Drie tips om beter te leren observeren

Zeg schrijver en je zegt pen. Maar een schrijver kan ook niet zonder opschrijfboekje om allerlei verhaalideeën in te noteren. Ideeën voor een plot bijvoorbeeld, maar je kan er zelfs kleine voorwerpen inplakken. Er zijn wat dat betreft geen regels. Als het je maar inspiratie geeft. Deze tips voor je opschrijfboekje kunnen je niet alleen inspiratie geven, maar ook beter leren schrijven. 

1. Kies een kleur om op te speuren

In je dagelijkse leven zie je bepaalde dingen steeds opnieuw terugkomen. Dezelfde auto voor de deur, dezelfde meubels in je huis. Daardoor raak je in een soort ‘sleur van observatie’. Je let niet meer op bepaalde details of kenmerken en daardoor let je niet meer op wat je nu eigenlijk ziet. Het is belangrijk dat je je observatievermogen scherp houdt: hoe wil je anders een fictieve wereld boeiend omschrijven? Deze oefening kan je helpen om goed te blijven observeren: 
Kies een kleur uit en schrijf gedurende de dag alles op wat je ziet met die kleur. Dit kun je het beste doen op een dag dat je thuis bent. Omdat je in de vertrouwde omgeving bent, zie er je niets speciaals meer aan. Totdat je ineens beseft hoeveel rode dingen je in huis hebt. Je had toch niets roods in huis? Jawel: er liggen rode appels in de fruitschaal en de chipszak in de kast is ook rood. 

Je kan deze oefening natuurlijk ook doen met vormen of materialen.


2. Noteer details van gezichtsuitdrukkingen

Bij de schrijftechniek show, don’t tell omschrijf je dingen en emoties. Zo schrijf je: de tranen lopen over mijn wangen in plaats van: ik ben verdrietig. Zodra je met emoties te maken krijgt die minder makkelijk te omschrijven zijn, kan dit soms leiden tot een klein writersblock. Hoe kijkt iemand die teleurgesteld is eigenlijk? De mondhoeken gaan wat naar beneden of de ogen worden groot. Train jezelf in het opschrijven van de kleine details en veranderingen die je ziet in verschillende gezichtsuitdrukkingen. Op de lange termijn scheelt dat een writersblock als je emoties gaat omschrijven. 

3. Schrijf kleine, lieve gebaren op

Een verhaal gaat over je hoofdpersoon, ook wel de held genoemd. Soms kan het lijken alsof je held veel gemeen moet hebben met een superheld: hij moet superkrachten hebben, overal de beste in zijn en alleen grootse gebaren en acties uitvoeren. Dat is niet zo: dan krijg je een Mary Suepersonage. Maar als je de goedheid of vrolijkheid van een personage beter niet kan portretteren door die dertig uur per week vrijwilligerswerk laten te doen, hoe doe je dat dan subtieler? 
Schrijf kleine, lieve gebaren op die je elke dag ziet. Die zijn er meer dan genoeg. Net als dat het geval is bij de kleuren in de eerste tip, zijn ze zo vanzelfsprekend dat ze niet meer opvallen. Heb je een opzetje nodig? Denk eens aan: 

* iemand verrassen met een klein cadeautje of een kaartje;
* een kind een high-five geven;
* een complimentje geven;
* boodschappen doen voor een zieke vriend;
* iemand opbellen als je weet dat diegene eenzaam is.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Hoe voorkom je dat je een anticlimax schrijft?

Je kent een anticlimax vast wel. Het is dat moment waarop er een onthulling komt waarvan je denkt: is dat alles? Of erger nog: je verwacht het hele boek om een onthulling te krijgen, zonder dat die er überhaupt komt.
De anticlimax kan al het goede van je verhaal tenietdoen. Dat is vreselijk jammer. Hoe kun je een anticlimax voorkomen?

Waar schrijf je een climax in het verhaal?

Een climax komt vrijwel aan het einde van een verhaal. Dat kun je zien in het schema van save the cat.

Er zit een stijgende lijn in het schema. Dat is als het ware de aanloop naar de climax. Vanaf dat punt wordt alles wat ‘rustiger’ en schrijf je langzaam naar het einde toe. Je kan zien dat de climax in het schema een explosief tekentje heeft. Dat betekent dat er iets belangrijks of spectaculairs moet gebeuren.

Wat is een anticlimax?

Een anticlimax is een climax waarin het bovenstaande save the cat schema op twee mogelijke manieren anders uitpakt:
* In plaats van een lijn naar beneden in te zetten stopt de lijn vrij abrupt.
* De verhaallijn zet door, maar is slechts vlak: er zit geen dynamiek meer in.

De verhaallijn stopt abrupt

Ik gebruik voor deze voorbeelden een sprookje om het simpel te houden.

Assepoester past het glazen muiltje en…
* het muiltje past plotseling niet meer;
* de prins dacht dat een andere mysterieuze vrouw bij het muiltje hoorde. “Sorry Assepoes, maar ik trouw niet met jou, want jij bent mijn droomvrouw niet.”

De verhaallijn verliest aan dynamiek

Het muiltje past Assepoester! Maar dan:
“Ik dacht al dat jij degene was die bij het schoentje paste,” zei de prins.
“Ja, dat was ik,” glimlachte Assepoester.
“Nu ik er eens goed over nadenk… Is het wel slim om te trouwen met een vrouw waar ik precies drie uur mee gedanst heb?” De prins keek Assepoester aarzelend aan.
“Tja, daar heeft u een punt, majesteit…” zei Assepoester zacht.
“Zullen we dan eerst gaan daten voordat we de knoop doorhakken?”

Vervolgens volgt een verslaglegging van het datingleven van Assepoes en Prins, dat niet veel spectaculairder is dan dat van de gewone sterveling. Daar is letterlijk en figuurlijk niets sprookjesachtigs meer aan.

Als Assepoesters verhaal hierop uitdraait, ben je ver afgedwaald van het oorspronkelijke plan…

Een abrupt einde van een verhaal

Een abrupt einde werkt meestal niet, omdat er vragen onbeantwoord blijven. Meestal is dat een van de volgende vragen: ‘En toen?’ of ‘Hoezo?’

En toen?

