Het trauma en de flashback: weet waarnaar je terugblikt

Ieder personage heeft iets meegemaakt dat ervoor zorgt dat het zich in het hier en nu op een bepaalde maner gedraagt. Met de nodige geschiedenis worden personages bovendien ze realistischer. Nu moet je nog aan de lezer bekendmaken wat die geschiedenis is. Een flashback is daar een populair middel voor, maar voorzichtigheid is geboden: gaat het goed, dan heb je een goudmijntje te pakken, gaat het mis, dan kan je hele verhaal er gortdroog van worden.

Wat kan je in fictie een trauma noemen?

Om te begrijpen hoe belangrijk het trauma van je personage is voor het verhaal, gaan we dat begrip even afbakenen. Ieder personage heeft onschuldige angsten, of ontwikkelt die. Het zijn pas trauma’s op het moment dat je personage door die nare geschiedenis of angst zich op een negatieve manier anders door het verhaal gaat bewegen en er daardoor een subplot, conflict of een obstakel (bij) komt in het verhaal. Denk aan:

* Doordat Nico vroeger te veel studiedruk opgelegd heeft gekregen is hij nu een perfectionist. In zijn verhaal krijgt hij met deadlinedruk te maken, waardoor hij niet eindeloos kan reviseren of bijschaven. Paniek! Hoe gaat Nico hiermee om?
* Aisha is vroeger gepest en vindt het daardoor lastig om vreemden te vertrouwen. In haar verhaal moet zij een vreemde het welzijn van haar geliefden toevertrouwen.

Wat het dus níet is:

Nico is een perfectionist in een bedrijf dat die houding beloont. Dus komt er een onverwachte tegenvaller voor het bedrijf, waar Nico twee dagen in zijn ‘perfectionistenpaniek’ op de proef wordt gesteld. Daarna gaat iedereen op normale voet en zonder kleerscheuren verder.

Aisha is vroeger gepest om haar overgewicht. Ze ziet een zwaar meisje in de speeltuin en moet wat tranen wegslikken, maar gaat daarna naar een feest waar ze niemand kent en maakt daar goede vrienden. Want inmiddels is ze zelfverzekerd en sociaal.

Een narratief trauma moet iets in het grote geheel van het verhaal dienen om het daarmee langdurig te verrijken

Het (verkeerde) gebruik van flashbacks

Flashbacks zijn een populair middel om de trauma’s van een personage bloot te leggen. Je kan heel precies op beeldende details ingaan. Daarmee doe je een trauma niet tekort. Er is een groot verschil tussen schrijven:
‘Robin werd mishandeld en is nu bang.’ en ‘Robin kreeg vroeger sigarettenpeuken op zijn armen uitgedrukt en associeerde de stem van zijn stiefvader met geweld zodra die zijn mond maar opendeed.’ Het is in dat opzicht gewoon een goede show don’t tell, waar de lezer ook niet om de feiten heen kan. Die wordt immers helemaal het ‘toen en daar’ ingesleurd met alle pijnlijke details, als een pervers hier en nu.

Het risico bestaat echter dat je te veel in dat ‘toen en daar’ blijft hangen. Kijk nog eens naar de voorbeelden van Nico en Aisha. Daar wordt kort stilgestaan bij een vroegere pijn. Als je van een tijdelijke pijn of een vroeger probleem een trauma maakt, komt je hele verhaal tot stilstand. Het is simpelweg niet de moeite om 2000 woorden te besteden aan het ‘menselijk maken’ van je personage door een geschiedenis te delen die het verhaal niet dient. Ja, een personage heeft duistere kanten nodig, maar die moeten wel gevolgen hebben.
Denk aan Mary Sue: zij is ook niet Sue-af op het moment dat ze toegeeft te liegen over haar dieet als iedereen haar vervolgens alsnog prijst over haar mooie lijf.

Test de flashback: is er tijd in het hier en nu?

Om te testen of je een flashback op dit moment – in deze scène, paragraaf of dit hoofdstuk- past, vraag je jezelf af: is daar in het hier en nu tijd voor?
Een personage belt een vriend op, omdat het iets op de lever heeft. Nu ze samen op de bank zitten, komt de vraag wat er loos is. Na de eerste uitleg breekt er iets bij de ongelukkige: “Ik denk dat dat komt omdat ik vroeger…”
Dan zal de vriend wel luisteren: die wist al dat er iets mis was, en dan kom je niet voor vijf minuten langs op de koffie. “We hebben de tijd, ik hoef pas over twee uur naar mijn werk.”
Een getraumatiseerde soldaat die op het slagveld last krijgt van PTSS, heeft de luxe niet om uitgebreid bij de vorige strijd stil te staan. Wapens pakken en vechten voor je leven!
Probeer de lengte van de flashback zoveel mogelijk af te stemmen op de hoeveel tijd die passeert in het hier en nu van het boek. Als die in verhouding zijn, wordt je flashback een stuk krachtiger.

Moet de lezer het begrijpen, of moet die het voelen?

Als je een flashback kort moet houden, verandert de insteek ervan.
Ga nog steeds uit van het basisprincipe dat de flashback als een show don’t tell in het toen en nu moet dienen. Maar bedenk in plaats van ‘Welke details kan ik bekendmaken aan de lezer, zodat die het trauma kan begrijpen?’ ‘Hoe laat ik de lezer dit trauma kort en krachtig voelen?’
Geef een paar heftige, of duidelijke indrukken die in de context passen en de intentie en heftigheid in een klap duidelijk maken. Dan voelt de lezer het meteen en is het rationeel begrijpen niet meer nodig.

Enkele voorbeelden uit films:
In Good Willl Hunting wordt er even een dreigend beeld van een naderende alcoholist getoond als de details van de mishandeling besproken worden.
In The last samurai krijgt Nathan zijn PTSS veroorzakende flashbacks als je hem ziet drinken, op weg naar een missie waarvan hij weet dat hij nog meer onschuldige mensen moet gaan doden. Rauwe beelden voor hem, heftige emoties voor de lezer/ kijker. Een flashback is dan misschien maar enkele regels, of neemt de vorm aan van een korte dialoog. Maar de boodschap komt over en dat is het doel van iedere goede flashback. Niet terugblikken omdat in een persoonlijke geschiedenis duiken interessant is, maar omdat je er een boodschap mee wil vertellen die je verhaal in de bredere zin van het woord draagt.

Foto door Jason W verkregen via Unsplash.

Als je een ander verhaal schrijft dan je dacht – deel 2

Soms schrijf je een verhaal dat door een verloop van een bepaalde scène of een nieuw idee heel erg verschilt van het verhaal dat je begonnen bent te schrijven. Je zal dan een aantal dingen moeten veranderen om je boek leesbaar te houden. Maar je kan ook zaken behouden. In deze blogpost kijken we wat je daarvoor kan doen.

Wat gaat er ‘mis?’

In de inleidende blogpost las je al dat je eerst moet kijken welk verhaal je eigenlijk wil vertellen om te kunnen beslissen hoe je verhaal verder moet. Daarna kijk je waar het mis is gegaan: waar ben je afgeweken van je originele verhaalthema, moraal, of heldenreis? Maar soms er niet zozeer iets mis, maar gewoon anders. Dat is het uitgangspunt van deze blogpost. Want wie zegt dat een verhaal over een ridder die een draak verslaat per definitie minder interessant is dan een matroos die een zeemonster verslaat?
Zo kunnen de ‘twee verhalen’ die je op de tekentafel hebt liggen in wezen heel erg op elkaar lijken als je wat beter kijkt. Maar ook als het ene verhaal gaat over een ridder en een draak en het andere over een corruptieschandaal bij een accountantbedrijf, hebben die verhalen waarschijnlijk een overlap. Want je bent wel erg in slaap gevallen als je pas na een half jaar doorhebt dat Regenboogeenhoornland ‘ineens’ de broedplaats is van dood en verderf in plaats van het thuis van suikerspinnen trampolines….

