Zo schrijf je een goede dystopie

De wereld zoals we die kennen is niet meer: er is alleen nog maar ellende over. In de vorm van extreme oorlogen, de dood van democratie of een alieninvasie. Wat de oorzaak ook is, in een dystopie is er ontontkoombare ellende in de wereld waarin je hoofdpersonen moeten zien te overleven of het tij proberen te keren. Maar een verhaal dat alleen op ellende loopt, heeft niet voldoende plot. En een dreiging die constant is, maar niet piekt, heeft dat ook niet. Hoe schrijf je dan een sterke dystopie?

Wat is er gebeurd in je fictieve wereld?

In je verhaal is de wereld of wat er nog van over is, zo goed als vergaan. Hoe kwam dat? Tenzij het een plotselinge alieninvasie was, is het waarschijnlijk iets dat zich in de loop der jaren heeft ontwikkelt: een regime wordt niet van de een op de andere dag geboren. Je moet grondig onderzoek doen naar hoe dit politieke systeem zo heeft kunnen groeien, of in welke stappen de robots die het nu overnemen hebben kunnen evalueren. Schrijf deze bevindingen op in je opschrijfboekje! Als je ze uit gaat schrijven in je verhaal, krijg je daar geheid een infodump van.
Vergeet ook niet dat je jouw worldbuilding gedurende het verhaal meeneemt. Als in hoofdstuk 1 blijkt dat veel voedsel radioactief is, dan is dat in hoofdstuk 8 waarschijnlijk nog zo: ook dan zullen je personages niet zomaar iets eten. Zoiets is onderdeel van je plot, niet alleen deel van de worldbuildinginformatie.

Wat is de ramp die de dystopie liet ontstaan?

Bedenkt wat de concrete aanzet is geweest voor je ramp, of wat er exact is gebeurd: er is een meteoor ingestort, een niet-reguliere mening uiten is bij wet verboden geworden, heeft slechts drie procent van de wereldbevolking nog fatsoenlijk te eten. Wat heeft dat voor gevolgen? Wordt er gevochten om het laatste eten? Zijn er geen ziekenhuizen meer en is er daardoor een toename van – al dan niet oprechte- kruidenvrouwtjes en gebedsgenzers?
Laat het daar niet bij. Bepaal hoe dat ook nu nog weerslag heeft op je helden.

Wat is er nu nog eng aan de dystopische wereld?

Mensen leren zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Soms willen ze dat niet en zullen ze gaan demonstreren of protesteren, maar met sommige zaken valt er weinig te sturen en moet je dus leren omgaan. Als je in oorlogsgebied woont, zal je doodsbang zijn voor bommen, maar naar verloop van tijd alsnog aan het idee gewend raken dat er ieder moment kan vallen. Je leert het misschien geluid van een aankomende bommenwerper herkennen of weet wat de gevaarlijkste uren zijn om op straat te komen.
Zo is de beginsituatie van een dystopie voor de lezer doodeng, maar voor de personages – hoe eng ook- inmiddels al normaal.

Waarom is dat eng voor jouw helden?

Kijk daarom goed wat er in het hier en nu – dus niet op het moment van de bomaanslag, invasie of val van het politieke systeem twintig jaar geleden- nog eng is voor de helden in je verhaal.
Kijk daarvoor goed naar hun karakter. Waar de een banger is aangelegd, trekt de ander de neus niet voor op voor gevaar of uitdagingen. Net als bij personages die rondlopen in ons tijdperk.
Ook de personagebiografie biedt hier een schat aan informatie. Wie zijn de geliefden die ze willen beschermen in deze nare wereld? Hoeveel en welke middelen hebben ze daarvoor? Staan ze misschien onderaan een sociaaleconomische pikorde waardoor ze niet bij machte zijn bepaalde doelen na te streven?

Vergeet ook zeker niet welke kernemotie je centraal wil stellen voor je afzonderlijke helden of je verhaal in het algemeen. Gezien de duistere setting van een dystopie is het maar al te verleidelijk om wanhoop, angst en verdriet centraal te stellen, om ‘heldhaftigheid’ vervolgens alles op te laten lossen. In een wereld waar alles op zijn kop staat, gaan je personages ook allerlei dingen voelen. Houdt het niet aan de oppervlakte: anders wordt de kans groot dat je dystopie onrealistisch en hysterisch leest, of je personages overkomen als Mary Sues of gewoon vreselijk eendimensionaal worden. Maak het persoonlijk. Dan weet je ook zeker dat je naar interessante clues en een goede climax toe kan werken.

Wat is de climax van de dystopie?

Als alles al complete ellende is op het moment dat het boek begint, hoe werk je dan naar een nog ellendigere climax toe? Aan het begin van een dystopie is de situatie lastig, maar niet uitzichtloos. Dat is waar je helden in actie komen, in een poginng om het tij te keren. Zij zoeken de gaatjes van de overgebleven mogelijkheden op.
Wil je een goede spanningsboog in een dystopie houden, zorg er dan voor dat je deze gaatjes langzaam maar zeker alsnog dicht. De tegenslagen of keermomenten mogen duidelijk zijn, maar aanloop ernaartoe moet wel geleidelijk aan gebeuren. Je lezer en de helden moeten het idee hebben dat datgene wat ze op dat moment in werking proberen te zetten, vooralsnog effect heeft. Laat ze ook zeker een keer een geniaal idee hebben dat laat lijken alsof ze ‘het systeem’ te slim af zijn.
Komt dan echt dat moment dat alles verloren is, wees dan ook niet bang om dat te laten merken zodra je je boek afsluit. De rillingen lopen de lezer over de rug als die denkt dat we echt met zijn allen dit einde over een aantal deccenia zullen zien gebeuren!

Wat is de boodschap van je dystopie?

Een dystopie heeft vaak een waarschuwingselement in zich over iets dat in de nabije toekomst kan gebeuren. Denk aan Orwells klassieker 1984: we worden onder totale surveilance geplaatst.
Maar wat wil je met jouw dystopie nog meer zeggen dan het oppervlakkige? “Bewaak democratie” ” Bescherm het milieu.” Staat genoteerd. Maar de lezer heeft net een compleet boek gelezen waarin je helden allerlei dingen moesten overleven en zich moesten aanpassen. Hoe deden ze dat? Hoe bewaakten ze hun normen en waarden, wat moesten ze daarvoor doen of laten? Verweef dat door je verhaal heen, om te voorkomen dat je als schrijver een moraalridder wordt.

