Vier waarschuwingssignalen van een droge tekst

Als je nieuwe dingen introduceert in een tekst, moet je informatie geven. Maar als je dat verkeerd doet, wordt je verhaal ontzettend droog. De term voor een tekst die langzaam leest vanwege onnodige of een teveel aan informatie is infodump. Je kan infodumps relatief makkelijk voorkomen zodra je een aantal waarschuwingssignalen kent.

1 Alle informatie in een keer

De meest beruchte infodump zie je op de eerste bladzijde van een boek. In deze infodump komt je lezer in een keer alles over je hoofdpersonage te weten. De kleur ogen, kleur haar, beroep, leeftijd, beroep, salarisstrookje… alle basisinformatie. Deze infodump leest alsof een bejaarde, trage burgermeester een persoonlijk dossier voorleest. De introductie van je personage wordt er niet interessanter op. Bovendien zullen de meeste details door de droge opsomming niet allemaal worden onthouden. Bedenk welke informatie belangrijk is voor het verhaal. Spreid die dan uit over je gehele verhaal, in plaats van het in een keer allemaal aan de lezer te presenteren.

2 Verbeeldingskracht uitgeschakeld

Als je te veel informatie deelt, werkt dat averechts voor de verbeeldingskracht van je lezer. Dat klinkt misschien raar: als je iemands uiterlijk volledig deelt, of de inrichting van een ruimte tot in detail beschrijft, dan weet je toch precies hoe iets eruitziet? Maar dat is niet zo. 
Dit kun je zelf testen: vraag iemand zijn slaapkamer heel uitgebreid te beschrijven. Elk meubelstuk moet worden genoemd met minimaal drie uiterlijke kenmerken.
Je zal merken dat je snel alleen maar bedenkt: Wacht even. Waren de gordijnen nou rood, of was dat het dekbedovertrek? Had je een houten nachtkastje of een houten klerenkast? Je bent niet meer bezig met je iets voor te stellen, maar met alle feiten op een rijtje te houden. Verbeeldingskracht werkt het beste als je een beetje informatie geeft. Genoeg voor een ruwe schets van het idee, zodat je lezer de ruimte krijgt om de afbeelding zelf verder in te kleuren.

3 Overbodige informatie

Je deelt als schrijver soms te veel informatie, omdat je in je enthousiasme alles wilt delen wat je voor je ziet of wat je van je hoofdpersoon weet. Daarom deel je de lengte, gewicht, kleur ogen, verjaardag en het loonstrookje van je held. Maar niet alles daarvan is (even) belangrijk. Je lezer weet niet wat hij moet onthouden en wat gewoon leuke feitjes zijn. De ene keer is de woonplaats van je personage waardevol voor het verhaal, de andere keer is dat de gezinssamenstelling. Wanneer je een hele lijst aan informatie hebt, kan je lezer niet bepalen welk feit belangrijk is. Daardoor raakt die de draad kwijt en loop je het risico dat die vergeet wat hij wel degelijk moet onthouden.

4 Wikipedia in je boek

Niet alleen personages zijn gevoelig voor een infodump. Zoals je in de test van de tweede tip hebt ervaren, kunnen ook voorwerpen of plaatsen er ook de dupe van worden. Als je personage op wereldreis is en een van de zeven wereldwonderen bezoekt, kan de verleiding groot worden om alle informatie te delen die maar voor handen is. Zo kun je het magnifieke van het wereldwonder benadrukken. Maar dat werkt averechts. Als je een grote opsomming maakt, klinkt het alsof je een Wikipediapagina in je verhaal hebt geplakt. De vaart gaat uit je verhaal en wederom wordt niet alle informatie bewaard in het hoofd van je lezer. Net als bij het lezen van een echte Wikipediapagina blijft niet elk woord hangen, alleen de feiten die de lezer het meest interesseren. Bespaar je lezer overbodige tekst en schrap de irrelevante beschrijvingen en feiten.  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Wat zijn archetypen en hoe schrijf je die voor je personages?

Elk personage heeft een rol in een verhaal. De held, de beste vriend, de vijand… Dit worden ook wel archetypen genoemd. Je kan je verhaal origineel maken door daarmee te spelen.

Wat zijn archetypen?

Archetypen zijn de belichaming van een bepaalde rol die mensen in iemands leven spelen. Of wat de relatie met die persoon is. Met iedereen in je leven heb je een ander soort relatie; bij je vriend vind je kameraadschap, in je leraar vind je een mentor.

De psycholoog Carl Jung bepaalde archetypen aan de hand van welke rol mensen (in elkaars leven) spelen. Dit geldt voor zowel echte mensen als personages. Hier zie je een overzicht van deze archetypen en ook wat voor onderliggende rol ze hebben.

Deze archetypen vormen in de fictieve wereld de basis voor je personages. Je zou kunnen zeggen dat zij de tropes vormen waarop je verder moet bouwen. Maar omdat deze archetypen tropes zijn, kunnen het clichés in de dop zijn. Lees hier meer over tropes en clichés als je daar nog onbekend mee bent. In deze blogpost gaan we kijken hoe je de meest standaard tropes -archetypen in dit geval- minder gevoelig voor clichés kan maken.

Het belang van archetypen

Van elk personage moet duidelijk zijn welke rol hij speelt. Anders is je verhaal niet meer te volgen. Neem Romeo. Hij heeft natuurlijk de rol van de geliefde. In die rol kan hij van alles zijn: verlegen, heldhaftig, huiselijk… Maar het belangrijkste is dat hij duidelijk de geliefde van Julia blijft. Als Romeo op het ene moment in de (archetype) rol van geliefde naar Julia hunkert en in het volgende de (archetype) rol van ontdekker naar vrijheid hunkert en Julia de bons geeft, weet de lezer niet meer waar hij met Romeo aan toe is, waardoor Romeo als personage nergens meer naartoe leidt. Zorg dus dat je van elk personage weet welk archetype hij (grofweg) is.

