en dus ook hoe hij zich voelt. Dat klopt. Maar hier komt het belangrijke verschil in betekenis tussen tasten en voelen. Althans, zoals ik dat verschil in deze blogpost ga gebruiken.

Voelen betreft de emotie op zichzelf. Tast gaat over hoe die emotie zich uit, of hoe het personage dat beleeft.

Dus je personage voelt zich verdrietig, maar voelt met de vingers hoe de natte tranen over de wangen lopen, als hij die aanraakt. ‘Voelen’ betreft in het laatste deel van de zin dan tast. Je moet hier een beetje voor beelddenken, maar vraag je eens af: Als mijn personage diens emoties letterlijk kon aanraken, hoe zou dat dan voelen, in de tastzin van het woord? Je kan vrij letterlijk denken, zoals in het voorbeeld van tranen kunnen aanraken, maar ook meer figuurlijk. Zo kan schuldgevoel bijvoorbeeld aanvoelen als het strijken van schuurpapier langs de huid.

Voelen en tasten binnen ‘show don’t tell’

Je ziet waarschijnlijk nu wel dat het emotionele voelen veel gevoeliger is voor tell dan de tastzin, die van zichzelf wat meer show in zich heeft. Bij het gebruik van het woord ‘voelen’ zijn schrijvers sneller geneigd om (te lang) stil te staan bij de mededeling dat het personage zich blij/ verdrietig/ jaloers/ beschaamd voelt. Je kan de gevolgen daarvan zeker als show don’t tell gebruiken. Dat werkt zelfs heel goed. Het is ontzettend spannend om te zien hoe de jaloerse ex de nieuwe vriendin stalkt. Maar de emotie an sich en de momentopname waarop je die beschrijft, zijn op zichzelf maar kort interessant. Maak je in plaats daarvan gebruik van de tastzin, dan wordt de tekst juist erg beeldend. Vergelijk eens:

‘Valerie voelt zich rot’ met ‘Valerie voelt een monster aan de binnenkant van haar maag knagen.’ Precies het verschil tussen show en tell.

Beeldende tekst met tastzin

Je ziet dat je tastzin kan gebruiken om een tekst beeldender te maken. Maar niet iedere schrijfstijl leent zich daarvoor en bij overmatig gebruik van tastzin als een beleving van een emotie kan een tekst ook weer te bloemig worden. Je hoeft dus zeker niet iedere emotionele beleving te vervangen door meer beeldende tastzin. Maar wees je ervan bewust dat ‘ik voel me’ sneller dan je zou denken een holle frase wordt.

Tastzin in de gebruikelijke zin van het woord blijft echter wel een mooie manier om de zintuigelijke beleving van je personage wat meer kleur te geven. Het feit blijft dat met name zien en (emotioneel) voelen relatief veel vaker gebruikt worden en ook minder zeggend zijn, omdat ze zo recht voor hun raap zijn. Ruiken, proeven en tastzin daarentegen zijn daardoor verfrissend. Ze zijn meer van de show dan van de tell en zijn door hun ‘underdogpositie’ ook extra opvallend als ze worden gebruikt om iets te omschrijven.

Een goed voorbeeld is een intieme of romantische scène. Schrijf je voor de zoveelste keer over die emotionele vlinders in de buik, of wordt je wat creatiever en kijk je wie je voor je hebt? Zo kan je schrijven over de ruwe stoppels van Romeo hoe dat prikt op de huid van Julia. (De buurman heeft geen stoppels, dus die kan (deze) Romeo niet zijn.) Of hoe Romeo met zijn zachte vingers over de blote buik van Julia streelt. Dat leest heel wat intiemer dan een (innerlijke) monoloog van Julia waarin ze beschrijft hoe geliefd, verliefd en geborgen ze zich voelt bij Romeo.

Zoals altijd blijft schrijven maatwerk, dus ook bij het gebruik van voelen en tasten. Maar vergeet dus de volgende keer niet om dat kostbare gereedschap van tastzin aan je schrijversgereeedschapskist toe te voegen als je een scène met letterlijk of figuurlijk veel gevoel wil schrijven.

Foto door Cameron Ahlvers verkregen via Unsplash

Zo wordt een regieaanwijzing een show don’t tell

Regieaanwijzingen zijn de manieren waarop je beschrijft hoe een personage praat, loopt, eet… Meestal zijn die niet zo veelzeggend en dienen ze vooral om te voorkomen dat je tig keer ‘zei ze’ ‘zei ze’ opschrijft. Maar soms, als de context een handje helpt, kan een goede regieaanwijzing een hele scène aanvullen of bepalen.

De meerwaarde van een regieaanwijzing

Een regieaanwijzing is net zo handig als hij riskant is. Overdaad schaadt, maar gebruik je hem goed, dan kan hij het verschil maken tussen een droge en heel erg levende tekst. De regieaanwijzing heeft hoe dan ook als voornaamste functie om een tekst levendig te maken. Van eindeloos lezen hoe een personage iets zegt, wordt een lezer niet blij. En als die ook eens een keer kan schrokken of knagen in plaats van ‘gewoon’ eten of een hap nemen, is dat wel zo fijn voor de beleving. Dat scheelt namelijk ook in het woordenaantal: ‘Hij schrokte zijn eten op.’ scheelt op den duur nogal met het uitgebreidere: ‘Hij viel hongerig op de boterham aan en at die met grote happen op.’

Show don’t tell in omschrijvingen en regieaanwijzingen

Zoals je hierboven misschien al opgemerkt hebt, heeft een regieaanwijzing van zichzelf ook een bepaalde mate van show don’t tell in zich. Je eten opschrokken gaat met meer intensiteit dan gewoon een hap nemen. Daarom werken ze heel goed om snel iets te verduidelijken. Gebruik je een regieaanwijzing zowat om iedere andere zin, dan wordt het erg vermoeiend om nog door te lezen: als je moet toekijken hoe iemand continu schreeuwt of sprint, is dat geen pretje. Daarom kan je maar beter de vuistregel aanhouden dat een regieaanwijzing geen goede manier is voor een show don’t tell. Tenzij je personage op een kruispunt staat wat betreft hetgeen er gebeurt en de reactie van de held bepalend is voor hoe die de scène of de sfeer ervan beleeft.

Karakter van het moment

Een personage heeft een heel eigen karakter. Zo zal het bijvoorbeeld makkelijk zijn mond opentrekken, of niet. Een meer vocaal personage zal dus niet aarzelen om “En wat dan nog?” te zeggen als het iets niet aanstaat. Die uitspraak getuigt van zichzelf ook al van lef. Toch?
Dat lijkt zo, maar dat hangt af van het moment. Want het kan inderdaad een antwoord zijn dat de held geeft op het moment dat het kritiek krijgt op het feit dat die zo vaak op de bank hangt.
Maar als het al een hoop ellende heeft doorstaan en er iemand naar de held toekomt met de boodschap: “Je moet in actie komen, anders ben je straks te laat voor de bus naar het personeelsuitje.”
Dan kan het personage ook iets denken als: wat kan mij het schelen? Een personeelsuitje dat niet doorgaat versus een geliefde die net ernstig ziek geworden is. Of: ik mag mijn collega’s toch niet.