Zo snel kan een ommezwaai gebeuren

Op een bepaald moment heb je in kaart gebracht wat je met je verhaal wil vertellen of waar je in grote lijnen over wil schrijven. Voor deze casus is dat: ‘je kan niemand blind vertrouwen’.
Maar alsnog heb je het probleem dat Lucifer met zijn drietand alle suikerspinnen trampolines in Regenboogeenhoornland kapot steekt onder het genot van een kopje kinderbloed… Hoe dan?

Regenboogeenhoornland is een utopia. Om je verhaalthema naar voren te laten komen, gebeurt er iets dat scheurtjes in een perfecte wereld brengt. Een van de trampolines raakt versleten, waardoor je je kan bezeren: vertrouw er niet blind op dat je nooit iets zal overkomen, blijf waakzaam. Hoe raakt die trampoline versleten? De tand des tijds natuurlijk, maar je had ook een eenhoorn kunnen inhuren om een veiligheidsinspectie uit te voeren. Onschuldig oorzaak en gevolg. Maar dat is zo sáái, want dat probleem zou binnen een paar zinnen opgelost zijn. Geen groeiproces, geen save the cat… Een kwajongen begint aanlokkelijk te lijken. Maar als het jochie een keer de eenhoorninspecteur dwarszit, maakt dat nog steeds geen blijvend interessant verhaal. Dus gaat je thema verder: Vertrouw er niet alleen niet op dat de eenhoorninspecteur op tijd langskomt, waak ook voor kwajongens. Ineens lijkt je verhaal met deze ommezwaai veel interessanter en diepgaander. Lucifer stuurt al om het hoekje en jawel, vijf hoofdstukken laten zit hij daar aan zijn rode drank te lurken, want als je bij de duivel te goed van vertrouwen bent, dan zijn de rapen helemaal gaar. Dan is het moraal helemaal duidelijk en het cirkeltje rond. O, wacht even…Oeps…

Meer conflict betekent meer diepgang?

Een ‘tweede verhaal’ ontstaat vaak vanuit een enthousiasme voor meer conflict. Daar is niets mis mee, want een conflict houdt een verhaal gaande. Maar bedenk goed of een nieuwe koers of verdieping ook echt conflict is. Is het misschien eerder een opstapeling van problemen, in plaats van een conflict? Een goed narratief conflict kan verdieping uitlokken met een enkel voorbeeld. Bovendien kunnen te veel conflicten je verhaal weer rommelig maken.
Je kan ook bedenken dat er paniek ontstaat omdat de eenhoorninspecteur zich een keer heeft verslapen: het is een scheur in de bubbel van perfectie. Vertrouw niemand blind, kan je op deze manier veranderen in: ‘vertrouw een gewoonte of systeem niet compleet’. Of: ‘hou rekening met menselijke fouten.’ Als je op deze manier heel minutieus naar je thema, heldenreis of moraal kijkt, kan je het soms relatief eenvoudig ombuigen om het weer tot een verhaal om te vormen.
Als je weet waar het kraakt, kijk dan ook eens op plotniveau waarom dit moment een ommezwaai is. De eenhoorns hebben een probleem met (een gebrek aan) perfectie. Misschien moeten ze perfectie gaan wantrouwen en kleine imperfecties gaan vertrouwen als iets onvermijdelijks in het leven. Nieuw moraal bij het verhaalthema vertrouwen: onarm wat er op je afkomt, in plaats van perfectie na te streven.’

Twee kanten van dezelfde medaille

Vooraan de blogpost las je al dat de twee verhalen die je langs elkaar af schrijft, hoe dan ook een zekere overlap hebben. Het kan helpen om die overlap wat beter te onderzoeken. Waar zit die overlap precies en waar houdt die ook weer op? Denk aan het idee dat je iemand niet kan haten voordat je van diegene gehouden hebt. Of op zijn minst de verwachting had dat diegene fatsoenlijk zou zijn. De brutale onbekende met de chagrijnige kop die voordrong bij de supermarkt wekt wat ergernis op, maar geen haat: op hem ga je geen wraak nemen. Voor wat meer uitleg over die zoektocht naar dat grijze gebied, kan je deze blogpost lezen.

Als je het grijze gebied gevonden hebt, is de kans aanwezig dat je scènes, elementen, of plotlijnen van zowel je verhaal van Regenboogeenhoornland als Luficer kan gebruiken voor de nodige balans, of een prettige spanningsboog. Eerder ben je ‘afgedwaald’ en nu weet je waarom. Die daar je voordeel mee. Zet je scènes, personages, plottwists, wat je ook maar vindt op een rijtje. Voor extra overzicht kan je de grijze gebieden in cirkels tekenen en daarbinnen steekwoorden van de verhaalelementen opschrijven:

Een ‘tweede’ of een ‘ander’ verhaal is vaak niet zo ernstig als het op het eerste gezicht kan lijken. Je moet gaan reviseren, maar je hebt vaak nog wel heel veel bruikbaars over. Laat je niet te snel ontmoedigen en kijk goed naar welk verhaal je wil vertellen. Dan zit je al snel weer op de goede rit.

Foto door Dan Farrell verkregen via Unsplash.

Een leugen als de heldenreis van je hoofdpersonage

Een hoofdpersonage moet vanwege een spanningsboog veranderen in een verhaal. Het vertrouwde uitgangspunt daarvoor is dat een held een tekortkoming moet overwinnen. In plaats van gierig wordt die vrijgevig, of botheid verandert in zachtaardigheid. Maar er is nog een andere insteek die net zo spannend en interessant kan zijn. Daarvoor ga je niet uit van een groeiproces, maar van een geloofsovertuiging die moet veranderen: de grootste leugen moet worden ontkracht.

Wat is de grootste leugen?

Zodra een personage volwassen is, of in ieder geval de kindertijd achter zich heeft gelaten, heeft dat dingen meegemaakt die een bepaald wereldbeeld hebben gevormd. Dat kan je lezen in de personagebiografie.
Deze wereldbeelden of overtuigingen kunnen kleine en grote dingen zijn, kunnen zich in de kindertijd ontwikkelen, maar kunnen ook het resultaat zijn van een traumatische of fantastische gebeurtenis Denk aan:

Ik ben ooit door een hond gebeten –> honden zijn gevaarlijk
Ik heb voedselonzekerheid gekend –> ik koop nog altijd veel meer eten dan ik op kan, uit angst niet genoeg te hebben
Ik ben liefdevol opgevoed –> de wereld is een fijne plek
Ik heb als tweedeklasser een sporttoernooi gewonnen –> ik ben atletisch getalenteerd
Ik ben ooit ernstig verdwaald –> ik word nog altijd trillerig als ik op een nieuwe plek de weg moet zoeken.

Het is dus een persoonlijke waarheid van een personage. Het belangrijke verschil is dat bij de grootste leugen van een personage deze waarheid objectief gezien niet (altijd) klopt, ofwel een personage in diens doen en laten remt. Lees hier een langere introductie over de grootste leugen.

De grootste leugen als het hele centrale conflict

Een grootste leugen kan een interessant subplot vormen, maar je kan het ook gebruiken als uitgangspunt voor het centrale conflict. Dat verandert de manier waarop je basisopzet van je verhaal moet bekijken. Nog altijd heeft het verhaal drie akten met de bijbehorende beats, zoals de clues en de crisis. Maar in plaats van dat je uitgaat van groei ‘Mijn personage moet een beter mens worden door…’ ga je uit van het die dat je personage een masker af moet zetten. Als je de grootste leugen het centrale conflict maakt, wordt de grootste vraag die de pageturner van het verhaal vormt:

Hoe gaat je held zich door de wereld bewegen als blijkt dat alles wat die ooit dacht waar te zijn, niet blijkt te kloppen?

