Schrijfoefening: dat doe je toch gewoon (niet)?

Er zijn dingen waarvan we het er allemaal over eens zijn dat die veel voeten in de aarde hebben of aan de extreme kant zijn. Naar de andere kant van de wereld vliegen voor een bruiloft, veel geld lenen aan een vriend… Zo’n situatie uit zich vaak in een van twee uiterste overtuigingen. ‘Geen denken aan!’ of juist: ‘Dat doe ik zonder erbij na te denken!’ Dat contrast vormt een goede schrijfoefening om je personage beter te leren kennen en je verhaal beter vorm te geven. Zo zal je ontdekken dat er achter een enkele acties soms complete drijfveren, subplots, verhaalthema’s en karaktertrekken te vinden zijn. En je zal zien: met een beetje morrelen aan de elementen die meespelen zou je personage zomaar eens van ‘Ammenooitniet!’ naar ‘Al is het het laatste wat ik doe’ kunnen gaan. Met deze schrijfoefening kan je veel ontdekken over je held en je verhaal.

Wat is belangrijk voor je?

Er zijn van die dingen die sommige mensen absoluut niet doen, maar waar anderen juist alles voor over hebben. Honderden euro’s voor een concertkaartje betalen bijvoorbeeld. Als superfan van de artiest die maar eens per drie jaar naar Nederland komt, doe je dat, natúúrlijk! De sporter reageert: “wie gaat er nou in hemelsnaam honderden euro’s neertellen voor een concert? Weet je wel dat je daar een jaarabonnement voor de sportschool kan betalen?”
Waarop de concertganger dan zegt: “Honderden euro’s voor de sportschool? Een blokje om wandelen is gratis, dan heb je je beweging ook gehad…” Het is maar net waar je waarde aan hecht.

Het wordt iets anders als je naar voorbeelden kijkt die niet zozeer met een afgebakende voorkeur of hobby te maken hebben. Bijvoorbeeld: zou jij naar de andere kant van de wereld vliegen, voor anderhalve week om zo een keer met je goede vriend die daar woont uit te kunnen gaan eten?
“Ben je gek of zo? Nee!” versus: “Dat zou ik absoluut doen! Ik waardeer onze vriendschap enorm, ik word horendol van steeds dat scherm tussen ons in tijdens het videobellen. En als ik op bezoek ga, plak ik er een korte vakantie aan vast. Kan ik meteen een nieuwe stad ontdekken. Kort maar superkrachtig.”

De reiziger die de vriend wel op zou zoeken ziet waar die het voor doet en hoe die denkt er méér uit te halen dan in het eerste, eigenlijke doel. Het is interessant om te kijken wat je personage zou doen, als die ‘extremere acties’ aan bod komen. Die staan namelijk nooit op zichzelf: er is altijd wel een subplot, thema, karaktertrek of zelfs een misschien zelfs een achterliggende angst te bespeuren. Anders is er ook voor deze held te ‘weinig’ uit te halen.

Waarom zou je het niet doen?

Vergeet ook niet als je zo’n extreem scenario bedenkt waarom je personage iets niet zou doen. Je kan aan simpele dingen denken als: heeft het geld niet voor zo’n stunt, of vliegangst. Sorry, vriend in Verweggistan… Maar je kan ook bedenken wat er zou moeten of kunnen veranderen om je personage over de streep te trekken. Is het een nee als het Vera betreft, maar een ja als het om Sasha gaat, bijvoorbeeld? Schrijf dat op: dat is op zichzelf al waardevolle informatie. In de rest van de post gaan we echter uit van een personage dat wel bereid is tot een extremere ‘Dat doe ik zonder aarzeling’ actie. We houden het voorbeeld aan van het bezoek aan de verre vriend.

Wie zijn hier de spelers?

Als je wil kijken waarom je personage door iets wordt aangezet, kijk dan eerst eens wie de spelers zijn. In dit geval je held en de vriend. Schrijf afzonderlijk op wat zij doen of betekenen in je verhaal. Mix and match naar hartenlust! Bijvoorbeeld:

HeldVriend
leeft uit een koffer en is sowieso altijd op pad heeft net diens wederhelft verloren
is eenzaamwoont in de droombestemming van Held
staat bij Vriend in het krijtkan een (vrijwel) gratis vliegticket voor Held ritselen

Wat zijn andere factoren?

Kijk daarna/ook eens naar de factoren die er meespelen om dit extreme voorval (relatief) normaal te laten lijken. Dat vertaalt zich vaak naar iets dat je breed of concreet kan vertalen naar een groter element van je verhaal.

Dit speelt er (nog meer) dat uit zich inen dat vertaalt zich naar
Held wil het leven van Vriend reddengaat naar het ziekenhuis in thuisstad van Vriend om als nierdonor op te tredenverhaalthema: ziekte en gezondheid/ onvoorwaardelijke vriendschap
Held is op de vlucht en veilig bij Vriend: emotioneel gezien en vanwege de afstand met Achtervolgereen hoofdstuk over vluchten en plannen maken voor de nabije toekomsteen (sub)plot waarin Achtervolger Held en Vriend de stuipen op het lijf jaagt
Held is depressief en wanhopig op zoek naar troost en een fysieke knuffel van de anders altijd ‘digitale vriend’. Vriend biedt een luisterend oorverdere blootlegging van de personagebiografie van Held: wat schuilt er achter die depressie?
Onuitgesproken romantische gevoelens tussen Held en Vriendhet dilemma tussen die twee: zal ik het zeggen, of niet? Ik wil onze vriendschap niet riskeren, maar ik ben wel verliefdhet vinden van de juiste puzzelstukjes om de spanningsboog in balans te houden, of om er een plottwist van te kunnen maken

Extra prompts

Wil je nog wat meer oefenen met dit idee? Hier zijn wat meer prompts. Waarom zou je…

  • Twee jaar een studie volgen naast een fulltime baan?
  • Een uur per dag toewijden aan het leren van een nieuwe vaardigheid die je niet meteen zal kunnen gebruiken?
  • Al je verjaardagsgeld weggeven (als vervolgvraag: aan wie of wat?)
  • Veel geld uitgeven aan iets dat status uit moet stralen?
  • De spreekwoordelijke dag plukken en helemaal uit je dak gaan als een relatief rustig leven je er langer van laat genieten (of andersom: waarom een lang willen leven als dat betekent dat het relatief saai zou zijn?) Kijk eens welke van de twee overtuigingen het beste bij je held past en waarom: een leuk onderzoekje naar de personagebiografie!

Foto door Kamil Pietrzak verkregen via Unsplash.

Observatieoefening: tijden van de dag

Als je schrijft, is de wereld een grote bron van inspiratie. Je kan dus veel observeren. Maar observeren is iets wat je meestal doet op het moment dat je iets opvallends ziet. In het bos zie je ineens een erg mooie paddenstoel. En in het restaurant heb je laatst nog opgeschreven hoe lekker het daar rook. Restaurants en het bos kan je afvinken van je lijstje van plekken waar je naar inspiratie kan zoeken. Maar de meeste plekken veranderen sterk als de tijd van de dag ook anders is. Dan kan je veel meer observeren dan je misschien in eerste instantie dacht.

Hoe is de wereld als…?