Met andere woorden: waar iets op het ene moment overduidelijk naar iets lijkt te verwijzen als een show don’t tell, kan het op een ander moment, of in andere omstandigheden iets heel anders betekenen. Op zulke momenten kan een regieaanwijzing een goudmijntje zijn waarin je in een enkel woord een schat aan informatie bloot kan leggen.

Casus: indruk maken

Je schrijft over een verlegen jongen die al een hele tijd indruk wil maken op een meisje. Hij besluit daarom om zich heel anders te kleden dan normaal, in een stijl waarvan hij weet dat zij die mooi vindt, maar hij zich ongemakkelijk in voelt.  Het meisje merkt op dat de jongen zich op een dag in een veel stoerder vestje heeft gehesen:
“Hé, Ralf, wat heb jij ineens voor andere kleren aan?”
In Ralfs hoofd gaan nu tien alarmbellen tegelijk af. Vind ze het mooi? O help, ze praat nu ineens tegen me. Doet ze anders nooit. Is ze geïnteresseerd in mij of is dit toch een manier om mij proberen te jennen? Ze blijft populair, in films  zijn die meiden gemene types…
Wat eruit komt is: “Wat bedoel je daarmee?”
De lezer weet al wat er door Ralfs hoofd gaat, dat heb je net beschreven. Maar een enkele regieaanwijzing kan nu laten zien hoe Ralf daar uiteindelijk mee omgaat.
“Wat bedoel je daarmee?” vroeg hij behoedzaam.
of: “Wat bedoel je daarmee?” vroeg hij uitdagend.
Maakt hier een heel groot verschil. Het verschil tussen Ralf die verlegen, doch kwetsbaar is, waardoor een voorzichtige gesprekopening kan ontstaan en een Ralf die snibbig wordt in de hoop maar niet door de mand te hoeven vallen. Dat zou het meisje zomaar eens kunnen afschrikken.

Maar nog buiten hoe het meisje reageert: dit leert je veel over Ralf: als hij een conflict aan moet gaan, durft hij dan zijn comfortzone te verlaten? Welke wapens pakt hij op om dat alsnog niet te hoeven doen?
Als hij het meisje inderdaad afsnauwt, wat zegt dat dan over de verlegen Ralf die de lezer dacht te kennen? Wat schuilt er nog meer achter? Waarschijnlijk genoeg om gedurende de rest van het boek nog veel meer over uit te wijden. En, minstens net zo belangrijk: deze ene regieaanwijzing is waarschijnlijk effectiever dan een scène van honderden woorden, waar je datzelfde misschien eerder dwangmatig met sfeeromschrijvingen duidelijk zou proberen te maken.

Wil je op deze manier het meeste uit je regieaanwijzing halen, kijk dan dus niet alleen naar de gebruikelijke tienpuntenschaal waarin fluisteren 1 is en bulderen 10, maar ook naar woorden die net iets anders betekenen iets vanuit een andere invalshoek benaderen. Wie weet wat jij en de lezer op deze manier te weten komen over een scène of een personage vanuit een onverwachte, maar hele mooie hoek.

Foto door Mel Lituañas op Unsplash

Show don’t tell tip: de reiskoffer

Vakantie, tijd om de koffers te pakken en voor het aloude rijmpje: ik ga op reis en ik neem mee… Ja, wat neemt je personage eigenlijk mee? De reiskoffer en de inhoud kunnen je veel vertellen. Niet alleen over de reisbestemming, maar ook over je personage zelf. Zo maak je van de reiskoffer een mooie show don’t tell.

Waarin stopt je personage de bagage?

Heeft je personage de laatste designerkoffer, dezelfde koffer als dertig jaar geleden die nog steeds in topconditie is omdat hij maar eens in de vijftien jaar op reis gaat? Of is dezelfde geliefde rugzak die ieder jaar een ander continent ziet al zo versleten dat die hier en daar al aan elkaar is gestikt om niet uit elkaar te vallen?

Hoeveel stuks bagage?

Is een koffer(tje) genoeg of zit de hele auto vol met koffers? Waar heeft je personage al die koffers voor nodig? Zit het vol met alles waarover je hieronder nog meer kan lezen? Of zijn het lege koffers om lekker op de plaats van bestemming te kunnen shoppen?
Hoewel niet altijd, kan het een aantal dingen over je personage vertellen als er veel koffers in het spel zijn:
* Je personage is materialistisch
* Je personage is bang niet genoeg te hebben van X
* Je personage kiest voor gemak: dan maar een extra koffer kleren mee, als ik de komende twee weken maar niet hoef te wassen.
En als je personage vrijwel niets meeneemt:
* wil het licht reizen, dan wel omdat het minimalistisch is, dan wel vanwege het gemak van een klein koffertje (ga maar eens met drie koffers sjouwen als je drie weken de bergen in gaat hiken.)
* “Ik koop daar wel extra kleren of spullen als het nodig is.” Een andere vorm van praktisch, maar dat betekent ook dat je personage het dus niet erg vindt om een dagje sightseeing op te offeren voor een dagje (gezellig of plichtmatig) winkelen.

De inhoud van de reiskoffer

Kleding

Hoewel er zeker ook een middenweg is, kan je aan de hand van de kleren die je personage meeneemt het vaak in een van twee groepen onderverdelen. Dat zegt dan vaak ook meteen iets over het personage zelf.

Veel kleren in een kofferWeinig kleren in de koffer
een setje voor overdag en bij het uit eten gaan: dit personage is luxer of cultureler ingesteld. Het zal waarschijnlijk niet de bergen in gaan. drie setjes in totaal “Ik was wel wat vaker.” Avontuur is belangrijker dan een modieuze indruk achterlaten bij mensen die het personage tegenkomt.
is veel van plan: je hebt niet zomaar vijftien setjes nodig als je maar vijf dagen weg bent. Je gaat je niet zonder reden meerdere keren per dag verkleden. gaat relatief veel van hetzelfde doen: je hebt nou eenmaal andere kleren nodig voor een concert dan bij het survivallen.
Wil waarschijnlijk altijd netjes voor de dag komen. O help… ga alsjeblieft niet met die naaldhakken op kinderkopjes lopen….!Neemt praktisch soms iets te serieus: O help… laat de afritsbroek alsjeblieft thuis!

Vermaak

Neemt je personage veel boeken of een powerbank en veel opladers mee om eindeloos te kunnen Netflixen? Dat is een heel andere vakantie (waarschijnlijk lekker ontspannen in een resort) als iemand die aan één tijdschrift voor een maand genoeg heeft. Die vakantie staat waarschijnlijk bol van adrenaline, of je personage verstaat onder vermaak: gewoon de omgeving in zich opnemen.

