De observerende schrijver: ik zie…een ander medium

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… een ander medium.

Boek versus film

Het is de eeuwige discussie: is het boek altijd beter dan de verfilming? Het eerlijke antwoord is: dat is appels met peren vergelijken. Je kan in een twee uur durende film nu eenmaal niet de eindeloze subplots van een boek in beeld brengen. Andersom geldt ook: wat een filmkijker in een enkele tel kan zien, kost de lezer langer om te bevatten: in de sjieke kamer was de sfeer om te snijden werkt in theorie, maar het is beter als je omschrijft wat voor meubels die kamer dan zo luxe maken en hoe ongemakkelijk iedereen zich beweegt. Dat kost al gauw meerdere regels en gaat dus trager.

Probeer in plaats van te denken welk medium beter is, wat de andere technieken zijn die je moet gebruiken als je voor iets anders schrijft dan een boek. Zolang er een verhaal in het medium voorkomt, kan je het gebruiken. Denk aan een film, maar zeker ook aan reclamespotjes met een grapje erin, videogames of zelfs een hoorspel.

Schrijftechnieken observeren

Een ander medium is bij uitstek een manier om te zien hoe een schrijftechniek er in de praktijk uitziet. Of liever: kan jij zien hoe die techniek is gebruikt in het schrijven van dit script? En waarom dat hier (niet) werkt of beter zou werken bij een ander medium?
Een voorbeeld: show, don’t tell is een belangrijke schrijftechniek voor in een boek.
Als je zegt: “Ik heb verdriet,” spreekt dat minder tot de verbeelding dan wanneer je schrijft dat de tranen over de wangen lopen. Het woordelijk uitspreken van verdriet is in een boek al op het randje. Stel je nu eens een filmscène voor waarin je de acteur zíet huilen en hij deze tekst ook nog eens zegt. Dat is óver het randje, want nu is het dubbelop. Aan de tekst verandert er niets, maar omdat je met een ander medium van doen hebt, moet je dus ook dingen anders (om)schrijven.

Denk aan dingen als:

  • In een film kan je niet woordelijk de gedachten van je personage weergeven.
  • In een videogame kan je niet één lineair verhaal vertellen. Geef de gamer de controller en die gaat linksaf waar jij hoopte dat die rechts zou gaan…
  • In een boek kan de verbeelding de overhand krijgen. Een film betreft beeld en stuurt daarmee ook de aandacht en verbeelding  enigszins.
  • Een reclame voor een voetbalwedstrijd werkt niet als je nog gaat uitleggen hoe fantastisch de sport zelf is. (Lees: hier ligt de focus op verkopen, niet op beschrijven van een voetbalwedstrijd zelf.)

Schrijf eens op in je opschrijfboekje wat je zoal opvalt aan deze verschillende manieren van schrijven voor verschillende media.

Klaar om anders te schrijven

Nu je weet waarom en hoe er andersp moet worden geschreven bij verschillende media, kan je dat in je voordeel gebruiken. Weet je dat je sfeeromschrijving vooral abstract op te schrijven bij een filmscript? Kijk dan eens welke woorden je dacht nodig te hebben voor een boek. Misschien kan je er heel wat schrappen. Dat komt dan ten goede van je schrijfstijl in je boek: zo ben je al alerter op wollig taalgebruik.

Het op deze manier observeren van schrijftechnieken kan je helpen de jouwe te verbeteren.   

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Erik Mclean verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… reclame

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… reclame.

Je gaat dit dus echt wel kopen!

Reclames hebben een overduidelijk doel: koop. Dit. Product. Vaak zijn reclames recht voor zijn raap: nú is er een aanbieding of: ‘dit wasmiddel wast het schoonst’. Maar er zijn ook reclames die gebruikmaken van slimme psychologische trucjes die ervoor zorgen dat het product veel belangrijker lijkt dan het is. Zo kan die auto je niet alleen van A naar B vervoeren, maar ook vrijheid geven. Of een reclame zorgt ervoor dat je onbewust wordt aangesproken op iets groters dan iets wat je kan kopen of zelfs maar aanraken. Tijdens een WK voetbal bijvoorbeeld: al die reclames van oranje hebbedingetjes zetten niet in op die sjaal of toeter, want het reclamebureau weet dat die producten eigenlijk te simpel zijn om reclame over te maken. (Hoe vaak zie je een reclame voor een simpel sjaaltje?) In plaats daarvan spelen ze in op een gevoel van saamhorigheid: “Wij Nederlanders met zijn allen in het oranje tegen de Duitsers!” En ja, daar heb je dan ‘toevallig’ dat oranje sjaaltje voor nodig…

Kijk de volgende keer eens goed naar een reclame en noteer, als je het ziet, welk psychologisch trucje gebruikt is om jou ervan te overtuigen dat je dit product echt móet hebben. Je gaat dat oranje sjaaltje dus echt wel kopen als je daarmee wordt gezien als de meest sympathieke, vaderlandslievende persoon van de straat. Ook al heb je normaalgesproken een hekel aan die kriebeldingen om je nek.

Willen en nodig hebben

Als een reclame zijn werk goed doet, denkt de kijker niet alleen meer dat die het product wil, maar zelfs nodig heeft. Daar zijn die psychologische trucjes voor. Willen en nodig hebben zijn ook zeer belangrijke drijfveren voor een held in een boek. Dat onderscheid moet je kennen. Gebruik reclames dus eens in je voordeel en maak er een oppervlakkige personageschets mee! Dus die auto geeft ook vrijheid? Wie zou daar nou echt naar hunkeren?
Iemand in een sleur misschien. Hoe ziet die sleur eruit en hoe is die zo gekomen? Ga maar eens brainstormen!
Of als het iemand is die zich ronduit gevangen voelt: waar komt dat door? Heeft die bepaalde middelen niet om die vrijheid te verkrijgen? Hoe komt dat? Een laag inkomen, misschien? Komt er dan wel genoeg eten op tafel? Nee? Hé, een personage in armoede. Daar valt heel wat over te schrijven.

Wie koopt het dan?

Kijk eens naar de acteurs in reclames en behandel ze als personages. Waarom is er juist een jonge vrouw gecast om de nieuwe telefoon aan te prijzen en is het de gemoedelijk uitziende middelbare man die de zonnepanelen komt installeren? Deze acteurs zijn, net zoals de held in je verhaal, vaak ijkpersonen van de doelgroep. Bedenk in hoeverre de reclame anders over zou komen of misschien niet meer zou werken als je een compleet andere acteur in zou zetten. Dat is een goede oefening om kleinschalig te bedenken hoe makkelijk een algemeen beeld van een verhaal al dan niet meer ‘klopt’. Het idee van een zonvakantie is niet meer geloofwaardig als een verwilderd uitziend persoon die aan gaat prijzen: die wil eerder survivallen, of ziet er misschien zelfs uit alsof die zo’n  vakantie niet kan betalen…

Dus als je de volgende keer een reclame ziet: klik of zap niet weg, maar pak je opschrijfboekje erbij!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Florian Wehde verkregen via Unsplash.