Foto door Jeffrey Hemsworth verkregen via Unsplash

Zo kies je de juiste regieaanwijzing: het wachtwoord

Een regieaanwijzing kan een dialoog levendiger maken. Kijk goed of je regieaanwijzing groot of klein genoeg is om de sfeer van het moment of de scène goed weer te geven. Maar wat als het de vraag is niet hoe groot die moet zijn, maar welke regieaanwijzing je kan gebruiken, kan ‘het wachtwoord’ helpen.

Regieaanwijzing als emotie-aanduider

In een regieaanwijzing krijg je altijd een zekere mate van emotie mee. Zo zit er vrijwel zeker ofwel woede ofwel blijdschap in een schreeuw. Je zal dan niet snel denken aan twijfel. Zo vertelt een regieaanwijzing je ook bijna altijd tussen de regels door wat er aan de hand is. Je gaat niet sluipen als je je op je gemak voelt. Waarschijnlijk word je bijna betrapt of kom je in gevaar als je gezien of gehoord wordt. Daarom ga je niet stampvoetend door de gang lopen.

In een tekst zijn regieaanwijzingen geslaagd als ze deze emotie van de scène of het personage kunnen ondersteunen zonder overweldigend te worden. Er is niets zo vermoeiend als over iets of iemand te lezen die continu hoog in de emotie zit. Of dat nu blijdschap, woede, verdriet of… betreft. Daarom kan het lastig zijn om te bedenken welke regieaanwijzing je gebruikt. Laten we gaan kijken naar een casus: het wachtwoord.

Geef mij het wachtwoord

In deze casus betekent een wachtwoord dat van de Middeleeuwse, analoge soort. Achter de deur of poort waar een wachtwoord wordt gevraagd, bevindt zich iemand die jij graag wil spreken, die jou kan helpen, die je een medicijn aanbiedt, of die jou op het matje heeft geroepen. Een betoverde deurklopper vraagt je naar het wachtwoord en kan de deur laten openzwaaien als het wachtwoord juist is.

Mogelijke wachtwoorden zijn:
– Chocolademelk
– Duimschroeven
– Verlossing
– Doe open

Deze wachtwoorden staan symbool voor een gemoedstoestand van je personage of de toon van een scène. Stel je eens voor dat je naar de persoon achter de gesloten deur wil omdat er net iemand is vermoord. Daar kom je dan: “Help, moord, brand, CHOCOLADEMELK!”

.Nee toch?

Anders gezegd: als de wachtwoorden de regieaanwijzingen zijn, moet je niet alleen weten of je ze wel moet gebruiken, maar ook of het wel bij het grotere geheel past. In het geval van de moord ‘Doe open!’ omdat het aansluit bij je paniek of ‘duimschroeven’ om het lugubere thema wat meer kleur te geven.

Voorbeelden van regieaanwijzingen als wachtwoord

Kijk eens naar deze scenario’s.

Scenarioje personage voelt zichDe persoon achter de deurhet wachtwoord iseen passende regieaanwijzing zou zijn
een routineuze vergaderingverveeldis de net zo verveelde collegadoe openmompelen
een routineuze vergadering goed in zijn velis een bevriende collegachocolademelk zei hij opwekt.
Of gewoon:
‘chocolademelk!’
De deur ging open
een noodgevalangstigmoet worden geëvacueerddoe open
duimschroeven (als er oorlog is)
schreeuwen
een romantisch afspraakjeZenuwachtigmoet nog worden veroverdverlossing
( na het vinden van liefde, of van de zenuwen)
fluisteren
een romantisch afspraakjezelfverzekerdis er helemaal voor in doe openzei ze zangerig/ zwoel
een promotie is vol zelfvertrouwenheeft er zin in goed nieuws te brengendoe open
verlossing (een lekker groots woord)
de deur gaat open, zei ze zelfverzekerd
een geheim wordt gedeeldweet nog van niks en is nog op zijn hoedeweet dat er niets ernstigs aan de hand is chocolademelk ( alles komt goed) doe openzei hij aarzelend

Kijk goed naar je personage en hoe die iets uitspreekt. Daar zit een samenhang in. Ook zit er een samenhang met de situatie, het wachtwoord en de relatie tussen je held en het eventuele medepersonage. Anders gezegd: als je een regieaanwijzing weloverwogen inzet, kan het een complete sfeeromschrijving worden van een scène, de verhoudingen van je personage en anderen of het plot… Het kan zelfs een show don’t tell worden die je nergens anders kwijt kan.

Het belangrijke van deze bevindingen is dat je een regieaanwijzing zo wel veel meer gewicht kan geven dan hij eigenlijk dragen kan. Als je ervanuit gaat dat de regieaanwijzing een scène of dialoog aan moet vullen, maar niet de boventoon moet voeren of zelfs de toon moet zetten, dan zit je goed.

Een ‘wachtwoord’ of regieaanwijzing kiezen

We zetten de chocolademelk aan de kant: hoe kies je een passende of originele regieaanwijzing in de praktijk?
Het werkt bijna hetzelfde als in het schema, alleen moet je de chocolademelk naar iets concreets vertalen. Daar kan je een aantal vragen voor gebruiken:
– Wat is er precies aan de hand?
– Wat gaat er nu gebeuren (en weet mijn held dat ook?)
Deze vragen kan je samenvatten als de sfeer.

Maak dan een woordenweb van woorden die bij de sfeer passen in acties die je kan uitvoeren, emoties die je kan voelen of gedachten die je kan hebben. Als de sfeer ongemakkelijk is krijg je bijvoorbeeld:
ijsberen, blozen, gêne, ongeduld, verwarring ‘Oh help’ ‘Kan ik hier weg?’

Kijk vervolgens naar het plot en de doel van de scène: wat moet er tussen de regels door duidelijk worden?
– Moet er een relatie veranderen?
– Moet er iemand tot actie worden aangezet?
– Moeten de gedachten of motieven van de held duidelijk worden?
Kijk nogmaals in je woordenweb en vul het desnoods nog aan als er je iets te binnen schiet. Wat zijn woorden uit het web die hierbij passen? Schrijf omcirkel deze woorden in je web.

Kijk tot slot naar je held en het punt in de heldenreis waar die zich bevindt. Dan krijg je dingen als:

– Is je held iemand die van zichzelf passief is of meer actief? In het laatste geval vertaalt de regieaanwijzing zich eerder naar ijsberen – iets fysieks- dan in elkaar krimpen, een iets passievere actie.
– Moet je held nog leren van zijn zelfzuchtigheid los te komen? Die zelfzuchtigheid vertaalt zich eerder naar verbale zelfverdediging in de vorm van een ongeduldige snauw dan een zelfreflecterend gebloos. Dat komt pas als je personage daarin wat meer is gegroeid.