Het muiltje past Assepoester niet meer. Daar kan het verhaal niet zomaar stoppen. Assepoester gaat waarschijnlijk nog proberen te bewijzen dat er iets van oplichting of een misverstand in het spel is. Dat kan je in theorie laten, maar dat zwakt je verhaal af. Je verandert er namelijk het centraal conflict mee. Het verhaal gaat niet langer (alleen maar) over het grote bal waar het hele verhaal naartoe werkt. Het gaat nu ook nog om het zoeken van bewijslast. Als je op het allerlaatst het verhaal nog een nieuw conflict geeft, wordt de structuur rommelig. Daarover later meer.

Hoezo?

Assepoester is toch niet de droomvrouw van de prins. Hoezo niet? Ze hebben elkaar steeds zwijmelend in de ogen gekeken, en belangrijk nog: daar draaide uiteindelijk het hele verhaal om… Plottwist, daarom! Je kan in mijn desbetreffende blogpost lezen dat een van de belangrijkste regels van een plottwist is: de reden voor een plottwist mag nooit choqueren zijn.
Een andere regel bij een plottwist is: investeren en dan omkeren. Je hebt het hele verhaal in de heldenreis van Assepoester geïnvesteerd en vervolgens gebeurt er iets wat daar totaal niet binnen past. Alles wat ze heeft geleerd en gedaan als heldin van het verhaal wordt uit het raam gegooid. De emotionele mishandeling waar ze jarenlang aan is blootgesteld? Het feit dat ze werd beloond met het bal en aan zichzelf kon bewijzen dat ze wel degelijk iets waard of mooi was? Vergeet dat maar, want de prins is plotseling kieskeurig…. Op deze manier pak je de heldenreis van Assepoester af.
Niet elk verhaal hoeft goed af te lopen, maar de afloop moet wel aansluiten op de heldenreis: de groei die je personage heeft meegemaakt. Stel dat je de prins inderdaad niet voor Assepoester kiest. Dan moet ze op zijn minst:
* met zijn broer kunnen trouwen en zo alsnog een prinses worden;
* verbitterd als huisslaaf voor haar gestoorde familie blijven werken in de wetenschap dat zij meer waard is, omdat de prins haar die ene avond hoe dan ook wel degelijk respecteerde.
Dat laatste voorbeeld is vrij extreem, maar zo zie je dat hoe slecht het verhaal ook afloopt, het groeiproces van de heldenreis niet zomaar genegeerd mag worden.

Een saaie dynamiek bij een anticlimax

Als je anticlimax een vlakke dynamiek in de hand werkt, komt de volledige verhaalopbouw op zijn kop te staan. Een climax is ervoor om het verhaal na een spannend slotstuk langzaam maar zeker af te ronden. Als je dan een heel nieuw conflict (lees: verhaallijn) in dat verhaal verwerkt, wordt alles wat je vooraf hebt geschreven, nogal snel ontkracht of leest het minder vlot.
Als je Assepoester en Prins inderdaad eerst maandenlang laat daten, dan heb je er zo weer een heel verhaal bij. Bedenk: zodra dat verhaal af is, heb je nog steeds één verhaal (het is alleen langer geworden). Wat is in dat langere verhaal het centrale conflict? Assepoester die het hart van de prins moet winnen op het bal, of de prins die uiteindelijk het hart van Assepoester moet winnen in een aantal dates? Allebei de opties zijn mogelijk. Maar als je op het laatste moment in je verhaal van centraal conflict wisselt, dan is de basis waarop de rest van het verhaal staat niet stevig meer.
Als je over koninklijk datingleven wil schrijven, begint het verhaal eerder bij het schoentje passen dan dat het daar eindigt. Zo krijg je een heel ander save the cat schema.
Zorg ervoor dat je weet hebt van je centrale conflict, pak goed uit bij de climax en rond het verhaal daarna af.

Het opschrijfboekje: de gereedschapskist van een schrijver

Verhalen schrijven: je bedenkt de meest interessante plotwendingen en boeiende personages. Soms heb je het geluk dat de inspiratie uit het niets lijkt te komen. Dan kun je misschien wel een heel verhaal bedenken en uitwerken. Vaak is dat echter niet het geval. Als je van schrijven een serieuze(re) hobby wil maken en ten alle tijden inspiratie wil kunnen oproepen, ontkom je niet aan het opschrijfboekje.

Waarom heb je een opschrijfboekje nodig?

Mensen beginnen soms te schrijven omdat ze plotseling inspiratie krijgen voor een verhaal. Dan gaan ze aan de slag en zien ze dat schrijven een erg leuke hobby kan zijn. De een laat het bij dat ene verhaal, maar een ander wil dan een ‘serieuze schrijver’ worden. Dat enthousiasme is veelbelovend, tenzij dat betekent dat diegene – net als bij dat eerste verhaal- wacht op inspiratie. Je kan er namelijk niet van op aan dat inspiratie zomaar komt. Die moet je opdoen, gedurende je dagelijkse leven. Zodra je iets opvallends ziet, doe je er verstandig aan om dat op te schrijven.

Stel dat je bovenstaande foto hebt gemaakt. De goudachtige kleur van de karper in combinatie met de manier waarop die kleur steeds doffer van toon wordt naarmate je meer richting de staart kijkt, doet je denken aan een begraven schat met gouden munten. Dan heb je een basis voor een verhaal met een verborgen schat.
Maar- en dat is het essentiële punt- je had niet aan die schat gedacht als je de deze karper niet had gezien, die deze associaties bij je opriep. Op deze manier kun je op een dag tientallen, zo niet honderden indrukken opdoen. Als je dan geen opschrijfboekje bij de hand hebt om die indrukken op te schrijven, loop je de kans dat je door de andere indrukken of gebeurtenissen van de dag die flits van inspiratie kwijtraakt.

Je kan alles wat je ziet noteren in je telefoon, maar persoonlijk raad ik dat af: als je iets moet opschrijven met een pen, doe je daar langer over, waardoor het moment van inspiratie langer blijft hangen.

Wat schrijf je op in je opschrijfboekje?