Op de meeste momenten van de dag zou je als je geen mogelijkheid had om op een klok te kijken, geen idee hebben hoe laat het is, omdat iedereen zich hetzelfde gedraagt. Dan ‘tikt’ de dag in eenzelfde ritme. Denk aan een winkelcentrum of de stad tijdens kantooruren. Tijdens lunch-of koffietijd zal je meer mensen in een café of restaurantje zien zitten. Maar afgezien daarvan zie je een continue stroom van mensen die gewoon aan het slenteren of winkelen zijn en kan het tien uur of half drie zijn.
Maar er zijn tijdstippen op bepaalde momenten van de dag, of op bepaalde dagen van de week die op een de een of andere manier anders is dan ‘het gemiddelde’ tijdstip. Denk aan de erg vroege ochtend, wanneer de meeste mensen nog slapen en de wereld uitgestorven lijkt. Of het begin van de stapavond en het einde daarvan. Dat is het verschil tussen een avond die veel belooft en een avond die uitdooft. En een uitgestorven trein is anders dan die in de spits. Maar een lege trein in de ochtend is ook weer heel anders dan een lege trein in de avond.

Deze observaties vormen de basis van deze schrijfoefening.

Zet de klok uit

De eerstvolgende keer dat je naar een omgeving gaat waar je voldoende inspiratie uit denkt te kunnen halen en waar je een volledige dag blijft, kijk dan eens of je de klok ‘uit kan zetten’. Oftewel: kijk eens of je dat grootste moment van de dag kan opmerken waarop het wat betreft sfeer en wat er gebeurt, niet veel opmerkelijks aan de hand is. Schrijf eerst in grote lijnen op wat de normale gang van zaken is. Ga niet in op de details van afzonderlijke mensen, gebouwen of wat dan ook. Dit gaat om een sfeeromschrijving van het gebied waar je bent. Je moet eerst weten wat normaal is voor je over het afwijkende, of bijzondere kan schrijven.

Die speciale tijd

Op het nu de heel vroege ochtend is waarop de hele wereld nog lijkt te slapen, of de tijd waarop iedereen afscheid neemt om naar huis te gaan, iets aan een tijdspanne van een uurtje of een halfuurtje zorgt ervoor dat iets heel erg anders lijkt, zonder dat er daar meteen iets van buitenaf moet gebeuren. Hier gebruik je de observaties van de periode waarin de klok ‘uit’ stond. Deze speciale tijd is zodanig uniek dat je het waarschijnlijk alleen onder woorden kan brengen door te kijken en vergelijken. Het kan ook bepaalde emoties bij die observaties komen kijken. Een uniek soort gevoel van rust, bijvoorbeeld. Of een gevoel van weemoed, wat dan ook. Probeer hierin goed stil te staan bij wat je voelt. Je kan het hoogstwaarschijnlijk niet meteen in een verhaal gebruiken, maar deze observaties zijn zodanig subtiel dat het handig is om ze te op te merken bij jezelf. Als je een personage hebt dat ook complexe emotionele gevoelens heeft, kan je daar makkelijker op inhaken.

Ritme van de zaak

Neem je laptop eens mee naar een restaurant of café en blijf daar de hele dag zitten, van openings- tot sluitingstijd. Neem desnoods een boek of een breiwerkje mee: je hoeft niet zozeer de hele dag voor je uit te staren met je pen en opschrijfboekje paraat. Het gaat erom dat je de overgang van de ‘klok uit-uren’ naar de speciale momenten mee kan maken. Waar ’s ochtends heel vroeg de mensen komen, halen doordeweeks waarschijnlijk hun opstartkoffie to go en is de sfeer gehaaster. Op een zaterdag is datzelfde tijdstip veel meer ontspannen. Dan komen er weer ‘klok uit’ uren en slaat de sfeer om. Bij het personeel dat zichzelf klaarmaakt voor een spitsuur en komen er mensen die – meestal- gezellig uit gaan eten, of koffie gaan drinken. Nu krijgt de sfeer een wat meer sociale setting, anders dan bij freelancers die door de middag een plek zoeken om te werken.

Probeer dit eens uit: verfijnde sfeeromschrijving is het verschil tussen: ‘Ik kan het verschil schrijven tussen een vrolijke en een sombere ruimte.’ en ‘Ik kan een sfeeromschrijving schrijven over wat er tussen de regels speelt’.

Als je een voorbeeld wil, kijk deze mini-documentaire dan eens. De maker stapt op de eerste trein van de dag op en gaat met de laatste trein weer naar huis en ziet zo Tokio door de dag heen. Het is een perfect voorbeeld hoe het vangen van het ritme van de dag eruit kan zien. Kijk vooral goed naar het verschil tussen de treinen in de vroege ochtend, nog vóór de spits en de laatste treinen.

Als je een ‘favoriete observatieplaats’ hebt, zoals een specifiek terras voor mensenkijken, ga er dan ook eens op een ander moment van de dag heen. Niet alleen zie je de mensen zich anders bewegen, misschien kom je er ook wel achter wat het nou écht is dat dit terrasje je favoriet is, omdat je de sfeer beter leert kennen en specificeren.

Foto door Amogh Manjunath verkregen via Unsplash.

Schrijfoefening: wanneer leest iets geforceerd?

Schrijven is altijd maatwerk. Dat wordt zelden duidelijker dan bij een geforceerde tekst. Iets wat op de tekentafel eruit ziet als iets wat goed werkt, werkt de tekst in gedrukte vorm alleen maar tegen. Hoe herken je geforceerd geschreven teksten en hoe kan je die voorkomen? Dit kan je oefenen door reclames te observeren, om later uit te zoomen naar schrijftechnieken in boeken met behulp van de vraag: wanneer is iets té…?

Geforceerd: té graag, té snel, té…

Een tekst leest geforceerd zodra het er duimendik bovenop ligt dat de schrijver wil dat de lezer absoluut merkt dat er moeite wordt gedaan om iets op te laten vallen. Je móet als lezer dit plotpunt, deze woordgrap of deze… meekrijgen. Het is een innerlijke voorlezer die met nadruk leest, zonder dat de schrijver moeite doet om dat te verbergen. Onhandige nadruk is een ding, maar nadruk die willens en wetens wordt gebruikt en daarbij maling heeft aan de beleving van de lezer, dat wekt altijd irritatie op.
Het woordje ‘te’ vormt het onderscheid tussen onhandige en geforceerde nadruk. Bij een onhandige nadruk wil de schrijver graag dat een lezer iets meekrijgt, bij forcering wil die dat te graag. Zowel lezer als schrijver is zich in dit geval bewust van het woord ‘te’. In het geval van de schrijver zelfs twee keer: het is te veel van het goede én hij besluit desondanks er niets mee te doen. Het is echt gewoon té, in elk opzicht. Of het dan over ‘snel’ ‘graag’ ‘schokkend’ of wat dan ook gaat, doet er niet meer toe.

Irritante reclames? Nee, geforceerde reclames!

Laten we reclames als voorbeeld nemen om dit punt te verduidelijken.
Iedereen ergert zich aan reclamepauzes tijdens het televisiekijken. Zelden zien we iets voorbijkomen waar we om moeten lachen. Maar niet iedere reclame is meteen echt vervelend. Denk aan de gemiddelde autoreclame waar je gewoon even naar een rijdende auto moet kijken, onderbroken door een korte jingle. Nee, de echte ergernis komt pas als de reclames te geforceerd zijn. Laten we eens kijken waar ze zoal ‘te’ zijn:
* Een voice-over schreeuwt te hard
* Een achtergrondmuziekje is te aanwezig
* De humor is te flauw of overdreven
* De acteurs spelen te slecht
* Dat lingerie-of parfummodel kijkt te hitsig om nog comfortabel mee te zijn
* De verkoopboodschap in de tekst is te opdringerig (gesproken door acteurs, in de voice-over of geschreven in de reclametekst of het bedrijfsmotto)
enzovoorts.

