Zo worden emotionele beslissingen spannende plottwists

Mensen en personages verschillen soms niet eens zo veel van elkaar. Bijvoorbeeld als ze denken dat ze heel rationeel zijn en altijd de meest doordachte oplossingen nemen. Dat is misschien zo, tot het moment waarop er iets gebeurt waar de emotie de overhand krijgt. Je kan dit in je voordeel gebruiken om een plottwist in gang te zetten of om een subplot extra kleur te geven.

‘Dat zou mij nooit gebeuren…’

We zijn er allemaal wel eens schuldig aan geweest. Er overkomt iemand iets naars als gevolg van een onhandige zet of vreemde gedachtengang. Dat was óns nooit overkomen. “Je had kunnen weten dat ze niet verliefd op je was. Ze wilde verkering zodra ze hoorde van de status van je bankrekening…”
Om dan zelfs vervolgens voor een leuke verschijning te vallen die je niet veel later in de steek laat.
“Dat had je kunnen weten,” aldus je eerdere gesprekspartner. “Had je niet gehoord dat jouw lieveling door meerdere mensen zo genoemd wordt? Dat was míj nooit overkomen…”

Emotionele betrokkenheid als boosdoener

In zekere zin heb je gelijk als je van een afstandje denkt dat bepaalde ‘domme dingen’ jou niet zouden overkomen. Zeker niet als je van jezelf al wat meer rationeel bent ingesteld. Maar de mens is nog altijd een emotioneel en sociaal wezen. Zodra je ergens dichter of emotioneel bij betrokken raakt, is het makkelijker om te bedenken dat alleen anderen iets naars overkomt. Want ‘dit voélt zo goed’. Of: we hebben het hier over iemand die tijd in mij geïnvesteerd heeft. En dan leer je elkaar kennen. En mensen die je kent, bedonder je niet. Zo kan emotionele betrokkenheid een boosdoener worden.
Anders gezegd, in iets meer ‘creatieve schrijverstaal’: zodra je empathie voor de situatie weet op te roepen is het voor zowel lezer als personage moeilijker om objectief naar een verhaallijn te kijken. Die zijn nu persoonlijk betrokken bij het verhaal. Dat kan je in je voordeel gebruiken.

Emotioneel betrokken personages

Je kan je verhaal spannender of diepgaander maken als je personages op een soortgelijke manier emotioneel betrokken maakt bij wat hen overkomt. Zeker als jij als schrijver je personage goed kent, is het een goede methode om zowel de spanningsboog als het plot nog meer te verrijken. De belangrijkste dingen om daarvoor te weten, zijn de zaken waar je personage het meest om geeft. Denk aan dingen als:

  • Een wens die in vervulling kan gaan
  • Het welzijn van geliefden
  • Een project waar je personage nauw bij betrokken is
  • Een angst die uit kan komen

Een belangrijk punt hierbij is dat je personage het gevoel moet hebben dat het daar een zekere grip op kan hebben, of de uitkomst daarvan kan sturen. Dat zijn dan dingen als:

  • Als ik hard genoeg train, kan ik sportkampioen worden
  • Ik kan mijn kinderen gelukkig maken door een leuk verjaardagsfeestje voor ze te organiseren
  • Als ik genoeg flyers uitdeel, dan wordt dit project bekend bij het grote publiek
  • Als ik maar hard genoeg werk, ziet niemand dat ik me een mislukkeling voel

Je kan een nieuw subplot in het leven roepen door je personage precies daar te raken waar het pijn doet. Waar het ene personage volledig rustig blijft als het deze maand rood staat, is dat voor het andere reden om alle objectiviteit te verliezen. Kijk dus eerst goed in de personagebiografie wat dat pijnpunt precies is. Als een heel subplot erop moet leunen, kies dan voor het element dat er het meest uitspringt.

Personage in paniek!

Je zet als schrijver iets in gang wat je personage absoluut niet wil. Het hoeft niet per se de grootste angst te zijn, maar het moet wel iets zijn waar je personage absoluut van af wil. En wel nu meteen. Die behoefte aan onmiddellijke actie zet je personage aan tot soms ronduit domme dingen. Wordt mijn kind gepest? Dan ga ik naar de moeder van de pestkop om te zeggen dat haar rotkind in de stront kan zakken. Dat is natuurlijk niet de manier om iets op te lossen, maar als de emotie het overneemt, zijn we niet altijd zo slim meer…

Zo is het relatief makkelijk om van kwaad tot erger te gaan, als dat nodig is voor het plot. Waak er wel voor dat je het niet groter maakt dan het hoeft te zijn. Deze eerdergenoemde moeder zo laten doordraaien dat ze doodsbedreigingen overweegt is geen goed plan. Houd het verschil tussen wat je personage en je plot willen of zouden willen goed in de gaten.

Als je op deze manier je personage gaat pesten, kijk dan eens goed wat die eerste, soms banale reacties zijn. Schrijf ze desnoods op in je opschrijfboekje. Hier kan je leren, of als opfrisser weer zien wat de leermomenten, grootste angsten en de mogelijke groeiprocessen van je personage zijn. Met andere woorden: hier kan je een conflict in gang zetten dat bij je personage past. En omdat het een subplot betreft, kan je zo de laatste loodjes van een levensles nog even belichten. Denk bijvoorbeeld aan het derde obstakel. Of licht in het eerste obstakel al een tipje van de sluier op wat jouw personage later in het verhaal laat panikeren.

Wie staat erbij en kijkt ernaar?

In een staat van paniek en gedachten van: alles behalve dat! Zal je personage alles en iedereen om hulp gaan vragen. Misschien zelfs wel de ergste vijand. Zo kan je dit subplot ook gebruiken om vriendschappen te verstevigen, vijandschappen (verder) aan te wakkeren. Ook kan je dit moment gebruiken om überhaupt de stand van zaken van een relatie op te maken. Wat kunnen of willen omstanders doen in tijden van paniek bij dit personage. Je leert in tijden van nood wie je vrienden zijn. Zijn er gedurende je verhaal al wat dingen gebeurd waar de lezer en of je personage niet helemaal de vinger op kan leggen? Dan kan dit subplot helpen om dingen duidelijk te maken. Als jij als medestander iets makkelijk op kan lossen vanwege een bepaalde emotionele afstand, maar dat niet doet…

Deze karaktereigenschappen passen bij de trope van een interessant personage

Als je een personage gaat schrijven, begint de eerste schets altijd met een trope: een algemeen idee voor je personage wat gebaseerd is op bepaalde aannames. Die aannames zijn nodig om je personage te begrijpen en in en bepaald kader te plaatsen. Zo blijft het te volgen, ook voor de lezer. Maar als je te veel van een standaard trope uitgaat, wordt je personage dat ook. Voeg iets unieks, zo niet onverwachts toe en je personage wordt een stuk interessanter.

De starttrope van een personage

Schrijf drie personages op die je kent uit een boek met één woord of één begrip erachter die zegt wat hen weergeeft.
Dan krijg je waarschijnlijk een antwoord als: de uitverkorene, het lelijke eendje, de tovenaar. Dat zijn wat je de ‘starttrope’ zou kunnen noemen. Het allereerste uitgangspunt waar de verdere uitwerking van dat personage op gebouwd is. Pas daarna komen de kenmerken of de tropes die het ene personage onderscheiden van alle andere papieren personen in de fictiewereld. En met een starttrope ben je er nog niet. Die heb je meer dan een nodig, anders is de basis niet stevig. Maar zodra die basis stevig staat, kan je het ontwerpen van een personage erg spannend worden. Bijna als een plottwist.

Wat is een stevige basis voor een personageontwerp?