Keuze tussen moraal en algemene verhaallijn

Je hebt in je verhaal een held en een werkelijk verdorven slechterik. Dan is daar een magisch drankje dat een overleden persoon tot leven kan wekken. Krijgt de slechterik het in handen, dan komt de overleden dictator weer terug. Vindt de held het drankje, dan herrijst de overleden wijze, krachtige mentor. Nee, de vraag is niet hoe je het drankje uit handen van de slechterik houdt. Moet je dat drankje überhaupt in het verhaal schrijven?

Het komt van twee kanten…

Er zijn verhalen die in wezen heel simpel zijn. Goed versus kwaad en de held hoort te winnen. Dan is het motief van de slechterik ook vaak heel oppervlakkig en simpel: hij verlangt naar macht/rijkdom of is gewoon slecht. Maar als je iets genuanceerder bent in je verhaal, zal je algauw scènes hebben die dieper ingaan op de beweegredenen van de vijand. Dan ga je onherroepelijk ook een keer kijken naar de persoonlijke waarheid. En als je daar aan begint, kan je niet meer terug naar dat relatief simpele motief van ‘gewoon’ slecht zijn of macht willen.
Dan zal je al snel zien dat de stelende vader dat doet omdat hij een gokverslaving heeft, niet zozeer omdat hij materialistisch zou zijn. De gokverslaving maakt hem misschien geen rolmodel, maar hij is niet meer slecht omwille van het slecht zijn. Hij heeft begrijpelijke redenen om te doen wat hij doet.

Let wel: er is een héél groot verschil tussen iets begrijpen en iets goedpraten. Maar als je een verhaal met diepere betekenis hebt, kom je op dat punt waar je zowel de held als de slechterik begrijpt en ook moet bedenken dat ze allebei een doel hebben en ook niet weten dat ze alleen op papier bestaan en zich uit eigen wil dus niet aan een plot houden.

En dan is daar dat eerdergenoemde drankje…

Ethische beslissingen nemen

Herken jij je verhaal in het bovenstaande? Dat zowel goed en slecht in een zeker evenwicht zijn, narratief gezien? Dan is deze overweging belangrijk voor je. Schrijf je dat drankje in het verhaal, of laat je het eruit? Je moet dan niet zozeer in een plot gaan denken, want dan wordt het verhaal erg oppervlakkig en saai. Wie is er het eerste bij de plaats waar het drankje verborgen is? Die race vertelt je inhoudelijk weinig tot niets (spannends).
Denk eerder – bij gebrek aan beter woord- ethisch. Vaak heb je bij die wat dieper gelaagde verhalen ook een grijs gebied bij de personages. Zoek daar naar de raakvlakken van de moralen van de personages en in hoeverre die overeenkomen. Dan schrijf je dus bijvoorbeeld hoe de slechterik geldproblemen heeft doordat die te veel uitgeeft, maar de held heeft zo zijn proberen om het geld uit te geven aan zichzelf of anderen: met andere woorden: die persoon heeft moeite met geven, of iemand iets gunnen. Ook al is het dan de held die levens redt, financieel is die niet zo gul.
Dan is het voor je verhaal soms interessanter om de goed versus kwaad trope en het plot daaromheen (wat meer) los te laten en te kijken wat er ‘ethisch’ interessant is om het plot mee te vullen. Wat maakt dat grijze vlak?
Het gaat dan niet meer om wie van de twee het drankje bemachtigt, maar om de vraag hoe gevaarlijk het is in de verkeerde handen, of om de vraag wie er überhaupt zo’n drankje zou maken als je weet dat het in handen van de slechterik het einde van de wereld kan betekenen.

Keuzelijstje

Natuurlijk is het niet zo simpel als: wanneer ga je met je verhaal diepere thema’s ontdekken als het gaat om goed versus slecht, of zo je wil diepere moralen. Je kan ermee aan de oppervlakte blijven (‘wie van de twee wint de race naar het drankje?’) of juist dieper kijken en dat grijze vlak centraal stellen. Om te bedenken wat het beste bij jouw verhaal past, kun je jezelf deze vragen stellen. Als dat lukt, schrijf dan ook waarom, of schrijf ‘verder’ : “Het is voor dit verhaal belangrijk om verder in de thema’s te duiken, want anders is de beweegreden van mijn held niet duidelijk genoeg.” Als je denkt dat een reden om iets al dan niet uit te diepen het benoemen waard is, schrijf dat dan ook op. Je weet nooit wat er aan inzichten boven komen drijven.

  • Wie is mijn doelgroep?
  • Wat is mijn voornaamste doel: de lezer uitdagen of die juist laten ontspannen?
  • Wil ik de lezer overtuigen van een specifiek standpunt of juist beide kanten van een verhaal laten zien?
  • Maak ik van het drankje – wat het dan ook is- het einddoel van het verhaal (Wie het krijgt, is de grote vraag) of maak ik dat drankje een middel om het plot verder uit te diepen?
  • Weet ik genoeg van de setting en de psychologie van de personages om hierover te schrijven? Heb ik het er voor over om daar veel schrijfonderzoek naar te doen? Is de lezer ook geïnteresseerd in dieper ‘psychologisch graven’?

Dat laatste punt heeft wat meer toelichting nodig.
Als je het hebt over een oorlog tussen land A en land B , kan het in theorie zo zijn dat land ‘A’ het ‘verkeerde land’ is, maar ondertussen is soldaat A net zo bezorgd om zijn familie thuis als soldaat B – uit het ‘goede land’. Als je dit verhaal diepzinnig wil maken, in plaats van het gebruikelijke ‘goede land versus slechte land’, dan moet je voor dit verhaal goed en veel onderzoek moeten doen naar het hoe, wat en waarom van oorlogvoering, wat dat met de menselijke psyche doet en dan ook nog hoe jouw unieke personages daarop reageren. Dat doe je niet in een paar uur. Heb je daar de puf of de interesse wel voor? En is je lezer ook iemand die het kan waarderen of heeft die er helemaal geen zin in heeft om via je personages de complexiteit van de menselijke geest te doorgronden?

Foto door Tingey Injury Law Firm via Unsplash.

Een autobiografie schrijven om ervaringen te delen

Veel mensen beginnen hun schrijversreis met het opschrijven van hun levenservaringen. Om een taboe te breken, een eigen beleving te delen met gelijkgestemden, of om de kinderen te kunnen vertellen wat jarenlang te moeilijk was om ter sprake te brengen. In tegenstelling tot therapeutisch schrijven worden deze autobiografische verhalen dus wel door anderen gelezen. Deze blogpost gaat in op hoe je de balans vindt tussen eigen ervaringen met anderen delen en zomaar je ziel en zaligheid aan iedereen te laten lezen.