Vooral op geschreven tekstniveau komt het nogal eens voor dat wat ‘pakkend’ (of op zijn minst ietwat origineel) lijkt op papier in de praktijk ronduit tenenkrommend wordt. Een goed recent voorbeeld vind ik de reclame van een supermarkt die het plantaardige assortiment aan de man moet brengen. De vrouw is boodschappen aan het uitpakken en haar echtgenoot biedt aan om te helpen: “Da’s plantaardig van je!” Niet de allerbeste woordspeling, maar in de context past hij wel: op papier kan hij er nog enigszins mee door. Maar in de reclame zelf gaat die woordspeling van enigszins aanvaardbaar naar ronduit ongemakkelijk en irritant.
De reclame slaagt in zijn opzet: ik praat er nu over en het is duidelijk blijven hangen… Maar een reclame heeft doorgaans enkele (tientallen) seconden om de boodschap over te brengen én moet de kijker overhalen iets te kopen. Dat scheelt nogal met een lezer die uit vrije wil fictieve avonturen wil beleven en veel meer tijd heeft.

Toch is het wel handig om reclames eens te observeren met het idee ‘Wat maakt het precies té?’ Zo train je jezelf met zoeken naar ergernis die werkelijk overal vandaan kan komen. Want helaas sluipt té soms ook in een boek, al is het vaak subtieler. Observeren om te leren gaat makkelijker met overduidelijke voorbeelden dan naar meer subtiele voorbeelden zoeken.

Forcering in boeken: ontleed clichés en slechte teksten

Een cliché is er vaak pas een als je dat zelf ook zo ervaart. Het haalt je uit een verhaal, wanneer wat dan ook té wordt om nog in het verhaal geïnvesteerd te kunnen blijven. Een element dat geforceerd is, heeft dat met een cliché gemeen, al is iets geforceerds soms iets wat je voor de eerste keer leest. Probeer de eerstvolgende keer dat je een cliché leest te achterhalen wat er ‘té’ is om zo te zien de tekst als geheel zo geforceerd doet overkomen. Als je weet waar je zoeken moet, dan zitten geforceerde verhaalelementen werkelijk overal en nergens. Ook in de ‘foute schrijftechnieken en schrijftrucs’ die je misschien al wat bekender zijn. Kijk maar eens.

SchrijfelementStoort omdat het element zelf is té
infodumpde verbeelding op slot wordt gezet, het tempo van de tekst vertraagtdetailgericht
slechte dialooghet onnatuurlijk klinktbraaf (of nietszeggend, zo je wil), er wordt geen ‘narratieve ruzie‘ gemaakt
bloemig taalgebruikhet te lang duurt voor verhaal verder gaat ten behoeve van sfeeromschrijvingbeeldend: soms geldt: less is more
Een overdreven klef stelde romance het verhaal wordt, in plaats van het verhaalelement of het thema dat het hoort te zijngericht op romantiek, niet zozeer op liefde
een slechterik met een tragisch achtergrondverhaalhet iets goedpraat in plaats van verklaartbang voor de rauwe waarheid
te grote regieaanwijzingende tekst er schreeuwerig van wordtbang dat de lezer een nadruk mist
een slechte plottwisthij niet te herleiden valt gericht op het verrassingselement, in plaats van de logica van het verhaal als geheel

Kijk eens of deze tabel zelf nog verder aan zou kunnen vullen. Vergeet niet dat je als schrijver wel met je neus bovenop je tekst zit. Je leest hem dus anders dan een lezer waarschijnlijk doet. Schakel altijd een of meerdere proeflezers in als je denkt dat je iets geforceerds hebt geschreven. Alleen zij kunnen zien of er iets zo duimendik bovenop ligt als jij denkt of vreest. Maar voorkomen is beter dan genezen. Hopelijk helpt deze oefening je vooruit om het aantal geforceerde elementen in je verhaal te verminderen. Als iets geforceerds eenmaal opmerkt is het vaak een kwestie van een hyperbool wat minder ‘opblazen’.

Succes!

Schrijfoefening: het succes van een archetype

Er zijn boeken, films en series die generaties meegaan en de tand des tijds bijzonder goed doorstaan. Decennia na hun verschijning wordt er nog over gepraat of heeft het nog een trouwe schare fans. Zou het niet fantastisch zijn als jouw boek ook zo geliefd zou worden? Daarvoor moet je de kern van het succes kunnen ontrafelen. Een manier daarvoor is om de archetypen die in het verhaal spelen, eens goed onder de loep te nemen.

Wat is de functie van archetypen?

Archetypen zijn de gezichten en rollen die mensen en personages kunnen aannemen. In een verhaal als geheel, of in een bepaalde scène. Lees daar hier een inleiding over. Archetypen zijn een makkelijker manier om personen te kaderen in hun manier van doen, maar ze hebben nog een andere handige functie. Je kan ze namelijk ook zien als zien als tropes, die twee kanten van de spreekwoordelijke medaille in zich dragen. Zo zal een archetype zorger graag iemand helpen, maar de keerzijde daarvan is dat diegene misschien te veel waarde hecht aan het idee de helper te zijn, of doorslaat in het helpen en daarbij macht wil over de ander: niet langer helpen, maar controle uitoefenen.
Zo kan je archetypen niet alleen als losstaande trope zien, maar ook als bouwsteen om een complete en diepgaande heldenreis mee op poten te zetten. De zorgzame zuster krijgt bijvoorbeeld als centraal conflict mee dat ze moet leren dat ze óók nog (eigen)waarde heeft als ze niet kan helpen.

De ene kant maakt de andere

Het handige van archetypen bekijken als een gegeven met twee kanten, is dat die meestal niet zo vergezocht zijn en je dus relatief makkelijk kan raden wat de kanten (grofweg) zijn. Je intuïtie weet meestal wel waar je het antwoord moet zoeken. Als de ‘onschuldige’ altijd maar het veilige opzoekt, dan zal die in paniek raken bij gebrek aan controle (het bekende is immers veilig). En de Schepper zal wegkwijnen als die de creativiteit niet kwijt kan, of liever: geen veilige plek heeft voor expressie. Dan heb je een (centraal) conflict als die door iemand steevast de mond wordt gesnoerd wordt. Dat hoeft dan niet per se kritiek op de schilderkunst van je personage te zijn. Met die ene én andere kant kun je zo spelen om een sterk plot voor je verhaal te bedenken met genoeg balans tussen ‘goed’ en ‘slecht’ .