Voordat je een personage schrijft dat spannend, interessant, heldhaftig of uniek is, wil je een personage hebben dat te begrijpen valt. Vergeet daarbij het oproepen van empathie nog even. Het gaat hier om de absolute basis van wie het personage is. Daarbij moet je vooralsnog bijna, zo niet helemaal in stereotypen gaan denken. Schrijf je over een hippie? Ja, dan is dat inderdaad iemand die drie keer per dag mediteert, aura’s van anderen kan lezen en daar het beroep van heeft gemaakt en die ‘contact met de aarde’ zoekt. Kortom: je personage is net zo extreem overdreven en oppervlakkig als de Ekoplazamedewerkers in de sketch van Jochem Meijer.
Want ga in de beginfase van een boek maar eens uitleggen dat je personage wel een hippie is, maar niets heeft met wierook, meditatie en zes ons vlees per dag eet in plaats van veganistisch te zijn…Dat schept onnodige verwarring.

Als je bepaald hebt wat de absolute starttrope is -bankier, verpleger, hippie….- dan schrijf je daarna drie kenmerken op die vrijwel onmiddellijk volgen op die associatie:
– bankier: rijk, koel en formeel
– verpleger: zorgzaam, multitasker, invoelend
– hippie: mediteert, veganistisch, natuurliefhebber

Maak daar vervolgens in je opschrijfboekje een eerste schets van: hoe zit een alledaags leven er (waarschijnlijk) uit als die zaken de basis vormen? Schijf ook heel globaal op wat dat personage meemaakt. Je hoeft geen complete verhaallijnen te bedenken, maar schrijf daarbij wel dingen op als: sport graag, heeft baat bij een efficiënte planning maken, gaat het liefst met vrienden naar de bioscoop.

Als je deze globale schets van je personage hebt gemaakt, is het tijd voor het onverwachte element dat het karakter van je personage de diepgang geeft die het nodig heeft.

Diepgang voor je personage: het onverwachte of tegengestelde

Als je de eerste basis van je personage hebt uitgewerkt, weet de lezer waar die aan toe is. Dan is het zaak om iets toe te voegen wat je juist niet achter het personage zou zoeken. Denk aan dingen als:

  • De lieve oma van wie je verwacht dat ze breit, is een gerecepteerde gamer: ze zit in de landelijke top van een populaire shooter.
  • De mentaal zeer instabiele moordenaar kan heel rationele momenten hebben, waardoor die bijna normaal lijkt.
  • De gerespecteerde leider van het bedrijf, een allemansvriend, heeft achter de schermen een drankprobleem met een zeer kwade dronk. Het dreigt uit de hand te gaan lopen.

Merk op dat sommige dingen weliswaar tegenstrijdig kunnen zijn, maar ook onschuldig, zoals bij de oma. Andere keren is dat juist niet zo. Of, in het geval van de bedrijfsleider speelt er iets achter de schermen dat je later naar de voorgrond haalt. Wat je ook kiest, zorg ervoor dat het geheel van deze puzzelstukjes wel blijft kloppen, met name wat betreft het grijze gebied en dezelfde zijde van een medaille.

Plottwist, geheim, gegeven of heldenreis?

Zoals je waarschijnlijk ziet, is de onverwachte kant van je personage iets wat heel veel mogelijkheden biedt. Van het grootste geheim, een zaadje voor een plottwist, een heldenreis of ‘gewoon’ iets om je personage uniek te maken, het tegenovergestelde of onverwachte element kan allerlei kanten op. Het zal heel erg van je schrijfdoel, plotpunten en ook van het genre afhangen welke functie deze onverwachte karaktereigenschap gaat krijgen.

Als het een plottwist is, past dat goed bij een thriller of een detective, een feelgood heeft meer baat bij een groeiproces of een geheim, en een psychologische roman gebruikt dit aspect van het verhaal als een uitwerking voor de heldenreis. Hoewel niet zaligmakend, zijn hier een aantal vragen die je jezelf kan stellen om te zien hoe het onverwachte aspect van je personage je verhaal het beste kan dienen.

schrijfdoelschrijftechniek ter ondersteunning van onverwachte aspectonverwachte aspect personagegenre
spanninggeheim als plotontwikkeling, plottwistiets gemeens, of crimineels thrillers, detectives
uniek personagesfeeromschrijvingeniets onschuldigs, maar (sociaal) onhandigs feelgood, romance
een diepgaande heldenreisgeheimen, grootste angsteniets wat een masker ophoudtthrillers, psychologische romans
avonturen belevenhet plot rijk en continu veranderend houdenje personage geeft de missie steeds meer inhoud, of zorgt juist voor de nodige vertragingen. Je personage is wijs, onhandig, verward..fantasy, actie, thrillers

Als je op deze manier naar het ontwerpen van je personage kijkt, zie je hoe personage en plot hand in hand gaan. Omdat in deze fase de ideeën als paddenstoelen uit de grond kunnen schieten, kan het handig zijn om verschillende woordenwebben, tijdlijnen of andere schema’s bij te houden. Ook in de fase van de tekentafel ontstaat er soms een butterfly effect dat sneller zijn draad kwijt raakt dan je misschien zou willen. Zeker als je bedenkt dat we het nu over een personage hebben gehad en er nog andere personages bij zullen komen…

Foto door krakenimages verkregen via Unsplash.

Zo schrijf je een personage dat zichzelf tegenwerkt

Er zijn vele redenen waarom een personage zichzelf tegenwerkt. Dat kon je in de vorige blogpost al lezen. Ieder personage heeft iets paradoxaals in zich om interessant te zijn, anders wordt diens persoonlijkheid dat van een stuk karton. Een personage dat zichzelf tegenwerkt, heeft heel vaak iets wat het niet laat zien. Maar zodra het aan de oppervlakte komt, is het niet meer te stoppen.

Wat wordt er weggestopt?

Een personage dat zichzelf tegenwerkt, moet iets weg te stoppen of te compenseren hebben. Dat kan onschuldig zijn: als je held een houten Klaas is, zal het niet snel naar de sportschool gaan en ontwijkend gedrag vertonen als de vriendengroep het daar een keer voor uitnodigt. Dat kan een ongemakkelijk moment opleveren. Er zullen eindeloos veel smoesjes volgen en als de held dan toch een keer wordt overgehaald, zal het op talloze manieren zichzelf voor schut zetten door de onhandige manier van doen.
Hier kan je al zien dat er meerdere ‘laagjes’ zijn. Om de niet-atletische kant te verstoppen, worden er smoesjes verzonnen en zodra daardoorheen wordt geprikt, eindigt dat in gestuntel: het tripje naar de sportschool is onvermijdelijk en eindigt op de eerstehulppost met een gekneusde teen.

Maar het weggestopte probleem kan ook een complete scène of een heel verhaal dragen. Denk dan in termen van de grootste angst of grote schaamte. Dan gaat een personage zich echt niet zomaar gewonnen geven. Maar als je de zwakke plekken kent – die je in de personagebiografie hebt staan- kan je ervoor zorgen dat dit personage zich in de eigen voet schiet.

Casus: jurylid #3 Twelve angry men

In de film twelve angry men moet een jury bepalen of een 18-jarige die terecht staat voor de moord op zijn vader, schuldig is of niet. Bij de geringste twijfel moeten ze hem vrijspreken. In het begin van de film is er een jurylid dat ervoor pleit om de jongeman niet schuldig te pleinen, in eerste instantie gewoon om zijn zaak te bespreken. “Je kan niet zomaar iemand ter dood veroordelen zonder daarover gepraat te hebben,” is zijn gedachtegang. Uiteindelijk gaan de andere juryleden een voor een overstag, maar jurylid #3 is bijzonder koppig. Of eigenlijk: gewoon boos. Hij luistert niet naar argumenten: hij wil gewoon dat de jongen wordt veroordeeld. Dat komt omdat hij zijn zoon op de jongeman projecteert. #3 heeft een 22-jarige zoon met wie hij geen contact meer heeft. De film impliceert dat dat komt omdat de vader te agressief was naar zijn zoon.
Maar zo ziet vader dat niet. “Je doet altijd alles voor die verwende jongeren en dan kunnen ze je van alles flikken: ze hebben geen respect meer voor hun vaders.” Hij kijkt niet verder dan zijn eigen blinde vlek en daarom moet de jongen die terechtstaat hoe dan ook veroordeeld worden, als wraak naar zijn zoon. Maar in die blinde woede nemen andere juryleden hem op een bepaald moment minder serieus. Of #3 delft zijn eigen graf, met bijvoorbeeld:
“Wat maakt mij het uit of dát bewijs klopt? Dít bewijs is waterdicht, al het andere mag het raam uit!”
Om twee minuten later te horen, als hij op ander bewijs terugvalt: “Maar dat andere bewijs mochten we toch het raam uitgooien?”