Een autobiografie is niet alles delen — de kluis

Zoals je misschien al weet is het schrijven van een autobiografie niet helemaal vrijblijvend. Je hebt niet alleen rekening te houden met de privacy van anderen, maar ook met die van jezelf. Grenzen stellen is erg belangrijk.
Sociale wetenschapper Brene Brown doet veel onderzoek naar zaken als kwetsbaarheid en vertrouwen. Als het gaat om het bewaken van grenzen, noemt zij regelmatig het principe van de kluis.
Als ik jou over iets persoonlijks in vertrouwen neem en ik zeg dat het in de kluis moet, mag je het onder geen beding doorvertellen, aan niemand. Ook niet om te ‘overleggen’ hoe je dit probleem samen met mij op kan lossen. En als je mijn kluisinhoud gebruikt om te roddelen, is dat een reden voor mij om je niet meer te vertrouwen. Maar jij iets uit de kluis van een gezamenlijke vriend aan mij vertelt, vertrouw ik je ook niet meer. Als je zijn kluis kraakt, hoe weet ik dan dat je dat niet met de mijne zal doen?

Bedenk bij het schrijven van een autobiografie om te beginnen wat je in je kluis wil houden of wat voor informatie van een ander bestaand persoon ethisch gezien of gewoon fatsoenshalve in de kluis moet blijven. Wat is zodanig persoonlijk dat het niet nodig of aan jou is om te delen?

Als delen en stilhouden samen moeten gaan

Als je ervaringen wil delen, dan is het laatste wat je wil doen, zaken stilhouden. Maar er zullen momenten zijn waarop dat toch moet. Dit kan de ethische kluis betreffen, maar ook de hevigheid van bepaalde zaken.
Als jou iets gruwelijks is overkomen, zal je daar misschien alle misselijkmakende details nog van weten, omdat je er nog altijd van wakker ligt. Als je die heel minutieus beschrijft, kan dat twee grote nadelen hebben.
* Het is niet meer zozeer delen om te verwerken, als wel ‘delen om het eruit te gooien’
* De gruwelijke details kunnen overkomen als dramatisch, in de literaire zin van het woord (“Je dikt dit aan voor het romanelement dat een audiobiografie moet hebben.”), terwijl ze echt gebeurd zijn.

Soms gaan die twee nadelen ook hand in hand.

Delen om het eruit te gooien

Als je merkt dat je bepaalde dingen opschrijft om het maar eruit te gooien, bedenk dan of je deze feiten, dit detail of zelfs deze hele scène niet uit je boek moet laten. Autobiografisch schrijven kan het complete tegenovergestelde zijn van therapeutisch schrijven. Een klein experimentje om dit te bewijzen:
Bedenk waar je je het allerergst voor schaamt. Dat komt in een boek dat iedereen kan lezen, verspreiden en waar iedereen over kan praten. En dan heeft ook nog eens iedereen daar een uitgesproken mening over èn je komt je continu op straat tegen. Die opsomming is wat extreem, als informatie echt te persoonlijk of heftig is, wil je niet dat Jan en alleman daarvan weet. En die mogelijkheid bestaat zodra je het opschrijft. Misschien krijg je niet meteen duizenden lezers, maar je zal net zien dat net tante Bep die normaalgesproken nooit leest en je toch al graag zwartmaakt jouw boek wel van voor tot achteren kent… Straks weet het hele dorp waarvan jij door de grond zakt.
Ook als je je schaamt voor iets waar je zelf niets aan kan doen, gaat dit op. Je hebt niet in de hand wie of wat voor mensen je boek lezen. Bespaar jezelf pijn, schaamte, boosheid en verdriet en filter wat uiterst pijnlijk is gewoon weg uit je boek. Al is het maar omdat lezers doorgaans een onverwacht goede neus hebben voor wat ‘opschrijven’ is en ‘eruit gooien’ is. En dat laatste vinden ze nooit interessant…

Gruwelijke details

Ook als je iets al echt verwerkt hebt, kan het verstandig zijn bij gruwelijke zaken niet al te veel in detail te treden. Het gekke van een autobiografie is dat een lezer er meestal het volgende verwacht:
* Het leest als een boek/roman
* Weinig of niets is verzonnen
* Het is authentiek en daarom niet dramatisch(er dan het hoeft te zijn)

Maar dit spreekt elkaar tegen. Want ‘echte boeken’ zijn per definitie dramatisch (of groter dan ‘in het echt’, zo je wil.) omdat die verzonnen zijn en een goede schrijver weet dat er bij een goede spanningsboog een zekere mate van ‘groot’ en ‘drama’ komt kijken die je in het echt zelden tot nooit tegenkomt. Hoe vaak is er iets als een complete fanfare betrokken bij een huwelijksaanzoek, bijvoorbeeld? In romantische comedy zowat altijd. In het echt… een op de miljard keer? Het gekke is dat de lezer dat ook weet, al is dat onbewuster. Als jou iets is overkomen dat zo ‘groot’ of gruwelijk is dat je onwillekeurig laat denken: toen leek mijn leven oprecht een horrorfilm of ‘dat zou je niet verzonnen krijgen’, dan kan je die details het beste:
* weglaten. Dat ene detail, of drie van de vijf, om niet ‘te veel van het slechte’ te krijgen.
* uitdunnen, dus van een schaal van een op tien de tien terugbrengen naar de acht. Een andere sfeeromschrijving bij hetzelfde feit kan dan soms al het verschil maken.
* geen detail meer maken. Ook al zou je schrijven over het leven in een letterlijke martelkamer, zorg er dan voor dat ieder element daarvan uitgebreid worden beschreven, ook al zijn het er tien. Omschrijf de sfeer, de omstandigheden, de zintuigen… Dan moet je mikken op het ‘zo bizar dat het wel waargebeurd moet zijn’-effect.

Foto door Kelly Sikkema op Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… opluchting

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: opluchting.

De aard van opluchting

Om bij het begin te beginnen: opluchting is het moment waarop je de spanning loslaat die hebt vastgehouden. De reden van die spanning kan erg uiteenlopend zijn. Denk aan leuke spanning, zoals bij het uitpakken van een cadeautje, in bed duiken na een lange dag en eindelijk kunnen rusten, of te horen krijgen dat de buurman die je het leven zuur maakt, eindelijk gaat verhuizen. Gedaan is de dagelijkse buikpijn van de spanning in de ochtend als je naar buiten kijkt om te zien of hij alweer je stoep heeft vies gemaakt.