De leugen centraal: geen stappenplan voor de held

Een verhaal waarin een personage moet groeien, haalt zijn spanning uit een vijand of tegenslag van buitenaf. De draak verslaan, de veerkracht vinden om je huis opnieuw op te bouwen na een brand… Als je held met een ernstige, zelf wijsgemaakte leugen geconfronteerd wordt, klopt er als het ware niet zozeer iets niet aan de wereld, maar aan de held zelf. Dat is best angstaanjagend, al is het maar omdat niet voor de hand ligt wat de oplossing is om iets op te lossen op een manier die weer klopt, of waar je mee kan leven. Laten we het makkelijke voorbeeld nemen van een jongen die indruk wil maken op een meisje, om dat verschil in de praktijk te zien.

Luca moet groeien: Je bent nu nog een beetje een slappe angsthaas, vriend. Ga eens wat aan krachttraining doen en confronteer je pestkop. Dan ben je de dappere krachtpatser die dat meisje zou bewonderen.
Luca heeft daarmee een duidelijke missie waar hij meteen mee aan de slag kan gaan. Niet dat dat makkelijk is:
tien kilometer rennen en honderd push ups per dag en dan ook nog eens je grootste pestkop confronteren om jezelf wat assertiever te maken is geen pretje. Maar wat er moet gebeuren is relatief duidelijk en afgebakend.

Luca heeft een leugen te ontkrachten: ik kan indruk maken met genoeg krachttraining en een assertieve houding. Nee, makker: dat lukt je alleen met behulp van wat druppeltjes feeënparfum.
“Maar feeën bestaan niet…”
“Zeker wel: wat dacht je dan dat die kleine meisjes waren die alleen in de lente in het dorp kwamen en bloemetjes zaaiden?”

Natuurlijk is er daarmee uiteindelijk wel een concrete missie voor Luca: ga de elfjes zoeken. Maar hij zal eerst wel twee keer nadenken: als er feeën bestaan en ik dat nooit geweten heb, bestaan er dan ook draken? Zie ik spoken, ben ik gek? Hij moet eerst even mentaal hergroeperen voordat hij een concrete actie kan ondernemen.
Dat ‘even’ is in een verhaal waarin een persoonlijke leugen centraal staat een hele lange periode. Denk eerder dat pas rond de derde clue dit probleem is opgelost dan rond de eerste clue.

Voorbeelden voor een verhaal waarin een leugen centraal staat

In een verhaal waarin de leugen centraal staat, is de held meer in conflict met zichzelf en de innerlijke overtuigingen dan met iets anders. In een wereld zonder elfjes, zijn voorbeelden van leugens die als compleet conflict kunnen dienen dingen als:

  • Als ik al aanvoelde dat een vriend me ging verraden, maar me mezelf voorloog dat die dat niet zou doen, wat zegt dat over mijn idee van vriendschap of mijn afstemming op mijn intuïtie?
  • Ik vind iemand pas slim als je alleen maar negens en tienen haalt. Dat wil ik zelf ook. Ik zeg niet dat je waardeloos bent als je dom bent, maar mijn innerlijke dialoog zegt dat wel als ik een keer een acht haal. Lieg ik tegen mezelf als ik zeg dat ik slim ben?

Zo bestaat de heldenreis dus uit in het reine komen met het feit dat je personage niet zo perfect is als het altijd dacht. Of, op zijn minst niet zo trouw is aan de eigen normen en waarden het zelf dacht. Een andere mogelijkheid is dat het centraal conflict de zoektocht vormt naar de (objectieve) waarheid na een periode van leugens.

Dat soort verhalen geeft niet per se een spanning die te vergelijken is met een ridder die een draak moet verslaan. Maar de psychologische ontdekkingen, het afpellen van motieven, plottwist ontrafelen en personages steeds beter leren kennen kunnen minstens net zo spannend zijn!

Foto door Ehimetalor Akhere Unuabona verkregen via Unsplash

Holle frases in je voordeel gebruiken bij spannende scènes

We kennen ze allemaal, die zinnetjes waar je eigenlijk geen, of anders altijd hetzelfde antwoord op verwacht. In een verhaal werken deze vrijwel nooit. Dat wordt te pas en te onpas gezegd door schrijfcoaches. Deze week gaan we eens wat beter kijken naar waarom dat zo is en ook hoe je deze zinnen alsnog in je voordeel kan gebruiken. Dan worden deze zinnen niet langer doodsaai, maar juist superspannend!

Holle frasen als afdwingende clichés

We kennen allemaal de sociale regels die schuilen achter zinnen als:
* “Lekker weertje hè?”
* Hoe gaat het?
* Zo, lekker aan de wandel?
Laten we die eens vanuit een schrijversperspectief bekijken.
Kort door de bocht gezegd: het is een ‘ja (goed)’ waarna het gesprek ongemakkelijk doodvalt als iemand merkt dat je je niet aan die sociale norm houdt. In het echte leven valt er een ongemakkelijke stilte. Niet fijn, maar in een verhaal loopt dan de complete scène spaak. Dan ben je nog verder van huis.

Of het is een toestemming of startsein om uitgebreid te gaan roddelen of te klagen:
“Ja, ik moet wel wandelen, want anders word ik gek…”
“Hoezo?”
“Breek me de bek niet open, Sjaak.. Mijn vrouw heeft weer eens…”
Hupsakee, daar ga je. Drieduizend woorden en geen enkel echt plotpunt later… Het zijn van die dialogen waar geen enkele laag in zit, behalve de buitenkantlaag, en waar geen narratieve ruzie wordt gemaakt.

Beide gevallen van zo’n gesprek zijn ontzettend cliché omdat je weet op welke manier dit gesprek verder gaat. Dat zou op zich niet zo’n ramp zijn. Meestal kan je clichés kneden en naar je eigen hand zetten. Maar deze clichés zijn zo hardnekkig dat zodra je daarvan afwijkt, de lezer zodanig in verwarring raakt dat die zelf de draad van het verhaal ook meteen kwijt is. Waar je er nog wel mee weg komt dat Romeo en Julia niet meteen, maar pas na drie dagen vlinders voelen, is het bij holle frases zo dat je ze moet volgen volgens een bepaald stramien, wil je geen nutteloze een onnodige verwarring zaaien.

Wat als je dat nu eens niet zegt?

Je kan holle frases nog steeds in je voordeel gebruiken. Om het effect daarvan helemaal te doorgronden, kijken we eerst wat er kan gebeuren als je die holle frase een keer niet zegt.
In het echte leven word je waarschijnlijk asociaal worden gevonden als je “Hoe is het?” overslaat. Of veel te direct of dramatisch als je eerlijk antwoord dat het niet zo goed gaat. Of je lijkt aandachtsgeil of te overheersend als je “lekker aan de wandel?’ overslaat en iets anders zegt. Want dan bepaal jij onmiddellijk het gespreksonderwerp nog voor de toon goed en wel gezet is.
In een boek wordt die toon later in de scène gezet. Personages komen binnen, lezen elkaars lichaamstaal, dat wordt voor de lezer vertaald, met show don’t speak of sfeeromschrijvingen en dan pas wordt er daadwerkelijk gepraat. En omdat een lezer net ‘ze stond vrolijk een ei te bakken’ heeft gelezen, is het slechts een herhaling van het overduidelijke om dan nog eens: ‘Hoe gaat het?’ te vragen.