Bestemmingsgerelateerd

Je gaat geen bikini inpakken voor een wintersportvakantie. Maar denk eens aan de dingen die je personage wel kan inpakken die meteen iets over de bestemming of het doel van de reis vertellen, zoals:
* zakwoordenboekjes;
* bepaalde kledij, om een moskee of boeddhistische tempel te mogen betreden;
* toegangskaartjes voor bezienswaardigheden;
* anti-kater middeltjes of condooms (hallo festivalganger!)

Of draai het om: als je weet waar je personage naartoe gaat, maar deze dingen juist thuislaat, wat zegt dat dan? Neem het Japanse zakwoordenboekje thuislaten. Dan is je personage:
* verstrooid: het is iets belangrijks vergeten;
* avontuurlijk: ik ga dat Japans zelf wel uitvogelen en ik zie wel waar het schip strandt. (Ganbate! 😉 )

Voor noodgevallen

Een aantal dingen voor noodgevallen voorbereiden is noodzakelijk. Kopieën maken van je paspoort, bijvoorbeeld. Of extra geld op de bank hebben voor als je net iets meer uitgeeft dan bedoeld. Maar er is een verschil tussen je voorbereiden en zes EHBO dozen, twintig noodnummers en de tien extra voor-het-geval-er-geen-wasmachine-is-onderbroeken meenemen. Of je personage bereidt zich helemaal niet voor op noodgevallen, tot op het punt dat het roekeloos wordt. Waar bevindt je personage zich op deze schaal?
Dat zegt iets over hoeveel het los kan laten, vertrouwt op zijn probleemoplossend vermogen en zijn realiteitszin. Als je personage zich of helemaal niet of overdreven veel op noodgevallen voorbereidt, heeft het niet in de gaten hoe realistisch het al dan niet is dat er iets ongewensts gebeurt op reis.

Hagelslag

Of iets anders van thuis waar je personage geen dag zonder kan ;). Dit kan je vertellen of je personage genot voorop stelt. Als het echt verzot is op hagelslag, waarom zou het dat dan thuislaten als dat de vakantie enorm kan veraangenamen? Het kan je echter ook vertellen dat je personage gevoelig is voor heimwee of, op een dieper niveau, moeite heeft met loslaten.

Extra’s

Natuurlijk kan je personage nog heel andere dingen meenemen die niet per se in een van deze categorieën vallen. Kijk daar eens goed naar. Meestal is het onmiddellijk duidelijk wat voor symboliek het laat zien of waarom het personage dit meeneemt. Maar dat neemt niet weg dat deze show don’t tell vaak redelijk uniek is voor je personage. Neem het dus zeker onder de loep om meer over je personage te leren.

Denk aan een notitieboekje: dat personage is waarschijnlijk een schrijver, journalist, of filosoof! Wat zegt dat over je personage? Een woordenweb maken kan je helpen handige associaties en verbanden te ontdekken.

Foto door Charles Eugene op Unsplash.

Show don´t tell schrijftip: het cadeau

Cadeaus geven wordt met enige regelmaat gedaan. Het gebeurt op verschillende momenten en er komen meerdere elementen bij kijken. Bij een aantal daarvan denk je niet of nauwelijks na. Kijk wat beter naar alles wat er bij cadeaus komt kijken en je leert heel wat meer over het karakter en de waarden van je personage.

Wat zegt een cadeau over je personage?

In deze blogpost komen verschillende aspecten van het geven van cadeaus voorbij. Het eigenlijke cadeau, de prijs, de verpakking, enzovoorts. Voor een duidelijke uitleg zijn de vergelijkingen die ik daarbij geef extreem of zwartwit. Het is aan jou de kunst om het grijze gebied daartussen te vinden dat bij je personage past.

Iemand die altijd dure cadeaus geeft en een ander het winkelen laat doen, is waarschijnlijk een arrogant rijkeluiskindje. Als je merkt dat je personage eendimensionaal lijkt te worden, kijk dan verder naar een ander element van het cadeau geven. Bijvoorbeeld hoe vaak het personage cadeaus geeft. Doet het dat als er echt iets te vieren valt, zodat het een cadeau ook echt een viering symboliseert?
Komt er na het bestuderen van andere invalshoeken nog steeds een stereotype personage uit? Dan moet je de personagebiografie misschien aanpassen of uitbreiden.

Het eigenlijke cadeau

Uit het eigenlijke cadeau kan je opmaken of je personage weet wat de ontvanger leuk vindt. Het kan ook zijn dat hij niet weet wát te geven -wat geef je iemand die alles al heeft wat hij wil?- Maar het maakt een verschil of hij weet waar hij de ander blij mee zou maken, of juist niet. Dat kan aangeven hoe goed hij de ander kent, of hoeveel moeite hij wil doen voor de ontvanger om het perfecte cadeau te vinden. Spendeert je personage uren om een cadeau helemaal passend te maken -letterlijk door te knutselen, of figuurlijk door uren door folders te bladeren-? Of is hij eigenlijk wel makkelijk: met een fles wijn zit je altijd wel goed, want die gaat op een feest toch wel op.

De prijs van het cadeau

De prijs van het cadeau kan grofweg drie dingen zeggen:

* hoe rijk je personage al dan niet is;
* hoeveel geld je personage ervoor overheeft om de ontvanger iets leuks te geven;
* of je personage dure cadeaus gebruikt om op te scheppen over zijn rijkdom, of om te hielenlikken.

De verpakking van het cadeau

Is het cadeau uitgebreid verpakt? Kan je zien dat er een hele verpakkingservice aan te pas is gekomen die de gever tien euro extra kost? Dat kan een teken zijn van aandacht, of juist van snoeverij.
Is het cadeau slordig of niet ingepakt? Dan is de gever gehaast, een slechte knutselaar, of het cadeau wat minder oprecht.
Is het cadeau handmatig en creatief ingepakt? Dan is er aandacht naar het cadeau gegaan en geeft de gever veel om de ontvanger. Waarschijnlijk heb je ook met een Crea Bea te maken 😉

Een verpakking kan veelzeggend zijn. Foto door Olivia Bollen op Unsplash.

De winkel waar het cadeau is gekocht

Een tas van de Hema of van Gucci? Een opschrijfboekje van de Action of van de vulpennenspeciaalzaak? Zodra de winkel wordt genoemd, (in verhalen in ieder geval) kun je er de donder op zeggen dat de gever opschept als hij bij Gucci is binnengestapt of zich schaamt als hij bij de Action cadeautjes heeft gekocht. De prijsklasse van de meeste winkels is wel bekend. Zodra je de noodzaak voelt om dat te benoemen, maak je van de prijs een ding. Waarom zou je personage dat doen? Zeg het maar 🙂

Een gekocht of besteld cadeau

Heeft je personage door winkels gestruind om een cadeau te zoeken of online iets besteld? Online bestellen is makkelijker, sneller en soms ook overzichtelijker dan fysiek winkelen. Als je personage daar de voorkeur aan geeft, is hij waarschijnlijk druk of gesteld op gemak. Dat kan iets zeggen over de relatie met de ontvanger, maar dat kan ook in het karakter van je personage zitten. Zo kan je personage wel een uur in de stad willen zoeken naar een cadeau voor zijn moeder, maar niet voor een vage kennis. Of het gewoon makkelijk vinden om op bol.com binnen vijf minuten alles geregeld te hebben.