De kracht van archetypen

Archetypen zijn ontzettend bruikbaar omdat ze zo universeel zijn. Personages in een boek moeten een (of een klein aantal) archetypen wel extra sterk benadrukken, maar het zijn geen zaken die je als geheel onbekend zijn. Zelfs als je doorgaans braaf bent, en dus zeker niet het archetype Boef, dan heb je ongetwijfeld alsnog ooit het gevoel gehad dat je ergens in beperkt werd, en joeg je een gevoel van vrijheid na.
In dat opzicht zit ieder archetype in ieder mens. Het is dus zoeken naar die eigen ervaringen om ze volgens een soort uitgezoomd ‘own voice‘- principe een universeel verhaal te schrijven. Universele verhalen die zo herkenbaar en dus ook mooi zijn omdat we allemaal het schuitje kennen waar we met zijn allen wel eens in gezeten hebben of zitten. Dat is de kracht van op deze manier kijken naar of werken met archetypen: je schrijft altijd wel iets herkenbaars. Niet omdat je hoopt dat iemand een specifieke gebeurtenis heeft meegemaakt, maar omdat je erop rekent dat iemand zich ooit zo gevoelt heeft (in een bepaalde rol).

Oefening voor het opschrijfboekje

Nu je dit weet, is het een leerzame schrijfoefening om eens te kijken wat dan een ‘echte klassieker’ maakt. Hoogstwaarschijnlijk zitten er in het verhaal een aantal archetypen verstopt die niet alleen universeel zijn, zoals ‘gebruikelijk’, maar omdat daarmee ook grotere levensvragen worden verkend. Het is niet langer alleen een onbeantwoorde liefde, maar het verhaal vertelt ook erg rauw wat het betekent om die liefde te verliezen, of zonder liefde door het leven te gaan. Kijk eens of jij de diepgang van je favoriete klassieker kan ontrafelen aan de hand van de prominente archetypen in het verhaal.
Waarom is dit verhaal of personage zo diepzinnig? Of juist geen dertien in een dozijn, terwijl het dat op het eerste oog wel zo lijkt? Is dat omdat de zorger uit liefde denkt te handelen, terwijl het dat doet met het uitvoeren van controle?

Om je op weg te helpen, zijn hier wat vragen waarop je het antwoord kan zoeken:

  • Waarom worstelt juist de Wijze met zich niet genoeg voelen voor iemand, of een hoger doel?
  • Wat zou er gebeuren als de Held zijn (spreekwoordelijke) superkracht verliest? Hoe kan die dan nog groeien?
  • Waar zoekt de Minnaar écht naar? Lust of connectie? Ziet die dat verschil überhaupt en hoe handelt die ernaar?
  • Waarom wil de Magiër zo graag een stempel op iets drukken met behulp van macht? Wat voor gevolgen heeft dat? (Perkamentus uit Harry Potter is hier een goed voorbeeld van, zie daarvoor: ‘Harry potter en de relieken van de dood’, het laatste deel van de boekenreeks.)
  • Als de Boef naar vrijheid zoekt, breekt hij regels om dat te bereiken. Welke regels en codes zijn hem nog wel heilig? Is dat uit naam van iets niet opgelegd willen krijgen, of schuilt er nog iets achter? Wat dan?
  • Romeo in film X is oppervlakkig omdat hij alleen op uiterlijk valt. Romeo uit film Y doet dat ook, maar krijgt als conflict dat hij op intieme momenten ( nog) steeds aan zichzelf twijfelt. Wat zegt dat over hoe deze Romeo (zelf)liefde ervaart?
  • De Heerser wil diep vanbinnen ergens bij horen. Daarom is hij in boek X zo doodsbang om iemand te verliezen. Hoe compenseert hij dat en hoe prikt een ander personage daar misschien doorheen? En op welk moment?
  • Waarom is deze Held zo heldhaftig? Wat heeft hij voor spreekwoordelijke schaduwen moeten doorstaan om nu zo stevig in de schoenen te staan?

Als je die observaties meeneemt in je eigen verhaal, is de kans groot dat je een echte pageturner neer kan pennen!

Foto door Дмитрий Хрусталев-Григорьев via Unsplash

Schrijfoefening: dat ene moment

Bijna iedereen heeft wel zo’n onwerkelijk moment gehad waarop iemand je leven heeft veranderd, of andersom. Of nog mooier: allebei.

Hoe schrijf je over ‘dat ene moment’?

Dat ene gesprek, die ene patiënt of medepassagier was als een mentor die uit de lucht kwam vallen en gaf een onverwachte levensles die je zo’n diep gevoel van (mede)menselijkheid liet voelen dat je er jaren later nog van volschiet als je eraan denkt, of dat die ervaring tot je levensmotto heeft geleid. 
Die momenten zijn vreselijk moeilijk om goed te beschrijven. Woorden schieten tekort om te vertellen waarom het niet zomaar een bijzondere ontmoeting was. Behalve dan misschien iets als: ‘de manier waarop wij elkaar aankeken..’. Hoezo cliché? En dan ook nog eens een van het romantische soort, terwijl je jouw levensechte held misschien net een hand hebt gegeven… Hoe schrijf je over dit soort ontmoetingen op zonder dat je lezer om een teiltje vraagt?

Onverwachte kwetsbaarheid

Of je mentor nu iemand is die je een enkele keer hebt ontmoet, of het je vader was die gedurende je hele jeugd een baken van wijsheid was, ‘dat ene moment’

  • zie je niet aankomen. Ook al zegt een van de twee dat er iets belangrijks gezegd moet worden, je kan niet voorzien dat het iets is dat je leven lang bij je blijft. We zien vaker inspirerende citaten in boeken staan, of we voeren vaker diepgaande gesprekken, maar dit gesprek steekt er voor altijd met kop en schouders bovenuit. En dat weet je van tevoren nooit.
  • maakt dat je niets voor de ander kan verbergen, alles ligt open. Denk aan zinnen als: ‘Je keek dwars door mijn ziel’ of ‘mijn masker viel af.’ Of je hebt het gevoel dat als de ander je in een glimp bloot zou zien, dat niets nieuws voor de ander zou zijn, of op een rare manier misschien ook niets geks of vervelends. Eerder zag de ander al iets van je dat vele malen naakter voelde dan jou zonder kleren te zien’. Anders gezegd: deze manier van zien gaat vergezeld van een extreme vorm van (emotionele) kwetsbaarheid. Achteraf zijn de momenten prachtig, maar op het moment zelf voelt het – door die kwetsbaarheid- waarschijnlijk als een van de engste momenten die je hebt meegemaakt.

Opschrijven en afpellen: emotionele kwetsbaarheid onderzoeken

Een moment dat je leven verandert is dus vrijwel altijd emotioneel extreem kwetsbaar, waarvoor alleen clichés beschikbaar lijken om het te beschrijven en die dan alsnog het gewicht van het moment niet dragen. Daarom moet je dat moment heel goed onderzoeken, wil je er een poging toe doen. ‘Het veranderde mijn leven.’ is een holle frase: het zegt technisch gezien veel, maar de voeling erbij ontbreekt nog.

Begin bij het begin. Waarom was dat moment zo onverwacht? Waarschijnlijk omdat de persoon met wie je was wel de laatste was van wie je zo’n gesprek verwachtte, of dat het gesprek deze wending zou nemen. Je ziet je stoïcijnse oom voor het eerst huilen, of de vreemdelinge in de trein vertelt plotseling haar duisterste geheim aan je, dat -jawel!- ook nog eens met jouw duistere geheim overheen komt. Observeer met terugwerkende kracht wat jij al voelde of zag aan jezelf of aan de ander zag dat eraan zat te komen. Denk aan dingen als:

  • Die ander keek me al aan met een blik die mijn nek deed prikken.
  • Ik was ontspannen waar de ander wanhopig leek: misschien was ik de veilige haven die de ander nodig had
  • Ik las een boek over huiselijk geweld. Vandaar dat die ander uiteindelijk vroeg of ik dat net als haar had meegemaakt.