Met andere woorden: in een boek zijn deze simpele beleefdheidszinnetjes niet alleen storend omdat ze vrij letterlijk nietszeggend zijn. In zekere zin zorgen ze er paradoxaal genoeg voor dat ze met zo’n lege zin de informatie die er wél in verscholen zit, twee keer in korte tijd onthullen.

Holle frase als plotselinge en welgedoseerde ommezwaai

In een boek werkt een holle frase dus vaak niet omdat de scène daarmee veel op dezelfde voet doorgaat. Je kan de andere kant van dezelfde medaille gebruiken om de scène juist veel spanning te geven. Laat het gesprek niet op de voorspelbare manier verder gaan, maar gooi het roer juist helemaal om.
Je kent dat moment wel dat de stilte om te snijden is en je dan een wanhopige poging doet om die te verbreken door iets heel banaals te zeggen:
“Dus, dat betekent dat zij gaan scheiden…”
Na een akelige stilte zei Kimberly: “Zo, Ik moet Jurre maar eens op gaan halen van de opvang…”

Dit ligt er natuurlijk wel erg dik bovenop. Maar als je een holle frase gebruikt als verborgen laag, kan het de lezer op het puntje van de stoel laten belanden. Vooral als een slechterik het heft in handen krijgt met dit simpele zinnetje.

Denk aan iets als:
Er is een kind ontvoerd en de moeder weet dat de buurman dat gedaan heeft. Ze kan het echter tegen niemand zeggen. Buurman dreigt het kind te vermoorden als ze haar mond opentrekt. Moeder staat dus machteloos en Buurman weet dat. Dan komen ze elkaar tegen op straat, waar andere buren bij staan. Buurman groet Moeder:
“Hoe gaat het met je, Kimberly?” (Word je al paranoïde? Ben je al aan het nadenken of je bereid bent om mijn eisen in te willigen?)
“Lekker weertje, nietwaar Buurvouw?” (Ik weet dat dat het laatste is waar je je nu druk om maakt en daar geniet ik van.)
“Ga je een ommetje maken?” (Je weet dat ik je in de gaten houd. Als je ook maar in de buurt komt van het politiebureau, dan zal ik dat weten…)

Zoek je je toevlucht tot iets waarvan de buren zouden opmerken dat er iets geks aan is, zoals het voorbeeld waarbij Kimberly naar de opvang snelt na een ongemakkelijke mededeling, dan verander je de toon van de scène. Gebruik je een anders holle frase om iets gruwelijks of spannends in te verstoppen of verpakken, dan kan je daar eindeloos veel meer mee. Plottwists beginnen, uitwerkingen van personagebiografieën laten zien, relaties tussen personages op zijn kop zetten, nieuwe doelen mee introduceren, noem maar op.

Een holle frase heet zo omdat hij niets toevoegt aan een scène of een gesprek en daarom maar al te snel wordt vergeten. Maar als je ervoor zorgt dat deze zin juist het belangrijkste is dat er gezegd wordt op een manier die niet zomaar vergeten wordt, dan krijg je de lezer gegarandeerd aan het bibberen!

Foto door Daniel Lincoln verkregen via Unsplash.

De crisis als grootste kracht: de Gewonde Heler

Iedere held maakt een groeiproces door. Maar er is een type held dat achter de schermen al heel krachtig is geworden. Hoe schrijf je over zo’n personage?

Het archetype de Gewonde Heler

De term Archetypes komt uit de psychologie, maar het begrip archetype is in creatief schrijven ook prima te gebruiken om ervoor te zorgen dat je bij het ontwerpen van je personages niet het wiel hoeft uit te vinden. Archetypen delen typen mensen op in bepaalde groepen. Held heeft als doel het beste uit zichzelf te halen, De Wijze is goed in het bieden van empathie, de Heerse zoekt structuur, enzovoort.

Als je een held wil die al het nodige heeft meegemaakt en dat in het boek kan uitdragen om anderen te helpen, denk je waarschijnlijk aan de Wijze, maar die is al gauw cliché. Kijk in plaats daarvan eens naar de Gewonde Heler. Die heeft veel trauma’s meegemaakt en die niet alleen overwonnen, maar zet ze in om anderen te helpen hun eigen trauma te overwinnen.

De echte donkerte van een crisis

De crisis is het punt in de heldenreis waarin je held helemaal bevriest en even niet verder kan. Uiteindelijk komt die er weer uit, maar dan heeft een verhaal te neiging om de crisis te laten waar die was. De ridder heeft uren in de grot gebibberd, zijn ergste persoonlijke demonen onder ogen gezien en komt er uiteindelijk achter dat hij verder kán, dat de draak verslagen móet worden. De moed wordt verzameld, de ridder gaat op pad en de rest van het verhaal loopt goed af. De ridder wordt als held onthaald, zonder dat het enge moment in de grot nog een keer genoemd wordt. Je zou kunnen zeggen: de crisis is hier tijdelijk. Maak die crisis, hetzij op de achtergrond, altijd aanwezig in de beleving van je held en je hebt een heel interessante heldenreis om te volgen.

Spijt en pijn

Hoewel volgens de structuur van een roman de crisis veel later komt, wil dat natuurlijk niet zeggen dat je held in een andere levensfase geen crisis doorgemaakt kan hebben.

Als die crisis zo groot is dat de held die niet kan vergeten, is daar pijn in het spel en vaak ook spijt. Vooral dat laatste is interessant, want dat maakt dat je lezer zich met een pageturnereffect kan afvragen: waar heeft hij dan spijt van en hoe heeft die zo kunnen groeien dat dat zoveel jaren later nog altijd aan dit personage vreet?
Of het nu alleen pijn of ook spijt betreft, voor je (huidige) verhaal gaat een van deze twee dingen op als je van dit trauma een belangrijk punt in het verhaal wil maken: je held wordt erdoor verteerd, of komt er weer bovenop.
Je hebt Gewonde Heler als die deze twee dingen combineert. Dan volgt een credo dat je zou kunnen samenvatten als:


Mijn pijn was heftig en ik kom er nooit meer (volledig) van af. De gebeurtenissen kan ik soms plaatsen, soms niet. Ik kan ze hoe dan ook niet (meer) veranderen. Daarom zet ik me ervoor in dat anderen dit niet overkomt. Dan dient die/ mijn ervaring nog ergens toe, zodat een zodanig grote crisis anderen bespaard blijft. Zo verzacht ik mijn eigen pijn alsnog.

Zo is een Gewonde Heler dus een held die de pijn van zichzelf en anderen probeert te verzachten. Maar zoals gezegd zijn deze pijnen dus wel van zodanige aard dat het held in potentie op kan vreten, als die even niet oplet. Dat is waar de crsis veel groter moet worden dan normaal.

De crisis van: Weet je nog, die keer dat…?

De Gewonde Heler heeft een heftig verleden, dat vaak maar net onder de oppervlakte sluimert. In zijn innerlijke voice dialogue staat waarschijnlijk een onverbiddelijk en onvergeeflijk streng persoontje aan het roer. Die fluistert op zwakke momenten: “Weet je nog die keer dat…?’

  • Jij het ‘goed bedoelde’ en een week daarna de hele familie uit elkaar viel?
  • Jouw laksheid ervoor zorgde dat een kind zwaargewond raakte?
  • Toen je ziek was, geen enkele vriend had die zich genoeg zorgen maakte om te vragen hoe het met je ging?