Je schrijft alles (of op zijn minst 80%) in je opschrijfboekje op dat je opvalt, wat je bijzonder, apart of mooi vindt. Alles waarvan je grofweg drie tellen of langer bij stilstaat en denkt: Hé, hier is iets mee… Of als je intuïtief denkt: goh, dit is apart…

Dat kunnen onder andere zijn:

* mooie uitzichten;
* aparte kledingstijlen;
* uitgesproken gezichtsexpressies;
* grappige citaten of woordspelingen;
* televisiereclames die creatief zijn opgezet;
* emoties die je ziet of voelt;
* opvallend nieuws dat je hoort.

Waarom moet je veel opschrijven in je opschrijfboekje?

Buiten het feit dat opschrijven veel inspiratie geeft, zijn er nog twee redenen om veel op te schrijven in een opschrijfboekje. Je kan terugvallen op een show don’t tell als je vastloopt in je omschrijvingen. Stel dat je een uitzonderlijk blije toet ziet, zoals deze:

Als je eens wil omschrijven hoe iemand schaterlacht, maar even niet op de woorden kan komen, kan je opschrijfboekje uitkomst bieden. Waarschijnlijk heb je in je opschrijfboekje over dit gezicht geschreven: een blij meisje schaterde van de pret. Ze lachte met open mond en haar ogen versmalden zich van plezier.

Je hoeft niet per se over dit kind te gaan schrijven. Als haar lach jou aanleiding gaf je opschrijfboekje erbij te pakken, dan is dat voldoende. Vrijwel alles wat je intuïtief meent op te moeten schrijven kun je vroeg of laat wel een keer gebruiken.

Schrijven is observeren

Een goed lopende tekst, interessante personages en een goede woordenschat zijn belangrijk als je een verhaal wil schrijven. Maar schrijven vraagt niet alleen goede taalvaardigheden een flinke dosis fantasie, het is minstens net zo belangrijk om heel goed te kunnen observeren. Test het maar eens. Als ik je vraag: ‘Hoe ziet je woonkamer eruit?’ wat zeg je dan? Natuurlijk zullen er stoelen, banken en tafeltjes in staan. Maar met zulke omschrijvingen krijg je een verhaal niet gevuld. Als je kan zeggen: ouderwets of modern ingericht, dan schiet het al iets meer op. Maar wat maakt iets ouderwets? Je zal moeten observeren en noteren. Ga op bepaalde details letten: de bruine, ingezakte bank is ouderwets. Als je niet observeert en noteert, kunnen bepaalde belangrijke details niet meer opvallen. Je neemt ze zo als vanzelfsprekend aan dat je ze soms niet meer ziet. Het materiaal van je bank, de kleur van je muren… Het kunnen allemaal belangrijke dingen zijn om de sfeer van een ruimte op te roepen.

Sorteren in je opschrijfboekje

Om bepaalde zaken later makkelijker terug te vinden, is het handig om een systeem aan te houden voor je opschrijfboekje. Dit systeem kun je baseren op datum (als je meerdere verhalen schrijft, weet je wanneer je waarvan hebt gewerkt) alfabetisch naar onderwerp of je kunt met tabbladen werken, net wat je zelf fijn vindt. Maar probeer hoe dan ook een systeem aan te houden, anders zie je later door de bomen het bos niet meer. Je gaat het opschrijfboekje waarschijnlijk veel gebruiken (zorg ervoor dat je het altijd in je tas hebt zitten!) dus al die losse krabbels moeten wel overzichtelijk blijven.

Reisdagboek: het ultieme opschrijfboekje voor schrijvers

Als je van reizen houdt, ga dan niet op reis zonder een reisdagboek mee te nemen. Als je reist is alles nieuw en indrukwekkend, dus je bekijkt alles met andere ogen. Dat is ideaal om nieuwe inspiratie aan te boren. En dan heb je meteen je informatie gesorteerd: onder de categorie reiservaringen welteverstaan. Plak in je boekje ook dingen als bijvoorbeeld entreebewijzen of kassabonnetjes waar dat ene lekkere gerecht op staat. En vergeet af en toe ook niet een foto fysiek in te plakken. Als je bepaalde herinneringen levend houdt, kunnen ze steeds opnieuw nieuwe inspiratie opleveren. Dat lukt je extra goed als je handmatig schrijft, dingen inplakt en extra versiert, omdat er dan extra aandacht naartoe gaat. En hoe meer aandacht je aan je observaties besteedt, hoe beter je ze onthoudt.

Op deze drie momenten moet je omschrijvingen gebruiken

Zonder omschrijvingen komt je tekst niet tot leven. Maar te veel beschrijven is weer een manier om een tekst ontzettend droog te maken. Met deze drie vuistregels komt je nooit meer in de knoop met de vraag: wanneer moet je omschrijven en wanneer moet je de verbeeldingskracht van de lezer laten werken? Ze hebben één essentieel ding gemeen: de beschrijving moet meerwaarde hebben voor het verhaal. 

1 Omschrijven van het uiterlijk van een personage

Omschrijf personages niet te veel in detail. Kijk hoe je je hoofdpersonage voor je ziet en beschrijf datgene wat het belangrijkste is om een beeld van hem te vormen. Haarkleur en kleur ogen zijn hier een makkelijk voorbeeld van, maar misschien heeft je personage wel een opvallende haakneus. Dan is de neus een belangrijker detail om te delen. Deel uiterlijke kenmerken niet in je eerste pagina’s, maar verwerk ze in je lopende verhaal. Dan komt het minder geforceerd over.
Beschrijf geen figuranten, zoals voorbijgangers. Een voorbijganger is niet belangrijk voor het algehele verhaal. Daarom zijn diens omschrijvingen onnodige opvulling van papier. Je hoeft de groetenboer niet te omschrijven als je personage niet meer met hem te bespreken heeft dan het aantal kilo’s aardappels dat hij wil kopen. Ga maar na: zo levert een rondje markt al snel een pagina vol omschrijvingen op van de voorbijgangers en de kooplui. 

2 Omschrijven van een plaats

Als je een plaats omschrijft, doe je dat om een sfeer op te roepen. Kijk dus welke details aan dat doel bijdragen. Stel dat je een elitaire ruimte wil omschrijven. Dan helpt het om een diamanten kroonluchter te omschrijven en dat er honderd jaar oude wijn wordt geschonken door een bediende in een pak. Deze details voegen iets toe aan het rijkeluissfeertje. Dat de muren blauw zijn, doet er niet toe; er zijn ook gammele fietsschuurtjes die blauw zijn geschilderd.
Je kan ook details gebruiken om te laten zien dat iemand letterlijk of figuurlijk niet op zijn plaats is: wat doet een jongen met een effen zwart T-shirtje en een afgezakte spijkerbroek in diezelfde chique ruimte? Hij valt uit de toon, dus is er waarschijnlijk iets boeiends over te vertellen. 