Hopelijk helpt deze post om creatiever regieaanwijzingen te kiezen en het gebruik ervan beter te begrijpen.

Foto verkregen via Unsplash.

De ‘Wat-vijand’: moraal overbrengen in je boek

Er zijn verhalen waarbij je een boodschap mee wil geven aan de lezer. Maar een boek dat vooral een moraalridder in plaats van een bron van vermaak of inspiratie wil zijn, leest niet fijn. Je kan dan beter de held van je verhaal tegen de wereld laten vechten op een manier die relatief onzichtbaar is.

De broodnodige vijand

Een held heeft in een verhaal een vijand nodig. Dat is belangrijk voor het verhaalthema: het geeft je boek een prettig kader voor wat er moet gebeuren: als je held het goede of het licht symboliseert, moet de vijand duisternis symboliseren om ervoor te zorgen dat de held niet al te fluitend door het leven gaat. Vaak is de vijand een ander personage: de machtswelluste dictator, de ouder die de verliefde tieners uit elkaar wil trekken…
Maar niet ieder verhaal heeft een ‘iemand’ als een verhaal nodig. Verhalen waarin een moraal centraal staat, doen het beter als je een ‘iets’ de vijand maakt.

Bepaal en behoud de ‘wat- vijand’

‘Een ‘wat-vijand’ zijn dingen als: maatschappelijk onrecht, armoede of een extreem gevoel van eenzaamheid. Dingen die groter zijn dat de persoonlijke wereld van je held alleen, of wat je held kan overkomen. Het zijn ook zaken die je als verhaalthema zou kunnen gebruiken. Maar daar zit een valkuil in verborgen als je met je verhaal ook een moraal mee wil geven over datzelfde thema: personificatie.

Zoals je kon lezen in de inleiding op deze blogpost, komt het zelden voor dat iemand letterlijk representeert wat je held dwarszit en wat die moet overwinnen. Dat leest namelijk vreselijk geforceerd. Als het probleem van jouw feministische heldin Felicia Feminist is dat er gemene mannen aan de bedrijfstop zitten, is het wel erg toevallig *kuch* dat zodra ze de man op de zesde verdieping wegjaagt, al haar problemen zijn opgelost. Daarmee vergeet je dat niet Co de CEO als eenzaam persoontje de vijand of het verhaalthema is, maar het feit dat je heldin niet door het glazen plafond kan breken. Co (wie?) mag in een moralistisch verhaal niet de vijand worden, dat moet dat glazen plafond blijven (wat?)

Wat zijn de (minder) zichtbare tegenslagen?

Denk eens aan iemand die je niet mag. Niet je ergste vijand, maar iemand waar je wel een onprettig gevoel bij hebt. Schrijf nu eens op waarom. Wat doet diegene of wat heeft diegene gezegd waarvan je denkt: Nou… nee.
Waarschijnlijk zijn dat maniertjes, uitspraken of overtuigingen waarvan je niet met recht kan zeggen dat deze persoon in-en in slecht is, maar die desondanks vaker terugkomen en je ongemakkelijk laten voelen. Bijvoorbeeld:
* Hij neemt net iets te vaak de leiding in een gesprek, waardoor ik vind dat hij niet zo goed luistert.
* Zij laat zodanig vaak een taak liggen, dat ik erop begin te rekenen dat ik haar taak moet overnemen.
* Hij gebruikt het woord ‘vrouwtje’ zodanig vaak en met zo’n intonatie dat ik niet zeker meer weet of hij dat liefhebbend of neerbuigend bedoelt.

Zie je de twijfel in deze formuleringen? Wat je ergert is er wel, maar niet genoeg om te zeggen dat deze persoon meteen een ongevoelige hork, waardeloze collega of vrouwenhater is. Zo’n zelfde nuance moeten je plotpunten, scènes en dialogen krijgen als je een verhaal wil schrijven waarin een moraal de ruimte krijgt, maar niet alles overheersend wordt.
In tegenstelling tot:
* Hij laat nooit iemand uitpraten, praat luid en over iedereen heen
* Zij voert geen donder uit en ik moet iedere taak van haar overnemen: ik heb nu een parttime baan erbij
* Hij zegt steevast bij binnenkomst: ‘Hé vrouwtje, nu lust ik wel een biertje. Ga dat eens halen!”

Felicia Feminist en Sterke Steffie

We gaan kijken hoe dit er in de praktijk uitziet. Felicia Feminist is de sterke vrouw van de doorgeslagen trope, Sterke Steffie is daadwerkelijk een sterke vrouw: een van wie je kan zeggen dat ze tegenslagen overwint, niet per se iemand neer hoeft te halen en dat ze herkenbaar is voor vrouwen met een ‘echt’ leven: inclusief het doodnormale gezinsleven, de dagelijkse sleur en menselijke gevoelens en worstelingen. Beide vrouwen worstelen met het glazen plafond: hun ‘wat-vijand’.

De ‘wat vijand’Felicias verhaal Steffies verhaal
Mannen hebben meer macht dan vrouwenFelicia wordt afgeblaft door Co CEO zodra ze maar door dezelfde gang lopenSteffie is een van de weinige vrouwen in het bedrijf en ze zit niet in de vergadercommissie.
De vrouw zit niet bij de pakken neerFelicia schrijft -zodra Co niet kijkt – een bedrijfsrapport over gendergelijkheid dat ze later met rechte rug en een trots knikje bij Co op zijn bureau neerkwakt.Steffie schrijft een marketingsvoorstel en legt dat voor aan een (mannelijke) collega, in goed overleg
De vrouw kan haar eigen boontjes doppenFelicia vraagt nooit een (mannelijke!) collega om hulpSteffie neemt feedback van collega’s mee en gaat daarmee verder.
De vrouw is capabelAchter haar rug om zijn de (mannelijke) collega’s bang voor Felicia’s vooruitgang en proberen die in de kiem te smoren.Tijdens een vergadering wordt Steffies marketingsvoorstel afgewezen. Het is wel goed, maar te duur om uit te voeren.
De vrouw is geen Mary SueFelicia barst op het toilet in snikken uit als Co weer eens tegen haar heeft geschreeuwdSteffie verliest een deel van haar concentratie en wordt minder scherp, als ze overuren draait om haar marketingsvoorstel te herschrijven en in de tussentijd haar huishouden en gezin draaiende probeert te houden.