De Gewonde Heler weet dat maar al te goed, maar heeft ervoor gekozen om dat in zijn voordeel te gebruiken. In zijn denken, doen en laten, krijgen deze vragen antwoorden als:

  • Als iemand zijn mond per ongeluk voorbij praat en dat in een butterfly effect eindigt, oordeel ik niet, maar probeer ik met die ander de schade te beperken
  • Daarom werk ik nu als monteur bij een bedrijf van speeltoestellen, om herhaling te voorkomen
  • Ik zal een eenzaam persoon nooit als een mislukkeling zien, ook al is die op het eerste gezicht misschien een lomperik, inderdaad wat vreemd of niet per se mijn type. Als ik wéét dat iemand eenzaam is, bied ik altijd een praatje aan.

Is een gewonde heler uitgegroeid?

Met de bovenstaande innerlijke dialoog kan het lijken alsof je gewonde heler ‘uitgegroeid’ , een Mary Sue is of een overschot aan power fantasy heeft. Het is een valkuil om dat zo uit te werken. Maar onthoud dat deze innerlijke dialoog zich niet ergens diep vanbinnen schuilhoudt, maar op een achtergrond die zodanig zichtbaar is en blijft voor je held dat deze manier van handelen en denken is als balanceren op een smal koord. Even je concentratie verliezen of een verkeerde stap zetten en je kan een (tijdelijke) terugval krijgen naar het volle crisismoment, of in een slachtofferrol vallen, in plaats van de heldenrol.

Een gewonde heler leent zich goed als mysterieus personage. Fop je lezer door het te laten lijken alsof je Heler is uitgegroeid(die heeft alles al door in het leven…) en later het tegendeel te bewijzen en het achtergrondverhaal te onthullen. Of laat Heler juist in eerste instantie bitter overkomen. Laat Heler zien op momenten dat er actief gevochten wordt tegen die innerlijke pestkop, (Hoe kan iemand nou kinderen redden en dan nog af en toe met zo’n chagrijnig hoofd rondlopen? Aha…)

Foto door Max Muselmann verkregen via Unsplash.

Een scène als een verhaal in het klein

Een boek gaat van de ene scène naar de volgende, naar de volgende, tot het verhaal uit is. Zo is een verhaal een opsomming van scènes. Als je wil dat zij niet lezen als een opeenvolging van gebeurtenissen die losjes aan elkaar zijn geplakt, bekijk de scène dan eens als een compleet verhaal.

Wat is een scène?

Een scène kan lang zijn, of kort. Hij kan een dialoog bevatten, of een actiescène. Maar ongeacht wat erin staat, is een scène in beginsel een stuk tekst dat je in een zin kan samenvatten wat er in een deel van de tijdlijn gebeurt.
– Hier ontmoeten de personages elkaar
– Hier krijgen ze ruzie
– Een wandeling in het park waarin de held over zijn leven nadenkt
– Hier komt de strijd tussen Held en Slechterik

Kortom: denk terug aan de basisschool en je slechtste boekbespreking. “En toen gingen ze, en toen, en toen, en toen… Wat daar wordt opgesomd, dat zijn scènes.

De diashow

Zoals die jongen uit groep 5 een boekbespreking houdt, klinkt een boek wel heel erg saai, ongeacht wat erin gebeurt. Met een beetje schrijfinzicht en schrijfervaring zal je deze diashow niet zo snel schrijven. De diashow is als je scènes zo duidelijk een voor een geschreven zijn dat het hele boek er een staccato ritme van krijgt. En hier gaat mijn held op reis. In het vliegtuig zit een krijsende baby. In de volgende scène landt het vliegtuig en vindt mijn held geen douche op het vliegveld. In de volgende scène…
Hoewel enkele goedgeschreven zinnen er al voor kunnen zorgen dat een hardnekkige diashow uitblijft, kan je een scène eindeloos veel sterker maken als je ze ziet als verhalen in het klein.

Wat is een sterke verhaalbasis?

Laten we een aantal basisfactoren van een goed verhaal nog eens op een rij zetten.
* Het heeft een begin, midden en een eind
* Het heeft een structuur, zoals bijvoorbeeld dat van save the cat (ook wel: drieaktenstructuur) waarin:
– de spanningsboog een bepaalde lijn heeft, niet van de hak op de tak gaat
– er vallen en opstaan wordt gevraagd van de personages die erin voorkomen.
Wat die personages betreft:
– Die willen iets, dus die gaan ergens naar handelen om dat proberen te bereiken
– Dat wat het personage verlangt, wordt niet zomaar gegeven: er komt een obstakel, vaak in de vorm of met hulp van een tegenstander.
– Je personage moet een bepaalde vindingrijkheid laten zien: het valt en staat op.

Als je deze zaken in een scène terug laat komen, weet je zeker dat die inhoud heeft. Hij gaat ergens naartoe en vooral ook ergens over.

Verschil tussen een compleet verhaal en een scène

In een scène moet je in met een relatief klein woordenaantal meer informatie kunnen geven. Dat betekent dat de subtekst en sfeeromschrijvingen belangrijk zijn: die zullen het meeste gewicht krijgen.
Dat kan lastig zijn. Probeer het als een handige houvast te zien dat je met een uitdaging als: ‘schrijf in 300 woorden hoe in dit gesprek de personages uitgroeien van kennissen tot vrienden’. Dan moet je bijvoorbeeld in het hoofd van je personages en diens gevoelens gaan duiken. Het dwingt je om die kostbare 26 woorden die:
“Ha, Sjors, hoe gaat het?”
“Hoi Kim, goed en met jou?”
“Goed hoor, wat fijn om je weer te zien. Dat is al even geleden hè?”
In te korten of te schrappen. Als je een scène als miniverhaal ziet, denk je waarschijnlijk wel twee keer na voordat je een hoog percentage van je woordenaantal van je verhaal aan iets besteedt dat geen echte toevoeging is voor het verhaal. Dat brengt ons bij het tweede verschil tussen een scène en een verhaal.

Doel van een scène

Een verhaal, als groot geheel, heeft grotere doelen dan een scène. Een verhaalthema uitdiepen, een moraal overbrengen, een aantal uur ontspanning bieden. Vanwege zijn kortere aard, kan scène daar niet altijd of allemaal aan voldoen. Dat zijn bonuspunten. Er zijn twee mogelijke doelen die typisch zijn voor een scène. Een interessante scène voldoet aan minstens een van de twee doelen, soms aan allebei.
* De scène helpt het verhaal vooruit
* De scène geeft informatie over je personage

Waar kan je aan denken als je deze doelen ziet?

‘Verhaal vooruit’ is bijvoorbeeld‘Verhaal vooruit’ is nietgoede personage-info is goede personage-info is (doorgaans) niet
er worden nieuwe banden gesmeedeen vrij letterlijke of weinig subtiele : ‘we komen hier later op terug’de grootste angstuiterlijke details
er is een nieuwe hint gegeven‘zoek het maar uit, personage’, zonder verdere echte hintkunde om iets op te lossen, of gebrek daaraan hobby’s
er is iets nieuws op te lossenals het meerdere scènes duurt voor het duidelijk wordt wat het conflict in scène 1 nu was. hoe het omgaat met een tegenslagroutine
je vraagt je af: ‘hoe nu verder?’als in plaats van de lezer alleen je personages zich afvragen: ‘hoe nu verder?’achtergrond die het karakter heeft gevormdiets wat na een of twee hoofdstukken niet meer terugkomt

Valt het je op dat een scène zelden tot nooit oppervlakkig hoort te zijn? Zelfs als je over een doodnormale dag op het strand wil schrijven, kan je het nog een redelijke diepgang geven. Beschrijf bijvoorbeeld met sfeeromschrijving hoe het zand tussen de tenen van je personage kriebelt en hoe dat kriebelt of juist irriteert. Dat kan een bruggetje vormen naar hoe gewenst deze rustige dag op het strand was: want je personage komt er nu eindelijk achter dat de werkdruk niet meer normaal is. Er kan een burn-out op de loer liggen…

Scènes zijn in zekere zin niet alleen onderdeel van het verhaal, maar ook het verhaal zelf. Probeer het ook zo te benaderen. Dan onthoud je makkelijker dat je om een lezer geïntegreerd te houden, je continu ook een verhaal hebt dat het lezen of vertellen waard is. Laat het feit dat een scène relatief kort is, je niet verleiden tot de valkuil dat je nu wel even ‘gewoon iets leuks’ mag schrijven tussendoor.