Het gevaar van archetypen

Archetypen zijn een uitgangspunt waar redelijk makkelijk een hapklaar personage uit kan voortvloeien. Een voorbeeld: de verzorger is de liefdevolle zachte opvoeder met ‘service’ als onderschrift. De verzorger zal dus al de eigen verlangens opzij zetten voor de ander. Zacht en liefdevol zijn traditioneel meer vrouwelijke waarden. Dus dat is dan misschien de verzorgende moeder de vrouw die alles voor haar gezin opzij wil zetten en het niet erg vindt een carrière te laten varen. Ze kan net zo goed meteen achter het aanrecht verdwij… Ho! Stop! Op de rem! Clichés, al dan niet storend, worden sneller geboren dan je misschien denkt.

Uitgangspunten voor archetypen

Je moet dus waakzaam blijven bij het gebruik van archetypen. Maar desondanks vormen ze een goed uitgangspunt om je personages verder te ontwikkelen. Je zal misschien al gezien hebben dat je niet bij één archetype hoeft of zelfs maar kan blijven. Nee, Romeo mag niet gaan backpacken. Maar de verzorgende moeder zal best een keer de rol van de wijze op zich nemen als haar kind in de problemen zit en om raad vraagt.
Wat dat betreft schelen archetypen niet veel van karaktertrekken: ieder persoon heeft er meerdere en ze wisselen elkaar af, afhankelijk van de situatie. Iemand met een goede inborst is ook wel eens met het verkeerde been uit bed gestapt en een keer chagrijnig in plaats van volledig vredelievend. Wees dus niet bang om wat te experimenteren met de archetypen en/of hun bijbehorende waarden.

Spelen met de kernwaarden van archetypen

Uiteindelijk gaat het erom dat je trouw blijft aan de kernwaarde van een archetype.
De verzorger is er om structuur en service te bieden. De held moet via meesterschap ergens zijn stempel op drukken. Maar binnen die gegevens kun je allerlei kanten op en je fantasie en creativiteit de vrije loop laten.
In fantasyverhalen komen er heel vaak (bebaarde) oude tovenaars voor in de rol van de wijze. Die vertellen hun leerlingen alles wat ze weten moeten om hun heldenreis tot een goed einde te kunnen brengen. Zodra ze sterven, beschikken de leerlingen over voldoende kennis om de vijand te kunnen verslaan. Die kennis is vergaard door vele uren van bijscholing of informatie-uitwisseling. Daarmee voldoet deze tovenaar aan zijn archetyperol: wijsheid overbrengen. Maar intussen ook aan een clichébeeld. Niet alleen omdat hij de bebaarde tovenaar is, maar ook omdat hij de wijze mentorrol vervult en door er maar op los te praten met zijn wijze levenslessen.

Nu is het tijd om de waarden van een archetype onder de loep te nemen. Want moet de wijze altijd zijn wijsheid verkondigen door informatie te vertellen bij een vaststaande afspraak? (Kom om drie uur maar naar mijn kantoor, therapeutpraktijk, of wacht tot ik rond middernacht plaatsneem bij het kampvuur.)

Gandalf, waar blijf je nou met je wijze levenslessen? 😉

Natuurlijk niet. Wijsheid overbrengen kan op veel meer manieren. Aan jou om dat creatief en kloppend bij jouw verhaal in te passen. Kijk nog eens naar het archetype van de wijze. Hij moet voor spirituele groei zorgen en empathie brengen. Dat kan op talloze manieren die niets met filosofische praatsessies te maken hoeven hebben. Om je op weg te helpen zal ik twee voorbeelden geven.

De wijze Florencia neemt de jonge en zelfzuchtige Catalina mee naar een klimaatdemonstratie. Florencia toont het jonge meisje dat haar acties invloed hebben op anderen: als ze haar ecologische voetafdruk niet verkleint, zal dat uiteindelijk de arme mensen benadelen (empathie) en kan ze door anderen te helpen, zingeving vinden (spiritualiteit).

Een gepest meisje gaat op bezoek bij een tuinman die een rozenstruik snoeit. Door naar haar verhaal te luisteren, biedt de tuinman empathie. Hij geeft haar (metaforische) spiritualiteit mee zodra hij haar erop wijst dat zelfs een mooie roos doorns heeft die ter zelfverdediging kunnen worden gebruikt als ze zich bedreigd voelt.

Kortom: gebruik een archetype als basis voor de rol van je personages en bekijk welke waarden en functies daarbij horen. Leg die vervolgens onder de loep en boetseer ze in de vorm die bij je verhaallijn en personages past.

Vier tips voor een adembenemende cliffhanger: zo legt je lezer je boek nooit meer weg

De cliffhanger: dat moment waarop een lezer moét weten hoe het verhaal verder gaat. Hoe zorg je ervoor dat de lezer je boek niet meer weglegt?

1 De sfeer van de cliffhanger

Bij ‘cliffhanger’ denk je waarschijnlijk aan een soapserie. Daarin zijn de cliffhangers bijna altijd (overdreven) dramatisch: “Ik ben je echte vader!” De minnaars worden op heterdaad betrapt of er wordt iemand neergeschoten. Vaak zijn deze cliffhangers ook onthullingen of bekentenissen.
Maar een cliffhanger heeft niet altijd een hysterische sfeer. Een cliffhanger kan ook het gevoel benadrukken dat een personage heeft bij een belangrijk moment: Ze gooide haar afstudeerhoed in de lucht met het gevoel dat ze de hele wereld aankon. Een cliffhanger kan ook een dreiging aankondigen: De leider van het reisgezelschap stierf in Samuels armen. In de verte hoorde hij het vijandige leger in zijn richting marcheren.