Merk op dat Felicia’s verhaal geen echte plotlijnen heeft, maar slechts losse momenten. Bovendien heeft Steffie ruimte voor groei: Felicia moet alleen maar overwinnen. Alleen al daarom is Felicia ongeschikt als heldin met een centraal conflict. Bovendien is alles wat er in haar verhaal gebeurt heel groots, niet bepaald subtiel.
Steffies verhaal hoeft niet altijd ‘braaf‘ te zijn, maar waak ervoor dat wat haar overkomt niet buiten proporties raakt.
Kijk zo eens naar je moraal: zit daar nog een verhaal in, of lijkt dat maar zo op de oppervlakte, omdat diezelfde oppervlakte alle ruimte opzuigt ?

Foto door Arièle Bonte verkregen via Unsplash.

Zo krijgen Romeo en Julia een echt lang en gelukkig

Zodra Romeo en Julia een aantal ruzies hebben gehad en als stelletje zijn gegroeid, zou je kunnen denken dat ze de eindstreep hebben gehaald en het perfecte koppel zijn. Maar dat is niet zo. Als ze echt samen oud willen worden, moeten ze nog een paar dingen doen.  

Leren leven met een rommelkont

Zodra je stelletje een ruzie heeft gehad en weer heeft bijgelegd, laat dat zien hun relatie tegen een stootje kan. Ze weten dat de ander niet alleen maar mooi en lief is, maar ook de neiging heeft om rommel te laten slingeren. Of wel eens vergeet te bellen, zonder dat de ander meteen denkt dat die bedrogen wordt. Dat is een stevige basis, maar daarmee worden Romeo en Julia niet samen oud in een verhaal.
De laatste manier waarop Romeo en Julia samen moeten groeien, is precies dat: blijven groeien. Accepteren dat jouw ware af en toe een rommelkont is en daarmee leren leven is een ding. Maar dat is niet de wrap-up, dat deel vlak vóór: ‘en ze leefden nog lang en gelukkig.’
Het is eerder de fase halverwege een verhaal. Nu je weet wat je aan elkaar hebt, moet je je liefdesverhaal aangaan met de nodige ontwikkelingen en obstakels. En die zijn na twee ruzies nog niet over.

Keer op keer weer groeien

Als je verhaal over een held gaat, moet die zich gedurende het verhaal blijven bewijzen. Zodra de zwakten van de held duidelijk zijn, komen er obstakels die een uitdaging vormen. Zodra die zijn opgelost, komen er volgende obstakels, dan volgt er nog een crisis… Kortom: je held wordt op verschillende manieren getest. Om de titel van de held waardig te blijven, moet die tot aan het einde van het boek blijven groeien en die obstakels blijven aan gaan.

In een fictieve (romantische) relatie geldt eigenlijk hetzelfde. Stel dat Romeo onze welbekende stoere alfaman is.  Dan is het waarschijnlijk een eitje voor hem om Julia uit een benarde situatie te redden waar ze wel een stoere man kan gebruiken. Maar is Romeo ook iemand die een stapje terug kan doen als Julia met een andere mannelijke vriend wil praten?  Waarschijnlijk is dat wat lastiger voor deze Romeo. Het hoeft niet onmogelijk te zijn, maar het gaat hem wel minder makkelijk af. En dus heeft dat meer tijd en groei nodig. Binnen de relatie, maar dus ook om dat goed, gezond en blijvend in de relatie te verankeren.

En zo moet de relatie van Romeo en Julia zich keer op keer bewijzen voor van alles en nog wat bestand te zijn. Niet alleen tegen een ruzie, maar, zo je wil, tegen het verhaal als geheel en alles wat dat op het stelletje afvuurt.

Is ‘lang en gelukkig’ wel mogelijk in een verhaal?  

Als Romeo en Julia zich steeds opnieuw moeten bewijzen, kan je je afvragen of een lang en gelukkig einde wel is weggelegd voor ons fictieve stelletje. Het antwoord is zowel een ja, als een nee.

Laten we beginnen met de nee.

Een goede romance zelf is altijd onderdeel of een invulling van de plot. Nooit de plot zelf. Dus is een verhaal nooit afgelopen als er binnen de eigenlijke romance obstakels zijn overwonnen of voldoende is gegroeid. Zolang het plot zelf nog niet zover, of ‘klaar’ is, is het ‘lang en gelukkig’ daar ook nog niet.  Je hebt dus nog geen lang en gelukkig zolang Romeo en/of Julia:

  • na hun emigratie nog geen stabiel leven in het thuisland hebben opgebouwd en kunnen houden
  • achterom kijken naar het verleden dat ze hebben moeten afsluiten
  • hun stalker nog op de loer ligt, of Romeo daar nog nachtmerries van heeft.
  • Julia nog steeds hechtingsproblemen ervaart, ook al heeft Romeo zich al honderd keer bewezen. Tenzij ze zich daarmee verzoenen. Als je daar nog een extra subplot van maakt, is het moment nog niet daar.

Maar zodra dit soort scenario’s uit de weg zijn en de romance er nog is, dan is ‘lang en gelukkig’ niet alleen mogelijk, maar zelfs al bereikt!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Esther Ann verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: ik zie… twijfel

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… twijfel.     

Een ijsje of een stroopwafel? Soms kom je op het idee van een stroopwafelijsje, maar andere keren moet je kiezen tussen een aantal vaststaande mogelijkheden en kan de twijfel toeslaan.  Die twijfel kan van korte duur zijn; over een toetje denk je geen week na. Andere keren kan twijfel je een leven lang achtervolgen: ‘Wat als…’ ‘Had ik maar…’ ‘Zal ik toch maar?’  Kortom: twijfel is van korte of lange duur. En als je die goed observeert, kan je een soms tekenende karaktereigenschap van je personage goed neerzetten.

De truc voor de korte twijfel

Nog een keer naar de vraag: ‘Een ijsje of een stroopwafel?’ Voor dit soort kortere en onschuldige twijfels zijn er trucjes om makkelijker de knoop door te hakken.
Denk aan: de smaak in je mond alvast ‘voorproeven’ en zo bedenken waar je het meest zin in hebt. Of je denkt wat meer pragmatisch wat de goedkoopste optie is. Je had jezelf beloofd deze week op de uitgaven te letten.  Ook kan je kleine zusje naast je staan, die gek is op stroopwafels. Dan kies je daarvoor, zodat je makkelijker kan delen.

Bedenk eens of je personage ook zo’n manier heeft om makkelijker te beslissen. Of gaat het juist af op onderbuikgevoel, of tost het een munt?  Wat je ook te weten komt, het kan een aantal zaken over je personage verklappen. Hoe bijgelovig het is, intuïtief, sociaal of pragmatisch. Dat kan je helpen bepalen of, hoe, wanneer of in wat voor situaties je held in de spreekwoordelijk zeven sloten tegelijk loopt. Dat is een goede manier om het proces van vallen en opstaan invulling te geven en de spanningsboog te bepalen. Houd je ogen natuurlijk ook open als je nog een andere ‘twijfeltruc’ ziet.