Koppig of diepgaand?

Je kan het hoe en wat achter een koppig personage niet onthullen. Dat leest niet prettig. Maar een personage dat zichzelf tegenwerkt, zoals jurylid #3, kan ontzettend interessant zijn. Tot op het allerlaatst, als hij instort en al heel wat nare en kromme dingen heeft gezegd, is het lastig sympathie voor hem te voelen. De reden dat hij toch interessant blijft, is omdat datgene wat hem tegenwerkt – zijn eigen woede- consistent is in gedrag, maar niet in gevolgen. Langzaamaan keren steeds meer juryleden zich tegen zijn argumenten, manier van doen of ‘debatteren’. Bovendien wordt er uitstekend gebruik gemaakt (subtiel) van zaaien en oogsten.
Als een personage zo gedreven door één enkel motief, denkt het publiek: triggert zelfs dít jou? Kun je hier óók al boos om worden?
Blijkbaar wel. Als je het daarbij laat, gaat je personage mislukken en irritant worden. Geef een reden waarom die houding dat personage blijft dienen (of dat lijkt te doen!) en dan heb je ineens een heel interessante personagegroei om in de gaten te houden. Want als iets negatief is, dan kan iets jou niet alleen maar blijven dienen. Er komen scheurtjes in die tactiek. Het personage heeft dat zelf niet door, omdat die iets anders ziet gebeuren, of anders naar de situatie kijkt. ‘Maar wáárom dan?’ is wat het publiek geïnvesteerd houdt.
Jury #3 zou bijvoorbeeld kunnen denken: het gaat er mij niet om dat ik boos moet zijn, het gaat er mij om dat mijn gezag geldt, want daar hecht ik waarde aan. Dat boos zijn heeft daarvoor altijd gewerkt, dus dat heb ik tot mijn emotionele schild gemaakt.
Als er dan een moment komt waarop dat niet meer werkt, een personage dat te laat inziet en dus langzaam maar zeker het eigen graf delft, vraagt een toekijker zich af wat er nog meer komt, achter zit of gaat gebeuren: pageturner gegarandeerd.

Zoeken naar de ultieme trigger

Een ultieme trigger dwingt je personage tot uiteindelijke overgave. Wat dat is lees je in je personagebiografie. Geef het vorm alsof het een verhaalthema is: een en hetzelfde gegeven dat je op meerdere manieren kan verpakken. Als afbrokkelen van het gezag de ultieme trigger is, denk dan aan tegenspreken, niet luisteren, onbeleefd antwoord geven of negeren. Zo kan je voldoende variëren met een personage dat steeds opnieuw in de aanval gaat, maar voelt het wat minder alsof die steeds om hetzelfde (kleine) ding het hoofd stoot. Geef ondertussen ook hints naar de kern van het probleem, in plot taalgebruik, of sfeeromschrijvingen. Als de trigger dan maar blijft komen en de aanvalstactiek niet verandert, kost dat je personage vroeg of laat de kop. Tot dat moment aanbreekt of op het moment zelf kan je hints geven naar wat het eigenlijke probleem precies is om het verhaal spannend te houden.

Foto door Dmytro Tolokonov via Unsplash.

Een personage dat zichzelf tegenwerkt

Een perfect personage is nooit interessant. Om vaart te hebben en te houden, vraagt een verhaal dat een personage valt en opstaat. Bij voorkeur leert het daar ook nog van. Maar net als in het echte leven, kunnen personages erg hardleers zijn, of hun eigen grootste vijand. Dat soort personages zijn vaak bijzonder aantrekkelijk om over te lezen. Want je eigen grootste vijand word je niet zomaar, dus valt er met deze papieren persoontjes veel te ontdekken.

Wat drijft je personage?

Als je een personage ontwerpt, kijk je altijd naar diens persoonlijke geschiedenis. Wat heeft het meegemaakt, wat zijn de belangrijkste overtuigingen, grootste angsten…? Dit schrijf je op in de personagebiografie. Aan het eind van de rit heb je altijd een rugzakje waar iets uitkomt om het centrale conflict van te maken. Dat wat je personage aan moet gaat en waar het van kan groeien. Geen enkel fatsoenlijks personage komt deze fase van de tekentafel uit zonder de nodige uitdagingen. Als dat wel zo is, moet je het nog wat meer vormgeven.

Maar zo af en toe komt er een personage langs dat niet zomaar een uitdaging heeft, maar ook echt het spreekwoordelijke rugzakje: Zo niet een compleet koffer. Dat kan een serieus trauma zijn, maar dat hoeft niet per se. Het kan ook relatief ‘simpel’ zijn: je personage is vreselijk koppig. Dat klikt bijna te makkelijk: koppig zijn als een serieus obstakel. Maar een koppig personage kan het verhaal in zijn eentje volledig op slot zetten. Tenzij het de eigen vijand wordt. Wat het ook is dat dit personage zijn eigen vijand laat zijn, dat moet je goed onderzoeken.

Nog meer dan anders een personagepsycholoog spelen

Personagepsycholoog spelen is onvermijdelijk bij ieder personage. Om het veelzijdig maken, moet je bepaalde zaken aan elkaar kunnen koppelen. Dat kan al met iets simpels als: zij wil al haar hele leven moeder worden, dus zij is als moeder ook uitgesproken moederlijk en niet al te streng. Maar bij een personage dat diens eigen grootste vijand is, moet je dat preciezer en uitgebreider doen, omdat je een ander doel wil bereiken. Je wil niet alleen laten zien waarom zo’n personage is wie het is, maar ook hoe het zo geworden is. Daarvoor moet je de spreekwoordelijke laagjes kunnen afpellen. Wat zit hier (onderhuids) nog allemaal achter, en daar weer achter… om vervolgens zo tot de kern van het probleem te komen?
Dat doe je eerst voor jezelf, en vervolgens vertaal je dat naar een verhaalvorm. Gegarandeerd dat de lezer dan op het puntje van de stoel blijft zitten.

Door laagjes heen breken

Een personage dat laagjes heeft waar je als schrijver doorheen moet breken, doet altijd iets excessief De manier waarop het doet of denkt, lijkt wel heilig voor dit personage. En dat overmatige keert zich uiteindelijk tegen het personage. Denk aan dingen als:
– te veel plannen laat geen ruimte voor spontaniteit over als dat moet of andersom.
– een personage dat altijd de baas wil zijn, verliest uiteindelijk de macht, omdat anderen die agressieve houding niet meer pikken.
– Een koppig personage luistert niet naar andermans argumenten en schiet daardoor op een bepaald moment tekort, omdat het uiteindelijk slecht geïnformeerd is.

Maar als deze manier van doen, of denken het personage altijd heeft gediend, gaat het die gewoonte niet zomaar opgeven. Tegelijkertijd is het zo dat iets excessiefs nooit gezond is: het gedrag is dus eigenlijk een show don’t tell dat je personage zich tegen iets beschermt. Om erachter te komen wat dat is ga jij, en later ook de lezer, door stap voor stap de aangeleerde beschermingsmechanismen van je personage ontdekken. Dat doe je door ze een voor een weg te halen. Zorg dat beschermlaagje een niet meer werkt, ga dan naar beschermlaag twee, enzovoort.

Zichtbare verandering?