De mate van opluchting

De opluchting na een kort moment van spanning als je voordeur klemt en je even denkt buitengesloten te zijn is natuurlijk niet te vergelijken met te horen krijgen dat je stalker achter de tralies verdwijnt. Hoe groter de opluchting, hoe meer spanning je hebt vastgehouden. Die spanning slaat zich altijd in meer of mindere mate op in je lijf. Als die hoeveelheid echt heel groot is, kan je lichaam zomaar ‘even alles schoonmaken’ of ‘herstarten’ waardoor je ziek wordt en het herstel dus wat langer duurt. Opluchting is dus zeker niet altijd van korte duur. Neem dat mee bij het bepalen van de mate en de uitwerking van de opluchting die je beschrijft.

Observeren van opluchting

Met het bovenstaande in het achterhoofd, kan je je waarschijnlijk wel bedenken dat opluchting zich niet altijd uit in het welkbekende vreugdesprongetje of de langgerekte zucht. Perioden van boosheid, verdriet en zelfs een stille meditatieve staat kunnen tekenen van opluchting zijn.
Als je het wil observeren, moet je dat doen op het moment dat je weet welk verhaal erachter zit, anders loop je het risico dat je een verkeerde vertaalslag bij de emoties maakt. De vreemdeling in de bus gaat je hierbij niet helpen met zijn voorkomen of lichaamstaal.

Dat is een goed geheugensteuntje voor observeren bij creatief schrijven: het is niet zozeer kijken op het moment dat je naar iets op zoek bent om over te schrijven, maar zodra je iets opvalt dat bruikbaar is, het in je opschrijfboekje noteren voor later. Nieuwsgierig blijven is hierbij het devies.

Opmerken van opluchting

Als je iemand – zelfs jezelf! – kent en opluchting opmerkt, ga dan eens de lichaamstaal en de mate van (zichtbare) opluchting na. Hoe strookt dit met wat je weet dat deze persoon aan spanning of stress los kan laten? En ook: waarom is hier sprake van spanning? Wat zit er achter deze reactie die dat heeft veroorzaakt? Ging het over het verschil tussen wel of niet op vakantie kunnen gaan en daarmee een droom verwezenlijken? (Yes, mijn banksaldo blijkt bij het controleren hoog genoeg om te kunnen boeken!) Ging het om iets waar veel van af hangt? (Ik heb de trein gehaald die me op tijd naar mijn belangrijke sollicitatie brengt.) Of is er gewoon iets fijns gebeurd, waar je misschien een (kleine) teleurstelling had verwacht? (Ja, ik heb het cadeau gekregen wat ik graag wilde, niet zomaar een goedbedoelde cadeaubon!)

Met andere woorden: kijk of er ook mogelijke verwachtingen in het spel zijn geweest. Daar kan je op een later moment gebruik van maken voor je omschrijvingen. Vergeet ook niet dat niet iedereen hetzelfde op situaties reageert: gebruik die verschillen in je voordeel om de situatie van opluchting die je wil opschrijven zowel uniek als passend te maken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Thomas Le via Unsplash.

Het beste halen uit therapeutisch schrijven

Het ‘van je af schrijven’, welke schrijver heeft het niet gedaan? Voor veel mensen is het zelfs de reden om aan schrijven te beginnen. Dus dan begin je met je autobiografische roman. Of toch met therapeutisch schrijven? In de komende blogposts leer je over de verschillen en waar je rekening mee moet houden. Deze week het hoe en wat van therapeutisch schrijven.

Starten met verwerken als je iets van je af wil schrijven

Ik schreef vorige week dat je soms moet stoppen met schrijven als de emoties te veel worden. Eerst verwerken en dan schrijven is het devies, ook als je schrijven als middel voor verwerken gebruikt. Daar bedoel ik mee: probeer eerst in zekere mate te bepalen wat je precies wil of moet verwerken. Iets van je afschrijven gaat vaak beter met een doel voor ogen dat (enigszins) concreet is.

Vaag doel(meer) concreet doel
Ik wil van de emotionele pijn afIk wil niet meer geloven dat ik waardeloos ben nadat mijn emotioneel mishandelende partner me dat heeft wijsgemaakt gedurende tien jaar huwelijk.
Ik wil het achter me latenOver zes maanden – als mijn eerste versie hopelijk af is- is mijn eerste gedachte ’s ochtends niet meer wat er is gebeurd, maar wat de volgende mooie dag gaat brengen.
Ik wil vrede sluiten met mijn verledenIk wil de boosdoeners uit mijn verleden niet meer de hel toewensen, maar voor mezelf inzien waar ik ondanks alles kracht uit heb kunnen putten.

De reden dat je hiermee moet beginnen is omdat als je écht nog niets verwerkt hebt, er hoogstwaarschijnlijk niets anders uit je pen komt dan losse zinnen als “IK BEN ZO GRUWELIJK BOOS!” of een waterval aan scheldwoorden. Dat is niet erg, soms zelfs nodig, maar niet wat (in deze blogpost) onder therapeutisch schrijven wordt verstaan.
Bovendien is het zo dat je met een concreter doel al voorzichtig begint met verwerken, omdat je door de specificaties ervan al dingen gaat herbeleven. Dan kan je met een soort van show don’t tell die je dan voor je geestesoog afspeelt, sowieso makkelijker woorden vinden. Je bent niet langer alleen heel boos, maar voelt ook hoe je tanden knarsten, je hoofd pijn begon te doen, enzovoorts. Dat is ook praktisch gezien handiger voor het schrijfproces.
Zie je ook hoe je een tijdsdoel kan stellen? Hoewel dat niet hoeft, kan het wel een stok achter de deur zijn om dagelijks achter je bureau te kruipen of om die anders onmogelijke opdracht al wat minder eng te laten lijken. Gek genoeg kan ‘Ik wil ooit een boek schrijven’ soms onmogelijker klinken dan: ‘Ik wil over zes maanden mijn eerste schets klaar hebben.’

Therapeutisch schrijven

Therapeutisch schrijven is eigenlijk heel simpel in zijn definitie. Het is van je af schrijven, zonder dat je ook maar ergens rekening mee hoeft te houden. Er is geen enkele regel voor, want niemand behalve jij gaat het resultaat ooit lezen. Dat is misschien wel de enige echte regel: schrijf met het idee dat het nooit door iemand anders wordt gelezen. Schrijf zoals een kind een dagboek behandelt, met hangslot en al. Als je later wil, kan je altijd nog iemand in vertrouwen nemen. Maar de mogelijkheid dat je dat ooit gaat doen, is al taboe als idee om tijdens het schrijven in je achterhoofd te houden – ‘nooit’ staat hierboven niet voor niks dikgedrukt.
Dat betekent dus ook dat je mag schrijven:

als dit nou es niet gebert was dan weet ik zekurs dat al dat anderen in me leven zo gigantish anders was gelopen dat ik veelste veel meer gelukkig zou zijn geweest

Geen hoofdletters, te veel spaties, geen komma’s of punten en veel en overduidelijke spellings- en grammaticafouten? Geen probleem! Als het zo uit je pen komt, laat je het zo staan. Zoals gezegd leest niemand het ooit na. Mocht je alles later zelf wel teruglezen, dan kan je slordige manier van schrijven een handige weerspiegeling zijn van wat je op je hart had. (Als ik zelfs zekurs schreef, dan was het wel echt erg met me gesteld... gebert?? d/t-fouten zijn tot daar aan toe, maar de ‘u’ vergeten...)