Twijfel in de houding

Ongeacht wat de beslissing wordt, twijfel kan je ook aan lichaamstaal zien. Het gezicht raakt een beetje verwrongen. Dat is misschien wel het duidelijkste signaal. Maar let ook eens op kleine maniertjes als heen en weer wiegen of op de tafel tikken. Schrijf alles op wat je ziet, dan kan je later makkelijk een paar van deze maniertjes aan je personage meegeven en het zo uniek maken.  

De serieuze twijfel

Natuurlijk zijn er ook momenten waarop de twijfel langer aanhoudt. Dan is de beslissing belangrijker, bedenkt je personage eindeloze ja-maren of speelt er een duivels dilemma.  Op de momenten dat zo’n beslissing wordt genomen is het belangrijk om de eerdere maniertjes rondom twijfel die je personage heeft mee te nemen. Dat is een goede show, don’t tell.  Maar belangrijker is dat je voorwerk doet. Wat heeft het gedaan, doet het, of gaat het doen met het personage dat het zo twijfelt en/ of deze beslissing neemt? Dat heeft ongetwijfeld grote invloed op diens doen en laten, of het algehele plot.

Als er zo’n grote twijfel of beslissing in je verhaal voor gaat komen, wees dan niet bang om even de tijd te nemen om voor personagepsycholoog te spelen. Kijk in de personagebiografie van je personage wat er van invloed is. En spiek gerust een beetje bij mensen welke afwegingen die maken en welke moralen er dan meespelen. Of hoe zenuwachtig ze al dan niet worden als ze flink aan het twijfelen worden gebracht.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jonathan Cosens Photography verkregen via Unsplash.

Hoe groot kan de rol van een personage zijn in een boek?

De Olympische Spelen in Parijs zijn begonnen en wereldberoemde sporters strijden om de gouden plak. Iedereen kent wel een aantal namen van atleten, omdat sommige gedurende de jaren of door enkele uitzonderlijke prestaties naam hebben gemaakt. Maar als je niet om wat voor reden dan ook sport niet volgt, de radio niet aanhebt of geen reclames ziet waarin steratleten hun gezicht laten zien, dan kan het wel zijn dat ‘ de hele wereld’ de Spelen volgen, maar dat jij alsnog geen idee hebt wie Nadal, Hashimoto en Bol zijn, ook al heeft ‘iedereen’ het over hen. Dat principe van ‘wie is nou eigenlijk iedereen?’ en ‘wat maakt deze beroemdheid eigenlijk uit?’ is het uitgangspunt dit artikel. Het zal je helpen om het gewicht van bepaalde plotpunten en belang van bepaalde personages af te wegen.

De wereldberoemde beroemdheid – of toch niet?

Liefhebbers van atletiek wereldwijd kunnen hun hart ophalen met Femke Bol dit jaar. In Nederland heeft ze niet alleen faam gekregen vanwege haar topprestaties, maar praat men ook over haar vrolijke voorkomen en doorzettingsvermogen. Miljoenen mensen gaan over haar praten de komende tijd, in Nederland en ver daarbuiten: binnen de atletiekwereld heeft ze al bijna, zo niet helemaal een legendarische status. Femke is dus wereldberoemd. Maar, en dit is het punt: alleen voor mensen binnen Nederland met vaderlandse trots tijdens sport evenementen. Mensen die niets om atletiek of sport geven, of gewoon domweg de middelen niet hebben om (wereldwijde) sport te volgen, weten niets van Femke Bol.
“Ken jij Femke Ból niet? Maar iedereen kent haar!”
We gaan eerst uitzoeken wat er achter het antwoord “Wat maakt dat uit?” kan zitten voor een verhaalverloop.

Een wereld zonder beroemdheid

Stel dat ons personage Femke Bol niet kent. Dan zijn er twee mogelijkheden: het kiest min of meer voor Femke niet te kennen: het geeft niets om sport of de Spelen of atletiek en komt zo niet achter haar naam. Anders gezegd: het bemoeit zich er niet mee. Dan heb je nog het personage dat niet eens weet eens dat er zoiets als de Spelen bestaan en weet dus niet wat het mist. Denk aan een baby of een lid van een inheemse stam. Hoe dan ook: dat is een wereld zonder Femke Bol erin.
Als een personage ervoor kiest om zich niet in te laten met wat een beroemdheid doet, blijft ‘Femke’ vaak op de achtergrond. Ze mag wel een keer een onderwerp van gesprek worden, maar daar moet het dan bij blijven. Als ‘Femke’ min of meer een figurantenrol heeft, dan mag die dus niet gaan overheersen, omwille van een goedlopend plot.

In een iets meer alledaagse situatie is Femke Bol misschien het populairste meisje van de klas, of het succesvolle familielid dat door iedereen schouderklopjes krijgt, maar waar je personage niet zo’n klik mee heeft.
Uiteraard kan je dit sturen: is ‘Femke’ of dat succesvolle familielid zo’n groot onderwerp van gesprek dat je personage zich sociaal isoleert door daar niet over mee te praten? Dat kan interessant zijn voor het plot, het verhaalthema of om de relaties van personages onderling bloot te leggen.

Kent je personage ‘Femke’ gewoon niet? Dan komt ze gewoon niet in het verhaal voor, of gaat ze later een belangrijke rol vervullen in het verhaal. Wordt je personage bijvoorbeeld uiteindelijk bekend met Femke en laat het zich inspireren door haar? Dan moet je goed stilstaan bij:

  • Op welk moment komt ‘Femke’ in het plot voor? Het inciting indicent is een goed moment als ‘Femke’ de kathalysator van de heldenreis gaat zijn.
  • Als een personage een ander als een held ziet, moet je weten wat de relatie tussen hen is. In het geval van op afstand bewonderen, zoals bij Femke Bol, is zij waarschijnlijk eerder een symbool van iets dan een goede vriendin die om raad gevraagd kan worden. Dat bepaalt een groot deel van het plot: dat van een obsessieve fan gaat of op een bepaald moment vastlopen of wordt een thriller. Als je dat niet wil, waak er dan voor dat je over de heldenreis met vallen en opstaan van Kim blijft schrijven, en er geen carrièreverslag van Bol van maakt.