2 Het doel van de cliffhanger

Een cliffhanger heeft niet altijd als doel om een onthulling te geven. Hij kan ook: 
* het gevoel van een personage benadrukken (zie tip 1);
* je personage iets laten realiseren: Rachida voelde in haar lege zak en besefte dat ze haar boardingpass was vergeten. (Daar gaat de vliegvakantie…);
* een samenvatting van een stuk tekst geven: Nu de familieruzie was opgelost haalde Yassim opgelucht adem en ging hij naar bed. (Wat gebeurt er nu de ruzie is bijgelegd?);
* de lezer aansporen om net één zin verder te lezen. Heel toevallig -ahum!- staat die ene zin aan het begin van het volgende hoofdstuk. Zo wordt de lezer verleid om ook meteen het volgende hoofdstuk uit te lezen: Hij trad de gesloten deur tegemoet. Hij haalde zijn zwaard uit zijn schede, klaar om zich te verdedigen tegen een van zijn aartsvijanden die hem ongetwijfeld aan de andere kant stond op te wachten. (Maar welke aardsvijand is dat dan? Hoe gaat dat duel verlopen? Lees maar verder…)

3 Plaats van de cliffhanger

Een cliffhanger komt niet per se aan het einde van een hoofdstuk. Hij kan ook voorkomen op het einde van een alinea (en daardoor soms ook op het einde van een bladzijde). Denk aan het begrip pageturner. Als je dat vrij letterlijk neemt, dan zal je zien dat een cliffhanger vaak de zin is die je de pagina doet omslaan. Of, in het geval van een alinea met een witregel ertussen, je aanspoort de pagina uit te lezen. Dat kan ook bijna niet anders. Als je elke keer dat er iets pageturner-waardigs gebeurt een nieuw hoofdstuk moest beginnen… Als je schrijft hoe een kleuter gaat slapen vóór haar eerste schooldag, kun je het moment dat ze in slaap valt als pageturner gebruiken en de volgende alinea beginnen met hoe ze de dag erna begint. Het opstaan de volgende dag is niet noemenswaardig, dat is de schooldag zelf. Maar de overgang van de ene dag naar de andere is wel een verwachtingsvolle aanloop naar de schooldag zelf. Je hebt alsnog een ‘pageturnereffect’, ook al is de overgang zelf niet belangrijk genoeg om het slot van een hoofdstuk te rechtvaardigen.

4 Komt de cliffhanger zijn belofte na?

De ene cliffhanger is de andere niet. Maar welke vorm hij ook heeft, om te werken moet hij aan een van de volgende beloften voldoen:

* Een bestaand interessant plotpunt wordt verder uitgediept.
* Het plot slaat een andere spannende weg in.
* Er wordt een veelbelovende climax aangekondigd.

Daardoor zal een lezer zal blijven lezen. En hoe dramatisch of subtiel ook, dat is uiteindelijk het ultieme doel van een cliffhanger: zorgen dat je lezer blijft lezen totdat het verhaal uit is.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Schrijfoefening: namen en vooroordelen

De namen van je personages zijn belangrijk. Er bestaan complete handleidingen voor het bedenken van de juiste naam. Is de naam niet te eenvoudig? Zit er een (geschiedkundige) betekenis achter de naam die het karakter van het personage weergeeft? Dat is allemaal leuk en aardig, maar ook erg theoretisch. Je kan namen ook gebruiken om erachter te komen welke bril jij als schrijver onbewust draagt.

Namen en stereotypen

Mensen hebben allemaal vooroordelen. Ze zijn niet per definitie racistisch of gemeen. Soms ben je je niet bewust van sommige vooroordelen die je hebt. Maar als schrijver is het handig om weet te hebben van je vooroordelen. Vandaar deze schrijfoefening.

Namen kunnen een stereotype met zich meedragen. Een paar hiervan zijn:
* Roderick heeft veel geld;
* Kees is een oude man;
* Priscilla woont in de volksbuurt.
Maar dat klopt uiteraard niet altijd. De meeste mensen denken bij de naam Fatima aan een donkerharige moslima. Kijk eens naar deze Fatima:

Fatima Moreira de Melo voldoet niet aan de stereotype Fatima met donker haar een een islamitisch geloof. (Foto door McSmit – verkregen via Wikipedia)

Het principe dat een naam niet alles over een persoon of personage zegt, vormt de basis van deze schrijfoefening. Hij heeft als doel alles waarover jij betreft namen een vooroordeel hebt, in twijfel te trekken. Zo blijf je alert op je vooroordelen en staar je je niet blind op bepaalde aspecten van personages. Daarmee wordt je creatieve denken uitgedaagd.

Namen en je eigen oordelen

Je ontwikkelt zelf ook oordelen over namen, die niet meteen naar een stereotype te herleiden zijn.
Dit is vast herkenbaar: je hoort een prachtige naam je die in je achterhoofd opslaat voor je toekomstige kind. Maar dan krijg je de ergst denkbare collega met die betreffende naam en opeens is die naam helemaal niet zo mooi meer… Of andersom: iemand wil je koppelen aan een blind date. Alleen al bij het horen van de naam denk je: laat maar zitten. Maar als je die persoon ontmoet en eenmaal hoteldebotel bent, klinkt dezelfde lelijke naam plotseling als een klokje. Of heb je ooit meegemaakt dat iemand zich voorstelt en je denkt: die naam past niet bij je? Als je bij de naam Olga het (onverklaarbare) beeld hebt van een blonde, stevige en vrolijke middelbare dame, dan is het even schakelen als een jong, slank, donkerharig en hautain model zich voorstelt als Olga.

Kies voor deze oefening een naam uit waar jij een sterke associatie bij hebt. Als je deze oefening voor het eerst doet, is het makkelijker om te beginnen met een algemeen stereotype en daarna met je persoonlijke associaties. Voor een maximaal resultaat raad ik aan het allebei te proberen. Hier volgt een voorbeelduitwerking.

Stap 1: schrijf al je vooroordelen uit

Als je het weet, schrijf dan ook op waarom dit vooroordeel in dit lijstje staat.

Kees

* is een man van 65+ : ik hoor de naam Kees nooit bij jonge mannen en zeer regelmatig bij mannen op leeftijd;
* is niet zo avontuurlijk: Kees is een huis-tuin-en-keukennaam, dus zal hij niet zijn opgegroeid in een gezin dat buitensporige wereldreizen maakte. Simpele naam, saai leven;
* Heeft niet het mooiste uiterlijk: ik vind Kees een lelijke naam.

Stap 2: voeg ‘ja maar..’ toe

Plak achter elk vooroordeel uit stap 1 een ‘ja maar…’. Daarop volgt hoogstwaarschijnlijk:
* een onweerlegbaar feit dat je vindt door logisch na te denken;
* het besef dat je verkeerd bent geïnformeerd;
* een mening.