Het gaat erom dat je werkelijk ongeremd mag schrijven als je dat therapeutisch doet.

Starten met therapeutisch schrijven

Als je daadwerkelijk gaat starten met therapeutisch schrijven, kijk dan eens naar je eerder gestelde doelen. Mocht je die niet hebben en niet verder gekomen zijn dan: “IK BEN ZO GRUWELIJK BOOS!”, kijk dan eens of het lukt om die boosheid in een woordenweb te zetten. Welke herinnering komt er naar boven die je zo boos maakt? Waar doet het misschien pijn als je deze boosheid voelt?

Als je merkt dat je in enkele woorden(webben) blijft hangen, kijk dan eens of je ze op volgorde kan zetten. Dan wel in het opzicht van de herinnering -op die betreffende dag werd ik om 12.00 geslagen, om 12.01 voelde ik pijn, om 12.02 voelde ik verdriet- dan wel in het hier en nu: ik voelde eerst boosheid opkomen bij die herinnering, toen begon ik te schelden, nu trilt mijn hand.

Zoals gezegd is er geen verkeerde manier van therapeutisch schrijven, omdat niemand het te lezen krijgt en je het dus nooit fout kan doen. Maar als het een onoverzichtelijke boel blijft in je hoofd, kan het helpen om op deze manier verbanden te leggen of structuur aan je verhaal te geven. Waarschijnlijk is dat ook je doel: een verhaal aan het papier toevertrouwen, dat nog enigszins leesbaar is. Niet in de betekenis van ‘een goed verhaal’ maar wel dat het enigszins een begin, midden en eind heeft, al is het maar in de eindeloze opsomming van ‘en toen en toen en toen en toen’. Dan heb je in ieder geval dit is er gebeurd opgeschreven. Zo voel(de) ik me daarbij of zelfs Zo ben ik ervan gegroeid komt dan later wel. In een volgend stadium of in de vorm van een autobiografische roman.

Over de aandachtspunten van een autobiografische roman dat het doel heeft om iets te verwerken volgt volgende week meer.

Afbeelding van 👀 Mabel Amber, who will one day via Pixabay

Op deze momenten moet je een schrijfpauze nemen

Schrijven is fantastisch, daar zijn wij schrijvers het over eens. Maar je moet er af en toe een pauze van nemen. En dat heeft verschillende redenen. Soms moet je stoppen met schrijven voor je goed en wel begonnen bent, soms als je midden in een schrijversflow zit en soms omdat schrijven nu eenmaal niet altijd makkelijk is. In deze blogpost zet ik de verschillende redenen op een rij waarom een pauze nemen van schrijven in je voordeel kan werken.

De eerste sprint van enthousiasme

Als je inspiratie hebt voor een nieuw verhaal, is de goede zin meestal niet ver weg. Voor je het weet, ben je honderden woorden verder. Maar er zit een keerzijde aan die eerste sprint van enthousiasme. In je hoofd klinkt het waarschijnlijk ongeveer iets als:
“O wauw, ik heb echt een fantastisch idee! Ik ga schrijven over de kunst in het Louvre waar ik zo van onder de indruk was tijdens ons weekendje Parijs. Ik heb goed opgelet, ik weet de details van de mooiste werken nog en ik ga zorgen dat de lezer net zo’n sensationeel gevoel krijg als ik had”
En hop, daar ga je, tikkend met topsnelheid. Niet veel later heb je zeshonderd woorden aan sfeeromschrijving. Maar als je het een week later terugleest, blijkt het een grote infodump te zijn: het verhaal gaat nergens heen, je komt niets over je personages te weten… Met honderdvijftig woorden had deze scène ook volstaan. En de mooie Mona Lisa is in plaats van indrukwekkend eerder slaapverwekkend, omdat je maar blijft doorgaan en doorgaan over ieder spatje verf waaruit ze bestaat.

Bij de eerste sprint van enthousiasme moet je ervoor zorgen dat je bijna meteen even op de rem trapt. Schrijf net genoeg op wat de kern van je inspiratie weerspiegelt en welke toon dat in de tekst moet krijgen.
Stop dan even om op te schrijven wat behalve dat enthousiasme nog meer de basis van het verhaal moet vormen. Denk aan dingen als een verhaalthema, plottwists, specifieke scènes die je misschien al voor je ziet. Schrijf dat puntsgewijs op in je opschrijfboekje of zelfs op een kladblaadje.
Het lijkt verleidelijk om in turbostand te beginnen, maar tenzij je een kort verhaal schrijft, betekent dat vaak alleen maar dat je later duizenden woorden moet schrappen. Al stel je de schrijversflow maar tien minuten uit om de basis vast te stellen, dat kan al voldoende zijn. Maar maak geen valse, te snelle start.

De emotionele lading

Veel mensen schrijven om iets van zich af te schrijven, voor het therapeutische aspect. Dat is een prima manier om iets te verwerken, maar weet wanneer je even een pauze moet nemen. De kans is het grootst dat je even door je emoties wordt ingehaald als je autobiografisch schrijft, maar ook in fictie komen er vervelende scènes voorbij, waar de vervelende momenten van je personages ongemakkelijk veel gemeen hebben met iets wat je zelf hebt meegemaakt.
Het is prima om dóór te schrijven als je voelt dat er nu echt even iets uit moet. De grens is bereikt op het moment dat je lijf op de alarmknop drukt (denk aan buikpijn, trillende handen enzovoorts ) en zegt dat je moet stoppen. Als je tranen voelt opkomen, stop dan om die te laten lopen. Iets verwerken en ècht laten loskomen, is belangrijker dan die ene mooie zin die je hoopt te vinden. Echt waar. Wees lief voor jezelf. En de kans is bovendien groter dat die mooie zin alsnog komt als je de emotionele blokkades hebt opgeruimd door even flink te huilen, of te gaan wandelen, te douchen… Wat ook maar voor jou werkt als je lijf in opstand lijkt te komen.