3 Omschrijven van een plotuitwerking

Fieke staat op het punt om haar vliegtuig te missen. Ze staat al bij de deur en beseft dat ze iets is vergeten. Op de tafel liggen een aantal voorwerpen: de huissleutels, een Gucciportemonnee en onopvallend onder de fruitschaal ligt een zakje wiet verstopt. 
Elk voorwerp zegt iets nuttigs over Fieke: Je huissleutels en je portemonnee vergeet je niet zomaar als je weggaat. Dit geeft aan dat Fieke chaotisch is. De Gucciportemonnee vertelt dat ze rijk is. En als ze wiet in huis heeft, kun je er de donder op zeggen dat dat nog iets voor het plot gaat betekenen. Dealt ze drugs? Is ze recreatief gebruiker en gaan we meer van een ontspannen levensstijl zien? 
Iets als paperclips zeggen vrijwel niets, dus die hoeft Fieke (lees: jij als schrijver) niet op tafel te leggen. Zoiets kan je weglaten. 

Afsluitende gedachten

Schrijven draait vooral om goede puzzelstukjes geven die zo een verhaal vormen. Geef ze niet te veel, want dan wordt je puzzel onoplosbaar of onoverzichtelijk. Geef ze wanneer ze nuttig zijn. Je zit goed wanneer je omschrijvingen samen een algemeen beeld vormen.
Denk altijd eerst aan je verhaal, dan pas aan je omschrijvingen, niet andersom. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Een verhaal bedenken met een personage als startpunt

Als je een verhaal wil schrijven, komt het regelmatig voor dat je al een idee hebt waar het over moet gaan. Maar soms heb je een personage in gedachten, waar je nog geen verhaal bij hebt. Hoe schrijf je dan een verhaal?

Personage of thema: waar begin je mee?

Een verhaalidee ontstaat vaak vanuit een thema. Dan is het relatief makkelijk om een verhaal en het hoofdpersonage verder uit te werken. Wil je schrijven over de muziekwereld? Dan is je hoofdpersonage een componist of musicus die hogerop probeert te komen. Voilà, een verhaal in de dop. Maar als je heel duidelijk een personage voor je ziet, kan het lastiger zijn om daar een verhaal bij te bedenken.
Je ziet een visser voor je. Dat kan een heel uiteenlopend persoon zijn. Is hij een beroepsvisser die dagenlang op zee ronddobbert? Is het een hobbyvisser die elk weekend bij een vijvertje zit? Of reist hij de wereld over voor wereldbekerwedstrijdvissen?

Leer je personage kennen

Als je een verhaal start met een personage, neem dan de tijd om hem goed te leren kennen. Schrijf zijn personagebiografie uit, maar hou het daar niet bij. Hoe uitgebreid je de biografie ook uitwerkt, je zal je personage op deze manier kennen zoals een dokter een patiënt kent waarvan ze alleen het medische dossier heeft gelezen.
Je zal hem oppervlakkig kennen, maar het daadwerkelijke doen en laten van je personage blijft waarschijnlijk nog een raadsel. Schrijf daarom eerst wat losse scènes over je personage. Maak je niet druk over de kwaliteit van deze scènes: ze hoeven absoluut niet hoogstaand te zijn. Schrijf over iets waarvan jij denkt je personage beter te kunnen leren kennen. Is dat zijn ochtendroutine? Dat is normaalgesproken een cliché, maar dat maakt nu niet uit. Sterker nog, het kan zelfs helpen om over de meest ‘saaie’ dingen van het leven je personage te gaan schrijven. Niemand heeft immers een leven met 24/7 spanning, drama of romantiek. Die momenten zijn eerder de uitzondering dan de regel.

Hoe schrijf je kennismakingsscènes?

Kennismakingsscenes zijn makkelijk te schrijven. Je moet er namelijk nauwelijks tot niet bij nadenken. Als je gaat kennismaken met je personage, doe je dat heel intuïtief. Je kan een kennismakingsscène schrijven voordat je de personagebiografie schrijft, of nadat je dat hebt gedaan. Dat is een kwestie van voorkeur. Het belangrijkste is dat je personage (of zijn omgeving) voor je geestesoog ziet en dan gaat kijken wat er in je opkomt. Meestal werkt het het beste als je voor de kennismaking iets uitkiest dat onlosmakelijk met je personage verbonden is. Als je dus schrijft over een visser, laat de scène zich dan afspelen op zee, bij een meertje of een vijver. Het kan ook helpen om een foto te zoeken van een ijkpersoon of van de omgeving waar je personage vaak is.

Zoek een enkele foto, hou een enkel woord in gedachten, of roep één mentaal beeld op en kijk wat je daarmee kan.

Zodra je enkele houvasten hebt gevonden, kun je daarmee een mindmap maken. Dan ga je nog niet nadenken over wat nuttig is, of dat je associaties zelfs maar logisch zijn. Je brainstormt er gewoon lekker op los! Laten we de bovenstaande foto als voorbeelduitwerking gebruiken. Je ziet op de foto:
* twee mensen die met een hengel bezig zijn;
* een meertje;
* een heuvelachtige omgeving;
* een aantal fietsen.
Dat lijkt op het eerste gezicht maar weinig te zeggen, maar je kunt hier al een aantal dingen bij bedenken of zelfs uitsluiten:
* twee mensen die met een hengel bezig zijn –> zijn dit vader en zoon? Dan kun je bedenken dat de vader misschien wel het archetype verzorger is;
* een meertje –> dit is geen open, woeste zee, dus het gaat hier niet om een beroepsvisser;
* een heuvelachtige omgeving –> ons personage woont niet in Nederland. Waar dan wel? Stel dat deze foto in de Verenigde Staten is genomen, dan heeft ons personage dus hoogstwaarschijnlijk Amerikaanse normen en waarden. Wat kun je daar over bedenken? Wat zegt dat over zijn wereldbeeld?
* een aantal fietsen –> wonen deze personen vlakbij dit meertje? Of wonen ze een eindje weg en zijn ze sportief aangelegd, omdat ze gerust dertig kilometer willen fietsen om deze plek te bereiken?
Je zal merken dat je je personages heel snel en heel goed leert kennen als je op deze manier gaat mindmappen, zeker als je in combinatie daarmee nog enkele scènes uitschrijft.