De verandering is zichtbaar als je deze laagjes af gaat pellen, maar wel heel subtiel. Je personage zal pas bij het allerlaatste laagje een instorting of aha-erlebnis krijgen. Zo houdt je het hele verhaal de lezer in spanning. Welke beschermingslaag is er nog meer? Hoe wordt die doorbroken en lukt dat wel? Hoe gaat de bescherming van het personage het tegen zich keren. Genoeg vragen om een pageturner mee te schrijven!

Komt de redding nog op tijd?

Een personage dat tegen obstakels aanloopt door het aangeleerde gedrag, kan nog veranderen. Als je personage woedebeheersingsproblemen heeft, kan dat bij de baas geroepen worden om er iets aan te doen. Dan krijgt je personage daarvoor training. Maar het kan ook zo zijn dat je personage al te veel mensen heeft beledigd vaker door te schreeuwen dat wat de andere collega’s zeggen, hem ‘geen ene ruk kan schelen, stelletje nutteloze idioten!’ Daardoor heeft hij geen argumenten van collega’s gehoord en staat hij te kijk tijdens de volgende vergadering. Het is soms interessant om daar een (centraal) conflict in het verhaal van te maken, andere keren moet je de conclusie trekken dat je verhaal een andere kant op gaat. Het gaat niet langer over deze driftkop naar woedebeheersingstrainig sturen, maar over het verhaal hoe die zorgvuldig opgebouwde psychologische beschermingslaagjes in elkaar storten.

Wil je je personage nog een kans geven, of wordt het toch einde verhaal voor deze manier van denken handelen? Die afweging is soms wat lastig te maken. Kijk eens naar je verhaalthema of de boodschap van het verhaal, dat biedt wat meer houvast. Wil je laten zien wat er gebeurt als je te standvastig bent en daar voor waarschuwen? Of wil je juist het lezerspubliek laten meeleven in het hoofd van iemand die daarmee worstelt?

De kans is groot dat dit een personage is dat een bepaalde ergernis bij je lezers opwekt, en dat je in plaats van een held een antagost als hoofdpersoon krijgt. Dat lijkt iets onwenselijks, maar dat hoeft niet zo te zijn. Volgende week plaats ik een blogpost waarin we dieper ingaan op een personage dat zichzelf tegenwerkt en ook niet het fijnste personage is. Dan zal je zien dat je daar heel veel mee kan bereiken door ‘af te pellen.’

Foto door Bermix Studio verkregen via Unsplash.

Hoe schrijf je een uniek tropepersonage?

Je hebt personages die op het eerste gezicht slechts een type trope zijn: de nerd, de boze witte man, de onschuldige en lieve moeder. Dan moet je ervoor zorgen dat ze meer worden dan alleen een representatie van die trope. Maar soms gaat dat niet, bijvoorbeeld als je personage een te kleine rol heeft in het verhaal. Dit kan je doen om dit personage alsnog uniek en herinneringswaardig te maken.

De trope onder de loep nemen: zoek het bijvoeglijk naamwoord

Kijk eerst eens met wat voor trope je te maken hebt. Vaak zit er in de omschrijving ervan een bijvoeglijk naamwoord bij. Dat kan je een heel eind op weg helpen. Zo heeft de boze witte man – verrassing- een hoop boosheid in zich en het lelijke eendje is per definitie van de trope vaak onopvallend of verlegen.
Dit bijvoeglijk naamwoord kan je veel vertellen over de mogelijke grootste angst, drijfveer, geheimen, droom of de leidende karaktertrek van je personage. Toevallig of niet is dit ook de achtergrondinformatie van je personage waar je het meest aan hebt om het uniek en interessant te maken.

Neem het lelijke eendje. Misschien komt die neiging om onopvallend te willen zijn van ouders die via hun kind hun niet vervulde wensen in alsnog vervulling willen zien gaan.
“Ik ben nooit schoonheidskoningin geworden, dus nu moet jij uitblinken met je uiterlijk. Gemiddeld zijn is een ramp!”
En net als jij doodongelukkig eindigen, mams? Nee bedankt: ik verdwijn liever in de massa en zorg dat ik gewoon lekker mee kan draaien. Lekker gemiddeld, lekker veilig, niks mis met een ‘gewoon’ leventje…

Als je zo de trope onder de loep kan nemen en die een unieke invulling kan geven is het al stukken lastiger om het personage als cliché te laten eindigen.

Persoonlijk taalgebruik als ultiem onderscheid

Een sjieke advocaat praat heel anders dan een jolige bouwvakker. Als schrijver weet je vast wel dat als deze personages groeten, ze dat niet hetzelfde horen doen. Eerstgenoemde zegt kalm: ‘Goedemorgen’ waar de andere ‘môgge’ in je oor toetert. Het zou bizar zijn om dat om te keren. Met dit simpele voorbeeld kan je al zien hoe belangrijk de taal en de stem van een personage zijn.
Wat jammer is, is dat de meeste schrijvers het hierbij laten als het om kijken naar taalgebruik gaat. Geef ze een ‘goedendag mijnheer,’ in plaats van een ‘goeiemoggel wereld’, nog een stopwoordje et voilà.
Daar valt veel meer uit te halen.

Denk aan dingen als:

  • een sportfanaat gebruikt veel uitdrukkingen die met sport te maken hebben
  • Een puber met een kan-mij-het-schelen-houding mompelt veel
  • Een racist spreekt letterlijk in ‘wij ‘ en ‘zij’ taal
  • een beelddenker beschrijft emoties in plaats van te zeggen wat het voelt: ‘een steek in de rug’ versus ‘ik voel me verraden.’
  • een uitgesproken empathisch persoon checkt regelmatig bij de gesprekspartner: ‘klopt het wat ik zeg?’ Om niemand voor het hoofd te storen met een aanname of omdat diegene weet dat een ander een situatie anders kan beleven dan hijzelf.

Natuurlijk moet je erop letten dat je deze dingen subtiel in de tekst verwerkt, anders komt het alsnog te geforceerd over. Kijk daarvoor hoe je dit taalgebruik , of deze maniertjes, zo je wil kan vertalen naar een show don’t tell als aanvulling op dat wat je personage zegt. Maar ook dan weer in de subtiele zin van het woord.
Als we aannemen dat de sportfanaat niet alleen graag op de tribune zit, maar ook graag meedoet, kan je stellen dat die beweeglijk is. Een show don’t tell is dan bijvoorbeeld: zit altijd te wiebelen op de stoel.

Natuurlijk is wiebelen op een stoel geen duidelijk teken dat iemand van sport houdt. Maar als je meerdere van dit soort maniertjes, gewoonten, uitingen, voorkeuren enzovoorts bij elkaar optelt, dan krijg je wel de sportfanaat die je wil schrijven. Zonder dat die meteen met een toeter in de clubkleuren hoeft rond te lopen en steeds zegt dat er iets ‘gescoord’ in plaats van gekocht gaat worden.
Je lezer hoeft niet per se aan dit soort show don’t tells te zien dat dit ab-so-luut een sportfanaat betreft. Zolang het maar duidelijk is dat de/ een ultieme tegenhanger – de sjieke advocaat, bijvoorbeeld- hier níet aan het woord kan zijn.

Voorbeeld: ik-figuur en oude vrouw

Twee personages geven een voorbeeld geven van al het bovenstaande:

De auto stopt nog maar net op tijd, ik blijf net op tijd op de stoep staan. Even maakt mijn hart een sprongetje, maar dan maak ik een gebaar naar de automobilist: niks aan de hand, we kunnen weer verder. Ik glimlach en wend me tot de oude dame naast mij, die binnensmonds vloekt.
“Dat was even schrikken, hè? Alles in orde met u?”
“Die verdomde wegpiraat zou mijn hartmedicijnen moeten vergoeden!”
“Tja, wie weet waarom hij niet uitkeek.”
“Wat maakt dat nou uit? De jeugd van tegenwoordig ook, altijd maar haast, altijd egocentrisch…”
“Wie weet hoorde hij net dat zijn vrouw met spoed in het ziekenhuis is opgenomen.”
“Ja ja, zo kan je wel smoesjes blijven verzinnen. Als ik in het ziekenhuis was beland, was dat veel erger geweest”

Deze oude vrouw is niet zomaar een bijna-verkeersslachtoffer, maar de trope van een verbitterde bejaarde vrouw. Kijk maar:
– ze is geïrriteerd
– ze zet zich niet snel over iets heen (zo kan verbittering groeien)
– ze is niet objectief meer: (dat doet verbittering met je) hoezo is haar leven per definitie belangrijker dan dat van een ander?
– en ze spreekt zichzelf tegen: de jeugd van tegenwoordig egoïstisch? En haar eigen uitspraken dan?
Dat is misschien geen echt teken van verbittering. Maar fijn is anders. Net zoals verbittering ook niet echt iets prettigs is.