De innerlijke voorlezer staat aan het roer

De innerlijke voorlezer kan een geweldig gevoel van een schrijversflow met zich meebrengen en oprecht mooie teksten opleveren. Een voorwaarde is wel dat jouw voorlezer ook echt een voorlezer blijft, niet een persoon die de tekst letterlijk voor je gaat dicteren en op de zaken vooruitloopt. Stel dat je hebt geschreven:

Het bloemenveld stond er kleurrijk bij en de geuren kondigden de lente aan. En je innerlijke voorlezer maakt daarvan:
Het bloemenveld schitterde in alle kleuren van de regenboog en de zoete geuren beloofden een prachtige lente.

Daar is vooralsnog niets mis mee, maar dan moet de volgende zin worden geschreven. Meestal ga je als vanzelf verder met de toon – of intensiteit, zo je wil- van de tekst waarmee je al bezig bent of bij die de al bestaande tekst past. Als je innerlijke voorlezer zodanig sterk is dat die niet alleen aanwezig is bij het teruglezen van een tekst, maar ook tijdens het schrijven, dan is een pauze noodzakelijk. Lees de betreffende blogpost voor wat tips over hoe het aandeel van de innerlijke voorlezer op je tekst kan verminderen. Je kan dan nog wel verdergaan met schrijven, maar zorg dan wel dat het een stuk tekst is waarbij je innerlijke voorlezer de mond dicht kan houden.

Als je gaat opsturen

Of het nu gaat om een manuscript opsturen naar een uitgever, een scène voor je proeflezers of een inzending voor een schrijfwedstrijd, laat je tekst altijd een paar dagen liggen zonder ernaar te kijken. Dan merk je niet alleen eventuele spelfouten op die in je blinde vlek zitten op het moment van typen. Met frisse blik zie je vaak ook welke zinnen of scènes wegkunnen of nog missen. Het is jammer om iets op te sturen en daarna slechte feedback of soms zelfs geen antwoord te krijgen vanwege opvallend veel (spellings)fouten of gaten in je verhaal die je had kunnen vermijden als je de tekst later nog een keer had gecontroleerd. Voor het beste resultaat laat je een tekst minstens twee volle dagen rusten.

Foto door Ashley Kirk verkregen via Unsplash.

Nog meer manieren om met je verhaal te starten

Zoals je vorige week kon lezen kan je je verhaal starten vanuit een idee voor een plot, personage, sfeer of de toon. Maar daarmee zijn de mogelijkheden nog niet uitgeput. Deze week kijken we naar nog meer inspiraties voor het starten van een interessant boek.

Schrijven vanuit een moraal

“Vertrouwen in mensen is goed.” “Liefde wint altijd.” “Geld maakt niet gelukkig.” “Denk eerst aan anderen, dan pas aan jezelf.” Een enkele leus kan zomaar het begin zijn van een compleet verhaal dat dit standpunt moet benadrukken.

Als je een moraal als uitgangspunt neemt voor je boek, let dan heel goed op het verschil tussen verhaalthema en moraal. Helaas is de moraal de radicaalste van de twee, omdat die het sterkst aanwezig is als dat je uitgangspunt vormt en ook omdat het radicaal mis kan gaan als je het moraal te dik erbovenop legt. Dat heeft twee redenen.

“Wat is de moraal van het verhaal?” Dat klinkt als een clichéuitspraak, nietwaar? Als je hele boek leunt op een uitgangspunt dat uitgaat van iets dat clichégevoelig is of zelfs helemaal een cliché is, dan is de kans groot dat het erg geforceerd overkomt en niet fijn meer leest. In tegenstelling tot een verhaalthema, waar je boodschap of uitgangspunt meer geleidelijk in het verhaal verweven is.
Als je uitgaat van een moraal, moet je extra alert zijn op de clichés die dat met zich meebrengt. Zowel in het plot, als de verhaallijn, als wie de hoofdpersonen zijn en nog veel meer.

Een moraal is bovendien ook gevoelig voor normen en waarden. Stel dat je verhaal is: “Mensen met macht zijn niet te vertrouwen.” Dan is de kans groot dat je mensen met macht bijna als vanzelf als lezerspubliek verliest. Dat hoeft niet erg te zijn: ieder boek heeft zo zijn doelgroep, en dus ook mensen die daar buiten vallen. Maar het is wel vervelend als je een doelgroep om de verkeerde redenen (onbedoeld) uitsluit. Je zou met bovenstaand moraal maar uitgaan van het idee dat macht hebben en macht willen hetzelfde is… Dan mis je belangrijke nuances, waar je verhaal inhoudelijk niet beter op wordt. Vergeet niet dat normen en waarden nooit feitelijk vastliggen. Iemand kan andere, zelfs gestoorde normen en waarden hebben, maar mensen zijn nu eenmaal zeer verschillend.
Als je een moraal als uitgangspunt neemt, vergeet dan niet dat jouw persoonlijke waarheid van die van anderen kan verschillen. Je zal hier en daar het moraal iets meer moeten nuanceren of verschillende invalshoeken ervan moeten geven om te voorkomen dat je verhaal eentonig, cliché of het pleidooi van een moraalridder wordt.

Doel van informeren of introduceren

Of het nu om het introduceren van geschiedkundige feiten gaat, of om het verlangen om te willen schrijven hoe het is om met een minderheidskenmerk te leven, soms heeft het verhaal als voornaamste doel of inspiratie om een kijkje in de keuken te geven. “Ik ben gek op Brazilië, dus daar laat ik mijn verhaal afspelen, zodat mijn lezers met dat land kennis kunnen maken.” “Ik wil mijn lezer meer vertellen over de Tweede Wereldoorlog, dus speelt mijn verhaal zich daar af.”
“Er is weinig kennis van een bipolaire stoornis bij het grote publiek, dus mijn hoofdpersonage heeft daarmee te maken. Dan kan ik bewustzijn kweken.”

In dit geval heb je twee sleutelwoorden: afbakenen en onderzoeken.

Als eerst moet je afbakenen wat je de lezer wil vertellen. Stel jezelf de vraag: als de lezer iets moet onthouden of moet leren, wat is dat ene iets dan?
* Dit is de mooiste plek van Brazilië en wel hierom
* Wat de gruwelen van de concentratiekampen tijdens WOII waren en hoe grootschalig dat was
* Hoe iemand met een bipolaire stoornis in het dagelijks leven daar (geen) hinder van ondervindt.

