Als je een diepzinnig of spannend verhaal schrijft, komt daar vroeg of laat een plottwist bij kijken. Maar je kan niet aan een plottwist beginnen voor je aan het verhaal zelf begonnen bent. Dat is de basisregel voor een plottwist. Maar hoe zit het dan met die kleinere onderdelen die de plottwist maken: de puzzelstukjes?
De opbouw van een plottwist
Een belangrijke basisregel van een plottwist is: eerst investeren, dan omkeren. Een lezer moet eerst weten waar het verhaal over gaat, voordat je het over een compleet andere boeg kan gooien. Maar dat gaat over de twist zelf. Dat moment dat zegt: “En nu gebeurt er ineens iets anders.” Tot dat moment zit een plottwist als het ware verstopt. Als een lezer zoekt, kan die puzzelstukjes vinden, maar een plotwist is niet zoals een verhaallijn die je ziet ontvouwen. Wat dat betreft heeft een plottwist niet echt een opbouw in de zuivere zin van het woord.
De zichtbaarheid van puzzelstukjes
Omdat een plottwist dus verstopt zit en geen opbouw heeft, kan je op ieder moment in je verhaal puzzelstukjes voor een plottwist geven. Gebruik symboliek, woordspeling, of hint naar een onderliggend verhaalthema. Die vrijheid en creativiteit om daar een beetje mee te spelen heb je nodig om de plottwist ook de nodige onvoorspelbaarheid en onzichtbaarheid te geven. Dat komt dus mooi uit: als iets verstopt zit, zit het het plot ook niet in de weg. Tegelijkertijd moeten de puzzelstukjes ook te herleiden zijn of een symboliek hebben die een ‘o ja-effect’ met zich meebrengen zodra de onthulling daar is. Dat brengt ons bij een vuistregel voor puzzelstukjes van een plottwist:
Het plot heeft altijd voorrang op een puzzelstukje, maar het puzzelstukje moet wel zichtbaar blijven in de lopende tekst of het plot.
Een zichtbaar puzzelstukje aan het begin van een verhaal
Een puzzelstukje van een plottwist mag zichtbaar zijn aan het begin van een verhaal. Sommige puzzelstukjes hebben een mooi grijs gebied die een hint geven die er achteraf duimendik bovenop liggen, maar waar je niet meteen bij stilstaat. Een goed voorbeeld hiervan is het personage Remus Lupos uit de Harry Potterserie, die later in het boek een weerwolf blijkt te zijn. Remus komt uit het verhaal van Romulus en Rumus, die door een wolf worden opgevoed en Lupos ligt heel dicht bij het latijnse Lupus, wat wolf betekent. Als je geen reden hebt om daar twee keer over na te denken, valt dat niet zo snel op. Het is te raden, maar zonder context wordt de lezer daar niet echt toe uitgenodigt.
Wees er bij dit soort zichtbare puzzelstukjes wel alert op dat je ook met hele (taalkundig) slimme lezers te maken kan hebben, die de hint wél meteen snappen. Weet dus in ieder geval in hoeverre het erg is als de mensen je hint wel meteen in de smiezen hebben. Desnoods kan je die nog wat verplaatsen.
Om erachter te komen of je puzzelstukje past aan het begin van je verhaal, vraag je een handjevol mensen of proeflezers: “Ik heb hier een woordspeling. Snap jij hem?” En geef desnoods een beetje context. Zo kun je testen hoe overduidelijk – of juist niet- je verwijzingen zijn.
De rol van een puzzelstukje aan het begin van een verhaal
Natuurlijk kan het ook dat je juist van het begin af aan wil dat je lezer een puzzelstukje, of een bepaalde symboliek opmerkt. Dat kan een hele goede plek zijn om meteen duidelijk te maken waar je lezer op moet letten, of om te vertellen waar die aan toe is wat betreft thema’s verhaallijnen of de karaktertrekken van je personage. Om te weten of je daarin te veel ergens de nadruk op legt, of te veel van de lezer verwacht als het gaat om ‘kan je dit raden?’ kijk je nog eens naar de vuistregel die eerder is genoemd. Het plot heeft voorrang. Als je op wat voor manier een goede introductie riskeert om er maar voor te zorgen dat de lezer iets snapt, dan kan het puzzelstukje nog wel even op zich wachten.
Een eenvoudig voorbeeld hoe dit mis kan gaan, is met een As you know Bob-achtige dialoog:
“Harry, vergeet je paraplu niet, er is een fikse regenbui voorspeld” als het je bedoeling is om een spreekwoordelijke storm aan te kondigen. Die symboliek is te voordehandliggend, zo niet cliché. Als je nooit zou schrijven dat het ene personage de ander aan een paraplu zou herinneren omdat het de dialoog zou vertragen, schrijf het er dan zeker niet in omwille van die symboliek.
Vagere puzzelstukjes in het begin van het verhaal
Als je een puzzelstukje wil maken van een symboliek die niet zo algemeen bekend is, ga dan niet uit van veel voorkennis van de lezer. Zelfs als de symboliek uiteindelijk een duidelijk en diepgaand thema vormt. Een voorbeeld:
De meeste mensen weten wel dat Japan bekend staat om kersenbloesems, maar meestal niet dat ze daar symbool staan voor vergankelijkheid en bepaalde filisofieën. Als je verhaal zich (toch) in Japan af gaat spelen, kan je kennismaking met de kersenbloems en de bijbehorende symboliek laten afspelen op het moment dat de bloesems in volle bloei staan. Je personage is dan een van velen die de bloesems komen bewonderen. Dat werkt beter dan wanneer je hoofdpersoon in het vliegtuig al een filosofisch ingesteld persoon tegenkomt die tussen de regels door (‘achteraf’) al een Japanse filisofie belichaamt.
De andere valkuil is dat je tijdens je eerste scène in Japan dan iedereen laat praten over hoe bijzonder het is dat die bloesems maar twee weken bloeien en dat een enkele regenbui ze kan verwoesten. Of nog erger: dat een reisleider de hele filosofie achter die bloesems haarfijn uitlegt aan iedereen die langskomt. Probeer het dan juist subtiel te houden. Laat je personage bijvoorbeeld heel erg van het moment genieten, in de wetenschap dat het mooie hier en nu weer overgaat. Dat is ook vergankelijkheid. Laat de bloesems dan het decor zijn voor dat gevoel. De link met het symbool komt dan later wel.
De foto bij deze blogpost heb ik dit voorjaar zelf gemaakt. Als geheugensteuntje: probeer je eens voor te stellen dat je dit voor je ziet en je ter plekke gaat bedenken wat de symboliek is achter de bloesems, of de geschiedenis van de tempel. Geloof me, dat doe je niet 😉