En de ik-figuur, wat is dat voor een tropepersonage? Een lieve verpleegkundige, hoogzwangere vrouw of een gehaaide boekhouder? We zullen het nooit echt zeker weten, maar de laatste optie is wel van tafel, lijkt me.

Kijk eens hoe je zo enkele algemene eigenschappen van trope(personage)s om kunt zetten in unieke tekst. Je verhaaltempo zal ervan omhoog schieten!

Foto door sporlab verkregen via Unsplash



Deze slechterik haalt het bloed onder de nagels vandaan

Je hebt slechteriken die slecht zijn door de wereld te willen veroveren en slechteriken die het de held lastig maken zijn doel te bereiken. En dan heb je nog de slechterik die het bloed onder de nagels van de lezer vandaan haalt. Die slechterik die het lezerspubliek niet haat omdat het de slechterik van het verhaal is, maar omdat iets in diens karakter extreem frustrerend is. Hoe schrijf je zo’n slechterik?

Wat maakt een goede slechterik?

Een goede slechterik heeft een aantal belangrijke basiseigenschappen. Deze lijken misschen een open deur in te trappen, maar later hebben we die nodig voor een goede nuance. Een goede slechterik:

  • Zit de heldenreis van de held dwars
  • Komt realistisch over: het is geen man met een gleufhoed die met een hinnikende enge lach om zijn dunne snor draait
  • Heeft vervelende normen, waarden en karaktereigenschappen

Met deze basis kan je iedere slechterik beginnen te schrijven. Van degene die de wereld wil overheersen tot, de pestkop op het speelplein, de agressieve echtgenote en alles ertussenin. Maar afhankelijk van de macht van de slechterik, het verhaalthema, het plotverloop en nog allerlei andere zaken, zullen deze slechteriken erg van elkaar verschillen. Het worden daardoor niet meteen degene die we als lezers en filmkijkers massaal maar al te graag haten en afkammen. De Percy Wetmores, Dorothea Ombers en al die andere van wie je kan zeggen: eigenlijk is er in de verhaallijn zelf een slechterik die op papier nog veel erger is. En toch, haat ik deze slechterik nog meer.
Hoe kan dat?

Ik ken zo iemand als deze slechterik

Een slechterik die echt het bloed onder de nagels vandaan haalt, is zo iemand van wie je denkt: jij zou zomaar eens mijn collega, buurman of oudtante kunnen zijn. Dictators kom je in het dagelijks leven niet tegen, maar mensen met karaktertrekken en eigenschappen als extreem egoïstisch, genadeloos, harteloos en koud kom je – al dan niet in een combinatie hiervan wel eens tegen. Nu is een dictator dat ook, maar het verschil zit hem in het principe dat je die niet persoonlijk kent. Harry Potter heeft dan misschien wel altijd te maken met de dreiging van Voldemort, hij komt hem niet dagelijks tegen. Bij Dorothea Omber daarentegen is dat wel zo: zij is in zekere mate realistisch. Om deze slechterik kan je held niet heen, omdat die continu en ook zichtbaar op de voorgrond van het plot staat. En dat gebruikt die slechterik ook om zowel de held als de lezer enorm te ergeren. Door niet de heldenmissie, maar het plot dwars te zitten.

De slechterik die zich met het plot bemoeit: ik zeg nee

Als de held, de dictator en de slechterik aan de tekentafel van je boek mochten zitten om het plot te bepalen, zou het gesprek er ongeveer zo uitzien:
“Held, als jij nu eens op zoek gaat naar de magische gouden beker, dan doe ik dat ook. Ondertussen zaai ik dood en verderf. Dan mag jij mijn slachtoffers opvangen, en mij proberen tegen te houden terwijl je de beker zoekt,” stelt Dictator voor.
“Prima,” zegt de Held. “Slechterik, wat doe jij dan?”
“Dan zorg ik ervoor dat de mentor die jou moet trainen, eerst even flink ziek wordt, zodat er langer mensen lijden. O, en ik kom zelf ook langs om de mensen die lijden, niet te helpen. Sterker, ik ga ze nog meer vernederen. En ik zorg ervoor dat er nog een extra draak is om te verslaan – of twee of drie- , zodat Dictator meer tijd krijgt om zijn plan uit te voeren.”

Met andere woorden: Slechterik vecht niet zozeer direct tegen de acties van Held, maar zorgt ervoor dat het potentieel van Held, het groeiproces, de uitvoering van het plan wordt vertraagd. De acties worden nóg moeilijker om uit te voeren.
Dictator is makkelijker om mee om te gaan, omdat die zich in dat opzicht niet met de held bemoeit. Die blijft zelf ook op zoek naar de gouden beker, of probeert een leger te vergroten. Hij werkt in een groot deel van het verhaal Held niet direct tegen.
Slechterik probeert ‘nee’ te zeggen. Niet tegen Held en de heldenreis, maar tegen het hele plot. Als kers op de taart gebeurt dat met een aantal verdorven motieven. En omdat zowel je held als je lezer vooruit willen met het verhaal, is dat ontzettend frustrerend. Zeker als de situatie er in de tussentijd niet beter op wordt.

De slechterik zonder schuldgevoel en met een megafoon

Dictator heeft nogal eens een achtergrondverhaal dat uitlegt hoe die tot diens verdorven daden of gedachtengang is gekomen. De lezer is het daar misschien niet mee eens, maar accepteert die wel als zodanig. Slechterik heeft misschien wel wat motieven, maar een compleet achtergrondverhaal ontbreekt. Maar er is nog een belangrijk verschil: Dictator heeft een plan en voer dat uit. Slechterik voert dat uit, door zowel de lezer als de held continu voor te houden: ‘Kijk eens hoe slecht ik ben!’ En nee, daar zit geen enkele wroeging of schuldgevoel bij. Sterker nog, Slechterik ziet dat soms zelfs als een sterke, gerespecteerde of een anderszins positieve eigenschap. Dictator doet wat die moet doen. Onsterfelijk worden, volkeren uitmoorden, wat de misdaad ook is, dat is uiteindelijk wel het ultieme einddoel. In dat opzicht kan Dictator in een zekere ‘bescheidenheid’ opereren. De trawanten doen het vieze werk wel, de plannen worden in het geheim bedacht en uitgedeeld en als uiteindelijk iedereen weet wie er de baas is, is dat voldoende voor Dictator.

Slechterik wil niet zozeer — of in ieder geval niet altijd- naar een einddoel toewerken, maar eerder een megafoon en een podium hebben wanneer die al die slechte dingen doet. “Kijk eens hoe ik de slechtste van allemaal ben, in al mijn realisme, verachtelijke waarden en mijn pogingen en resultaten om iedereen te dwarsbomen en te ergeren!’

Kortom: Slechterik is slecht, is daar trots op, voelt geen wroeging en wil daarmee continu op de voorgrond staan.

Als die optelsom geen reden meer is om dit soort slechterik te hekelen…

Foto door Hassan Sherif verkregen via Unsplash.

Zo wordt een ruzie tussen Romeo en Julia een aanvulling op het verhaal

De eerste verliefdheid is fantastisch, maar ook Romeo en Julia moeten eraan geloven dat er scheurtjes komen in de roze wolk en er een keer ruzie wordt gemaakt. Niet voor niets heeft de term ‘narratief conflict’, wat de plot aan de gang houdt, het woord ‘conflict’ in zich. Maar onze tortelduifjes zijn doorgaans heel goed in ruziemaken, maar niet zo goed in het hebben van een waardevol narratief conflict. Hoe zorg je ervoor dat een ruzie tussen een verliefd stelletje interessant is voor het verhaal?