Foto door Olga Tutunaru, verkregen via Unsplash.

Zo schrijf je een perfecte dialoog: zeven aandachtspunten

Een perfecte dialoog heeft geen eenvoudige formule.  Je plot en je personages hebben er grote invloed op. Maar met deze zeven aandachtspunten kom je een heel eind.

1)  Je personage mag geen publiek hebben

Schrijf nooit iets wat leest alsof je personage de lezer direct informeert over een bepaalde stand van zaken. Weten je held en de gesprekspartner wat er aan de hand is, wat de relaties onderling zijn, maar de lezer niet? Als je dat uitschrijft, is dat een ‘As you know, Bob’. Blijf weg van deze Bob!

2) Laat het begrip ‘realistisch’ los

Bedenk wat een personage in het grote geheel met deze dialoog wil bereiken. In zekere zin kan je stellen dat mensen tijdens praten socialiseren in het achterhoofd hebben. Personages daarentegen moeten vooral iets duidelijk maken. Soms over zichzelf, soms over de plot. Maar gewoon kletsen, dat doen ze zelden tot nooit. Schrap dat ‘lekker weetje hè?’ dus vooral. ‘Realistisch praten’ hoeft een personage niet.

3) Laat weten wie er aan het woord is en waarom

Ieder personage kan praten, maar kan je ook aan het taalgebruik ook zien wie er aan het woord is, ook als dat niet uitgeschreven staat in de scène? Deze manier van gepersonaliseerd taalgebruik geeft iedere dialoog een origineel tintje. Al helemaal als je laat zien wat de reden is dat je personage blijft praten in plaats van ermee stopt.

4) Bedenk wat er nog meer wordt gezegd

Omdat personages niet hetzelfde praten als mensen, bedoelen ze negen van de tien keer meer dan ze eigenlijk zeggen. Neem deze subtekst mee in je dialoog om hem levendig te maken.

5) Als het lichaam spreekt…

Soms zegt lichaamstaal veel meer dan gesproken woorden. Maak daar dan ook gebruik van, ook in een dialoog!

6) Neem de juiste regie

Regieaanwijzingen in een dialoog kunnen zowel een vloek als een zegen zijn. Overweeg goed wanneer en hoe je ze gebruikt, dan weet je zeker dat je dialoog goed in balans blijft.

7) Bepaal de laag

Een dialoog kent drie mogelijke lagen. Die van de buitenkant, de binnenkant en de verborgen laag. Bepaal eerst het doel van je scène om te weten wat het nu is dat jij en je personages letterlijk dan wel figuurlijk gaan zeggen. Kijk vervolgens hoe ze dat gaan doen en hoeveel ze weg willen geven. Aan hun gesprekspartner of de lezer. Dan weet je welke laag passend is voor je dialoog en blijft je lezer op het puntje van de stoel zitten.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jarritos Mexican Soda verkregen via Unsplash.

Het verhaalthema en de heldenreis samenvoegen

Het verhaalthema is het overkoepelende onderwerp dat de verschillende personages op verschillende manieren meemaken, of waar ze naartoe groeien. Dat groeien is dan weer een belangrijk vereiste van een held met een heldenreis. Als je deze twee elementen samenvoegt, kan je de heldenreis inhoud geven door het thema aan een stelling te onderwerpen.

Waarom laat een verhaalthema personages groeien?

Een verhaalthema is zoiets als: eenzaamheid, loslaten, de vergankelijkheid van het leven, zelfliefde vinden…Het zijn dingen die personages over zichzelf en anderen kunnen leren of als obstakel of gebeurtenis in hun leven voorkomen. In een mensenleven, buiten een boek om, kun je duizend-en- een van zulke thema’s meemaken. Maar omdat je een boek overzichtelijk en afgebakend moet houden, kies je als schrijver per verhaal een hoofdthema en een aantal subthema’s. Afbakenen is dus noodzakelijk. En van de verhaalthema’s die dan overblijven, daar moet je dan ook een compleet ‘echt leven’ aan verhaalthema’s of emotionele beleving in stoppen. Anders wordt je verhaal doodsaai en krijg je iets als: ‘He, heldin! In jouw verhaal word jij zelf niet eenzaam, maar zie jij een onbekende op een afstandje eenzaam zijn terwijl jij de hele dag niets anders doet dan kleedjes haken.’
Niks daarvan, Heldin moet aan de bak. Dus eenzaam worden zal ze. En ze zal daarvoor zichzelf leren kennen, proberen die eenzaamheid te ontvluchten, anderen leren kennen. Kortom: daar groeit ze van.

Meer belevingen mogelijk bij een verhaalthema

Het mooie van verhaalthema’s is dat ze in de narratieve zin het over precies hetzelfde kunnen hebben, maar toch een compleet ander verhaal teweeg kunnen brengen. Neem verslaving, dat heeft vaak soortgelijke symptomen, maar het kan zich compleet anders uiten en ook (daardoor) een compleet andere oorzaak hebben.
Zo kan een gokverslaving thematisch staan voor iemand die zich altijd maar een verliezer voelt in de hoop dat hij ooit iets wint. Een gameverslaafde is dan weer iemand die symbool staat voor het willen ontsnappen van de werkelijkheid door zich in de digitale wereld te verliezen.

Kies de themabeleving

Als je de persoonlijke beleving van een verhaalthema vertaalt naar een ervaring geeft dat een heel concrete houvast om een interessant en consistent centraal conflict bij te kunnen schrijven. Kijk daarbij naar een mogelijke ervaring en een mogelijke levensles. Dat kan je opschrijven in een of twee enkele zinnen wat je held precies moet meemaken of leren van het verhaalthema. Daarbij is het dus handig om als kanttekening in je achterhoofd te houden dat een andere (extreem tegenovergestelde) ervaring dus ook mogelijk is. Dan weet wat je held juist niet moet meemaken om diens eigen weg consistent te houden. Of kan je die andere ervaring aan een vriend of de tegenstander geven.

Een aantal voorbeelden van deze zinnen zijn:
– Het ouderschap leert je wat opoffering betekent
– Rijkdom brengt verantwoordelijkheid met zich mee
– Vertrouwen staat aan de basis van een gezonde vriendschap

Dan krijg je dingen als:

verhaalthemabeleving of ervaringheldenreiseventuele tegenhanger
ouderschapsociaal leven wordt minder omdat de opvoeding meer tijd kosteen gezonde balans vinden tussen gezin en vriendenhet kind wordt bij opa en oma gedumpt en later ziet het kind de ouder niet meer als figuur dat gezag heeft of verdiend
rijkdomIk deel mijn voorspoed met anderen, omdat ik de wereld ten goede dien te veranderen als ik die middelen hebDe echte vrienden van de ‘vrienden’ onderscheiden die slechts op je geld uit zijn. Een Dagobert Duck die juist moet leren verantwoording te nemen door wat guller te zijn.
vriendschapik moet erop vertrouwen dat mijn vrienden oprecht aardig zijn trauma’s uit het verleden onder ogen zien en het begrip vertrouwen herdefiniërenals ik belazerd word, door mijn vrienden, moeten zij bewijzen dat ze weer/ alsnog te vertrouwen zijn, willen ze mijn vrienden blijven.