* Ja maar: als Kees nu een oude man is, is hij ook ooit een jongetje geweest. Kees is dus niet alleen een naam voor oude mannen;
* Ja maar: huis-tuin-en keukennaam betekent niet saai, maar alledaags, niet bijzonder. Dus die naam wordt gewoon vaak gegeven. Dan zijn er waarschijnlijk wel tienduizenden “Kezen”, die ik hiermee allemaal over een kam scheer, zonder dat ik doorhad dat ik verkeerd was geïnformeerd. Hier schrik ik van! Wat ben ik toch een …
Zo’n schok is je ‘neutraliteitsalarmbel’. Die gaat af als je te sterk van iets overtuigt bent. Luister goed naar die alarmbel. Vooral in het ontwikkelingsstadium van een verhaal moet hij altijd aanstaan, of dat nu gaat om personages, plot, boodschap van je tekst… Het is essentieel dat je een open blik houdt. Anders word je slecht in feedback verwerken, beperk je je creativiteit of word je misschien positief discriminerend.
* Ja maar: dat vind ik. Dus dat is een mening en dus altijd subjectief. Een subjectieve blik is vijand nummer één van vooroordelen. (Wacht maar tot je Knappe Kees tegenkomt 😉 )

Wacht even, heet jij Kees? Ach, waarom ook niet hè? Foto door Rafael Barros op Pexels.com

In deze oefening is het kwalijk om een vaststaande onjuistheid als feit te beschouwen of iets subjectiefs als feit te zien. Een impopulaire of onaardige mening hebben is minder erg. Kees mag gerust lelijk zijn, zolang je maar niet beweert dat Kees’ lelijkheid een feit is. Je moet blijven beseffen dat een mening subjectief is.

Stap 3: ga werken met je alarmbel

Verander het vooroordeel waarbij je neutraliteitsalarmbel afging. In het voorbeeld was dat het vooroordeel dat Kees een saai leven heeft.
Het beeld van Kees is nu veranderd. Hij is nog steeds oud en lelijk, maar maakt wel degelijk mooie reizen, ondanks zijn leeftijd. Een oude man die avonturen beleeft verschilt al veel met een oude man die in zijn stoel zijn zoveelste saaie dag slijt. Nu heb je ineens een totaal ander persoon, die je uitnodigt om een andere weg in te slaan. Je hebt nu geen stereotype beeld meer om aan vast te houden, dus moet je je creativiteit gaan aanspreken.
Je hoeft niet per se elk vooroordeel aan te passen. In de nieuwe ‘vorm’ van je personage kunnen ze in je voordeel werken. Als Kees oud blijft, voldoet hij bijvoorbeeld niet aan het clichébeeld van de jonge wereldreiziger die dagelijks bergen beklimt. Jouw ‘oude’ vooroordeel rondom de naam Kees en zijn uiterlijk en leeftijd is niet meer te herleiden: het belangrijkste, storende element is weg en heeft al tot een totaal ander persoon geleid.


Drie tips voor het schrijven van worldbuilding

Soms ben je ontzettend creatief en ga je iets geheel nieuws verzinnen. Maar hoe kan je volledig voor God spelen in je nieuw geschapen wereld zonder onrealistisch over te komen?

1 Knoei niet met de basis

Het allerbelangrijkste is dat je de basis van je nieuwe creatie logisch te verklaren blijft. Hierbij maakt het niet uit of je nieuwe wezens, planeten, planten, magische krachten of bestuurssystemen bedenkt.

Bedenk geen nieuwe vis die èn geen vinnen heeft, èn probleemloos op het land kan komen. Het hele idee van een vis is dat beestje met zijn handige zwemhandjes die op land niet kan overleven.
Als je te veel met een de basis van een definitie knoeit, heeft de lezer geen referentiekader meer om op terug te vallen en komt je nieuwe creatie ongeloofwaardig over. Laat dus geen plant midden in de lucht groeien. Hoe moet hij dan wortelschieten?
Bestuurssystemen zonder een regeringsplan (hoe corrupt of oneerlijk ook) gaan ook niet werken. Om te regeren moet je iets van een plan hebben om op terug te vallen.

2 Leg logische verbanden

Als je een nieuw volk of een nieuwe cultuur bedenkt, zorg er dan voor dat de manier waarop hun maatschappij is ingericht aansluit bij hun manier van denken en hun levenswijze. Als je schrijft over een vissersvolkje, laat ze dan dicht bij een meer of een zee wonen. Dat spreekt voor zich, maar zo kun je ook andere logische verbanden leggen. Als deze mensen geloven in een natuurgodsdienst, zullen ze eerder geloven in een oppergod die gebaseerd is op de krachten van de zee, in plaats van op de machten van een uitbarstende vulkaan. Om nieuwe ideeën op te doen, kun je een mindmap maken.

3 Houd je tijdperk in de gaten

Als je je tijdperk hebt bepaald, hou dan rekening met de kennis die de personages in je wereld (kunnen) hebben. Dit geldt voor zowel historische verhalen als verhalen in een verre toekomst. Als je een wereld hebt die wat tijdperk betreft overeenkomt met de Middeleeuwen, kunnen de personages zich letterlijk niet voorstellen dat je kan praten met iemand aan de andere kant van de wereld. Wij kijken van een Skypegesprek naar Australië niet meer op…
Misschien lacht men ons over duizend jaar wel uit met onze ‘moderne’ superstraaljagers. Waarom teleporteer je jezelf niet gewoon? Dan is het idee van een vliegtuig zo achterhaalt dat men het zich nog nauwelijks kan voorstellen, gewoon omdat het zo achterhaald is. (Weet jij hoe je de was moet doen met een wringer?)