Dan was daar het moment waarop die persoon door je heen keek, of jij door de ander of allebei. Wat zag je in die ogen, die spiegel van de ziel, of hoe werd er door jou harnas heen geprikt? Waarom was er vanaf dat moment geen weg meer terug? Schrijf alles op wat je je nog kan herinneren. Dat is waarschijnlijk heel veel. Het kan helpen om het grofweg zo onder te verdelen:

Wat was er aan de hand?Ik De ander
emotioneelleek uit elkaar te klappen, kon wel schreeuwenkeek doodsbang, begon te huilen
fysiekvoelde mijn benen in lood veranderenstond te trillen als een rietje
gedachtengangWat moet ik hierop zeggen? Hoe weet jij dit? Wat gebeurt hier?ik voel me betrapt (zei jij later/ vertelden je ogen)
specifieke gebeurtenis: de meest doodse stilte ooit, viel tussen ons probeerde een letterlijke uitgang te vinden: ik zocht naar een deurkeek me misschien wel een halve minuut niet meer aan.

Vergis je niet, met een simpel schemaatje ben je er nog lang niet. Dit is een kwestie van (namens je persona(ge)) heel intens doorvoelen wat er toen gebeurde. Keer op keer. Het schema is slechts een hulpmiddel bij een lang en intensief proces. Wees gewaarschuwd: ‘dat ene moment’ is snel verprutst in een verhaal Het is zo intens, zo rauw dat je héél goed moet kunnen schrijven om het te kunnen bedenken en nog authentiek te kunnen laten voelen. Daarom duikt het vaker op in autobiografische verhalen. Als de ander echt bestaat, waak er dan voor dat je veel waargebeurde elementen fictief of anoniem maakt, of flink aanpast: dit soort intieme informatie mag je niet zomaar namens anderen de wereld in sturen!

Geef het de ruimte

Zodra je in ‘dat ene moment’ zit met de ander, hoor je dingen die je nooit verwachtte te horen. Je beseft dan ten volle dat er een medemens naast je staat met angsten en dromen, een verleden en een toekomst. Dat besef kan je niet vangen in het beschrijven van ‘het moment’ alleen. Als je ‘het moment’ eer aan wil doen, zal je van jou persona en het personage van de ander ook diepgaandere elementen van de personagebiografie moeten delen om het echt tot zijn recht te laten komen. Wil je niet dat dat een infodump wordt, dan besteedt je al snel vele scènes of hoofdstukken daaraan. Oftewel: ‘het moment’ wordt een groot deel van het verhaal als je echt wil duidelijke maken hoe belangrijk het echt is geweest. Geef dat moment de ruimte in je verhaal, net als je die voelde toen het zich voordeed.

Deze blogpost is opgedragen aan N.G. en S.T. Dank jullie voor ‘dat moment’ dat jullie met mij hebben gedeeld. Ik ben vele jaren later nog altijd diep onder de indruk en immens dankbaar dat ik jullie zo heb mogen zien. En jullie mij.

Foto door Joseph Frank verkregen via Unsplash.

Schrijfoefening: de sorteerhoed

Deze schrijfoefening is geïnspireerd door de sorteerhoed uit de Harry Potterserie. Want als je een personage sorteert aan de hand van een aantal karaktertrekken kan je de heldenreis daar goed op afstemmen.

Voor wie de details van Harry Potter niet kent: Harry gaat naar de toverschool Zweinstein. Daar zijn vier verschillende afdelingen: Griffoendor, Ravenklauw, Huffelpuf en Zwadderich. Als de leerlingen voor het eerst op school komen, moeten ze de sorteerhoed opzetten die ze in de passende afdeling plaatst. Iedere afdeling heeft zo zijn kenmerken en karaktereigenschappen die worden gewaardeerd:
Griffoendor: moed, lef en ridderlijkheid.
Ravenklauw: intelligentie, leren, wijsheid en gevatheid
Huffelpuf: hard werken, geduld, rechtvaardigheid en trouw
Zwadderich: sluwheid, ambitie, leiderschap en trots 

In de serie zijn de afdelingen en de personages die daartoe behoren, vaak van eenzelfde soort personen en ook wordt de heldenreis erdoor weerspiegelt. Zo zijn de leerlingen van Griffoendoor meer dan eens overmoedig en komen ze daardoor de nodige obstakels tegen. Een belangrijk personage uit Huffelpuf is bereid om van roem af te zien, omdat hij die vanwege omstandigheden – volgens hemzelf- niet verdient en het onrechtvaardig zou vinden om die roem te accepteren. Leerlingen van Zwadderich plaatsen zichzelf nogal eens boven anderen als dat betekent dat ze daarmee een belangrijk doel kunnen bereiken.

Het nut van sorteren

In de Harry Potterboeken hebben de verschillende afdelingen en hun karakteristieken een erg grote rol en geschiedenis. Soms hangen er complete grote verhaallijnen vanaf. Zo ver hoef je niet te gaan als je je personages sorteert, maar toch kan het handig zijn om ze in een van de afdelingen van Zweinstein te plaatsen. Of verzin zelf een paar afdelingen met karaktereigenschappen die jij samen een mooi geheel vindt vormen en waarbij jij als vanzelf een bepaald soort personen of personages voor je ziet.

Ook zal je misschien merken dat bepaalde afdelingen (als vanzelf) elkaars vijanden worden, omdat ze elkaars tegenpolen zijn, zoals Griffoendor en Zwadderich. Maar ook bij Huffelpuf is dit zichtbaar: omdat ze de trouwe en hardwerkende mensen zijn die doorgaans geen conflicten opzoeken, worden ze door de rest van de school af en toe weggezet als de watjes. Als je op deze manier in een vroege fase van de tekentafel je personages onderverdeeld, zal je makkelijker zien wie op papier (bijvoorbeeld) betere vrienden of geliefden zullen zijn.

Op papier heeft hier een dubbele betekenis: zowel de traditionele betekenis gaat hier op, alsook het principe dat op het papier van jouw gedrukte boek het beter gaat werken. Laten we eens kijken welke personages een beter koppeltje of vriendschapsband zouden vormen. Koppel 1 betreft een Zwadderaar en een Ravenklauw. Koppel 2 gaat over een Zwadderaar en een Huffelpuf.

Koppel 2 heeft hier een betere start. Een Zwadderaar is ambitieus en een Ravenklauw hecht waarde aan intellect. Als deze Zwadderaar toevallig ook de ambitie heeft om veel te leren of kennis te vergaren, is dat een goede match. Maar een Huffelpuf die trouw hoog in het vaandel heeft staan, zal het niet zo prettig vinden dat de Zwadderaar ook sluw kan zijn en mensen vanwege het eigenbelang soms kan laten vallen.
Meestal is het dan ook slim om voor het tweede koppel te kiezen als het gaat om mensen die op elkaar vallen of veel met elkaar op gaan trekken. Anders ga je teveel forceren. De personages kunnen later in het verhaal elkaar leren wat hun tekortkomingen zijn of helpen de obstakels te overwinnen, maar daarvoor moet er wel een geloofwaardige basis zijn.