Een wereld met een beroemdheid: voer voor spiegeling

Als je personage de beroemdheid wel kent, dan is het evengoed zo dat ‘Femke’ een leuke figurantenrol kan vervullen of een show don’t tell kan vormen voor het feit dat je personage een sportfanaat is. Maar is ‘Femke’ een beroemdheid van het kaliber dat iemand aan je kan vragen of je onder een steen hebt geleefd als je haar niet kent, dan kan je nog iets anders interessants meenemen om plot en symboliek te combineren. Of het nu sporters, filmsterren, politici of sprekers zijn, wereldberoemde mensen hebben vaak zowel voor-als tegenstanders en zijn prooi voor de roddelpers. Voor je het weet, krijg je krantenkoppen of roddeluitspraken als: ‘ Tweede politicus in een maand pleegt fraude’. “Ik wist het, aan de kop van die vrouw kon je al weten dat ze onbetrouwbaar was.’ ‘Politici zijn nooit te vertrouwen.’ ‘We moeten de wetten aan gaan passen!’

Een enkele beroemdheid kan zo een symbool of afspiegeling worden van een groep mensen, tijdsgeest of beweging. Wat het ook is dat de beroemdheid (of de roddel over diegene) verandert in de wereld, wat voor invloed heeft dat op jouw personage? Helemaal niets? Veranderen de ideeën van je personage, komt het in actie? Hoe dan ook, kijk eens of je de beroemdheid dan als een afspiegeling of symbool kan gebruiken voor de grote plotpunten of thema’s in je verhaal zoals liefde, maatschappelijke onrust, of motivatie. Hoe meer de beroemdheid in het nieuws komt, hoe meer je personage ermee bezig zal zijn. (Want anders kan je je afvragen waarom je woorden besteed aan al die nieuwsberichten).

Kijk eens goed naar de rol en status die je personages in een verhaal hebben. Ze kunnen zomaar onverwachte en rijke aanvulling zijn voor zowel personagemotieven, symboliek, verhaalthema en plotlijnen. Of juist helemaal niet. Kijk goed wat je wil met personages met een zekere status.

Foto op de banner is afkomstig van runninglife.com.

Zo verminder je een cliché: van tien naar normaal

Afgelopen week probeerde ik AI te slim af te zijn en dat lukte 😉 Het resultaat is een blogpost waarin je leest hoe je van een extreem cliché weer richting ietwat normale tekst kan gaan. Want je kan wel weten waar het fout gaat met een cliché, die fouten moet je ook weer kunnen rechtzetten.

Klefste tekst ooit: een AI-experiment

Ik sprak met een (Engelssprekende) vriend over in hoeverre AI op dit moment emoties en gevoelens kan faken. Als wij al moeite hebben om goede definities te geven aan grote woorden als liefde en hoop, hoe doet een computer dat die die zaken niet kan voelen? Ik vermoedde dat AI getraind zou zijn op het herkennen van romance, niet zozeer op andere soorten liefde en dat wilde ik gaan testen. De prompt die wij gaven aan een AI-liedjesmaker was: ‘Ik mis mijn niet-romantische liefde’. Ziehier de vertaling.

Ik mis je lach elke dag
Jouw grappen verlichten mijn weg
Je bent mijn zonneschijn door het grijs
Zonder jou ben ik verdwaald

Geen bloemen geen zoete lijnen
Geen kaarsen geen witte wijn
Alleen wij en de leuke tijden
Samen verstrengelen we

[Refrein]
Ik mis mijn niet-romantische liefde
Je bent mijn beste vriend gezonden van boven
Geen harten geen duiven alleen wij, het is genoeg
Ik mis mijn niet-romantische liefde

We praten de hele nacht door
Geen behoefte aan een liefdeslied
In elkaars leven horen we thuis
Onze band voor altijd sterk

Door dik en dun blijven we
In lachen pijn en spel
Je bent mijn rots mijn elke dag
Op een niet-romantische manier

[Refrein]

De titel die AI aan het lied gaf was erg simpel: ‘niet-romantische liefde’. Wij hadden al snel een passendere: ‘mensen in ontkenning van verliefdheid’. Want: ‘samen verstrengelen we’? Ja joh, platonisch als wat… Een andere vriendin zei: “Het slachtoffer lijkt in de friendzone te zitten. Ik heb er bijna medelijden mee.”

Hoe dan ook: de tekst is overduidelijk romantisch. (Daarom moet AI het glashard ontkennen om nog aan de prompt te voldoen, haha.) Want bijna ieder cliché over romantische liefde wordt er genoemd. Daarom is dit liedje duidelijk door AI gemaakt, concludeerden wij: een mens zou dit makkelijk als te veel van het goede bestempelen. Het werken met iets dat clichégevoelig is, vergt nu eenmaal afweging van wat je in de tekst laat en wat je wel degelijk kan of zelfs moet gebruiken. Dat moet dan weer aansluiten op je verhaalthema op een manier die gebalanceerd is…

Ik schreef al over hoe clichés vaak hyperbolen zijn, en dat je ze af moet zwakken. Maar nu gaan we kijken hoe je die afwegingen in de praktijk maakt, met het perfecte voorbeeld van het liedje over (niet-) romantische liefde als uitgangpunt.

Wat is het goede in ‘te veel van het goede?’

Als je een clichégevoelig element gaat schrijven, heb je voorbeelden te over om mee te werken. Je kan niet vermijden dat een aantal elementen die het cliché vormen moet gebruiken. Onthoud dat een cliché altijd een uit de hand gelopen trope is: met het element op zichzelf is niets mis: het is de manier waarop het wordt ingezet. Vaak heeft een trope een bepaalde symboliek of een betekenis die gewoon duidelijk is.

‘Ik mis je lach elke dag’ is duidelijk en daar zit niets achter. ‘Zonder jou ben ik verdwaald.’ is al iets meer figuurlijk: je partner geeft je hier geen stadsplattegrond, maar advies over wat je (nu) in je leven kan doen. En iets als ‘Geen harten geen duiven alleen wij, het is genoeg’ is echt symbolisch, want dat zijn symbolieken van romantiek en liefde. In dat geval is het handig om te gaan bedenken waarom dat is, of kan zijn. Soms is dat een open deur. Schrijf het toch op, want het kan je helpen om tot de kern van je (symbolische) boodschap te komen. Het hart en de duif gaan we samen bekijken:

Hart: laat het bloed in je lijf rondpompen, en zorgt dat je leeft. Het gevoel dat je leeft, wordt versterkt als je diepe liefde ervaart. Spreekwoorden en gezegden met ‘hart’ erin, zijn vaak tekenen van liefde, of op zijn minst diepe vriendschap, blijdschap of empathie. ‘Mijn hart zwol op.’ ‘Dat gaat mij aan het hart.’ ‘Een hart van goud hebben’ ‘Het hart op de juiste plek hebben’, enzovoorts. Kortom: het hart staat voor alles wat goed is in een mens.