Als je een nieuwe wereld creëert zijn dit soort dingen belangrijk om te weten. Ook als er magie in het verhaal voorkomt. Want magie moet grenzen hebben. Als je alles op kan lossen met toverkracht, heb je geen problemen en geen conflict voor je verhaal. Dus wat kan de magie in jouw wereld oplossen? Dan is het handig om te weten hoe die wereld eruit ziet. Als je magische krachten hebt in de Middeleeuwen, wil je eerder magie gebruiken om het glas van de ramen van je huis onbreekbaar te maken. Het is dan nog volstrekt onnodig om een anti-firewall spreuk te bedenken voor je supercomputer.
De postmoderne tovenaar wordt waarschijnlijk niet meer ingehuurd om een toverdrankje te maken om een maagprobleem te verhelpen als we niet eens meer een maag hebben. We zijn inmiddels al zo ver geëvalueerd dat een computerchip ons lichaam draaiende kan houden zonder voedsel…

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Hoe schrijf je een goed motief voor je slechterik?

Een slechterik heeft een reden om slecht te zijn. De reden waarom je slechterik voor het duistere pad kiest is op zichzelf nooit fout gekozen. De uitwerking ervan kan echter wel misgaan. Waar moet je op letten bij het motief van je slechterik?

De slechterik in het geheel van je verhaal

De laatste jaren is het in boeken en films erg populair geworden om de achtergrond en personagebiografie van de slechterik uit de doeken te doen om het motief te verklaren.
Dat is meestal verstandig, maar soms is het het beste om het simpel te houden. De slechterik wil simpelweg:
* machtig worden;
* rijk zijn;
* koste wat kost met de koningsdochter trouwen.

Deze ‘simpele’ motieven zijn vooral verstandig om te gebruiken wanneer:
* de slechterik zelf nauwelijks in beeld komt;
Heer Slecht is een dictator. Je leest over zijn legers, hoort personages zeggen hoe bang ze voor zijn regime zijn en in krantenkoppen wordt geschreven over martelingen die in zijn naam zijn uitgevoerd. Maar Heer Slecht zelf kom je niet in eigen persoon tegen. Dan zwakt het verhaal enorm af als je nog gaat verklaren hoe hij zo slecht heeft kunnen worden. Pagina’s vol schrijven over iemand die niet direct in het verhaal voorkomt, is een infodump in vermomming.
Als je wil dieper in wil gaan op het motief van Heer Slecht moet je op zijn minst een (spectaculaire) confrontatie met de held in het vooruitzicht kunnen stellen.
* je doelgroep niet in is voor verdere verdieping;
Als je lezers willen lezen ter ontspanning over iemand die ‘gewoon lekker slecht is’, ga het dan niet onnodig ingewikkeld maken. Soms kan je doelgroep het gewoon nog niet bevatten wat iemand tot slechte daden aanzet: verwacht niet dat kinderen psychologische uitwerkingen kunnen volgen.
*het motief te ziek voor woorden is om te willen verklaren.
Neem Cruella de Vil (woordspeling op Cruel Devil, wrede duivel) uit 101 Dalmatiërs. Wil je echt kunnen verklaren waarom iemand eigenhandig honderd puppy’s wil vergiftigen om er jassen van te maken? Soms is iemand gewoon slecht. Dan kun je beter geen verklaring willen geven.
Stel dat blijkt dat Cruella een slechte jeugd had en meerdere malen door honden is gebeten, waardoor ze er nu een hekel aan die beestjes heeft. Dan snap je haar gedachtegang misschien wat beter, maar alsnog wil ze al die puppy’s verdrinken. Vind je dat oké, nu je haar geschiedenis kent? Ik hoop het niet… En ondertussen zou het verhaal gaan over Cruellas jeugd, niet meer over de ontsnappingspoging van de puppy’s. Dat kan ook niet de bedoeling zijn. En laten we wel wezen: hoe je het ook wendt of keert, Cruella spoort gewoon niet.

Als je zó kunt kijken, zit er gewoon een steekje los. Klaar. (Afbeelding copyright: Disney)

Kijk goed of het meerwaarde heeft voor je algemene verhaal om je slechterik (veel) uit te werken. Hou in de gaten dat je de focus van het verhaal niet verliest door koste wat kost de slechterik ‘begrijpelijk’ te maken.

Een motief van een slechterik verklaren of goedpraten

Toch is het meestal verstandig om je slechterik uit te werken en iets uit zijn personagebiografie bekend te maken, zodat zijn motief duidelijk wordt. Om te beginnen moet je jezelf de vraag stellen: Wat doet de slechterik en waar ligt de oorzaak? In de uitwerking moet je altijd heel goed na blijven gaan wat je uitwerking voor effect heeft. Verklaar je iets, of praat je iets goed? Dat eerste is een goed teken. Doe je het tweede, dan gebeurt er wat we bij Cruella al zagen dat je niet moet willen.

Zo verklaar je het motief van je slechterik

Je slechterik moet iets zijn overkomen dat tot wandaden aanzet. Geweld, misbruik, trauma, pesterijen… Het maakt in eerste instantie niet veel uit wat het is, als de gevolgen maar logisch zijn.
En daar zit ook meteen de valkuil. Als je die gegevens slechts uit de doeken doet en het daarbij laat, praat je een motief goed in plaats dan dat je het verklaart. Dan maak je slecht gebruik van het ‘tragische achtergrondverhaal’: je slechterik komt ten onrechte en buitenproportioneel met van alles weg, omdat haar ooit iets naars is overkomen. Natuurlijk mag ze een gewapende overval plegen als de lezer maar weet ze vroeger is gepest…
Je kan deze volgende punten gebruiken als gereedschap om een motief te verklaren in plaats van goed te praten:
* Leg oorzaak en gevolg langs een tienpuntschaal en zorg dat die verhouding klopt.
Iemand die jarenlang is gemarteld en nooit liefde heeft gekend (trauma 10, gevolg 10), zal makkelijker uitgroeien tot massamoordenaar dan iemand die één keer is gepest (trauma 1 gevolg 10).
* Laat de slechterik zichtbaar slechte dingen doen.
Stel dat het je is gelukt om empathie op te roepen voor een alleenstaande drugsverslaafde vader met een dochtertje van vijf. De verklaring voor de drugsverslaving heb je gegeven: verslaving zit in de familie, vader heeft verkeerde vrienden en schulden.
Het gezin is zo blut dat ze al twee dagen niets hebben gegeten; al het geld is aan de drugs opgegaan. Als vader dan tien zeer onverwachte en even welkome euro’s aan wiet besteedt in plaats van aan eten voor zijn dochter, snap je waarom hij het doet: zijn drugsverslaving is uit de hand gelopen. Maar dat neemt niet weg dat hij slecht bezig is (als vader).
* Laat de slechterik herhaaldelijk doof zijn voor redelijkheid of in een slachtofferrol blijven.
Zodra iemand anders de slechterik tot de orde roept met een onweerlegbaar tegenargument dat uitlegt waarom hun gedrag onaanvaardbaar is (Je bent vroeger zelf geslagen, maar het is niet eerlijk om dan je kinderen ook te slaan) kan een slechterik in een slachtofferrol schieten of het irrationele gedrag proberen rationeel te maken. Omdat dat nergens op slaat, keur je zo het slechte gedrag af en praat je het dus niet goed.
Zo voorkom je het ‘tragische achtergrondverhaal’.