Kort voorbeeld kennismakingscene

Naar aanleiding van de foto van de visser, kan er iets uit je pen verschijnen als:
Bob gaat elke zondag met zijn zoon Richard vissen. Ze hebben altijd het mooiste plekje bij het meertje. Met hun geheime aas vangen ze altijd de grootste vissen uit het meertje. Op een dag raakt Bob het doosje met dit speciale aas kwijt. Bob schiet in de stress, omdat hij bang is dat zijn vader-en-zoon-uitje minder speciaal wordt zodra er geen grote joekels meer gevangen worden. Richard vindt dat niet erg: het gaat erom dat hij tijd met zijn vader door kan brengen.
Als je deze tekst verder zou willen uitwerken, dan moet er nog heel wat mee gebeuren voordat je hem in je toekomstige verhaal kan plaatsen:
* De tekst is redelijk staccato van toon;
* Geheim aas? Wat is dat nou weer? Aas is meestal zoiets als wormen. Dan zou je het over een geheime wormensoort krijgen. Tuurlijk…
Maar deze simpele scène vertelt je ook een aantal nuttige dingen, die je kan gebruiken om in je personagebiografie te zetten:
* Bob is niet zo stressbestendig;
* Bob heeft die viszondagen hoog in het vaandel staan.
Wat dat geheime aas betreft: wie weet heb je nu al je centrale conflict te pakken
* Er moet nieuw speciaal aas worden gekweekt;
* Er komt een zoektocht naar dat aas.

Trouwens: wie zegt dat een geheime worm niet bestaat? Als je een fantasy schrijft, kan dat misschien wel!

Je kent je personage nu al stukken beter. Lees hier hoe je zijn karaktertrekken kan gebruiken om het centraal conflict echt op gang te krijgen.

Met deze vier stappen zorgt je personage voor een sterk conflict

Personage en conflict zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Haal een van beide uit de vergelijking en je hebt geen verhaal. Vaak heb je een conflict of een verhaalthema waar je een passend personage bij bedenkt. Maar het kan ook andersom. Waar moet je dan op letten?

1. Kijk naar de ‘slechte kant’ van je personage

Ieder personage heeft een slechte kant, maar die hoeft niet meteen schokkend te zijn. Je personage kan een moordenaar zijn, maar zo moet je ‘slecht’ in dit geval niet interpreten. Chaotisch, klungelig, ongeduldig, onhandig of een flapuit zijn is al genoeg. Zolang het maar iets is wat je als ‘niet handig’ of ‘liever niet’ zou kunnen bestempelen. Uiteindelijk moet die slechte kant iets in gang kunnen zetten. 

2. Wat wordt er precies in gang gezet?

Je klungelige personage stoot een dure vaas om. De chaoot is de code van de kluis vergeten. De flapuit verklapt dat de vrouw van haar gesprekspartner is vreemdgegaan… Daar volgt natuurlijk iets op. Krijg je een hernieuwde ruzie over de erfenis? Staat de familie nu ineens op straat? Loopt een vriendschap ten einde? Meestal is er wel een logisch gevolg te bedenken bij een bepaalde karaktereigenschap. 

3. Wie of wat kan dit oplossen?

Meestal krijgt je personage door zijn blunder op zijn kop: andere personages zijn boos op hem, of de omstandigheden gaan van kwaad tot erger. Dan is het zeer onwaarschijnlijk dat je personage het probleem zelf recht kan breien. De kans is groot dat hij daar de middelen niet voor heeft of dat de eerste schok van de gevolgen van zijn daden hem belemmert om tot actie over te gaan. Daarom is het verstandig om in de eerste fase van het verhaal/het conflict je protagonist een goede vriend te geven die de eerste rotzooi opruimt. Of je helpt de omstandigheden een (subtiel) handje zodat je held de gelegenheid krijgt weer op zijn benen te gaan staan. 

4. De comfortzone verlaten komt later 

Als je verhaalthema het uitgangspunt is om een conflict te bedenken, is het meestal zo dat het conflict begint zodra je personage uit de comfortzone wordt gehaald. Als je personage zelf de aanleiding voor het conflict is, moet je wat langer wachten met het uitdagen van je held. Als hij nog staat te trillen naast de scherven van oma’s oude, kostbare vaas, kan hij de grote uitdaging van de comfortzone verlaten nog niet aan.  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Zo leest een tekst heel natuurlijk

Als schrijver ben je een god van je eigen geschapen wereld. Je kan dus schrijven wat je wil, totdat je je plot en je lezer in de gaten moet gaan houden.

Je hebt geen eindeloze ruimte voor speling

Als schrijver ben je de baas over hoe het verhaal verloopt. Daarin lijk je dus alles over het verhaal te kunnen bepalen. Hoe het verhaal loopt, hoe de personages zich ontwikkelen… Maar dat heeft zijn grenzen. Je moet denken aan wat past binnen de resultaten van je schrijfonderzoek en je personagebiografieën. Daarbij moet je ook rekening houden met wat natuurlijk overkomt. Een van de dingen waar een verhaal op stuk kan lopen, is dat de gebeurtenissen uit de lucht komen vallen: ineens zijn mensen vrienden, verliefd of woedend op elkaar.

Als dit in een tekst gebeurt, ligt de oorzaak vaak bij de schrijver. Die is al zo in het verhaal verdiept, dat hij vergeet om dingen uit te werken: ‘Leon en Jos moeten verliefd worden.’ Prima, maar hoe komt die verliefdheid tot stand? Je kan niet schrijven: Jos viel in katzwijm, Leon glimlachte een keer terug en nu hebben we de romance van de eeuw. Die kerels hebben elkaar net één keer aangekeken.
Stel je voor dat je een potentiële liefdesrelatie hebt met iedere voorbijganger die je in het voorbijgaan vriendelijk groet. Dat is niet vol te houden! Je zal ofwel voortaan steevast met een chagrijnig hoofd rond moeten rondlopen om je potentiële vrijers op afstand te houden, of je bent de rest van je leven bezig om al je liefjes (lees: voorbijgangers) te versieren.
‘Dit is zo omdat ik als schrijver wil dat het zo is,’ is een uitgangspunt waardoor de logica uit je tekst verdwijnt. Je moet erop kunnen vertrouwen dat de lezer bepaalde signalen kan oppikken, anders resulteert dat in een infodump. Tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat die signalen wel genoeg opvallen.