De heldenreis en de vriend: sorteren laat vinden

Als je een held hebt waarvan je weet dat die moet leren om een beetje meer voor zichzelf op te komen ( een Huffelpuf in het voorbeeld) dan is het ook handig om te weten dat een Griffoendorvriend de beste kameraad zal zijn. Of liever gezegd, het beste medepersonage die je held altijd bijstaat. Een held kan nooit een heldenreis alleen doorstaan en heeft daarvoor een vriend nodig. Als je vooraf van je personages weet wat voor soort kwaliteiten ze hebben, kan je voor een heldenreis zorgen die je held aankan, met de ondersteuning die die ook nodig heeft. Natuurlijk gaan de personages door het verhaal heen groeien, dus je hoeft je niet al te streng te houden aan de karaktereigenschappen waarmee je personages ‘vertrekken’. Sterker nog, als je dat doet, dan loop je het risico om in clichés te verzanden.
Maar als je een algeheel beeld hebt van wat je personages voor karaktertrekken hebben en wat hen tegenstaat, kan je makkelijker overzicht houden als het gaat om wat ze tegen (moeten) komen, wat hen laat groeien en wat je verhaal spannend kan houden.

Fase van sorteren

Net als in de Harry Potterboeken moet je dit sorteren doen op het moment dat je met de personagebiografie van een personage aan de slag gaat. Het is een startput, geen uitgangspunt, in zoverre dat je daar altijd van uit moet gaan en het constant in je achterhoofd moet houden. Als mens en als personage ben je meer dan alleen de karaktertrekken van een Zwadderaar, Griffoendor of Bloemenvelder (afgeleid van jouw zelfbedachte afdeling Bloemenveld 😉 )
Als je al een personage in de steigers heb staan, kijk dan eerder wat je al van je personage weet en waar het van moet leren. De hokjes die je met afdelingen gebruikt zijn ter oriëntatie, niet ter bevestiging. Hokjesdenken is iets voor de tekentafel, voor als je personages nog vrij ‘zielloos’ zijn. Zodra ze echt beginnen te lijken, moet je dat loslaten. Hokjesdenken zou, zo moet je maar denken, ook niet netjes zijn bij echte mensen. Het is misschien handig om eerst te kaderen, want ergens moet je een startpunt hebben, maar zodra dat er is, mag je je personages leren kennen zoals ze van zichzelf zijn geworden, niet per se hoe jij ze hebt geschapen of geschreven.

Foto door Tayla Kohler via Unsplash

Zo schrijf je een tekst met een sprookjesachtige toon

“Dit verhaal leest als een sprookje.” Is dit ooit over jouw verhaal gezegd, of zou je dat wel willen? Laten we eens kijken wat een verhaal een sprookjesachtige toon kan geven.

De basis van een sprookje: magie

Een sprookje zou geen sprookje zijn als het niet aan bepaalde voorwaarden zou voldoen. Lees in deze blogpost terug waar je aan moet denken, zoals het getal drie en pratende dieren. En toch worden er ook vaak verhalen als sprookjesachtig bestempeld zonder dat er meteen iets magisch of fantastisch in gebeurt. Of je sprookje nu daadwerkelijk van fabelachtige zaken aan elkaar hangt of gewoon ‘als een sprookje leest’, het kernwoord wat ze delen is magie. Iets aan het verhaal bevat magie of voelt magisch aan. Zodra je dit toverwoord ( 😉 ) kan verwerken als thema, is de toon van een sprookje gezet.

Wat leest magisch?

Overduidelijke magie van toverspreuken en draken terzijde, iets kan ook magisch voelen door de combinatie van buitengewoon en – in het geval van de typisch sprookjesachtige toon- rust.

Iets buitengewoons moet je in dit geval lezen als buiten-gewoon: niet zozeer spectaculair, als wel: buiten het gewone om. Die toon houd je een tijdje vast, zodat de lezer kan laten bezinken dat dit moment niet alledaags is en een leven kan veranderen. In dat buiten-gewone moment houdt je het personage een spiegel voor. Daarin reflecteert het over hoe diens leven ervoor staat, of waar het naar streeft. Op een bepaalde manier -meestal door wat een medepersonage zegt, laat zien of het personage laat doen- krijgt je personage een levensveranderend inzicht of iets aangereikt wat het leven vanaf dat moment kan veranderen. Dit buiten-gewone moment wordt zo ook echt buitengewoon en daarmee magisch.

In tegenstelling tot de echte spookjes met heksen en draken zijn sprookjesachtige verhalen niet zo vaak echt spectaculair. Integendeel: ze zijn gebaat bij de eerder genoemde rust. In plaats van hele drakenkolonies te moeten verslaan, gaat het in deze verhalen erom dat de schoonheid van kleine dingen de aandacht krijgen. En die schoonheid kun je niet bewonderen als je op standje turbo door het verhaal gaat. Zie je het al voor je?

Zoals hij daar naar de zonsondergang keek, mijmerend over het ritme van de seizoenen en hoe het volgende jaar zijn potentieel tot volle bloei zou komen, zwiepte hij uit volle kracht met zijn zwaard om de draak te onthoofden.

Dat werkt niet echt hè? 😉 Als je het tempo van rust bij een sprookjesachtig verhaal wil testen, denk dan aan een poort waar je personage doorheen stapt en alles in slow-motion gebeurt. Dan heeft het alle tijd om na te denken en te zien hoe alles zich ontvouwt. Wie weet blijft ook bepaalde symboliek niet onopgemerkt. In deze rustige waakzaamheid kan je personage zich als het ware ook openstellen om die sprookjesachtige toon voor zich te laten ontvouwen, alles maar laten gebeuren.
Laat de wijsheid van die ene vreemdeling rustig op je personage inwerken in dat ene café waar ze elkaar ontmoeten. Of laat in een oorlogsgebied waar dood en verderf de norm zijn de liefde van die ene goede Samaritaan goed zien door er in detail en een rustig tempo bij stil te staan. Dat is de ‘magie’ die een verhaal sprookjesachtig kan maken.
Maar met alleen magie ben je er nog niet. Ook het ritme is erg bepalend.

Het ritme van een sprookjestekst

Zoals iedere goede tekst heeft ook een sprookje drie akten met een begin, midden en een eind. Maar waar een verhaal al snel moet uitbreiden en verdiepen met die drie akten met momenten als de clues, inciting incidents en de wrap-up, blijft een sprookjesachtige tekst bijna belachelijk banaal bij die basis van die drie akten
1) Iemand zit mentaal in de put.
2) Een ontmoeting met een tuinman in een prachtig park schijnt een ander licht op de zaak.
3) Je hoofdpersonage gaat met een voldaan gevoel en misschien wel nieuwe inzichten naar huis.

Natuurlijk kan je wel wat dingen uitdiepen over wat je personage(s) bezighoudt. Dat moet zelfs, want hoe mooi de omgeving en omstandigheden ook zijn: een stuk karton is hoe dan ook geen interessante held. Maar je hoeft er geen letterlijk en figuurlijk verhaal van te maken. Een sprookjesachtige tekst is wat dat betreft eerder een momentopname. Als een foto waar je een verhaal bij kan vertellen. Je ziet misschien enkel mensen op een picknick, maar je kan als je het verhaal kent, precies vertellen dat dat die ene picknick was op je personage later op de dag ten huwelijk werd gevraagd.
Dan hoef je echt niet in te gaan op hoe de aanstaande bruid op dat moment een studie ICT volgde, in haar vrije tijd aan judo deed en hoe haar relatie met haar technisch slimme lievelingstante ertoe heeft geleid dat je personage ook een exact beroep ambieert. Juist niet! Ga in op dat ene moment – dat dan ‘toevallig’ een dag lang duurt. Beschrijf het weer, de sfeer, het moment waarop Romeo op zijn knieën ging en de reactie van de omstanders.
Als je een bepaald moment in het verhaal niet de tijdelijke schijnwerpers geeft, maar het hele verhaal daarom drááit, met een gevoel dat het verhaal ‘na de laatste bladzijde’ een goede afloop heeft, of een prettig vervolg krijgt, is je verhaal al snel sprookjesachtig.