Doe hier vervolgens serieus onderzoek naar en ook vooralsnog alleen hiernaar. Voor je het weet, ga je ook onderzoek doen naar bepaalde belangrijke veldslagen, de Lonely Planet Brazilië top 10 en de statistieken voor geslaagde Tinderdates van bipolaire mensen. Maar vergeet je basis niet. Je kan later altijd nog andere dingen toevoegen, maar als je in de eerste fase al eindeloos gaat vertellen en onderzoeken krijg je een infodump van informatie en mogelijkheden en wordt je boek te breed voordat de eerste letter op papier staat.
Als dat ene element wat je lezer mee moet nemen, stevig staat, volgt de rest vanzelf. Maar in de beginfase is het handig om bij dat ene te blijven, zodat je ook de voeling houdt bij wat de essentie van je verhaal vormt. Dat maakt schrappen in een later stadium namelijk vele malen makkelijker. Zo weet je bijvoorbeeld dat je als je moet kiezen tussen een scène waarin je een concentratiekamp omschrijft, of waarin een relatief willekeurige Nazi burgers mishandelt, je moet kiezen voor de eerste.

Herinneringen verwerken / veranderen

Deze inspiratie uit zich vaak in een autobiografie of met een roman met elementen daarvan. Je wil immers iets wat je zelf hebt meegemaakt op papier zetten. Misschien wil je een nare gebeurtenis uit je leven een goede afloop geven, al is het maar op papier. Het belangrijkste startpunt bij dit soort verhalen is om te bedenken in hoeverre je waarheidsgetrouw wil of zelfs kan blijven. Behandel je idee als een fantasyverhaal waar je de worldbuilding nog voor moet beginnen. Oftewel, bepaal de wetten van wat er kan of mag in je boek: wat zijn geheimen van mezelf of anderen die ik in dit verhaal prijs ga geven? Is dat wel oké, of tot op welk punt? Moet de lezer geloven dat alles echt gebeurd is of mag er gerust een fictief tintje aan het verhaal zitten? Vergeet hierbij ook niet de regels rondom het schrijven van een persona. Als je een bestaand persoon ook op papier in je verhaal terug laat komen, dan dien je die ook aan te passen. Dat kan ervoor zorgen dat er ook dingen inhoudelijk anders verlopen. Bedenk ook hier wat een lezer absoluut mee moet krijgen en schrijf alles daar verder omheen, met de bijbehorende ethische beslissingen rondom (auto)biografisch schrijven in het achterhoofd.

Foto van Yoann Siloine via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie…een zwangere vrouw

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooi verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie ‘de observerende schrijver’: Ik zie… de zwangere vrouw.

Feiten van een zwangere vrouw

Een zwangere vrouw maakt verschillende ongemakken mee: gekke eetbuien, stemmingswisselingen en lichamelijke afhankelijkheid als ze hoogzwanger is. Zoek op welke kwalen en ongemakken bij bepaalde fases van een zwangerschap komen kijken en schijf daar ook naar. Een vrouw in verwachting van een kindje is fysiek minder sterk, handig of fit in deze fase van haar leven. Je kan haar op andere manieren nog steeds als een sterke vrouw neerzetten, maar maak haar zwangerschap niet haar kracht. Die moet ze echt ergens anders vandaan halen, wil ze geen bovennatuurlijke supervrouw worden.

Aannames bij fictieve zwangerschap

In fictie is een zwangerschap vaak het ongewenste resultaat van de eerste keer van een tienermeisje of soortgelijke ellende waar een baby voor een ineenstorting van de toekomst van de moeder zorgt. Zo niet, dan kom je vaak uit bij het andere extreme: de baby is ontzettend gewenst, de ouders probeerden al jaren een kindje te verwekken en het kind wordt al ‘ons wondertje’ genoemd zodra de zwangerschap bekend is. Anders gezegd: een fictieve baby is vaak uitzonderlijk (on)gewenst. 
Hetzelfde geldt voor hoe de zwangerschap en bevalling verlopen. Òf er zijn serieuze complicaties òf het gebeurt allemaal lachend en vrolijk, zonder een centje pijn.  

Over fictieve zwangerschappen wordt vaak zo geschreven vanwege de symboliek van groei en/of geboorte. Die kan er best dik bovenop liggen, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Integendeel: als je aankomende moeder ook mentaal of op andere manieren moet groeien, dan kan de symboliek van zwangerschap prettig ondersteunend zijn.

Ga echter niet over een zwangere vrouw schrijven omdat de zwangerschap zo’n ‘prachtige tijd’ is. Dan verval je al gauw in een clichébeeld rondom zwangerschap.

Clichés van de zwangere vrouw

Vooral in de romantische- en  chicklitgenres wordt de zwangere overladen met aandacht, cadeautjes,  en complimenten. Bovendien ziet ze er voor alles en iedereen, zelfs wildvreemden, mooier uit dan ooit. En ze streelt vrijwel continu lieflijk over haar buik. Tenzij er sprake is van ziekenhuisopnames, discussies over abortus of een zoektocht naar de vader, als de vraag over wie dat is tenminste al beantwoord kan worden. Wederom vind je bij clichés over zwangere vrouwen twee extremen van hetzelfde uiterste.  

Als je een zwangere vrouw ziet, let er dan eens op of je :

* Iets ziet dat onomstotelijk gebeurt, omdat deze dame een kind in zich draagt?
Iemand staat een zitplaats voor haar af in een overvolle trein of raapt haar gevallen spullen op, omdat diegene weet dat ze met een bolle buik niet meer tot de grond kan reiken…
Zouden de mensen zich daarvoor nog steeds zo haasten als de vrouw niet in verwachting was?
* Meedenkt met het ‘blije cliché?
Waarom kijk je boos? Je krijgt een kindje, de mooiste tijd van je leven! Waar is die zwangerschapsgloed?

Zo train je jezelf in het onderscheid maken tussen observaties en feiten. Zo zie je ook dat jouw heldin niet alleen zwanger is, maar ook nog echtgenote, zus, enthousiaste bioscoopganger, professionele gitarist… Een zwangerschap kan een grote rol in een verhaal spelen, maar hij is nooit zo groot dat het al het andere wat je heldin ook is, daarmee opslokt.

Creatieve mogelijkheden voor een zwangere heldin

Kijk wat je mogelijkheden zijn rondom de symboliek van een zwangerschap. Waarvan kan je heldin symbolisch zwanger van zijn, raken of geboorte aan geven?  Ze knokt om die baan als uitvindster te krijgen, waarna ze ‘geboorte geeft’ aan een heel nieuw product, na ‘zwanger te zijn geweest’ van een reeks ideeën die ze heeft moeten ‘voldragen’.
Als zij zo sterk in haar schoenen staat, kan ze de fysieke zwangerschap ook aan zonder een automatisch hoop ellende te verduren of voor haar eigenwaarde afhankelijk te zijn van de complimenten van de voorzitster van de nationale babyshowervereniging.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto van freestocks via Unsplash.

De rol en kernmerken van een personage combineren

Het idee dat je kan raden wat iemand is door alleen naar diegene te kijken is zowel een belangrijke show don’t tell als de grootste onzin die er is. Gebruik die paradox om een personage te ontwerpen dat in je verhaal past.