Unieke en terugkerende details

Hoe zorg je ervoor dat belangrijke details in een verhaal opvallen, bijblijven en vlot leesbaar zijn? Zorg voor een combinatie van uniekheid en herhaling.

* herhaling: zorg ervoor dat de details zich herhalen. Laat Leon vaker dan eens naar Jos teruglachen, of andere subtiele seintjes van flirten vertonen.

* uniekheid: de details moeten uniek zijn. Dat kun je op twee manieren opvatten:
– Varieer in de details, zodat niet steeds hetzelfde gebeurt. Als Leon tien keer flirt, laat hem dan geen tien keer glimlachen. Zorg ervoor dat hij ook een keer knipoogt, Jos een complimentje maakt, bloost als hij hem ziet…
– Maak de details zo min mogelijk clichégevoelig. Kijk of er een mogelijkheid is om een detail passend te maken bij je unieke personages of je specifieke plot. Iedereen kan de hand van de ander pakken als gebaar van affectie. Maar als Jos weet dat Leon dol is op een bepaald kledingmerk, laat hem dan een trui van dat merk dragen als ze op date gaan. Dat maakt het gebaar extra speciaal, en zo voelen Jos en Leon aan als een passend koppel.

Suus gaat reizen en is doodsbang om iets te vergeten. Herhaal dat Suus iedere keer opnieuw haar koffer op de inhoud controleert. Iedere keer ziet zij dat een ander voorwerp is ingepakt. De ene keer ziet zij dat haar gelukssokken gelukkig op de kofferbodem liggen, de volgende keer is ze in de stress omdat haar paspoort misschien wel is verlopen -o nee, toch niet- en weer een andere keer is ze haar reisgids misschien vergeten. Hoe weet Suus dan wat ze op vakantie kan eten? Kortom: gebruik show don’t tell.

“Hoe weet je zonder je reisgidsje of dit spul veilig is om te eten?” Als Suus inktvisjes op een stokje ziet, heeft ze haar bedenkingen…

Show don’t tell bij het schrijven van details

Show don’t tell is belangrijk om relevante details op te laten vallen. Als je ze herhaalt, blijft datgene wat je als geheel duidelijk wil maken in het achterhoofd van je lezer. Varieer je ook nog in de details, dan kan je meer informatie duidelijk maken met een en hetzelfde voorbeeld. Zo komt alle informatie nog duidelijker, én minder geforceerd over.
Neem die inktvisjes op een stokje. Suus controleert eindeloos de inhoud van haar koffer, omdat ze bang is dat ze iets vergeet. Dat geeft aan dat ze zenuwachtig is. Maar als ze uitgerekend bang is haar reisgids te vergeten omdat ze bang is voedselvergiftiging op te lopen, kan dat ook een (eerste) aanwijzing zijn dat ze niet zo avontuurlijk is ingesteld. Iemand die dat wel is, stopt die inktvis gewoon in de mond. Diegene kan zich vervolgens kapot lachen bij de nieuwe ontdekking dat er een kwartelei in het hoofd van zo’n inktvis zit. Suus zou dat misschien al gelezen hebben in haar reisgids, waarna ze denkt: “Ieuw! Ammenooitniet eet ik een inktvis met een ei in zijn kop!” Een avonturier ziet daar juist de lol van in of wordt nieuwsgierig: “Avontuur zit in het onbekende.” of “Avontuur betekent proberen.”

Stel dat hoofdstuk 1 van Suus’ verhaal het inpakken van haar koffer betreft. Dan duurt het waarschijnlijk nog een aantal hoofdstukken voordat Suus aankomt bij de markt waar ze deze lekkernij ziet liggen. Maar als deze scène zes hoofdstukken later komt, wordt er relatief subtiel verwezen naar Suus’ behoefte aan controle. Dat leest over het geheel al minder geforceerd dan dat Suus in hoofdstuk 1 of 2 ook nog eens vijf uur voor vertrek op het vliegveld aankomt.

Hé Suus, dit is jouw vertrekkende vliegtuig… Over drie-en-een-half uur. Waarom ben je nu al bij je boarding gate?

Dan ligt alles er te dik bovenop en kan de karaktertrek cartoonesk overkomen. Kom je daar in hoofdstuk 7 weer (subtiel) op terug, dan is de lezer hoofdstuk 1 alweer enigszins vergeten. Dan denkt de lezer waarschijnlijk iets als: “O ja, Suus wil graag controle houden. Maar dat past bij haar. De een is nu eenmaal relaxed, de ander wat meer zenuwachtig.’

Kortom: als je details herhaalt, ermee varieert en ze showt komt je tekst al gauw natuurlijk over.

In drie stappen naar een geweldige fictieve vriendschap

In elk verhaal is wel een vriendschap tussen personages te vinden. Helaas komt het nogal eens voor dat een kameraadschap voor de schrijver heel vanzelfsprekend is, maar de lezer zich afvraagt waarom deze personages elkaar eigenlijk mogen. Hoe zorg je ervoor dat een vriendschap van het papier afspat?

1. Alleen omdat jij het zegt…

Als schrijver bepaal jij het verhaal, je plot, je personages. Eigenlijk alles. Maar dat betekent niet dat alles wat je schrijft meteen klopt. Je moet wat je schrijft laten kloppen. Alleen omdat jij het zegt, maakt het nog niet waar. Bekijk het zo: 
Arjen en Niels zijn de beste vrienden, omdat Arjen ooit tegen Niels heeft gezegd dat hij hem aardig vindt. Iemand aardig vinden is natuurlijk wel een absolute basis voor een vriendschap. Als het daarbij echter ophoudt, dan ben je nog geen vrienden. Het kassameisje van de supermarkt is ook aardig, maar daar ben je geen vrienden mee. Als je wil dat Arjen en Niels vrienden zijn, zorg er dan voor dat ook blijkt dat ze elkaar mogen. Laat ze elkaar vriendschappelijk op de schouders slaan als ze elkaar tegenkomen en geef ze soortgelijke interesses. Zorg dat ze deze dingen ook ondernemen, ze mogen er niet alleen over praten. Kortom: gebruik show, don’t tell.