Het onnodige misverstand: ga gewoon praten…

“Ik heb je een andere vrouw zien omhelzen, bedrieger! Ik maak het uit!”
“Lieverd, dat was de nieuwe buurvrouw die me vertelde dat haar moeder plotseling was overleden…”

In romantische verhalen komen dit soort ruzies tussen Romeo en Julia vaak voor. Het soort waarvan honderd pagina’s aan drama wordt bespaard als ze gewoon zouden praten, of vragen wat er aan de hand is.

Het klinkt misschien interessant om zo’n misverstand heel lang te rekken. Er moet immers conflict in een verhaal komen. Het geeft ook een vraag en uiteindelijk ook een antwoord: gaat de relatie dit overleven? Maar denk iets langer na en je ziet hoe belachelijk het is om iets wat met één gesprek of verklaring al opgelost kan worden het belangrijkste punt in het verhaal te maken.

“Ik hou zielsveel van jou, met jou wil ik oud worden en kinderen krijgen, maar als er één keer iets gebeurt wat me niet onmiddellijk bevalt, of wat ik niet meteen snap, dan zet ik per direct een punt achter een maanden-  of jarenlange relatie.”  Tot zover ‘onze liefde overwint alles’  en de ruggengraat van je personage. En misschien nog wel belangrijker: het geduld van je lezer voor dit ‘perfecte koppel’…

Wat zijn goede ruzies voor Romeo en Julia?

Romeo en Julia moeten wel degelijk een keer een hobbel of ruzie in hun relatie meemaken, anders worden ze het suikerzoete koppel waarbij een teiltje onmisbaar is. Een lezer wil bij het lezen van fictie meestal een balans tussen ontsnappen aan de echte wereld en realisme. Een koppel moet dus iets voor de kiezen krijgen dat in het echte leven ook aan oprechte spanningen in een relatie zou zorgen. Er komt een probleem dat niet (makkelijk) opgelost kan worden, er moet een beslissing worden gemaakt met lastige afwegingen, of er moet een keuze worden gemaakt op basis van normen en waarden die tussen de twee geliefden niet helemaal overeenkomen. Of er moet een knoop worden doorgehakt die hoe dan ook vervelende gevolgen gaat hebben. Al is het maar voor even.

Stel dat Julia uit Europa komt en Romeo uit Australië. Als ze samen een leven willen opbouwen, moet de ander dus zo ver van huis emigreren als mogelijk is. Daar komen ze waarschijnlijk wel uit als ze – daar is ‘t weer- goed praten en overleggen.  Maar dat wil niet zeggen dat Romeo niet éven probeert om Julia over te halen om naar Australië te komen, als dat betekent dat hij zijn vrienden en familie voortaan nog maar eens in de paar jaar gaat zien. Wat natuurlijk net zo goed voor Julia geldt als de zaak wordt omgedraaid…

Hoe bepaal je waarover Romeo en Julia ruziemaken?

Om het onderwerp van de ruzie te bepalen, kijk je naar een aantal punten:

  • Is er een onderwerp dat aansluit op een verhaalthema?
  • Hoe groot wordt het conflict, realistisch gezien? Waar past dat bij? Het hoofdplot of het subplot?
  • Wat kan in het heetst van de strijd jouw lezer meer leren over Romeo en/of Julia? Gebruik een ruzie voor een diepere kennismaking met je personages.
  • Kan je ervoor zorgen dat de grootste angst wordt aangesproken? Dan heb je een intense ruzie waar veel bij op het spel staat.

Met deze vragen kan je vast een ruzie bedenken die oprecht aanvoelt en ook spannend is om over te lezen. Succes!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kenny Eliason verkregen via Unsplash

Schrijfoefening: de ijkpersoon van iedereen

Als je een rijtje van de ‘juiste’ reclames kijkt, lijkt het wel alsof de kijkers volgens de bedrijven allemaal hetzelfde zijn, en heeft iedereen dezelfde zorgen en wensen. Natuurlijk herkennen veel mensen zich in een vrij algemeen beeld, maar dat neemt niet weg dat de ‘gemiddelde kijker’ alsnog niet meteen in dat hokje past. In deze schrijfoefening gaan we kijken wat je daar als schrijver mee kan en moet doen.

Ik stel u voor: iedereen

Als je de meest alledaagse reclames bekijkt, dan heeft de gemiddelde persoon die iedereen zou moeten voorstellen:

  • Een saaie kantoorbaan ‘(‘Stop met werken van 9 tot 5 op kantoor voor een baas en verdien geld met X’)
    • Een veel te druk leven (‘ Ook zo toe aan vakantie?’ ‘Waarom nog koken, als je je eten kan laten bezorgen met X?’)
    • Een gezin (‘Voor het hele gezin!’ ‘Drie keer per week een wasje draaien gaat makkelijk en snel met X’)
    • Een auto (autoreclames zie je regelmatig. En in de politiek hoor je relatief meer over de autobezitter dan over de treinreiziger)
    • Maatje slank, zie de modellen in de meeste reclames

En gemiddeld gezien kunnen de meeste mensen zich wel identificeren met een of meerdere kenmerken van deze zeer globale ijkpersoon. Maar zodra je per punt gaat kijken, dan vergeet je bijvoorbeeld de miljoenen mensen die:
* werken in de zorg, het onderwijs, de horeca, op een boerderij of in de culturele sector
* Wel werk en privé kunnen balanceren, of het juist heerlijk vinden om zelf te koken
* Single zijn, geen kinderen hebben of de pensionado’s wiens kinderen al het huis uit zijn
* fietsen, wandelen, met het openbaar vervoer gaan of een auto huren in plaats van hebben
* een maatje meer hebben

Zo heb jij als schrijver waarschijnlijk ook een beeld bij Jan met de pet. Misschien heeft hij een van deze kenmerken, misschien andere, of nog meer. Schrijf voor we verdergaan eerst eens alles op wat jij meteen associeert met Jan met de pet. Wat komt daar allemaal uit? Alles wat je bedenkt is nuttig voor de oefening: van hobby tot beroep, van leeftijd tot ras en zelfs of deze man (of vrouw) haar heeft of niet en zo ja, welk kapsel of gezichtsbeharing die dan heeft.

Jan met de pet en Sjan met de muts

Je hebt nu je ultieme gemiddelde ijkpersoon opgeschreven met deze Jan met de pet. Maar nu moeten we gaan kijken waar je lezer misschien wel Sjan met de muts is. Oftewel: iemand die misschien in zekere zin ‘gemiddeld genoeg’ is om binnen bepaalde kaders of je doelgroep te vallen, maar die op enkele punten daar toch buiten valt. En dan wel op een manier waar je niet meteen bij stilstaat.

Als Jan, de man jouw boek leest, leest die het waarschijnlijk anders als de vrouw Sjan zodra je over een man schrijft die vreemdgaat terwijl zijn vrouw zwanger is. Een rotstreek, daar zullen ze het allebei over eens zijn. Maar de kans is groter dat Jan ervaring heeft met moeite hebben met zwangerschapsperikelen van zijn/ een vrouw en daar moeite mee heeft. Sjan zal als vrouw eerder het argument hebben: draag jij maar eens verschillende kilo’s aan extra gewicht mee onder het ‘genot’ van een hormonenstorm…

Uiteindelijk zal dit plot van de vreemdganger vallen of staan bij hoe goed het plot, de personagebiografieën en de verhaalthtema’s zijn uitgewerkt. Als de zwangere vrouw niet alleen maar zwanger is, maar haar echtgenoot ook nog eens mishandelt en hij snakt naar wat genegenheid, dan zal ook Sjan niet zo snel haar oordeel klaar hebben.
Maar als je uitgaat van het oppervlakkige clichéscenario dat de vreemdganger gewoon pleziertjes buiten de deur zoekt, terwijl zijn vrouw zwanger is, dan kan je er gif op innemen dat hoe goed het verhaal verder ook is uitgewerkt, Jan en Sjan er andere interpretaties bij hebben door hun eigen persoonlijke bril.