En ze leefden nog lang en…?

Nee, niet iedere sprookjesachtige tekst hoeft gelukkig te eindigen. Bitterzoet is zeker niet uitgesloten, soms kan een einde zelfs ronduit verdrietig zijn bij een verhaal dat toch als een sprookje leest. De crux zit hem dan niet in het einde, maar wat er in het grote middenstuk, die foto gebeurt of gebeurd is. Voor een sprookjesachtige tekst is het vooral essentieel dat even alles goed leek of goed leek te komen. Dat ‘even’ kan wat langer voortduren of bij dat magische blijven, maar zolang als er een magisch moment is geweest, zit je algauw goed met een sprookjesachtige sfeer in je verhaal.

Schrijfprompt: de identiteit van de dag

Wat ben jij? Denk niet te ingewikkeld en schrijf de eerste drie dingen die op die je kan bedenken. Nu ga ik je vertellen dat je veel meer bent dan dat met een schrijfprompt die een groot butterfly-effect teweeg kan brengen en je inzicht kan geven in het belang van een bepaalde scène, plotpunten of hoe je personage de wereld in kijkt.

Eindeloze identiteiten

Waarschijnlijk heb je dingen opgeschreven als je geslacht, nationaliteit, seksuele voorkeur, beroep, burgerlijke staat, of ‘dol op Parijs’. Maar vast niet:
* autobestuurder
* klant bij de supermarkt
* schoonmaker (tenzij je dat beroepsmatig bedoelt)

En toch heb je vandaag waarschijnlijk autogereden, boodschappen gedaan of iets schoongemaakt. Dus eigenlijk ben je dat ook. Je staat er alleen niet bij stil. Beantwoord met dat in het achterhoofd de vraag: “Wat ben je vandaag allemaal?”
Waarschijnlijk antwoord je nu met iets als: vader, automobilist, leraar, collega, opnieuw automobilist, bankhanger, kok, fietser, tennisser, weer fietser, bankhanger, echtgenoot; de doorloop van een doordeweekse dag.
Maar heb je er dan ook aan gedacht dat je óók nog steeds een zoon bent, ook al heb je je ouders vandaag niet gezien? Of heb je er ook bij nagedacht dat je ook ooit een toerist was, toen je op vakantie was?
Ongeacht je antwoord, merk je vast wel dat deze vraag onmogelijk ‘volledig’ te beantwoorden is. Je kan zoveel dingen zijn, je was ooit zoveel dingen en je doet zoveel dingen dat dat niet bij te houden is. Of had jij in je lijstje soms wél ‘koffiedrinker’ en ‘koekjesknabbelaar’ opgeschreven in je lijstje toen je bij de koffietijd aanbelandde ? 😉

Het principe dat deze ‘identiteiten’ allemaal kloppen, maar niet allemaal of altijd belangrijk zijn, vormt het uitgangspunt van deze schrijfprompt.

Wat ben ik vandaag?

Beantwoord nog één keer de vraag ‘Wat ben ik vandaag?’ en schrijf alles op wat je kan bedenken. Stop wanneer de ideeën ophouden: je hoeft echt niet te zoeken naar iets als koekjesknabbelaar. Sterker nog, het feit dat zoiets niet komt bovendrijven tenzij je antwoorden gaat forceren, leert je iets belangrijks over deze schrijfprompt: het doet er (nu) gewoon niet toe.
Zo zou ik vandaag absoluut ‘blogger’ opschrijven: ik ben vandaag bezig met deze blog. Maar over twee dagen, als ik met andere werkzaamheden aan de gang ga, de blog nog niet online staat en ook niemand vraagt wat ik iedere week doe, maakt dat niets uit. Ik ben/ voel me niet altijd een blogger, ik denk niet 24/7 aan mijn blog. Hoewel pietluttig, is het verschil tussen ‘Ik ben nu, op dit exacte moment een blogger’ en ‘ik schrijf blogs’ in dit geval belangrijk.

Kijk eens naar je lijstje en probeer te bedenken waarom wat je schreef belangrijk is en hoe belangrijk het op dit exacte moment is.

Waarom is het belangrijk?

Waarschijnlijk heb je iets opgeschreven en opgemerkt als belangrijk omdat er relevante acties en emoties bij komen kijken.
Je schrijft op dat je vader bent omdat je vanochtend je kind naar school hebt geholpen (actie) en er bovendien zielsveel van houdt (emotie).
Je bent fietser omdat je daarmee naar je werk ging en daarmee de dag startte (actie) en dat nu wel heel erg opviel, omdat je verdorie kletsnat van de regen aankwam (emotie) om vervolgens als leraar (‘actie van het lesgeven’) helemaal hebt dubbelgelegen om die goedgevonden grap van een leerling (emotie). enzovoorts.

Waarom is het nu belangrijk?

Op het moment dat je kletsnat in de regen fietst, is ‘fietser’ heel belangrijk, maar dat maakt al minder uit als je weer droog voor de klas staat en om die leuke leerling kan lachen. Vertaald naar de situatie in een boek: als je deze oefening zou doen voor ‘hoofdstuk onderweg’ schrijf je die regen waarschijnlijk bovenaan je lijst, waar dat in ‘hoofdstuk les aan HAVO 3a’ verder onderaan het lijstje staat, of misschien zelfs helemaal niet meer.

Kies een moment van de dag uit en probeer van je lijstje nu een ranglijstje te maken met de belangrijkste identiteit bovenaan. Stel dat je vijf dingen hebt opgeschreven, vraag je dan af of nummer 4 en 5 voor dit specifieke moment nog belangrijk zijn of niet en schrap ze zo nodig. Met het lijstje dat overblijft, vormt de rest van dit artikel een schrijfprompt of een schrijfoefening, al naargelang je het wil inzetten.

Schrijfprompt

Stel dat je in jouw lijstje hebt staan:

1) sollicitante
2) bouwvakster
3) vrouw
Dan heb je iemand die een nieuwe baan zoekt als bouwvakster terwijl ze gezellig met haar mannelijke collega’s kletst. Waarschijnlijk vertelt ze aan een van hen hoe hij het beste vlechtjes kan maken in het haar van zijn dochtertje. Ga je gang, schrijf er maar iets over 🙂
Maar als je schrijft
1) vrouw
2) bouwvakster
3) sollicitante

Dan impliceert dat iets dat meer in de richting gaat van: deze vrouw moet zich zien te redden in een mannenwereld en moet misschien wel iets ‘extra’s’ doen om de baan te krijgen… Schrijf maar raak!