2. Wanneer ben je vrienden?

Jij en het kassameisje zijn aardig tegen elkaar, maar niet met elkaar bevriend. Waarom niet?

* Ze heeft je nog nooit uit de brand geholpen.
* Je hebt haar nog niet met iets leuks verrast.
* Je hebt haar huishouden niet overgenomen toen haar moeder doodziek was.
* Zij kent jouw ambities en grootste angsten niet.
* Je bent niet bij de doop van haar kind geweest

Dit zijn voorbeelden om duidelijk te maken dat je als vrienden dingen van elkaar moet weten en samen moet doen die meer dan oppervlakkig zijn. Deze lijst kun je naar eigen inzicht invullen. Een goed uitgewerkte vriendschap in een verhaal is er een waarvan de lezer weet wat de vrienden hebben meegemaakt of meemaken. Wat dat is kan per verhaal verschillen, maar je moet wel meerdere van eerdergenoemde punten in je verhaal naar voren laten komen.

3. Laat de vriendschap zich bewijzen door herhaling

Zodra je weet wat de ‘vriendschapsfactoren’ zijn voor je personages, moet je die vaker laten terugkomen. Doe je dit slechts een enkele keer, dan zijn de personages eerder aardig of sociaal dan meteen vrienden.
Als de vriendschap wordt bepaald door filmmarathons, vindt zo’n marathon eens in de twee weken plaats. Schrijf dan over de avondjes zelf, en laat merken hoe belangrijk die zijn voor je personages. Opnieuw: gebruik show, don’t tell. Laat zien hoe inside jokes terugkomen op zo’n avondje en schrijf over die geheime vriendenhanddruk.
Hartsvriendinnen staan altijd voor elkaar klaar. Jouw hartsvriendin heeft dus niet alleen op de kinderen gepast toen er een onverwachte spoedvergadering werd ingepland. Ze heeft ook boodschappen gedaan toen jij nog vrijgezel en hondsberoerd was en is je komen halen toen je vijftig kilometer verderop in een storm met autopech langs de weg stond.
Pas op: je personages zijn geen vrienden omdat het handig is voor het plot. Een vriend is er dus niet omdat de protagonist geholpen moet worden of behoefte heeft aan sociaal contact. Dan schrijf je een cliché: de eendimensionale vriend die in het verhaal is om de hoofdpersoon te helpen, maar geen andere waarde voor het verhaal heeft.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Drie factoren die de stem van je personage bepalen

Als je personage een heel eigen stem(geluid) heeft, maakt hem dat uniek en levendig. Wat maakt een stem tot een persoonlijke manier van uiten? Als voormalig spraak-taaltherapeut geef ik je wat tips, zodat jij het helemaal passend kan maken voor je personage. 

1. De stem van je personage

De stem is de manier waarop je personage spreekt. Hees, laag, zacht, hoog, schor…
Hier heb je veel mogelijkheden. Kijk eerst eens naar je eigen associaties. Denk je bij een hoge stem aan een lieve, zorgzame vrouw of juist aan een schijnheilig, bevoorrecht tienermeisje?
Dan kun je gaan kijken naar hoe bepaalde stemgeluiden tot stand komen. De nuttigste inzichten vanuit de logopedie die jij als schrijver kan gebruiken zijn:

  •  hese of rauwe stemmen ontstaan voornamelijk door veel schreeuwen, roken en/ of drinken;
  •  hoe lager de stem, hoe meer ontspannen de stembanden zijn als ze geluid geven. Tenzij de stem alsnog hees of schor is, zijn lagere stemmen door de ontspannen stemgeving vaak prettig om naar te luisteren. 

2. De uitspraak van je personage

Uitspraak is de manier waarop de woorden uit iemands mond komen. Meestal valt uitspraak pas op als die niet helemaal is zoals het hoort te zijn. Denk aan slissen, stotteren of echheelonduilijkallsanekaarpraten. Door te snel praten je woorden in elkaar schuiven en daardoor onverstaanbaar worden, dus.
Het is verstandig hier goed mee op te passen. Uitspraakproblemen worden in boeken vaak als storend cliché gebruikt om aan te geven dat het personage druk of dom is. Hetzelfde geldt voor dialecten en de bijbehorende uitspraken. Een Twents accent maakt je personage misschien niet al te slim en als je kan horen dat iemand in ’t Gooi is opgegroeid, dan is hij vast een rijkeluisjong zonder hart. Je mag uitspraakproblemen en dialecten gerust gebruiken, maar dan is het extra belangrijk om je personage veel diepgang te geven om te voorkomen dat hij stereotiep wordt. 

3. Het taalgebruik van je personage

Hier kun je eindeloos veel mee variëren. Je bent schrijver, dus dit is jouw straatje! Denk aan het principe van de schrijversstem die jij hebt. Je hebt een voorkeur voor een bepaald taalgebruik in je verhaal (formeel of informeel, lange zinnen of korte zinnen…). Maar ook als mens in het dagelijks leven heb je een bepaald eigen taalgebruik. Let er maar eens op. Praat je in korte zinnen, of klets je aan een stuk door met veel voegwoorden omdat je zo veel te vertellen hebt? Vloek je meer dan je zou willen? Heb je stopwoordjes? Zijn er woorden die je gewoon niet zo fijn vindt klinken en daarom altijd een synoniem ervan gebruikt? (Zeg je altijd dat een antwoord goed is, in plaats van dat een antwoord juist is?)
Kijk eens of je een persoonlijk taalgebruik bij jezelf of anderen kan opmerken. Als dat lukt, ga dan eens puzzelen voor je personage. Hij zal er ongetwijfeld uniek en realistisch van uit de bus komen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Zo haal je het meeste uit het meedoen aan een schrijfwedstrijd

Schrijfwedstrijden zijn een goede manier om vertrouwen te krijgen in je eigen kunnen. Daarnaast zijn ze natuurlijk leuk voor de gezonde spanning. Maar om zomaar met een schrijfwedstrijd mee te doen is niet zo verstandig. Je kan er namelijk veel meer van maken dan alleen ‘een mogelijkheid om iets te winnen’. Als je er alles uithaalt, kun je veel meer winnen dan alleen een titel of een hoofdprijs.