En zo kan jouw ijkpersoon- van-iedereen soms dingen hebben, zijn of denken waarvan je niet beseft dat die helemaal niet zo vanzelfsprekend of gemiddeld zijn.

Jan met de pet onder de loep

Pak je beschrijving van Jan met de Pet er nog eens bij. Kijk nog eens goed naar wat je hebt opgeschreven en vraag je eens af waarom jouw Jan juist dertig jaar oud is in plaats van zestig. Of waarom hij inderdaad (of juist niet) een saaie kantoorbaan heeft. Je zal niet bij alles een ‘reden’ kunnen vinden; Jan kan ook gewoon ‘toevallig’ bruine haren hebben.
Maar zodra je denkt: tja, waarom eigenlijk? Is het de moeite om daar wat langer bij stil te staan. Dan kan je jezelf vragen gaan stellen.

Als Jan een saaie kantoorbaan heeft, reken je er dus in meer of mindere mate op dat iedereen weet hoe het is om ontevreden te zijn met diens baan. Nog los van het feit of dat zo is: wat wil je daarmee zeggen, of hoe kan je daarmee werken?
– Is dat een verhaalthema van ‘ongenoegen met een sleur?’ of juist ‘minderwaardigheidscomplex’? (“meer dan dit stomme baantje kan ik niet”)
– Als je lezer wel dolgelukkig is met diens (kantoor)baan, hoe kan je dan alsnog empathie kweken voor Jan? Worstelt Kantoor Katrien misschien wel met een bepaalde ontevredenheid van een gang van zaken op de school van haar kinderen? Dan zou een scène waarin op kantoor niet naar Jan geluisterd wordt, ook bij haar aan moeten slaan.
– Is Jan ongelukkig met zijn baan omdat hij denkt dat hij er te goed voor is? Het hoeft natuurlijk niet zo te zijn, maar als je doelgroep ook mensen omvat die überhaupt al blij zouden zijn met een baan, komt dat niet goed aan. Dan moet je iets meer aandacht besteden aan een gemene deler die ‘menselijker’ is dan alleen wat je aan de oppervlakte ziet.

Kijk op deze manier nog eens goed naar jouw aannamen van ze zeer algemene, dit-is-iedereen- ijkpersoon van Jan met de pet of Sjan met de muts. Dan zorg je ervoor dat je verhaal interessanter is opgebouwd en nog meer lezer aanspreekt.

Foto door Jonas Kakaroto verkregen via Unsplash.

Personage en paradox: zo gaan ze samen in een boek

Als je een clichépersonage wilt vermijden, is de paradox een goed uitgangspunt. Die laat zien dat niemand eenzijdig is en dus ook niet voorspelbaar of als een uitgesproken typetje reageert. Maar er komt een moment in dat zoeken naar diepgang waarbij je niet meer weet of iets paradoxaal is, of gewoon niet meer klopt. Zo kun je te werk gaan om dat probleem op te lossen.

Welke emoties spelen er en wanneer spelen ze?

Een paradox speelt als er twee dingen tegelijk gebeuren die los van elkaar, elkaar lijken uit te sluiten. Dankbaarheid en verdriet, bijvoorbeeld. Dankbaarheid maakt je blij, verdriet juist niet. Maar toch kan je na een mooie vakantie zowel blij of dankbaar zijn dat je hem heb gehad en ook verdrietig zijn dat hij over is.
Dat moment in het vliegtuig is een heel specifieke momentopname: je zweeft tussen twee bestemmingen in. Niet meer thuis, maar ook niet meer op de vakantieplaats. Dat tussen twee momenten of gevoelens inzweven is wat de paradox mogelijk maakt.

Was je nog aan het strand een cocktail aan het drinken, dan was je waarschijnlijk alleen maar blij of dankbaar. En thuis als de eerste keer de wekker voor de werkdag gaat, neemt verdriet (of een mopperbui) die dankbaarheid waarschijnlijk wel weer weg. Bij een paradox spelen dus twee dingen tegelijk spelen die zo verschillend van elkaar zijn dat het onmogelijk is om te beweren dat je de bijbehorende emoties zowel zwartwit als los van elkaar kan zien. Wat op ieder ander moment, tijd, of plaats of emotionele setting, wel had gekund, als de omstandigheden net iets anders waren. Verander een van deze factoren en je ziet dat de paradox verdwijnt. Als je dus met een paradox in je verhaal wil werken, moet je dus eerst een heel duidelijk beeld krijgen van het ‘wanneer/ waar’ en het (emotionele) ‘wat’.

Toen, in die situatie…

Een paradox kijkt dus als het ware terug op een moment of een situatie die op dat moment niet speelt, maar die herinnering eraan wel oproept. Je zit in het vliegtuig van vakantie terug naar huis niet langer aan het strand met de cocktail, maar je denkt daaraan terug. Dat mengt zich met de emotie van van nu of straks. “Als ik weer aan het werk moet…” waardoor de paradox ontstaat.

Dat vergelijken met het gevoel dat hier en nu speelt en het terugblikken op of een gevoel hebben bij een andere situatie kan ook paradoxen opleveren bij meer morele scenario’s. Zo kan iemand met engelengeduld onmiddellijk diens geduld verliezen als die een persoon tegenkomt die grotere, vervelende emoties oproepen. Dat rechtvaardigt dus uitspraken als: “Ik heb engelengeduld, behalve als ik mensen onrechtvaardig behandeld zie worden. Dan schiet ik meteen uit mijn slof!” De vervelende woede die de ‘herinnering’ of de situatie van onrechtvaardigheid oproept, staat dan in contrast met het meer fijne geduld.

Tegenstrijdigheden en paradox

Bovenstaande voorbeelden helpen je om makkelijker te zien wanneer iets echt niet kan en tegenstrijdig is, en wanneer iets paradoxaal kan zijn. Neem het voorbeeld van ‘deze milieubewuste chauffeur heeft drie auto’s, waaronder een Hummer’. Een Hummer is geen milieuvriendelijk voertuig. Nooit, hoe de situatie ook verandert of hoe emotioneel je er ook bij betrokken bent. Ook al noem je hem liefkozend Hummie, hij gaat echt niet eens op gras lopen als je hem een extra wasbeurt geeft. De mogelijkheid om in emoties veranderlijkheid te zien, laat zien dat er een paradox mogelijk is.

Hoe maak en vind ik paradoxen in mijn personage?

Paradoxen zijn dus complex: hoera, complexe personages zijn meestal de meest interessante om over te lezen! Als je een diepzinnig personage wil schrijven, helpt het dus om je personage zodanig divers te maken dat er tegenstrijdigheden lijken te zijn als je ze opgesomd in de personagebiografie zou lezen. Bijvoorbeeld
– Is dol op haar Romeo en zegt niet zonder hem te kunnen
– Kan Romeo niet luchten of zien wanneer hij weer eens over ijshockey begint

“Ik kan niet met en niet zonder jou”, is grammaticaal een tegenstrijdigheid. Maar waarschijnlijk kennen we allemaal wel zo’n stelletje. Maar dat kan dus omdat er emotie en gevoel bij deze paradox komt kijken. Ik voel me helemaal op mijn gemak bij jou als ik bij je ben, maar ik kan je wel schieten -woede en dus emotie- als je je rotzooi weer eens laat slingeren.