Een gemaakt of gekocht cadeau

Het verschil een gemaakt of gekocht cadeau kan te maken hebben met het budget van je personage (zelfgemaakt kan goedkoper zijn), zijn creativiteit – de Crea Bea vindt dat gewoon leuk om te doen- of de aandacht die naar een cadeau gaat: zelf iets maken kost doorgaans meer tijd dan iets kopen.

Hoe vaak geef je een cadeau?

Meent je personage dat het voor het minste of geringste cadeaus moet ontvangen? Dan is de ontvanger vaak verwend of materialistisch ingesteld. Als de ontvanger cadeaus wil krijgen voor elk van de volgende gebeurtenissen:
* verkering krijgen
* een halfjaar samen zijn met een partner – die al dan niet de gever is-
* samenwonen
* verloven
* bruiloft
* huwelijksreis
* zwanger zijn
* de eerste echo
* genderreveal
* de volgende echo
* geboorte
* eenjarig huwelijksjubileum
* kraamvisite
* doop van het kind

En de gever vindt het alleen nodig – of kan het zich alleen veroorloven- om voor twee van deze gebeurtenissen een cadeau te geven, dan is dat een goede show don’t tell dat er waarschijnlijk een onuitgesproken ruzie speelt tussen die twee. Of op zijn minst dat ze niet weten wat ze van elkaar (mogen) verwachten. Dat zal interessante gevolgen hebben voor de relatie.
Als je personage cadeaus koopt of blijft kopen, ondanks dat het dat niet wil, of niet kan betalen, zegt dat iets over hoe gevoelig hij is voor sociale druk, Misschien heeft dit personage een gebrek aan assertiviteit, of is het een pleaser.

Wanneer geef je een cadeau?

Bedenk wanneer je personage een cadeau geeft. Dat zegt iets over wanneer een cadeau verwacht wordt. Wat is de cultuur van je personage? Cadeautjes geven na Ramadan is heel gewoon, maar iemand die niet vast, doet daar dus niet aan.
Wanneer je personage uit eigen beweging een cadeautje koopt, zegt dat iets over wat hij belangrijk vindt.
Geeft niemand anders een cadeau als de ontvanger zijn eerste schilderij heeft afgemaakt? Dan is het voor de gever waarschijnlijk belangrijk om uitingen en voltooiingen van creativiteit van de ontvanger te vieren.

Zo gebruik je show don´t tell om je personage interessant te maken

Als je al even schrijft, weet je dat show don’t tell een belangrijke schrijftechniek is. Maar als je het te eenvoudig toepast, is de techniek alsnog niet al te effectief. Probeer daarom de techniek zo toe te passen dat je je personages er beter door leert kennen.

Show don’t tell in het kort: matigheid op de loer

In het kort betekent show don’t tell dat je iets laat zien in plaats van dat je ronduit schrijft wat er gaande is. Tell is: ‘hij huilt.’ Show is: ‘er biggelen tranen over zijn wangen.’ Over het algemeen is show een vlottere schrijftechniek dan tell. Maar je kan ook show schrijven zonder dat het echt tot de verbeelding spreekt. Neem bovenstaand voorbeeld. Als je tranen over wangen ziet lopen, spreekt dat meer tot de verbeelding dan wanneer je schrijft dat er iemand huilt. Maar zijn die tranen over de wangen nou echt zo bijzonder? Niet echt: het is de meest standaard manier van huilen beschrijven die je zo ongeveer kan bedenken. Als je dus te standaard bent met je shows, kan er alsnog een matige tekst ontstaan.

Verboden woord: voelen

Als je over gevoelens schrijft, is het woord ‘voelen’ een taboe, omdat het een tell in de hand werkt:
* Ik voel me verdrietig versus: de tranen prikken achter mijn ogen.
* Ik voel me duizelig versus: de wereld om me heen begint te tollen.

Maar ook bij een show ligt ‘voelen’ eerder op de loer dan je misschien denkt.
* Ik voel het bloed in mijn oren bonken.
* Ik voelde mijn hart als een razende tekeer gaan.

Herschrijf de zin zonder ‘voelen’ of probeer een ‘als(of)-zin’ te schrijven:
* Het bloed bonkte in mijn oren.
* Mijn hart ging tekeer als een op hol geslagen pauk.
* Door de spanning was het alsof er een kolonie mieren door mijn bloedbaan racete.

Leer het karakter van je personage kennen

Je hebt nu een aantal manieren gelezen om een standaard manier van show te voorkomen. Als je een show ook echt levendig wil maken, kijk dan ook eens naar wie jouw personage als persoon is. Bij de onderstaande tabel met mogelijke shows horen bepaalde emoties:

Vrolijkheid VerdrietWoede
In de handen klappen van plezierTranen flink de loop laten Een schop tegen de tafelpoot geven
Een vreugdedansje doenNiets (meer) zeggen en in een hoekje kruipenEen woedende kreet slaken
GlimlachenWeglopen van gezelschapMet een rood hoofd zwijgend voor je uit staren
Mogelijke shows bij een aantal basisemoties

Geen van deze voorbeelden is goed of fout. Maar zodra je beter naar je personage kijkt, zou je daar wel van kunnen spreken. Een makkelijk voorbeeld is om een extravert en een introvert personage met elkaar te vergelijken.
Het extraverte personage zal waarschijnlijk een vreugdedansje doen, flink huilen en een schop tegen de tafelpoot geven. De introverte tegenhanger glimlacht, kruipt in een hoekje en staart zwijgend voor zich uit terwijl de woede vanbinnen als een malle door het lijf gaat.
Natuurlijk kan een introvert ook ooit schreeuwen en de extravert rustig glimlachen. Maar als je deze afwegingen maakt in het schrijven van je shows, zal je niet makkelijk meer middelmatig schrijven. Ook al wijk je dan een keer uit naar iets standaards als tranen die over de wangen lopen.

Omstandigheden en medepersonages

Je personage zal net als echte mensen ook anders zal reageren naarmate er andere medepersonages of omstandigheden aan de orde zijn.
Uma heeft liefdesverdriet en huilt de ogen uit haar hoofd. Ze belt haar vriendin Sarah op om te vragen of het aan haar lag dat ze is gedumpt. Had ze zich misschien toch wat vaker sexyer moeten kleden voor deze mooie man, of schatte Hans haar gewoon niet op waarde? Sarah is nog niet zo lang geleden zelf afgewezen en kan zich dus goed in Uma verplaatsten: “Nee, meid, Hans was gewoon een botterik.” Een ideale vriendin, toch?
Maar dan overlijdt Uma’s favoriete tante in een auto-ongeluk. Nu hoeft ze niet te twijfelen of zij wel aantrekkelijk genoeg was om dit verdriet te voorkomen. Dit is domme pech en ze krijgt haar tante nooit meer terug. Uma kan niet terecht bij Sarah, want zij is doodsbang om te praten over alles wat met overlijden en rouw te maken heeft.
In plaats van tranen met tuiten te huilen bij een vriendin, kruipt Uma nu een aantal dagen in een hoekje. Ze durft niet te huilen, uit angst dat ze er nooit meer mee kan stoppen als ze daarmee begint.
Je kan erachter komen wat (op welk moment) goed bij je personage past door de personagebiografie nog eens goed te lezen en daaruit bepaalde conclusies te trekken.