Je verhaal goed leren kennen

Als je meedoet aan een schrijfwedstrijd, wil je in eerste instantie natuurlijk winnen. Al is het maar stiekem. Dat is een goed uitgangspunt, want waarom zou je meedoen als je toch al denkt dat het niks wordt? Zo’n instelling is goed voor je zelfvertrouwen. Maar als je die winnaarsmentaliteit mee wil nemen in de praktijk, dan moet je er ook nog iets mee doen. Een schrijfwedstrijd is een goede aanleiding om je verhaal nog eens heel goed te bekijken. Niet alleen om de spellingsfouten er nog eens uit te halen, maar om het verhaal, je onderzoek, thema, personages… (alles eigenlijk) nog eens binnenstebuiten te keren.
Bedenk: de jury van een schrijfwedstrijd zijn vaak uitgevers of redacteuren. En als ze dat niet zijn, kunnen ze vaak wel contacten leggen met iemand die je verhaal aan de man kan brengen. Als je je verhaal dan inzendt zonder er nog eens naar te kijken, kan het gebeuren dat je niet als winnaar uit de bus komt, omdat je domweg vergeten bent iets uit te werken.

Als je meedoet aan een schrijfwedstrijd is dat het moment om al die notities er nog eens bij te pakken en goed door te lezen.

Stel dat je je schrijft over iemand die schulden heeft, maar je nog niet weet hoe hij die gaat aflossen. Misschien komt dat vraagstuk niet aan de orde in dat ene hoofdstuk dat je voor de schrijfwedstrijd mag insturen. De jury zal dus niet weten dat ze een puzzelstukje missen. Maar als je dat wél weet, dan kan je in je toegestuurde stuk een aantal zinnen schrijven die daarnaar verwijzen. Dan weet de jury nog steeds niet hoe het afloopt (en dat hoeft ook niet), maar dat laat wel zien dat je over je verhaal hebt nagedacht en dat je in staat bent bepaalde spanningsopbouw te schrijven. Dat getuigt al van een bepaald schrijfinzicht wat de jury niet zou zien als je dat weg zou laten. Of beter gezegd in dit geval: als je alvast of nogmaals alles rondom tekst nog eens goed had bestudeerd. Proeflezers inschakelen kan je helpen nagaan of je tekst echt op z’n best is als je die instuurt.

Wat als je een schrijfwedstrijd wint?

Yes, je hebt een schrijfwedstijd gewonnen! En dan? Ga eens van dit beste scenario uit. Na de eerste euforie is het winnen van een schrijfwedstrijd je schrijversreis meestal niet over. Nu heb je misschien een voorzichtige naam gemaakt in de schrijverswereld, of ga je halsoverkop het uitgeversproces in. Wees even belachelijk eerlijk: ben je daar klaar voor? Is je verhaal ver genoeg af? Wil je, nu je een ‘naam’ hebt, wel meer tijd gaan besteden aan nieuwe blogs, vlogs, of andere social media posts om ervoor te zorgen dat je een lezerspubliek houdt nu je het hebt?
Als je serieuze schrijfambities hebt, is dat waarschijnlijk je gewenste einddoel. Maar als je van het een op het andere moment je verhaal of je schrijversnaam moet promoten (het idee van: pak je fifteen minutes of fame nu je ze hebt) kan dat soms gewoon even niet uitkomen.

Als je de spots krijgt, moet je er klaar voor zijn om er onmiddellijk gebruik van te maken.

Je verhaal is nog niet ver genoeg af, je hebt de komende maanden nog een kindje aan de borst… het kan van alles zijn. Dat is geen schande, maar het kan een reden zijn te overwegen om nog even te wachten om mee te doen met een grote schrijfwedstrijd. Schrijfwedstrijden blijven komen, dus overhaast niets.

Winnen voor feedback of een prijs?

Met het bovenstaande in gedachten, kun je ook kijken wat de prijs van de wedstrijd is.
Vaak is een (hoofd)prijs van een schrijfwedstrijd professionele feedback. Dan kan het handig zijn om mee te doen als je verhaal ver, maar nog niet helemaal af is. Mocht je winnen, dan kun je nog even aanpassen of schrappen.
Krijg je een prijs in de vorm van een geldbedrag, dan is het een kwestie van zelf inschatten hoe ‘af’ en goed je verhaal in de huidige vorm is. Denk je dat dit verhaal 250 euro op kan leveren? Daar is niet echt een goed of fout.

Is de (hoofd)prijs een uitgeverscontract? Denk dan goed na. Niet alleen om de eerder genoemde redenen (of je verhaal al goed of ‘af’ genoeg is), maar ook omdat het verhaal wat je inzendt, het verhaal is waarmee je gaat debuteren. Dat betekent ook dat dat verhaal de eerste indruk is die het (grote) publiek van je krijgt. Je kan dus best een romantisch verhaal insturen om te zien of een jury denkt dat je over het algemeen schrijftalent hebt, maar als je als horrorauteur bekend wil worden, is dat niet zo handig. Dan zal je namelijk helemaal opnieuw moeten beginnen om te bewijzen dat jij ook (zo niet vooral) heerlijk bloederige verhalen kan schrijven en dat je romantische verhalen eigenlijk nog niet eens je specialiteit is.
Als je bij een uitgever aanklopt met horrorverhalen in zijn uitgeverfond, kan de uitgever zijn wenkbrauwen optrekken als jij bekend bent geworden met een suikerzoet verhaal. Het is niet zo dat je dan nooit meer kan doorbreken als de nieuwe Stephen King, maar je maakt het wel (onnodig) lastiger.
Wat schrijfwedstrijden betreft kun je dus stellen dat ‘schoenmaker, blijf bij je leest’ niet verkeerd is om in het achterhoofd te houden.

Meedoen aan een schrijfwedstijd

Wil je na het lezen van deze blogpost wel eens aan een schrijfwedstrijd meedoen? De volgende websites organiseren (regelmatig) schrijfwedstrijden of bieden daar een overzicht van:
* Schrijven Online
* Schrijverspunt