Raadselspel: Wie is de…?

In een raadselspelletje op Youtube raden deelnemers wie wat is (of voor beroep doet, hoe slim diegene is…) Soms moeten ze dat raden op basis van uiterlijk, soms mogen ze vragen stellen. Daar komt bijna altijd de paradox van eerste aannames bij kijken. De deelnemers gaan uit van aannames als:
* Die jongeman met trendy kleren kan geen pastoor zijn.
* De vrouw met de keurige trui, platte schoenen en strenge bril moet wel de bibliothecaresse zijn.
* Een vrouw met piercings en fel geverfde haren vol gel is vast niet de basisschoollerares
* Die jongeman is geen homo: hij draagt stoere kleren, is gespierd en straalt op allerlei andere manieren mannelijkheid uit.
Om er dan vervolgens achter te komen dat de helft van de beweringen klopt en de andere helft juist absoluut niet: jawel, er zijn wel degelijk jonge pastoors die zich hip willen kleden. En nee, niet alle homoseksuele mannen hebben vrouwelijke trekjes.

De basis van een personage

Als je een personage schrijft dat een bepaalde groep of eigenschap vertegenwoordigt, kijk je eerst wat onomwonden waar is over deze groep. Denk aan:

* Advocaten zijn hoogopgeleid: je moet studeren om je bul te halen.
* Brandweerkrachten zijn fysiek sterk.
* Hoveniers hebben groene vingers.

Wees voorzichtig met logische aannames als:
* Zorgmedewerkers zijn zorgzaam en lief (gelukkig meestal wel, maar niet per definitie)
* Schrijvers hebben een bodemloze put van inspiratie (vaak wel, maar een writersblock is desondanks geen verzinsel)

Deze zaken moet je meenemen om je personage realistisch te portretteren. Daarna moet je beslissen in hoeverre je van aannames uitgaat en wanneer je daar juist van afwijkt. De volgende stap is kijken naar welke archetype je personage belichaamt.
Als je het archetype verzorger bekijkt, zie je dat die structuur kan brengen en ‘service’ verleent’. Neem een receptionist. Die moét beleefd, behulpzaam en geduldig zijn. (Wees onbeleefd en je raakt je baan kwijt, maar als een klant onbeleefd is tegen jou, dan moet je intern tot tien kunnen tellen).
Als je verder gaat met de logische aannames, krijg je: ziet er netjes uit en praat formeel tijdens zijn werk. Voilà, hier is een foto van ons personage: Michael.

Afbeelding van Rodrigo Salomón Cañas via Pixabay

Ziet Michael eruit als een stockfotopersonage? Precies. Dit is een receptionist en een hotel waar niet veel fantasie bij komt kijken. Als je je personage wat ronder wil maken, kun je andere aannames of invullingen uitproberen. Kijk eens naar de verschillen tussen Michael en zijn collega Samuel.

ReceptionistMichaelSamuel
Werkt ineen zakenhoteleen backpackershostel
Vindt het werk voornamelijk leuk omdathij het mensen gemakkelijk kan makenhij veel met mensen in contact komt
Groet het klant het liefst met“Hoe kan ik uw verblijf nog aangenamer maken?”“Hoe was je dag vandaag?”
Denkt bij een confrontatie met Karengewoon lachen en zwaaien….Wát doe jij hier?! Effe dimmen, dame!
is het archetypezorgerontdekkingsreiziger

Hoe zit Samuel eruit, denk je, na deze tabel te hebben gelezen? Zo misschien?

Foto door Stephanie Cook on Unsplash

Als je Samuel zo ziet, zal je waarschijnlijk niet meteen denken dat hij een receptionist is. Dat brengt ons weer bij de hamvraag van het begin: wanneer kan alleen een beeld van iemand écht bepalen wat of hoe iemand is? En hoe beantwoord je als schrijver die vraag?

Hoe groter de rol, hoe anders het beeld

Hoe groter de rol van een personage is, hoe meer je van het stereotype beeld moet afwijken en andersom. Een personage met een klein aandeel mag -of moet!- je uitwerken met kant-en-klare kenmerken. Michael zal nooit een grote rol spelen in een verhaal: daar is hij te oppervlakkig voor. Samuel zou de held, de beste vriend of een anderszins grotere rol kunnen spelen in het verhaal. Laten we beide heren en hun nut voor een verhaal op een rijtje zetten aan de hand van een casus.

Michael

Michael is een ideale show don’t tell en sfeeromschrijver voor een belangrijke scène. Als je held een lange, vermoeide reis achter de rug heeft, zorgt Michael voor een warm ontvangst en een comfortabel bed. Wat een opluchting voor Held die net een tien uur lange vlucht met een Karen aan boord heeft gehad…
Dan komt Held tenminste tot rust, met het complementaire drankje van de roomservice dat Michael regelt. Als er dan een chagrijnige collega aan de balie zou zitten, zou dat de druppel kunnen zijn waardoor Held een zenuwinzinking krijgt en alles van kwaad tot erger leidt. Michael voorkomt dat het verhaal overgecompliceerd wordt, of bol staat van de infodumps. Dat is ook de reden dat je hem oppervlakkig moet houden.

Samuel zou ongetwijfeld ook voor een goed ontvangst kunnen zorgen, maar als Held alleen maar even tot rust hoeft te komen na een rampvlucht, is het onnodig om hem achter de balie te zetten: het is een verspilling van woorden om kennis te maken met iemand die slechts in een enkele scène een bijdrage hoeft te leveren.

Samuel

Held komt bij Samuel in het hostel en het verhaal moet ernaar leiden dat Held van Samuel een andere blik op het leven krijgt. Dan is het belangrijk dat Samuel een uitgewerkt personage is, omdat het feit dat hij een receptionist is, op de lange duur niet meer het belangrijkste is. Aan het eind van het verhaal herinnert de lezer hem als Samuel de Wijze, niet als Samuel de (willekeurige) Receptionist. En dus moet hij zich ook vooral gaan gedragen als een mens met allerlei unieke trekjes.
Michael is niet meteen te stom als personage om advies te kunnen geven of een luisterend oor te bieden, maar iemand die een leven(svisie) verandert, kan je niet afschilderen als iemand die een bijrol speelt in het leven. Dat zou hetzelfde zijn als een levensveranderende ontmoeting afdoen als iets dat niet uitmaakt.

Kortom: als een personage een belangrijke rol vervult, moet die uniek genoeg zijn om je lezer in het verhaal mee te kunnen nemen. Als je personage een scèneondersteunende functie heeft, moet die wat algemener blijven, zodat de lezer een makkelijk beeld van de situatie kan vormen.