Je kan proberen paradoxen te maken als je een personage gaat ontwerpen, of je kan ze proberen te bespeuren als je al een biografie met de bullet points hebt gemaakt. Zodra je een paradox opmerkt, ga dan eens na welke emotie achter dit gegeven of in deze situatie (op)speelt.
– Ze is gek op Romeo ( ze voelt liefde)
– Als Romeo over ijshockey begint, berg je dan maar.
* Julia kan zich tekortgedaan voelen, omdat ze dan minder aandacht krijgt
* Julia denkt terug aan die keer dat ze gewond raakte tijdens ijshockey en daar zit nog een onverwerkt trauma achter
* Julia kan zich eenzaam voelen: Romeo heeft een heel stel ijshockeyvrienden, maar Julia heeft geen hechte vriendengroep waarmee ze eenzelfde hobby kan delen

enzovoorts.

Zodra je weet wat er tussen de regels door staat over een relatief simpel gegeven, kan je daar allerlei kanten mee op of nieuwe vragen bij stellen. Denk aan: weet Romeo van Julia’s ijshockeyongeluk of is dat haar grote geheim? Wat doet dat met hun relatie? Of: als Julia zo eenzaam is: in hoeverre moet je dat in het centrale conflict meenemen, of kan je er misschien een of het verhaalthema van maken?

Je ziet dat je zo vragen krijgt die dieper op de personage ingaan. Dat is iets wat de paradox afdwingt. Als je dus een personage hebt met de nodige paradoxen, moet je er haast je best voor doen om dat nog cliché te maken.

Foto door 愚木混株 cdd20 verkregen via Unsplash

Het verschil tussen een gewoon en een saai personage

Er bestaat een hardnekkig misverstand dat een personage allerlei ongewone en spectaculaire dingen moet meemaken, doen of vinden voordat het interessant is. Maar dat ligt aan de uitwerking. Laat je het dingen doen en vinden die de lezer min of meer hoopt of verwacht, of laat je het volledig zijn eigen persoontje zijn? Dat eerste maakt een personage saai, dat laatste maakt het personage misschien nog steeds gewoontjes, maar wel prettig om over te lezen.

Maak kennis met Eric en Vinnie: vanille-ijs

Ken je de vergelijking in de Engelse taal met vanille en gewoontjes? “He’s a vanilla guy’ (“Hij is een ‘vanilleman”) wordt gebruikt om aan te geven dat iemand maar gewoontjes is, niet spannends meemaakt of interessant is en geen bedreiging vormt. Het is meestal geen compliment. Het komt neer op iets als: “Waarom zou je voor ‘saai’ vanille-ijs kiezen, als er ook veel complexere, lekkere en meer originele smaken bestaan als pistache, karamelzeezout of honingavocado?’ En daar zit iets in, tot je bedenkt dat vanille-ijs de basis vormt voor allerlei andere lekkere recepten, of zo gewoon zo ook prima smaakt: daar is op zichzelf niets mis mee.

Dit uitgangspunt vormt de basis van deze blogpost: wanneer is je personage ‘vanille’ als in: saai, kan beter? En wanneer is je personage gewoon uitstekend vanille-ijs? Heerlijk in zijn eenvoud en verder -of zelfs daardoor!- helemaal prima?

Daarvoor gaan we eerst kennismaken met Eric en Vinne.
Eric Generic (=algemeen) is daadwerkelijk saai. Vinnie Vanilla is gewoontjes: op het eerste gezicht misschien saai, maar wel degelijk interessant om over te lezen. Eric en Vinnie wonen in Los Angeles en ze werken in de filmindustrie. Op papier is dat een gegarandeerd recept voor een interessant verhaal, met film, rijkdom en glamour om over te lezen. Maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. .

Op de set met Eric en Vinnie

Eric en Vinnie werken allebei in de filmindustrie aan dezelfde film. Eric is de knappe hoofdrolspeler, Vinnie is een ‘runner’: het manusje van alles dat verschillende dingen regelt op een set. Eric lijkt de meest interessante hoofdpersoon van je verhaal. Wat moet je met een ‘boodschappenjongen’ als je ook mee kan kijken met een Hollywoordster?

Eric Generic: een echt saai personage

Eric gaat naar de set, praat met de regisseur, zit in de make-upstoel en speelt daarna een scène. In de scène van vandaag schreeuwt zijn personage naar zijn ondergeschikte. Aan het einde is Eric een beetje hees, maar hij en zijn tegenspeler Johnny zijn tevreden. Aan het einde van de dag deelt Eric handtekeningen uit aan een stel bakvissen en praat daarna nog met de pers over zijn nieuwste film. Natuurlijk, zoals dat hoort, zegt hij wat voor een geweldige collega Johnny is. Ze kunnen goed met elkaar overweg, maar om doen alsof ze beste vrienden zijn… Maar ja, dat hoort nu eenmaal in de wereld van glamour.

Eric is niet interessant als dit het uitgangspunt van zijn heldenreis is. Waarom niet?

  • Hier staat alleen routine genoemd
  • Wat er gebeurt is erg oppervlakkig
  • Eric moet doen alsof. Bijvoorbeeld: Johnny en hij zijn beste vrienden. Dat kán interessant zijn om dieper op in te gaan, maar als je dat niet doet, zal je niet weten wie Eric is buiten Eric Superster. En hoe spectaculair een personage op papier ook is, als je niet weet wie of wat het echt is, in plaats van hoe het op papier lijkt, kan het nooit interessant worden.

    Ook al lijkt Eric hier net Eric de Superheld, uiteindelijk blijft hij Eric, the ‘generic’ hollywoodster. Eric is saai.

Vinnie Vanilla: gewoontjes, maar interessant

Vinnie en Eric komen elkaar regelmatig op de set tegen en kunnen goed met elkaar overweg. Omdat Vinnie op die manier ook met Johnny en andere supersterren in contact komt, weet hij van alle sappige verhalen. Op een dag neemt Eric Vinnie in vertrouwen over een van zijn diepste geheimen. Vinnie is een goed mens (Lees: vanille. Hij wordt niet ineens een slecht mens omwille van de drama die de mogelijkheid biedt om roddels te verspreiden) en houdt het dus voor zich. Vinnie beseft al snel dat als hij het niemand vertelt, het effect kan hebben op Erics welbevinden, of dat van hemzelf. Toch besluit hij het geheim voor zich te houden. Telkens als hij naar Eric kijkt, denkt hij nu aan het geheim. Verder blijft hij gewoon de runner die de zaken van alledag op de set regelt. Thuis heeft hij een vriendin en een pasgeboren dochtertje en gaat hij regelmatig wandelen met zijn vrienden (is hij dus relatief ‘saai’). Zijn vrienden weten dat hij werkt aan dezelfde film als Eric en Johnny en dat de acteurs aardig voor hem zijn. Maar dat Vinnie van Erics geheim weet, is Vinnies vrienden onbekend.

Waarom is Vinnies verhaal een goed uitgangspunt voor een verhaal?

  • Een geheim moeten bewaren doet iets met een personage: in dit geval gaat Vinnie het uiteindelijk toch verklappen of voor zich houden. Ongeacht welke van de twee: het hoe en waarom daarachter maakt het verhaal makkelijker leesbaar.
  • Je leert Vinnie kennen door zijn afwegingen over dat geheim: je weet wie hij is, niet zoals hij zich voordoet of meent te moeten voordoen.
  • Erics geheim heeft waarschijnlijk bepaalde gevolgen: dat maakt de situatie veranderlijk. Dus kan je het plot aan de gang houden met actie-reactie.
  • Vinnie staat als ‘simpele man’ dichter bij de lezer.
  • Vinnies vriendengroep biedt een ‘pauze’ in de spanningsboog rondom Erics geheim. Dat zorgt voor een balans in het tempo van het plot. In Erics verhaal zitten geen ‘pieken en dalen’ vanwege ofwel de sleur, of wel de continue piek van glamour, net hoe je het wil zien.

Als je wil weten of je personage een Eric Generic of een Vinnie Vanilla is, kijk dan dus niet zozeer naar hoe interessant ze op papier lijken. Kijk in plaats daarvan of je plot- en personage-uitwerking en plotontwikkeling alles bij elkaar genoeg bieden aan je lezer om geïnteresseerd te blijven.

Foto door sheri silver via Unsplash.