Om je slechterik goed uit te werken, moet je hem ook goede kanten geven. Lees hier over de balans vinden tussen goed en slecht bij het realistisch uitwerken van personages.

Vijf punten waaraan je een sexy lamp herkent

Niet elk personage hoeft even boeiend te zijn. Maar als je het vrij letterlijk kan vervangen door een levenloos object, gaat er toch iets mis. Als dit bij een vrouwelijk personage gebeurt, wordt ze vaak een zogenoemde ‘sexy lamp’. Hoe herken je dit interessante meubelstuk, maar deze oninteressante vrouw?

1 Ze is mooi. Punt

Een sexy lamp is mooi, zodat ze de held van het verhaal kan motiveren om op zijn heldenreis te gaan. Denk aan de koene ridder en zijn schone jonkvrouw die in de laatste alinea van het verhaal nog even snel gekust wordt. In dit soort verhalen krijg je zelden meer te weten over de dame dan dat ze mooi is.  Meestal is het een hele toer om achter meer dan die ene eigenschap te komen. Als je zou vragen: “Wat is dat personage voor iemand?”  zou je meestal als antwoord krijgen: “Ze is mooi,” met een denkbeeldige onuitgesproken punt erachter. Dat is de eerste en belangrijkste rode vlag.

2 Ze is inwisselbaar met een levenloos erotisch voorwerp

De term sexy lamp is gebaseerd op een lamp in de vorm van een vrouwenbeen gestoken in een netkous met een hoge hak. Als je de vrouw kunt inruilen voor een levenloos voorwerp waar de man evengoed zijn pleziertjes uit kan halen, moet je op gaan passen.

3 Ze is de beloning van de man

Zoals je misschien al hebt kunnen raden, bestaat de sexy lamp omdat ze de beloning is voor de heldendaden van de man. Soms is dat zoals de jonkvrouw uit de eerste tip, die letterlijk niet eens spreekt. Zo extreem is het niet altijd. Maar een sexy lamp die wel praat, zal het vrijwel zeker alleen over de heldhaftige man hebben. Zo wordt het belang van de man en haar rol als zijn beloning nog meer benadrukt.

4 Ze voegt nooit iets toe aan het plot

Het is duidelijk dat de sexy lamp een redelijk hersenloze vrouw is. Daardoor zal ze nooit iets toevoegen aan het plot. Ze zal nooit met een goed idee komen en ze heeft geen eigenbelangen om naar te handelen. Ze heeft geen eigen leven, dus wil nooit iets…  Ze is er gewoon voor die kus van de ridder. Verder is ze nergens goed voor. Dat brengt ons bij haar laatste kenmerk.

5 Als ze niet mooi was, was ze uit het verhaal geschrapt

Als de sexy lamp niet sexy was geweest, was ze niet in het verhaal voorgekomen. Neem de levenloze lamp als voorbeeld. Als jij een mooie lamp in een huis ziet staan, denk je misschien even: “Goh, wat een mooie lamp.” Maar meteen daarna ga je verder met je leven. Die lamp zal waarschijnlijk na die ene terloopse opmerking niet meer in het verhaal terugkomen. Als die lamp niets bijzonders was, was hij het vermelden niet waard geweest. Voor de sexy lamp vrouw is dat niet anders.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Schrijf in vier stappen je persoonlijke standpunt

Elk verhaal heeft een centraal conflict, een verhaalthema en een hoofdpersonage. Hoe gebruik je die om je persoonlijke standpunt mee duidelijk te maken?

1 Bepaal een boeiend conflict

Alles waar je personage in een verhaal mee worstelt, wordt een conflict genoemd. Als je als schrijver een standpunt duidelijk wilt maken, is het conflict meestal groter van aard dan alleen een burenruzie over een schutting. Het is dan niet meer iets wat een personage toevallig overkomt, maar iets waar veel mensen grote problemen mee ervaren. Geef je personage echt iets om voor te vechten, in plaats van alleen een probleem dat opgelost moet worden. Denk aan:

* emancipatie;
* gelijkheid van ras;
* veilig uit de kast kunnen komen;
* in opstand komen tegen een maatregel van een regering;
* toegeven slachtoffer te zijn van emotioneel/seksueel/ fysiek geweld;
* verslavingsproblematiek.

2 Plaats het conflict in context

Zodra je het conflict hebt bepaald, bedenk dan in welke plaats of tijdperk dat het best tot zijn recht komt. Onderwijs voor meisjes is in Nederland zo vanzelfsprekend dat het hier geen conflict kan vormen. In grote delen van de wereld is dat nog wel een probleem. Laat dit conflict dus in bijvoorbeeld in Congo afspelen, niet in Nederland. Hou er rekening mee dat je dan veel onderzoek moet doen naar de Congolese cultuur en het onderwijssysteem aldaar. Als je het over emancipatie in Nederland wil hebben, kan dat nog steeds. Maar dan zal je het eerder over de salariskloof tussen mannen en vrouwen moeten hebben dan over onderwijs.