Duif: staat voor vrede, liefde, harmonie… Al die leuke dingen. Maar: hier wordt het leuk: symbolisch gezien is die duif altijd wit…

Deze duiven zijn nou niet echt de bron van romantiek, of wel? Flauw, maar wel een goed punt als je wil kijken hoe je iets moet bekijken als het onderdeel is van een cliché: weet je wel wat je zegt? Weet je wel waaróm iets cliché is?

Weet wat je zegt

Als je weet wat je zegt, kan je de elementen van een cliché makkelijker herkennen, maar ook rangschikken. Dat helpt je weer om te bedenken wat je kan behouden, of aanpassen. Uiteindelijk is dat wat romantiek romantisch in plaats van klef maakt, het dreigement echt eng in plaats van loos of ongeloofwaardig en het de blijdschap oprecht in plaats van hysterisch. Dan kan je gaan afwegen en gericht gaan selecteren. Zodat dat ene romantische gebaar of die lieve opmerking in je liefdesliedje ook daadwerkelijk gewicht krijgt. Natuurlijk is een kort liedje iets anders dan een compleet verhaal met plotontwikkeling, personagebiografieën en al dat soort zaken. Maar hetzelfde principe gaat op. Als je goed nagaat wat je schrijft en waar zich dat op de clichéschaal van 1 tot 10 bevindt.

Ik mis mijn niet-romantische liefde écht

Ik heb heb het eerder genoemde liedje herschreven op een manier waarop het daadwerkelijk een niet-romantische liefde is die wordt gemist. Ik heb de tekst niet als geheel bekeken, maar per zin alles heroverwogen en herschreven, om het overzicht van de theorie in deze blogpost duidelijk te kunnen houden. Per alinea heb ik gekeken of het nog een beetje een geheel vormt. Helemaal niet-romantisch is het niet: misschien vind je dit nog steeds een liefdesliedje. Maar daarmee heb je dan nog een kleine schrijfoefening over: ik heb een begin gemaakt, maak het zelf af ;). Veel plezier en succes!

Ik mis je lach de laatste tijd –> niet altijd
Omdat je mij aan het lachen maakt –> geen hyperbool van het ‘verlichten van iedere pijn’, gewoon feitelijk
Ik ben blij als je bij me bent
Omdat ik aan jou een goeie heb

Grote gebaren, daar hebben wij niets aan
Of misschien geen behoefte aan
Want wij hebben gewoon gezellig samen
Samen zijn we Jut en Jul

[Refrein]
Ik mis mijn allerbeste vriend
Zonder wie het leven saai zou zijn
Wij zijn twee handen op een buik
Ik mis je en dat doet pijn

We weten van elkaar wat we denken
En toch praten we heel veel
Ik heb met jou een sterke band
en een maatje in mijn leven

Maatjes door dik en dun
Die samen lachen en huilen
Wanneer dat kan of nodig is
Ik mis je nu dat niet gaat

[Refrein]

De observerende schrijver: Ik zie iets ontstaan

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets ontstaan.

Iets zien ontstaan klinkt vaak alsof je liefde ziet opbloeien, maar het kan veel meer betekenen. Wat het ook is, iets zien ontstaan kan zowel in een flits gebeuren als over langere tijd. Dat maakt het een lastig, maar interessant gegeven om te observeren. Want waar moet je op letten?

Wat zie je aankomen?

Voor een duidelijke afbakening van dit artikel: iets zien ontstaan is iets groters tussen mensen wat een nieuw plotpunt kan betekenen, of waardoor het plot verandert. Denk aan een nieuwe (liefdes)relatie, een ruzie of het plan om het roer om te gooien en in Canada tussen de grizzlyberen te gaan leven.
Iets zien gebeuren staat meer op zichzelf: je ziet gebeuren hoe iemand gaat botsen, of een woedeaanval of ingeving krijgt. Zelden heeft dat langetermijngevolgen. Als deze momenten uiteindelijk het plot moeten veranderen, let er dan op dat het vrij subtiele manieren blijven om te zaaien: het mag er niet te dik bovenop liggen.

Iets zien gebeuren

Iets zien gebeuren is dus van vrij korte duur, zowel letterlijk als figuurlijk. In enkele seconden observeer je hoe er een mentaal kwartje valt en zodra iemand dan om een mop kan lachen, is dat na enkele uren of zelfs minuten al niet belangrijk meer. Omdat het zo vliegensvlug gaat, is het dus ook moeilijk om te observeren: voor je het weet is het voorbij. Pak je opschrijfboekje en de afstandsbediening: films zijn een mooi middel om dit te oefenen. Je kan namelijk visueel zien hoe lichaamstaal eruit ziet, wanneer de mimiek verandert… En je kan onmiddellijk terugspoelen als je al dacht dat er iets ging gebeuren. Wat zag je dan? Je kan controleren of je eigen observaties kloppen. Let op dingen als:

  • mimiek en lichaamstaal van de personages
  • de muziek(soort) die wordt ingezet of juist stopt. In schrijven vertaalt dit zich naar sfeeromschrijvingen.
  • de camera: draait die weg of zoomt die in? Waarop? De schrijfvariant van een visuele camera is beslissen waar je in tekst de aandacht naartoe laat gaan.

Iets zien ontstaan

Als je iets ziet ontstaan, zie je in feite dat iets verandert. Je hebt als het ware een voor en na, waar je op dat moment tussenin zit. Je ziet twee van je vrienden verliefd worden op elkaar. Ze waren eerst vrienden (voor), straks zijn ze een stelletje (na). Iets zien ontstaan heeft dus een referentiekader nodig. Waarin verschilt wat was van wat gaat worden? Dat verschil, dat proces, is wat je kan observeren. In de strikte manier van observeren verschilt het niet zoveel met het observeren van wat je ziet gebeuren. Ook hier let je op lichaamstaal, mimiek, doen en laten, uitlatingen… Het grote verschil is dat je hier geen film voor zou hoeven kijken. Als het zo subtiel is dat je de terugspoelknop zou moeten gebruiken om er zeker van te zijn dat wat je observeert ook is gebeurd ook klopt, dan is het niet relevant genoeg om mee te nemen als waardevolle observatie. Als de schrijffase voor deze observaties aanbreekt, smeer je bevindingen dan uit over meerdere scènes en in grotere gebaren, zodat ze opvallen en het de lezer ook (op den duur) niet meer kan ontgaan dat er iets in gang is gezet.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Sandy Millar verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… een verlaten huis

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een verlaten huis. 