Schreeuwt ze van verdriet achter haar handen of snikt ze zachtjes? Ze is in ieder geval verdrietig, maar welke van de twee opties je kiest, zal afhangen van haar karakter en de omstandigheden.

Spreid de show

Een valkuil van show don’t tell is dat je te veel op zinsniveau gaat denken. Mag je wel ronduit zeggen dat iemand verdrietig kijkt? Natuurlijk: soms is tell nodig voor een fijne tekst. Het gaat er vooral om dat jouw shows in het geheel van het verhaal de overhand hebben.
Als Uma verdriet heeft, kan je een prachtige show-oneliner over haar verdriet bedenken, maar als je het daarbij laat, schiet dat alsnog weinig op. Het kan net zo goed, zo niet beter werken om een heel hoofdstuk aan dat verdriet te wijden. Daarin kan je dan beschrijven hoe ze haar bed niet uitkomt, hoe haar ogen droevig staan als ze tegen iemand praat en haar stem door het verdriet een half octaaf lager lijkt te klinken. Voeg bijvoorbeeld een eetscène toe waarin je laat zien dat Uma niet eet, met haar eten speelt of minder praat dan anders. Zo’n scène schrijf je niet in de enkele zin: Uma had geen eetlust.
Wees niet bang om een show wat langer uit te smeren. Daardoor leer je een personage beter kennen en hoef je ook niet krampachtig op zinsniveau de meest beeldende shows te gaan verzinnen.


Show don’t tell schrijftip: aan tafel!

Show don’t tell kan op vele manieren. Er is geen uitgesproken beste manier, maar over het algemeen geldt wel: hoe subtieler, hoe beter. Dan valt het de lezer minder op dat je iets duidelijk probeert te maken. Een goede subtiele manier is om een eetscène te schrijven en in te gaan op de eetgewoontes en -manieren van je personage. Waar kan je zoal aan denken?

De tafel dekken

Als het tijd wordt om te gaan eten, wordt de tafel gedekt. Hoe gebeurt dat? En wie doet dat?
Als er kristallen glazen worden gebruikt bij de simpelste maaltijd, durf ik er gif op in te nemen dat dat proces heel lang duurt, omdat alle bestek en borden dan op de millimeter recht moeten liggen volgens de etiquette-indeling. Misschien doet een butler dit klusje wel. In andere huishoudens wordt het bestek misschien willekeurig naast de borden neergelegd.
Als de kinderen de tafel moeten dekken, kan dat zijn omdat de ouders dat zien als een onderdeel van opvoeding (”Je moet meehelpen in het huishouden.”) of bij gebrek aan tijd (”Als ik de tafel ook nog moet dekken voor acht man, dan ben ik weer tien minuten verder…”)
Sommige mensen scheppen in de keuken op, in andere huishoudens komen de pannen of tafel te staan. Dat laatste kan vanuit praktisch oogpunt zijn om een huishouden van Jan Steen te vermijden, andere mensen vinden dat een teken van gezelligheid.

Je fantasie zou op hol moeten slaan bij de show don’t tell die deze tafel je biedt. Al is het maar omdat niemand de kat wegjaagt 😉

De regels aan tafel

Iedereen heeft binnen een gezin regels aan tafel. Denk aan bijvoorbeeld:
* We bidden voor het eten.
* Iedereen krijgt een ‘beurt’ om over zijn dag te praten, zodat iedereen zich gehoord voelt.
* Je schept voor jezelf op, of iemand doet dat juist voor iedereen.
* Telefoons zijn verboden onder het eten.
* Tijdens het eten wordt er ontspannende muziek gedraaid.
* Je krijgt alleen een toetje als je je bord leeg eet.

Met deze tafelregels kun je meerdere kanten op. Stel jezelf de volgende vragen:
* Waarom zijn juist deze regels de norm?
* Komt er een discussie of straf als men zich niet aan de regels houdt? Waarom dan? Omdat het gezin streng is in het naleven van regels in het algemeen of omdat deze regels in het bijzonder belangrijk zijn? Wat zegt dat over deze mensen?
* Is iedereen het wel eens met de regels?
Neem de ´hoe was jouw dag-regel?’ Een feest voor iedere puber… Die gaat gewoon de kont tegen de krib gooien: niks zeggen, zuchten, sarcastisch zijn, noem maar op. Dat kan een goede show vormen voor het humeur van de puber, maar ook een goede show don’t tell voor een (beginnende) verandering in de gezinsdynamiek. Die show kan je dan weer gebruiken om ongeforceerd een plotverandering in gang te zetten.

Wat komt er op tafel te staan?

Wat er op tafel komt, kan je op verschillende manieren interpreteren. Is het eten luxe of juist eenvoudig? Dat zegt waarschijnlijk iets over hoeveel het gezin zich kan veroorloven. Wordt er simpel gekookt? Dan is er misschien een gebrek aan tijd of een keukenprins(es) in de familie. Denk ook eens aan hoe uitgebreid het eten (en koken) wordt gedaan. Als er uitgebreid getafeld wordt, kan dat erop wijzen dat er een formeel diner aan de gang is, of dat etenstijd als zeer belangrijke gezinstijd wordt gezien. Wordt er ook vaak (on)gezond gegeten? Misschien kun je daar ook wat mee. Vergeet daarom niet ook een kijkje in de koelkast te nemen. Wat je personage eet, zegt vaak ook veel over hem.

Tafelmanieren

Bij het woord tafelmanieren denk je waarschijnlijk aan bepaalde etiquetteregels. Of je personage zich daar al dan niet aan houdt, zegt veel. Maar je kan dat begrip nog breder interpreteren. Niet zozeer of hij zogezegd netjes eet, maar de hele manier waarop. Vaak heeft dat wel een bepaalde overlap met traditionele tafelmanieren. Kijk dus of je personage met zijn mond dicht eet, maar vergeet je ook niet af te vragen:

* Hoe groot zijn de happen die worden genomen?
* Hoe snel eet je personage?
* Als je personage geniet van zijn eten, laat hij dan elke vierkante centimeter voedsel op de tong smelten of heeft hij in zijn gretigheid dan eerder de neiging alles naar binnen te schrokken?
* Hoe wordt het bestek gebruikt? Wordt er met een mes gesneden of worden de boontjes of gebakken eieren met een vork aan stukken geprikt?
* Prakt je personage zijn eten? Speelt hij er misschien mee?
* Gebruikt je personage een servet? Zo ja, hoe en hoe vaak?
* Eet je personage ooit met zijn handen bij eten waar dat over het algemeen nog redelijk geaccepteerd wordt (boterhammen, hamburgers of frietjes) of moeten er altijd mes en vork aanwezig zijn?