De tegenhanger is ter verduidelijking extreem gemaakt in het voorbeeld. Idealiter is het verhaalthema en het bijbehorende groeiproces bij de held duidelijk genoeg om op te vallen, maar niet zo duidelijk dat het irritant wordt. Hetzelfde geldt voor de tegenstander die een ongewenst moraal binnen het thema uitdraagt. Voor de vrienden of andere personages die wel belangrijk zijn, maar het verhaal niet dragen geldt iets anders. Zij hebben het verhaalthema en het groeiproces weliswaar gemeen met de held, maar daar is het wat meer incognito. Zo’n gevalletje: ‘O ja, nu je het zegt, zie ik het wel.’

Mag je van het verhaalthema afwijken in de heldenreis?

Natuurlijk hoef je niet alleen maar over het hoofdthema te schrijven. Net als bij het subplot bij het hoofdplot, zijn subthema’s een fijne aanvulling op het hoofdthema. Houd je het alleen daarbij, dan kan je verhaal alsnog oppervlakkig overkomen. Maar deze benadering is een goede houvast als je merkt dat je een hyperrealistisch personage, zeer rijke verhaallijn of veel personages hebt. Als je veel te vertellen hebt, kan je dat nu eenmaal niet in een boek of zelfs eenzelfde serie passen.

Te veel willen vertellen creëert vroeg of laat de valkuil dat je heldenreis of je thema verandert in iets wat het niet was of zelfs hoorde te zijn. Denk aan hoe een Mary Sue kan ontstaan. Het begint met een wens een lieve vrouw neer te zetten die zorgzaam is voor kinderen en binnen de kortste keren heb je een vrouw die niet alleen de overblijfmoeder is en de hele klas naar de voetbaltraining brengt. Het halve boek later heeft ze een eigen stichting opgericht om kinderen met een beperking te kunnen laten sporten. Doorgeslagen powerfantasy, dus. Of je begint met een doorsnee, alledaagse lastige relatie en even later is daar de dramatische liefdesdriehoek.

Je kan het schema natuurlijk ook gebruiken voor subplots. Blijf in ieder geval alert op waar de grenzen van een thema en een heldenreis liggen als je deze met dit format samenvoegt. De mogelijkheden zijn eindeloos en dat is zowel het voordeel als het grote nadeel.

Foto door Marcos Paulo Prado verkregen via Unsplash

De ‘Wat-vijand’: moraal overbrengen in je boek

Er zijn verhalen waarbij je een boodschap mee wil geven aan de lezer. Maar een boek dat vooral een moraalridder in plaats van een bron van vermaak of inspiratie wil zijn, leest niet fijn. Je kan dan beter de held van je verhaal tegen de wereld laten vechten op een manier die relatief onzichtbaar is.

De broodnodige vijand

Een held heeft in een verhaal een vijand nodig. Dat is belangrijk voor het verhaalthema: het geeft je boek een prettig kader voor wat er moet gebeuren: als je held het goede of het licht symboliseert, moet de vijand duisternis symboliseren om ervoor te zorgen dat de held niet al te fluitend door het leven gaat. Vaak is de vijand een ander personage: de machtswelluste dictator, de ouder die de verliefde tieners uit elkaar wil trekken…
Maar niet ieder verhaal heeft een ‘iemand’ als een verhaal nodig. Verhalen waarin een moraal centraal staat, doen het beter als je een ‘iets’ de vijand maakt.

Bepaal en behoud de ‘wat- vijand’

‘Een ‘wat-vijand’ zijn dingen als: maatschappelijk onrecht, armoede of een extreem gevoel van eenzaamheid. Dingen die groter zijn dat de persoonlijke wereld van je held alleen, of wat je held kan overkomen. Het zijn ook zaken die je als verhaalthema zou kunnen gebruiken. Maar daar zit een valkuil in verborgen als je met je verhaal ook een moraal mee wil geven over datzelfde thema: personificatie.

Zoals je kon lezen in de inleiding op deze blogpost, komt het zelden voor dat iemand letterlijk representeert wat je held dwarszit en wat die moet overwinnen. Dat leest namelijk vreselijk geforceerd. Als het probleem van jouw feministische heldin Felicia Feminist is dat er gemene mannen aan de bedrijfstop zitten, is het wel erg toevallig *kuch* dat zodra ze de man op de zesde verdieping wegjaagt, al haar problemen zijn opgelost. Daarmee vergeet je dat niet Co de CEO als eenzaam persoontje de vijand of het verhaalthema is, maar het feit dat je heldin niet door het glazen plafond kan breken. Co (wie?) mag in een moralistisch verhaal niet de vijand worden, dat moet dat glazen plafond blijven (wat?)

Wat zijn de (minder) zichtbare tegenslagen?

Denk eens aan iemand die je niet mag. Niet je ergste vijand, maar iemand waar je wel een onprettig gevoel bij hebt. Schrijf nu eens op waarom. Wat doet diegene of wat heeft diegene gezegd waarvan je denkt: Nou… nee.
Waarschijnlijk zijn dat maniertjes, uitspraken of overtuigingen waarvan je niet met recht kan zeggen dat deze persoon in-en in slecht is, maar die desondanks vaker terugkomen en je ongemakkelijk laten voelen. Bijvoorbeeld:
* Hij neemt net iets te vaak de leiding in een gesprek, waardoor ik vind dat hij niet zo goed luistert.
* Zij laat zodanig vaak een taak liggen, dat ik erop begin te rekenen dat ik haar taak moet overnemen.
* Hij gebruikt het woord ‘vrouwtje’ zodanig vaak en met zo’n intonatie dat ik niet zeker meer weet of hij dat liefhebbend of neerbuigend bedoelt.

Zie je de twijfel in deze formuleringen? Wat je ergert is er wel, maar niet genoeg om te zeggen dat deze persoon meteen een ongevoelige hork, waardeloze collega of vrouwenhater is. Zo’n zelfde nuance moeten je plotpunten, scènes en dialogen krijgen als je een verhaal wil schrijven waarin een moraal de ruimte krijgt, maar niet alles overheersend wordt.
In tegenstelling tot:
* Hij laat nooit iemand uitpraten, praat luid en over iedereen heen
* Zij voert geen donder uit en ik moet iedere taak van haar overnemen: ik heb nu een parttime baan erbij
* Hij zegt steevast bij binnenkomst: ‘Hé vrouwtje, nu lust ik wel een biertje. Ga dat eens halen!”

Felicia Feminist en Sterke Steffie

We gaan kijken hoe dit er in de praktijk uitziet. Felicia Feminist is de sterke vrouw van de doorgeslagen trope, Sterke Steffie is daadwerkelijk een sterke vrouw: een van wie je kan zeggen dat ze tegenslagen overwint, niet per se iemand neer hoeft te halen en dat ze herkenbaar is voor vrouwen met een ‘echt’ leven: inclusief het doodnormale gezinsleven, de dagelijkse sleur en menselijke gevoelens en worstelingen. Beide vrouwen worstelen met het glazen plafond: hun ‘wat-vijand’.