3 Je personage als relschopper

Je personage is persoonlijk betrokken bij het conflict. Maar je personage heeft net als echte mensen karaktertrekken. Ga na welke manier van relschoppen bij je personage past.
Een homoseksuele jongeman in Saoedi-Arabië heeft zware straffen op zijn seksuele oriëntatie staan. Als hij dapper is, zal hij ondergronds in opstand komen en illegale pro-homo boodschappen proberen te verspreiden onder de bevolking. Als hij minder moed heeft, zal hij misschien alleen in het geheim zijn geliefde ontmoeten. Dat laatste klinkt niet zo heldhaftig als het eerste, maar dat maakt niet uit. Het gaat erom dat er iets op het spel blijft staan. Zolang je personage tegen de gevestigde orde ingaat en er iets te verliezen valt, is hij een relschopper.
Als je nog geen personage hebt bedacht, kun je hem aan de hand van je conflict schrijven. Kwam je personage vóór je conflict in beeld, bedenk dan goed wat voor manier van protesteren bij hem past.  

4 Conflict, context en personage combineren

Als laatste stap combineer je de eerste drie factoren:

* Bepaal een boeiend conflict dat aanleiding geeft tot relschoppen;
* Maak de context zo realistisch en interessant mogelijk voor de context (tijdperk en plaats) van je conflict;
* Zorg dat je personage op zijn unieke manier een relschopper wordt en jouw persoonlijke boodschap uit kan dragen.

De kloof tussen arm en rijk kan bijvoorbeeld aan de kaak worden gesteld in de late 19e eeuw, toen niemand (van de rijken) zich daar druk om maakte. Een jong meisje van goede afkomst zet daar vraagtekens bij. Niet alleen komt ze tegen dat ze arme mensen als minderwaardig moet beschouwen, als vrouw heeft ze sowieso weinig te zeggen. Als ze onverschrokken is, steelt ze openlijk geld uit haar vaders beurs en geeft ze dat aan de arme families. Als ze voorzichtiger is, pikt ze af en toe broodjes die de familiebediende bakt en smokkelt ze die naar de plaatselijke arme schoenmaker.  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online en gedeeltelijk in dit nummer van Schrijven Online magazine.

Wanneer gebruik je de ‘tell’ van de show don’t tell schrijftechniek?

Je hoort heel vaak over het belang van show don’t tell. Als je wil leren schrijven is dat een essentiële techniek. Maar het gebruik van show kan worden overschat. Daarom geef ik antwoord op de vraag: “Tell, wanneer moet het wel?”

Dit is de show don’t tell schrijftechniek

Lees hier mijn introductie over show don’t tell en hier hoe je show optimaal benut. Ik schreef in die laatstgenoemde blogpost over het ‘tell-effect’. Dat is een goede eerste aanwijzing waarom je soms beter tell dan show kan gebruiken.

Gebruik tell bij een tell-effect

Als je show zodanig veel gebruikt dat de verbeelding van je lezer alsnog wordt uitgeschakeld, krijg je een tell-effect. Als je merkt dat je een tell-effect hebt geschreven, ga dan eens na of een tell eigenlijk gerust kan. Bekijk deze zinnen eens:
Toen ik haar het vreselijke nieuws vertelde, zag ik de tranen opwellen in haar ogen (show)
Toen ik haar het vreselijke nieuws vertelde, begon ze te huilen (tell).

Geen van beide opties is per definitie beter. Als je voor de tell kiest, kun je daarna nog met show verder. Schrijf later hoe het personage een dag naderhand nog steeds niet wil eten, nog altijd niet uit bed wil komen…
Deze voorbeeldzinnen moeten duidelijk maken dat je personage verdriet heeft. Beide zinnen slagen daarin. Als opzichzelfstaande zinnen geeft de ene zin niet meer informatie dan de andere. Uiteindelijk bepaalt de verdere context hoe het verdriet van het personage daadwerkelijk overkomt. De lezer weet een pagina later niet meer of je in die ene zin de tranen over de wangen liet rollen of het personage gewoon liet huilen.

Het is belangrijk om te weten dat je over het algemeen show moet verkiezen boven tell. Maar evengoed moet je ook beseffen dat (een enkele) tell niet onmiddellijk getuigt van slecht schrijven.

Tell bij onmiddellijke actie of het moment suprême

Als er sprake is van onmiddellijke actie (al dan niet in de ‘actiescène’ zin van het woord) of als er iets dringends aan de hand is, is tell vrijwel altijd de beste optie. Door kort, bondig en daarmee vlot te schrijven, komt de actie of de urgentie beter over.
Je personage is te laat voor zijn werk:
Martijn zag dat hij te laat was. Hij vloekte, greep zijn sleutels en rende de deur uit.
werkt in dit geval beter dan Martijn keek op de klok en voelde zijn hart sneller kloppen en zijn hoofd rood aanlopen, terwijl hij naar zijn sleutels graaide en met grote stappen richting de deur liep.

Zie je dat het tell voorbeeld nog steeds enige show in zich heeft? Dat komt door de regieaanwijzingen (vloeken, grijpen en rennen). Als je die wijselijk gebruikt, zal je niet snel een gortdroge tell schrijven, zoals: Martijn zag dat hij te laat was. Hij werd boos, pakte zijn sleutels en liep de deur uit. Als je al wat schrijfinzicht hebt, dan voel je waarschijnlijk wel aan dat deze zin de actie laat uitdoven en erg traag leest.

Tell is vaak ook fijn voor een zeer belangrijk moment. Neem een huwelijksaanzoek. De man zit al op zijn knieën en heeft de ring al laten zien. Beschrijf dan alsjeblieft niet hoe ze uit haar ogen kijkt én hoe ze haar handen voor haar mond slaat én op en neer begint te springen. Dan slaapt de knie van de arme man voordat hij eindelijk eens het verlossende antwoord krijgt… Bovendien denkt de lezer dan: dit duurt te lang, ik snap het idee wel hoor!
Uiteindelijk berooft de show de ‘ja!’ dan van zijn gouden randje.
Een van de blije uitingen van de vrouw mag je (nog) best showen, maar een tell is hier ook voldoende: ze sprong dolblij in zijn armen.