Het interieur van de keuken en de eetkamer

Net zoals het huis van je personage kunnen de grootte en het interieur van de keuken en de eetkamer je een heel eind op weg helpen om je iets over je personage te vertellen. Is de keuken vaak smerig omdat er continu meelresten van de laatst gebakken koekjes op het aanrecht liggen? Of omdat de mensen te lui zijn om af te wassen? Of is hij juist brandschoon omdat Mevrouw Helderder in dit huis woont? Is de eetkamer ruim om zo een huiselijke sfeer te creëren? Of is er net een halve vierkante meter op de salontafel voor de televisie om je bord op te kunnen zetten? (”Eten houdt je in leven, dat is alles…”)
Je kan hier nog eindeloos veel kanten mee op. Kijk eens wat je zelf allemaal nog meer kan bedenken!

Van dinsdag 25 januari tot en met maandag 31 januari 2022 was dit de wekelijkse schrijfopdracht van Schrijven Online. Ik was de schrijfcoach. Bekijk hier de inzendingen van de lezers en lees ook feedback op de verhalen, zowel die van mij als van medelezers.

Een filmscript schrijven

Als je een filmscript gaat schrijven, schrijf je een tekst die naar beeld vertaald moet worden. Dan moet je met een aantal dingen rekening houden waar je niet meteen bij stilstaat als je het gewend bent om een boek te schrijven.

Boek versus film

Het belangrijkste verschil tussen een boek en een filmscript is dat een film een visueel medium is. Alles moet uiteindelijk zichtbaar zijn. Dat betekent dat je niet in het hoofd van een personage kan kijken. Stel je een romantische scène voor waarin de eerste ‘Ik hou van jou‘ uitgesproken wordt. In het boek ligt de nadruk waarschijnlijk op wat er in het hoofd van het personage omgaat:
Het was alsof Kristens maag opzwol van verwachting, terwijl ze het bloed razendsnel door haar lijf voelde gaan. Haar lippen waren plotseling kurkdroog. Ze raapte haar moed bijeen, telde inwendig tot tien en zei: ‘Ik hou van je.’
Als je deze scène zou kopiëren en plakken naar het beeld, blijft er niets spannends over, want niets hiervan is visueel zichtbaar. Bij een filmscript ben je aangewezen op lichaamstaal, stemvolume, mimiek, en al het andere waarmee een acteur een persoonlijkheid kan neerzetten. Natuurlijk helpt tekst daar ook bij, maar show don’t tell is in de letterlijke zin belangrijker in een filmscript dan in een boek.
Andersom is wat visueel goed werkt in een film, soms nauwelijks of niet te vertalen naar een boek.
Juist omdat je in een boek vaak naar de gedachten van een personage uitwijkt, kan juist de afwezigheid van die gedachten en een gegeven soms gewoon aanschouwen, zeer lastig zijn om in een boek (compact) uit te werken .

Kijk eens naar deze scène uit de film Up. Carl en Ellie kennen elkaar sinds ze een jaar of zeven zijn. Ze raakten bevriend vanwege hun gezamenlijke interesse voor zeppelins, ballonnen en hun bewondering voor het regenwoud in Venezuela. Daar beloofden ze elkaar ooit een zelfgebouwd, veelkleurig huis neer te zetten. In slechts vier minuten, zonder dat er een woord wordt gezegd, komt er zo’n beetje vijftig jaar gelukkig huwelijk voorbij. De scène werkt perfect (houd tissues paraat!), maar hem op deze manier uitwerken in een boek zou vrijwel ondoenlijk zijn.

Schrijf recht voor zijn raap

Een script vormt natuurlijk een basis voor een film, maar dat is niet wat een kijker uiteindelijk te zien krijgt. In vergelijking met een roman moet je voor je gevoel erg staccato schrijven, heel erg tell, voor weinig vrije interpretatie vatbaar. Schrijf bijvoorbeeld niet in een scèneomschrijving: Vader en zoon zitten aan een rommelige tafel, maar: Vader en zoon zitten aan een tafel waar slordige stapels papier op liggen en de ontbijtborden van die ochtend nog opstaan. Een filmscript moet vooral functioneel zijn, niet mooi geschreven. De filmcrew moet er direct mee aan de slag kunnen. Het is niet de bedoeling dat ze nog moeten overleggen hoe rommelig de tafel nog moet zijn. Dat bepaal jij als schrijver, en daarmee geef je meteen een sfeeromschrijving, of een show don’t tell: rommel zoals hierboven is een andere rommel dan de rommel waar de tafel nog vol ligt met knutselspullen van gisteren. Het een duidt al meer naar chaos, waar het andere nog naar bepaalde gezelligheid zou kunnen verwijzen.

Geen tijd meer interpretatie: na het lezen van je tekst moet men meteen kunnen overgaan op: “Lights, camera, action!

Schrijven voor de acteur

Een acteur verstaat zijn vak, dus als je zegt dat hij blij moet zijn, of in tranen uit moet barsten, weet hij wel hoe dat moet. Toch is het ook fijn als je in je schrijven duidelijk bent wat je al dan niet verwacht. Hoe groot is een emotie van je personage op een tienpuntschaal? Hoe uit zich dat (ongeveer)? Je kan acteurs een zetje in de goede richting geven door te bedenken welke acties er bij welke emoties en de bijbehorende tienpuntschaal horen. En zoals gezegd: schrijf als het even kan niet iets waarbij een kijker zou moeten zien wat er in het hoofd van het personage omgaat of welke sfeer jij als schrijver over wil brengen. Enkele voorbeelden:

Dit werkt (beter)Dit werkt niet (zo goed)
Ze opent haar mond en doet hem weer dichtZe wil iets zeggen, maar bedenkt zich
Ze springt op van haar stoel en loopt stampvoetend de kamer uit Ze wordt woedend
Ze haalt diep adem en wacht een paar tellen voor ze begint te pratenZe zet zich schrap: dit wordt het moment van de waarheid.
Ze kucht een paar keerHaar keel wordt droog
Er is een lange stilte waarin niemand praat, of elkaar aankijkt. Zodra Els begint te praten, is dat met een onnatuurlijk hoge stem.De sfeer is om te snijden.

Dialoog als karakterspiegel

Natuurlijk is ook in film dialoog een middel om bepaalde expositie te geven. Maar nog meer dan bij een boek is het in een script makkelijker om in een tell te belanden. Je kan namelijk niet beschrijven wat er in het hoofd van personages omgaat. Dus op de een of andere manier moeten ze dat verwoorden. En al ben je nog zo’n expert in lichaamstaal, van een gefronst voorhoofd of tandenknarsen kan je niet aflezen wat een personage precies denkt of waarom hij een emotie voelt. Dan ligt een dialoog als deze op de loer:

ELS:
Ik ben er zó klaar mee dat Joop nooit meehelpt in het huishouden!
CLARA:
Doet hij echt niks?
ELS:
Eén keer per week ruimt hij de vaatwasser uit. En dan krijg ik de rest van de week te horen: ‘Ik heb de vaatwasser toch al uitgeruimd gisteren? Hoezo moet ik dan nu nog de tafel dekken?’
CLARA:
Pfff… Je hebt gelijk, meid. Wat een luie man heb jij.