De trope van het verlaten huis

Een verlaten huis is een dankbaar inspiratiemiddel in schrijversland. Hoe vaak was dat in romantische verhalen al de uitvalsbasis voor de eerste nacht samen van verboden liefdes? En het lijkt bijna wettelijk vastgelegd dat in horrorverhalen dáár alle ellende plaatsvindt.
Deze trope van het verhalen huis is zo sterk dat je als schrijver bijna niet anders kan dan het verlaten huis als decor voor een van deze verhalen zien.

Het voordeel van het verlaten huis als trope

Het voordeel van het verlaten huis – of een andere trope die net zulke sterke associaties heeft – is dat je als vanzelf verder gaat denken dan wat je feitelijk ziet. Dat kan in plaats van een enkele opmerking meteen een compleet verhaal opleveren. Als je een horrorverhaal schrijft en je het huis ziet staan, denk je niet meer na of daar iets gruwelijks gaat gebeuren, dat spreekt dan voor zich. In plaats daarvan kan je je wat meer op de unieke details concentreren. Die dichtgespijkerde ramen, bijvoorbeeld: hoeveel ruimte zit daartussen? Kunnen daar alleen knaagdieren tussendoor kruipen, of kan een kind zich daar (met wat moeite) ook tussendoor wringen?  Dat verschil levert heel andere verhalen op.

Het nadeel van het verlaten huis als trope

Het nadeel van zo’n kant-en-klare ‘observatietrope’ is precies de andere kant van de medaille: je ziet gewoon niets anders meer dan dat huis waar verliefde stelletjes, of moordenaars met de kettingzaag zich verschuilen. Observeren is in dit geval niet veel anders dan wanneer de trope in je voordeel werkt: zoek naar details. Maar in dit geval zoek je details die niet bij het clichébeeld van de trope aansluiten. Het verlaten huis dat je voor je ziet, is waarschijnlijk een krakkemikkige bouwval die bestaat uit rottend hout. Dat verlaten huis of winkelpand dat je in je dorp of stad ziet, zal er niet zó erg aan toe zijn. Misschien is het nog maar net leeg en verkeert het in zeer goede staat. Als er geen kapotgeslagen ruiten zijn, waaraan zie je dan wel dat het huis wat langer leegstaat? Komt er al wekenlang niemand binnen? Zie je een laagje stof op de vensterbank?
Probeer zo te ontdekken wat je daadwerkelijk ziet, in plaats van wat je meteen voor een verhaal kan of moet gebruiken.

Wat voor details schrijf je op bij een observatietrope?

Zoals altijd bij observeren kan je ook bij een observatietrope noteren wat je opvalt. Maar omdat je net iets meer moet nadenken waaróm je iets opmerkt – vanuit automatisme of omdat je juist wat meer nadenkt –  is het verstandig om ook op te schrijven hoe je tot die observatie bent gekomen. Schrijf bijvoorbeeld op: ‘dit verlaten huis had een hele mooie gevelversiering. Hij was bovendien ook nog erg goed onderhouden. Hoewel het huis verlaten was en het daardoor een wat trieste aanblik gaf, had de gevelversiering de indruk kunnen geven dat er nog altijd een welgestelde familie woont.’

Op deze manier kan je iets van een algemene trope en een realistisch en bruikbaar detail combineren tot een uniek geheel. Dat vormt vast en zeker een mooie basis voor een decor in je verhaal!

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jonathan Lowe verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie… geloof

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… geloof.

De uitkomst van geloven en religie

Iets geloven en religie hebben een overlap, ook al zijn het niet dezelfde dingen. Je gaat bij iets geloven namelijk uit van een bepaalde uitkomst, al dan niet  door toedoen van een hogere macht. Tegelijkertijd heb je daar niet altijd bewijs voor. Van een god weten we immers niet zeker of die bestaat en van na een proefwerk zeg je ook “Ik geloof dat dat wel goed is gegaan.”  Je kan wel zeggen dat je weet dat het goed is verlopen, maar zolang je het cijfer nog niet terug hebt gekregen, weet je het nooit echt zeker.

Dat is ‘geloven’ zoals het in dit artikel wordt bedoeld: uitgaan van een bepaalde uitkomst, zonder dat daar echt bewijs voor is.

Voor observatiedoeleinden is er een groot verschil tussen religie en geloven. Maar ze zijn beide nuttig en leveren elk unieke vondsten op.

Religie observeren

Iemand die een bepaalde religie aanhangt, gelooft dat er dingen van kloppen. Maar waaraan kan je dat concreet merken? Denk aan de kledij die iemand draagt, of dat iemand een ‘wees gegroet’ bidt in plaats dat die van zich tot Allah richt. Maar ook dat een moslim bijvoorbeeld niet drinkt, omdat die gelooft dat hij daarvoor gestraft zal worden. Met andere woorden: de regels en richtlijnen van een religie kunnen het denken en handelen van iemand bepalen. Je kan dit per religie observeren, of juist lijken wat de gemene deler is van alle grote religies in de wereld.

Bedenk vervolgens eens hoe jouw/ een personage heel anders zou zijn als deze religie niet werd aangehangen. Moet je veel in de personagebiografie veranderen? Dat zegt ook heel wat over wie je personage ten diepste is.

Geloven observeren

“Ik geloof dat alles altijd goed komt.” “Ik geloof in liefde op het eerste gezicht.” Spits je oren extra goed als je iemand iets hoort zeggen dat begint met “Ik geloof…”, want daar kan je soms het principe oorzaak en gevolg aan koppelen. Zo zou de romanticus het best lastig kunnen krijgen op Tinder. Want als je meteen als een blok voor iemand ‘moet’ vallen, swipe je waarschijnlijk heel vaak naar links. En dan zullen er ook relatief veel meer eerste dates dan tweede dates komen. Want als het niet onmiddellijk klikt…
Met nog een beetje meer observeren van deze persoon ( of met wat extra fantasie) kan je daar nog meer bij bedenken. Als alles meteen moet kloppen in de liefde, heb je dan bijvoorbeeld ook een perfectionist voor je, die sowieso geen fouten of onvolmaaktheden tolereert?
Kijk eens wat je met die ‘Ik geloof…’-uitingen associeert en welk gedrag je dan óók -of niet- terugziet in de ander.

Of het nu om religie of om een overtuiging gaat, als je kijkt waar iemand in gelooft en (dus) ook naar handelt, kan je daar al een grote opzet voor een personage van maken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Pedro Lima verkregen via Unsplash