De ‘wat vijand’Felicias verhaal Steffies verhaal
Mannen hebben meer macht dan vrouwenFelicia wordt afgeblaft door Co CEO zodra ze maar door dezelfde gang lopenSteffie is een van de weinige vrouwen in het bedrijf en ze zit niet in de vergadercommissie.
De vrouw zit niet bij de pakken neerFelicia schrijft -zodra Co niet kijkt – een bedrijfsrapport over gendergelijkheid dat ze later met rechte rug en een trots knikje bij Co op zijn bureau neerkwakt.Steffie schrijft een marketingsvoorstel en legt dat voor aan een (mannelijke) collega, in goed overleg
De vrouw kan haar eigen boontjes doppenFelicia vraagt nooit een (mannelijke!) collega om hulpSteffie neemt feedback van collega’s mee en gaat daarmee verder.
De vrouw is capabelAchter haar rug om zijn de (mannelijke) collega’s bang voor Felicia’s vooruitgang en proberen die in de kiem te smoren.Tijdens een vergadering wordt Steffies marketingsvoorstel afgewezen. Het is wel goed, maar te duur om uit te voeren.
De vrouw is geen Mary SueFelicia barst op het toilet in snikken uit als Co weer eens tegen haar heeft geschreeuwdSteffie verliest een deel van haar concentratie en wordt minder scherp, als ze overuren draait om haar marketingsvoorstel te herschrijven en in de tussentijd haar huishouden en gezin draaiende probeert te houden.

Merk op dat Felicia’s verhaal geen echte plotlijnen heeft, maar slechts losse momenten. Bovendien heeft Steffie ruimte voor groei: Felicia moet alleen maar overwinnen. Alleen al daarom is Felicia ongeschikt als heldin met een centraal conflict. Bovendien is alles wat er in haar verhaal gebeurt heel groots, niet bepaald subtiel.
Steffies verhaal hoeft niet altijd ‘braaf‘ te zijn, maar waak ervoor dat wat haar overkomt niet buiten proporties raakt.
Kijk zo eens naar je moraal: zit daar nog een verhaal in, of lijkt dat maar zo op de oppervlakte, omdat diezelfde oppervlakte alle ruimte opzuigt ?

Foto door Arièle Bonte verkregen via Unsplash.

Moraal op de achtergrond: zo blijft een boodschap leesbaar

Als je een moraal wil vertellen, is het grootste doel dat het inspireert en misschien wel de grootste angst dat het er te dik bovenop ligt. Dat is niet helemaal onterecht. Niets leest zo vervelend en wordt zo slecht ontvangen als een wijzend vingertje, al dan niet met een bepaalde politiek of sociaalmaatschappelijk gekleurde boodschap. Toch kan je bepaalde een boodschap heel goed meegeven, zonder dat het opvalt, maar wel op een manier die toch heel goed beklijft.

Zo deel je een boodschap niet: de ‘sterke vrouw’

De sterke vrouw trope waarin een vrouw uitgegroeid tot een figuur dat beter is dan mannen nu ze het glazen plafond heeft gebroken en iedereen afblaft is een goed voorbeeld van hoe je een boodschap niet moet delen. Zij heeft haar oorsprong in het principe van de doorgeslagen trope. De schrijver wil zó graag een bepaalde boodschap delen dat die daardoor in hyperbolen verzandt en hetgeen wat zo slecht is, uiteindelijk bij de held(in) van het verhaal alsnog wordt uitgedragen. Denk aan: ‘Mannen zijn slecht omdat ze iedereen afblaffen in hun machtspositie,’ waarna de vrouwelijke CEO en heldin van het verhaal precies hetzelfde doet. Maar dan is het oké, want mijn boodschap is dat er meer vrouwen aan de top moeten komen.

Het moge duidelijk zijn waarom dit krom en vervelend leest. Maar laten we er toch ook schrijftechnisch naar kijken. Als het hele plot gaat om een vrouw die haar weg naar de top behaald om beter te zijn dan de schreeuwende mannen aan de top, om op het laatst ook iedereen af te blaffen, dan begint ze bij nul, om vervolgens ook bij nul te eindigen. Niet alleen dat. Diezelfde nul aan het begin wordt ook nog eens gezien als 100, 1000 of een ander groot winnend getal dat het gewoon niet is: het blijft hetzelfde dat in het begin zo ongewenst was.
Vertaal dat nu eens naar een centraal conflict zonder doel om een moraal uit te dragen. Hou het lekker simpel, want dan zie je goed hoe belachelijk dat principe eigenlijk is:
Een jongen is te verlegen om een meisje verkering te vragen en moet daarvoor het zelfvertrouwen zien te vinden. Eerst is hij zo verlegen dat hij in haar aanwezigheid niet durft te spreken, gedurende het verhaal gaat dat stapje voor stapje beter. Uiteindelijk volgen er gesprekken, die steeds diepgaander worden en uiteindelijk krijgt de jongen verkering omdat hij het meisje in de weken erna weer volledig gaat negeren en niet meer tegen haar durft of wil praten. Misschien zit er zelfs geen oogcontact meer in.

Geen antagonist als tegenslag, maar de dagelijkse werkelijkheid

In een verhaal met een overduidelijk storend moraal is het vaak de held VERSUS, met hoofdletters. Je held is niet alleen iemand die net als ieder ander een leven heeft met daarbij de doodnormale doelen als: het gezinnetje gelukkig houden, een fijn sociaal leven en misschien dromen van een groter huis. Nee, er moet ook gevochten worden tegen iets of iemand. Denk hierbij aan uitspraken als:
* We moeten de straat op voor…
* Ik wil vechten tegen ‘het systeem’
* Deze manier van…. Moet stoppen!
* Dit kan niet langer en als niemand anders het doet, doe ik het wel

Hoewel verhalen met een held die zo’n uitgesproken doel heeft interessant kunnen zijn, lopen ze het risico om prekerig te worden. Probeer daarom datgene wat jij of je personage zo vervelend vinden geen uitgesproken tegenstander te geven. Dus Robin Hood gaat niet die ene rijke koning bestrijden en de feministe heeft geen blaffende mannelijke baas om tegenop te boksen, waarvan ze weet waar hij te vinden is: derde deur links op de zesde verdieping.

Kijk in plaats daarvan eens hoe zich dat dagelijks manifesteert, zonder op te vallen. Deze paradox werkt in je voordeel. Want hoe valt het nog op dat je wil schrijven over de onrechtvaardigheid van extreme armoede als je held amper te eten heeft, maar wel een doorzettingsvermogen heeft om daaruit te komen?
Zelfs deze vraag is een paradox, zie je dat? De dagelijkse werkelijkheid is als je het goed doet, interessant genoeg om over te schrijven. Als je dan erin slaagt om die dagelijkse werkelijkheid niet te overromantiseren en het onrecht op een natuurlijke manier te portretteren, dan is de lezer waarschijnlijk wel empatisch genoeg om met je held mee te leven: “Tjee, wat is het erg dat hij zó weinig eten en geld heeft. En dat is zo bij meer mensen, dat zag ik in de dagelijkse gang van zaken; de meesten werden uitgebuit. Daar zou iets aan gedaan moeten worden.”

Als je met het leven van een personage meeleeft, doe je dat ook met zijn omstandigheden. Dan hoef je het hoe en wat daarachter niet eindeloos toe te lichten, dat wordt dan vanzelf duidelijk. Het verhaal is ook herkenbaarder zodra het probleem abstracter wordt: hoe vaak kunnen wij naar de derde deur links op de zesde verdieping gaan en te zeggen: ‘zodra die vent is opgehoepeld, ben ik van het probleem af. Ik ga maar even tegen hem schreeuwen en dan neem ik het over als hij er niet meer is’? Het (echte) leven is stukken genuanceerder en hoe meer je van die nuance mee kan nemen in je boodschap, hoe meer de boodschap bij de lezer aan zal komen. Het zal heel goed kunnen dat die boodschap niet zo makkelijk meer te definiëren is voor de lezer. Maar het zorgt er wel voor dat je boek minder snel vergeten wordt. En je boodschap ook. Al is het maar omdat je lezer met een specifieke emotie en een diepgaande vraag je boek dichtslaat.

In de blogpost van volgende week ga ik de duidelijke moraalridder en de prettige boodschapper naast elkaar zetten, zodat je het verschil goed kan zien en wat meer kan oefenen met dit principe.