Els is boos en Joop is lui. Hoe droog en tell wil je het hebben? Daarom worden dialogen in scripts vooral gebruikt om de karaktertrekken van je personage te beschrijven. Wat zeggen ze precies? Wanneer, waarom, hoe, tegen wie? Of waarom juist al dat voorgaande niet? Daarover kan je in deze blogpost meer lezen.


Show don’t tell schrijftip: het huis van je personage

Met show don’t tell kan je je verhaal levendig maken en zo meer over je personage vertellen. Dat kan door zintuiglijk te schrijven, maar je kan ook naar zijn huis kijken.

Show don’t tell in een notendop

Lees onderstaand citaat eens.

Als je tegen grote mensen zegt: ´Ik heb een prachtig huis gezien van roze baksteen, met geraniums voor de ramen en duiven op het dak… ‘dan kunnen ze zich dat huis niet voorstellen. Je moet zeggen: ‘Ik heb een huis van een half miljoen euro gezien. – Dan roepen ze ‘Wat mooi!’

De kleine prins — Antoine de Saint-Exupéry

Zou het toeval zijn dat De kleine Prins volwassenen als mensen zonder fantasie neerzet en zij juist daarom de voorkeur geven aan een typische tell techniek, in plaats van show waar de verbeelding het werk moet doen en iets levendig en mooi maakt? Vrijwel het hele boek geeft af op volwassenen zonder fantasie en een bepaald observatievermogen en het is het op twee na best verkochte fictieboek in de geschiedenis. Dus tja… 😉 Als je het effect van show don’t tell in een notendop wil onthouden, is dit citaat een mooi voorbeeld.

Wat een huis je kan vertellen

Een huis van een half miljoen (of een ‘duur huis’ of een ‘villa’) zegt helemaal niks over hoe het eruit ziet. Kun je je de controversie rondom het huis van Guus Meeuwis nog herinneren? Nog los van of het jouw smaak is of niet: het feit dat veel mensen het eerder een bunker dan een huis vonden, zegt voldoende. Als je wil weten hoe mooi een huis echt is, moet je het omschrijven. En dan ontkom je er niet aan dat je iets over de persoon die erin woont te weten komt, of daar in ieder geval bepaalde aannames over kan maken:
* Het huis van Guus Meeuwis had vrij weinig tot geen ramen. Als bekende zanger is dat vanwege privacy misschien belangrijk voor hem.
* Het huis van de kleine prins wordt omschreven met dieren en bloemen en een zachte kleur. Dat past bij iemand die van rust en de natuur houdt. Dat kan heel goed kloppen, want het prinsje is verzot op een roos en zegt liever in drieënvijftig minuten rustig naar een bron te lopen om te drinken dan een dorstlessende pil te slikken.

De grootte van een huis

De grootte van een huis kan ook wat vertellen over je personage en zijn omstandigheden. Denk aan:

Een groot huisEen klein huis
Je personage woont met een groot gezin in een huis.Je personage woont alleen.
Je personage is rijk.Je personage is arm.
Je personage houdt van luxe.Je personage houdt van eenvoud.

Dit zijn natuurlijk slechts tropes; zoals altijd geldt dat tropes slechts de bouwstenen zijn waar je een begin mee maakt om er vervolgens je eigen draai aan te geven.

De inrichting van het huis

Als het huis is ingericht volgens de laatste woontrends, is je personage iemand die graag meegaat met de mode of iets wil kunnen laten zien. Waarschijnlijk is het banksaldo ook niet onaardig. Steeds opnieuw inrichten kost aardig wat. Oude, versleten meubels kunnen zowel een zekere armoe dan wel een knusse sfeer geven. Een personage dat felle kleuren laat terugkomen, is misschien wat expressief ingesteld. Als er weinig spullen in huis staan, kan dat betekenen dat je personage veel onderweg is: als je huis eerder een hotel is, waarom zou je dan uitgebreide moeite doen voor de inrichting? En als je huis barstensvol hebbedingetjes staat, heeft je personage misschien wel moeite met dingen weggooien (lees: loslaten).

De zuiverheid van het huis

Is je huis een ruimte waar geleefd wordt en het gezellig rommelig is? Of is dat een excuus voor het feit dat je personage te lui is om schoon te maken? Anderzijds: is die spic en spanne ruimte netjes omdat iemand een huis leefbaar wil houden of is dat wellicht een teken van smetvrees of controledwang?

De decoratie in een huis

Kijk eens wat je personage voor decoratie in huis heeft. Meestal weerspiegelt dat waar hij veel (emotionele) waarde aan hecht. Zijn dat vooral foto’s van geliefden? Dan woont er een familiemens. Zie je veel souvenirs? Hallo wereldreiziger! Staat er veel dure kunst? Dan kan je personage van kunst houden of in hoge kringen verkeren. Zie je overal schaalmodellen van sportauto’s? Dan is dit het huis van een racefanaat.

De koelkast

De inhoud van de koelkast is een show don’t tell goudmijntje!
* Geen vlees voor mij, als vegetariër doe ik geen dieren kwaad;
* Vol met magetronmaaltijden: sorry, maar ik heb gewoon geen tijd om te koken…
* Alleen biologische producten: we moeten aan het milieu denken;
* Gevuld met suikervrije, zoutarme en vetvrije producten: ik wil gezond leven/ ik ben op dieet;
* Gepureerde fruithapjes? Hier woont een baby!
* Een karige inhoud wijst erop dat er geen tijd of geen geld is om de koelkast tijdig aan te vullen.

Een verstreken houdbaarheidsdatum

Een verstreken houdbaarheidsdatum kan ook veel dingen zeggen over je personage:
* Hij is niet zo van het opruimen;
* Hij eet wat hij die dag wil eten, niet wat praktisch is qua houdbaarheid (lees: plezier voor efficiëntie);
* Hij is zeker niet arm: als je ieder dubbeltje moet omdraaien, ga je niet zo laks met een eerste levensbehoefte als eten om.
Mix en match met dingen in de koelkast voor een kort en veelzeggend beeld van je personage.

Achter deze deur ligt een schat aan informatie 🙂

Het geheime laatje

Bijna ieder personage heeft wel een geheim. Heeft je personage bepaalde geheimen die hij in een laatje kan verbergen? Zo ja, bedenk dan ook waarom die spullen worden weggemoffeld, want dat kan veelzeggend zijn. Een jong stel dat nog niet aan kinderen wil beginnen zal de condooms binnen handbereik van het bed houden. Een streng gereformeerd opgevoede tienerjongen die nieuwsgierig en verliefd is, zal ze toch echt verstoppen…

Je ziet hoeveel een huis over je personage kan zeggen. Laat je gedachten er eens over gaan. Waarschijnlijk kan je deze blogpost daarna met nog heel wat eigen bevindingen aanvullen.