Denk alsjeblieft aan zijn knieën 😉

Tell bij snelle observaties

Een plattelandsjongen gaat solliciteren bij een groot bedrijf. Eén ding valt hem meteen op: Iedereen is in pak.
Dat is een snelle observatie van het principe dat hij hoge piefen ziet. Dan is tell ook op zijn plaats. Anders krijg je: Iedereen droeg glimmende schoenen, zijde dassen en op maat gemaakte pakken. Tegen de tijd dat jij dat gelezen hebt, is onze held alweer een halve gang verder gelopen. Dan is het geen vluchtige observatie meer.
Gebruik hierbij alleen show wanneer de observatie ook iets teweegbrengt hij het personage: de dure pakken en glimmende schoenen van iedereen die passeerde, maakte dat Piet zich niet op zijn plaats voelde. Hij plukte onzeker aan de mouw van zijn keurige bloes, die een rib uit zijn lijf was geweest.
Ook de tell in dit voorbeeld heeft enige show in zich. Sloebers dragen geen pakken, dus dit zullen wel hoge piefen zijn. Wees niet onnodig bang voor een korte, droog lijkende beschrijving. Er zit vaak al meer show in dan je denkt!

Dit is geen schoonmakersuniform…

Tell bij een cliffhanger

Ken je de afkorting S.O.A.P. voor bij een cliffhanger nog? Let hier nog eens op de S.O. Spectaculair en Ongenuanceerd. Als je spectaculair en ongenuanceerd wil zijn, is tell een ideaal middel. Let eens op deze voorbeelden, allemaal zonder enige vorm van show, maar met een duidelijke tell:

* Toen viel hij dood neer;
* In een klap was het dorp verwoest door de vulkaanuitbarsting;
* Hij viel zo hard op grond dat zijn been brak.

Met show beschrijf je hoe het bloed uit de wond in de borst stroomt, de lava op het dorp afkwam of hoe het akelig krakende geluid de kamer vulde. Deze shows kun je gerust gebruiken, maar ze zijn al minder spectaculair en niet langer ongenuanceerd. Ga dus na wat je beoogde effect is.

Show don’t tell balanceren

Er zijn geen waterdichte trucs voor het gebruik van tell. Hetzelfde geldt voor een show. Nogmaals: over het algemeen is een show beter dan een tell. Maar show don’t tell blijft een schrijftechniek, geen schrijfregel. Je zal zelf een balans moeten vinden. Bij creatief schrijven moet je vooral op inzicht afgaan. Staar jezelf nooit blind op een schrijftechniek. Ook niet op de belangrijkste van allemaal. Lees daar hier meer over.


Zo wordt jouw expositie superspannend: drie aandachtspunten bij het schrijven van expositie

Soms wordt er informatie gegeven in een verhaal op een manier die niet natuurlijk voelt. Het laat de lezer denken: “Moet ik daar nou echt zó achter komen?” Hallo, slechte expositie! Op wat voor manieren komt informatie geven geforceerd over? En belangrijker nog: hoe kun je dat voorkomen?

1 Gebruik een aanloop

Slechte expositie is vaak het omgekeerde van show don’t tell. In plaats van iets te laten beleven, wordt het gortdroog beschreven. Dan gaat het spannende en/of de lol eraf en wordt het moment bedorven.

Een goed voorbeeld van hoe je dat kunt voorkomen is een zwangerschapsaankondiging. Die heeft altijd wel een bepaalde inleiding: “Nee sorry, ik ben volgend jaar niet fit genoeg om mee te gaan rondtrekken in de wildernis. Mijn voeten zullen dan te gezwollen zijn om nog veel te kunnen lopen…” Of in een dramatischer scenario: “Pap, beloof me dat je Mario niet aan gaat vallen, maar…”
Dan gaat de lezer (en soms ook een ander personage) uiteindelijk vanzelf conclusies trekken. “Hoezo? O, wacht eens even… Ze is zwanger!”

Een vrouw zegt uit het niets: “Ik ben zwanger.” Letterlijker wordt show don’t tell niet. Je moet (zo)iets niet plompverloren zeggen. Bij een zwangerschapsaankondiging in het echte leven zal de vrouw het niet zo willekeurig zeggen. Ze zal hints geven, aarzelen, haar blijdschap proberen te verbergen… Belangrijke informatie heeft (sfeer)opbouw, uitleg en context nodig. Let daar dus op tijdens het schrijven. Je hoeft niet elke keer dat je informatie bekend maakt grote aanlopen te nemen, want dat kan vermoeiend worden. De onthulling moet in verhouding staan met de informatie die je geeft. Maak de onthulling niet overdreven als dat niet nodig is.

Let ook op het gebruik van clichés: “Ik moet je iets vertellen…” “Wat ik nou toch heb gehoord…”
De deur stond op een kier en er sijpelde een plas bloed de gang op. Het is een gok, maar geen schok meer als dan blijkt dat er iemand is vermoord.

2 Vermijd ‘de verklaarder’

De verklaarder is een personage dat alles aan andere personages uitlegt, en de lezer daarmee berooft van de belevenis van het verhaal.
De verklaarder zegt tegen zijn toehoorder: “De oorlog wordt erger en de mensen worden bang. Ik sprak de buurman gisteren en hij zei dat hij overweegt het land uit te vluchten.” Nu zegt dat personage dat de oorlog heftig is, maar als lezer merk je dat niet. De verklaarder is dus eigenlijk een ‘tell’ met handen en voeten. 

In plaats daarvan kun je dezelfde scène zo schrijven: de buurman komt het personage haastig een laatste hand geven. Hij heeft zijn wereldse bezittingen in een koffertje gepropt en achter hem ontploft een bom… Dan wordt de lezer het verhaal pas echt ingezogen.  

3 Gebruik geen brief

De brief is zo’n standaardinstrument uit de trukendoos van expositie dat hij zijn eigen kopje verdiend. Hij is uitzonderlijk clichégevoelig. De nooit geopende en vergeelde liefdesbrief gaat de familiegeschiedenis veranderen, het gesealde document gaat een testuitslag bekend maken… Probeer waar je kan de brief te vermijden als expositievoorwerp, tenzij je er een creatieve draai aan kan geven. Een envelop waar een uitnodiging voor een bruiloft in zit? Misschien staat er in de binnenkant van de envelop wel een boodschap van een gijzelnemer in gekrabbeld…

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.