Zo leest een tekst heel natuurlijk

Als schrijver ben je een god van je eigen geschapen wereld. Je kan dus schrijven wat je wil, totdat je je plot en je lezer in de gaten moet gaan houden.

Je hebt geen eindeloze ruimte voor speling

Als schrijver ben je de baas over hoe het verhaal verloopt. Daarin lijk je dus alles over het verhaal te kunnen bepalen. Hoe het verhaal loopt, hoe de personages zich ontwikkelen… Maar dat heeft zijn grenzen. Je moet denken aan wat past binnen de resultaten van je schrijfonderzoek en je personagebiografieën. Daarbij moet je ook rekening houden met wat natuurlijk overkomt. Een van de dingen waar een verhaal op stuk kan lopen, is dat de gebeurtenissen uit de lucht komen vallen: ineens zijn mensen vrienden, verliefd of woedend op elkaar.

Als dit in een tekst gebeurt, ligt de oorzaak vaak bij de schrijver. Die is al zo in het verhaal verdiept, dat hij vergeet om dingen uit te werken: ‘Leon en Jos moeten verliefd worden.’ Prima, maar hoe komt die verliefdheid tot stand? Je kan niet schrijven: Jos viel in katzwijm, Leon glimlachte een keer terug en nu hebben we de romance van de eeuw. Die kerels hebben elkaar net één keer aangekeken.
Stel je voor dat je een potentiële liefdesrelatie hebt met iedere voorbijganger die je in het voorbijgaan vriendelijk groet. Dat is niet vol te houden! Je zal ofwel voortaan steevast met een chagrijnig hoofd rond moeten rondlopen om je potentiële vrijers op afstand te houden, of je bent de rest van je leven bezig om al je liefjes (lees: voorbijgangers) te versieren.
‘Dit is zo omdat ik als schrijver wil dat het zo is,’ is een uitgangspunt waardoor de logica uit je tekst verdwijnt. Je moet erop kunnen vertrouwen dat de lezer bepaalde signalen kan oppikken, anders resulteert dat in een infodump. Tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat die signalen wel genoeg opvallen.

Unieke en terugkerende details

Hoe zorg je ervoor dat belangrijke details in een verhaal opvallen, bijblijven en vlot leesbaar zijn? Zorg voor een combinatie van uniekheid en herhaling.

* herhaling: zorg ervoor dat de details zich herhalen. Laat Leon vaker dan eens naar Jos teruglachen, of andere subtiele seintjes van flirten vertonen.

* uniekheid: de details moeten uniek zijn. Dat kun je op twee manieren opvatten:
– Varieer in de details, zodat niet steeds hetzelfde gebeurt. Als Leon tien keer flirt, laat hem dan geen tien keer glimlachen. Zorg ervoor dat hij ook een keer knipoogt, Jos een complimentje maakt, bloost als hij hem ziet…
– Maak de details zo min mogelijk clichégevoelig. Kijk of er een mogelijkheid is om een detail passend te maken bij je unieke personages of je specifieke plot. Iedereen kan de hand van de ander pakken als gebaar van affectie. Maar als Jos weet dat Leon dol is op een bepaald kledingmerk, laat hem dan een trui van dat merk dragen als ze op date gaan. Dat maakt het gebaar extra speciaal, en zo voelen Jos en Leon aan als een passend koppel.

Suus gaat reizen en is doodsbang om iets te vergeten. Herhaal dat Suus iedere keer opnieuw haar koffer op de inhoud controleert. Iedere keer ziet zij dat een ander voorwerp is ingepakt. De ene keer ziet zij dat haar gelukssokken gelukkig op de kofferbodem liggen, de volgende keer is ze in de stress omdat haar paspoort misschien wel is verlopen -o nee, toch niet- en weer een andere keer is ze haar reisgids misschien vergeten. Hoe weet Suus dan wat ze op vakantie kan eten? Kortom: gebruik show don’t tell.

“Hoe weet je zonder je reisgidsje of dit spul veilig is om te eten?” Als Suus inktvisjes op een stokje ziet, heeft ze haar bedenkingen…

Show don’t tell bij het schrijven van details

Show don’t tell is belangrijk om relevante details op te laten vallen. Als je ze herhaalt, blijft datgene wat je als geheel duidelijk wil maken in het achterhoofd van je lezer. Varieer je ook nog in de details, dan kan je meer informatie duidelijk maken met een en hetzelfde voorbeeld. Zo komt alle informatie nog duidelijker, én minder geforceerd over.
Neem die inktvisjes op een stokje. Suus controleert eindeloos de inhoud van haar koffer, omdat ze bang is dat ze iets vergeet. Dat geeft aan dat ze zenuwachtig is. Maar als ze uitgerekend bang is haar reisgids te vergeten omdat ze bang is voedselvergiftiging op te lopen, kan dat ook een (eerste) aanwijzing zijn dat ze niet zo avontuurlijk is ingesteld. Iemand die dat wel is, stopt die inktvis gewoon in de mond. Diegene kan zich vervolgens kapot lachen bij de nieuwe ontdekking dat er een kwartelei in het hoofd van zo’n inktvis zit. Suus zou dat misschien al gelezen hebben in haar reisgids, waarna ze denkt: “Ieuw! Ammenooitniet eet ik een inktvis met een ei in zijn kop!” Een avonturier ziet daar juist de lol van in of wordt nieuwsgierig: “Avontuur zit in het onbekende.” of “Avontuur betekent proberen.”

Stel dat hoofdstuk 1 van Suus’ verhaal het inpakken van haar koffer betreft. Dan duurt het waarschijnlijk nog een aantal hoofdstukken voordat Suus aankomt bij de markt waar ze deze lekkernij ziet liggen. Maar als deze scène zes hoofdstukken later komt, wordt er relatief subtiel verwezen naar Suus’ behoefte aan controle. Dat leest over het geheel al minder geforceerd dan dat Suus in hoofdstuk 1 of 2 ook nog eens vijf uur voor vertrek op het vliegveld aankomt.

Hé Suus, dit is jouw vertrekkende vliegtuig… Over drie-en-een-half uur. Waarom ben je nu al bij je boarding gate?

Dan ligt alles er te dik bovenop en kan de karaktertrek cartoonesk overkomen. Kom je daar in hoofdstuk 7 weer (subtiel) op terug, dan is de lezer hoofdstuk 1 alweer enigszins vergeten. Dan denkt de lezer waarschijnlijk iets als: “O ja, Suus wil graag controle houden. Maar dat past bij haar. De een is nu eenmaal relaxed, de ander wat meer zenuwachtig.’

Kortom: als je details herhaalt, ermee varieert en ze showt komt je tekst al gauw natuurlijk over.