Door zo met woorden en de volgorden te spelen, kan je eindeloze schrijfprompts maken

Schrijfoefening

De volgorde van je lijstje bestuderen kan je ook helpen als je moeite hebt om te bepalen wat er in de scène precies aandacht moet krijgen of met welke scène je verder moet gaan. Dan kan je het als schrijfoefening gebruiken.
Stel dat je hebt geschreven:
1) ontvoerd
2) moeder

Dan schrijf je hoe Moeder een manier zoekt om te ontsnappen om weer bij haar kind te zijn.

Maar als
1) moeder
2) ontvoerd
het geval is, dan moet die ontsnappingspoging even op de pauzestand. Duik in het hoofd van Moeder om te laten zien dat ze gek wordt van verdriet en zorgen omdat ze bij haar kind wil zijn. Misschien wel zodanig dat ze daardoor niet eens meer kan denken aan een ontsnappingspoging, omdat ze door die emoties wordt verlamd. Vergeet daarbij niet het eerder genoemde verschil tussen actie en emotie.

Je kan deze oefening dus veelvoudig gebruiken: probeer ook eens om emoties toe te voegen aan je lijstje voor extra verrijking: vandaag ben ik: blij, in de war, smoorverliefd hopeloos verloren…

Veel plezier en succes!

Foto door Vadim Bogulov via Unsplash.

Schrijfoefening: sollicitatie voor de heldenrol

Je kan een personage leren kennen gedurende het schrijven van je verhaal, maar je kan het ook anders aanpakken. Laat potentiële personages eens op sollicitatiegesprek komen voor een rol in je verhaal!

Waar moet een personage aan voldoen?

Er zijn eigenschappen waaraan ieder personage moet voldoen om interessant te zijn om over te lezen. Het moet kunnen en willen groeien en een centraal conflict aangaan, bijvoorbeeld. Maar ieder genre, ieder apart verhaal vraagt om een andere held. Waar held in het ene verhaal een onverschrokken bankier met een grote mond moet zijn om in de harde financiële wereld te overleven, dat personage zal het niet lang uithouden als die veel met zijn handen moet werken op een plaats waar warm stromend water al een luxe is. Vergeet dat vijfsterrenhotel dan maar. Deze bankier is niet de held die je voor dit verhaal zoekt. Kijk eens verder waar de boerenknechten rondhangen.

Het profiel van een personage

Op deze manier kan je een kort profiel maken van waar je personage aan moet voldoen om een goede held voor je verhaal te kunnen zijn. Beeld je vervolgens in dat al deze personages met dit ‘cv’ naar je toe komen en je een ronde sollicitatiegesprekken met ze houdt. Zo kom je erachter wat je held absoluut in zich moet hebben om het verhaal te kunnen dragen en in welk ‘gebrek aan werkervaring’ (lees: wat je nog niet over dit personage weet) je voor lief kan en durft te nemen om te zien waar dit personage het verhaal naartoe gaat brengen.

Verwar voor deze schrijfoefening dit korte profiel vooral niet met een uitgebreide personagebiografie! Net zoals je bij een gemiddelde sollicitatie echt niet hoeft te vermelden op wat voor basisschool je hebt gezeten, hoef je van deze sollicitant ook niet per se te weten hoe dit personage is opgegroeid, hoewel dat normaalgesproken wel belangrijke elementen zijn voor in een personagebiografie. Probeer juist aan de oppervlakte te blijven om te zien of dit personage een geschikte kandidaat is.

De voorbereiding op de sollicitatie

Een goede aankomende werkgever bereidt een sollicitatiegesprek voor, dus dat ga jij nu ook doen. Nog vóór je je gaat bekommeren om het personage, neem je je eigen associaties of eisen onder de loep.
Denk hierbij aan:
* Vind jij een genre de naam niet waard als er een bepaalde trope mist, zoals een fantasyverhaal zonder wijze tovenaar?
* Wat vind je leuk om te schrijven? Zou je zin hebben om met deze nieuwe collega samen te gaan werken als je zelf al op het punt staat ontslag te nemen bij deze rotbaan…?

Zo weet je grofweg wie je zoekt voor de baan van de held.

De sollicitanten

Nu gaan de sollicitaties echt beginnen. Kijk eens wat voor personages zich voor je geestesoog aandienen voor de rol van de held. Misschien zijn het wel zeer onverwachte figuren. Of vond jij het vanzelfsprekend dat de ministerpresident zich meldt als held van een survivalverhaal in de jungle? Denk eens een paar minuten na en schrijf iedereen op waar je aan denkt, hoe maf het in eerste instantie ook klinkt om diegene te overwegen. Als je de sollicitatie eerlijk wil laten verlopen, verdient iedereen een kans.
Mocht er een personage zijn waarvan je de gedachte ‘Wat doet die hier?’ maar niet van je afgeschud krijgt, is het verstandig om eens te kijken of je geen bepaalde bril ophebt. Vroeg of laat kom je tegen dat je een bril draagt, en in dit geval is het vroeg. Het is maar beter om dat probleem meteen even uit de weg te ruimen.

Het sollicitatiegesprek

Het is sterk afhankelijk van je verhaal wat je aan je personages kan vragen tijdens een sollicitatiegesprek. Je hebt er helemaal niets aan om van de mediterende kluizenaar te vragen wat zijn beste flirttactiek is, maar als je een bouquetroman schrijft, is dat waarschijnlijk vraag 1 die je aan de steenrijke Romeo zal moeten vragen. Deze vragen zijn echter altijd bruikbaar:

  • Als je je door een crisis moet slaan, naar wie wend je je dan als je een helpende hand nodig hebt?
  • Hoe pak je een crisis normaalgesproken aan? Vechten, charmeren, vluchten, of nog iets anders?
  • Wat is je levensmotto of het moraal waarnaar je het meeste leeft?
  • Waar ben je goed in?
  • Waar ben je slecht in?
  • Hoe leer je iets? Door te doen, door boeken, door je intuïtie te volgen….?
  • Van wie houd je?
  • Wat wil je nog bereiken in je leven?
  • Waar ben je bang voor?

De selectie van je held

Misschien heb je na de eerste sollicitatieronde een kandidaat voor ogen die overduidelijk het meest geschikt is om de heldenrol voor je verhaal te vervullen. Maar de kans is groot dat er een handjevol gegadigden overblijft. In dat geval doe je er goed aan om het stappenplan te volgen dat ik heb opgesteld in de post over dubbele standaarden. Dat geeft je nogmaals een controle betreft de eventuele brillen die je draagt, maar ook die van de lezer. Dan weet je niet alleen of jij het personage ziet zitten, maar of je aankomende held niet te ongeloofwaardig is voor de lezer om in het verhaal geïnteresseerd te raken.

Als je daarna nog een tweede sollicitatieronde nodig hebt, kan je de vragen wat meer verdiepend maken. Stel in deze fase echter niet al te veel of te specifieke vragen meer. Stop zodra de kogel door de kerk is. Je moet nog genoeg ruimte overhouden om je personage te leren kennen als je weet wie de held van je verhaal gaat worden.

Zo maak je een goede start met het kennismaken met je held!

Foto door Nik, verkregen via Unsplash.

Schrijfoefening: reacties spieken bij een filmkijker

Pak je opschrijfboekje en wat popcorn: voor deze schrijfoefening gaan we gebruik maken van het filmmedium. Hoewel een boek en een film in verschillende opzichten van elkaar verschillen, is een film bij uitstek geschikt voor schrijvers om te kunnen spieken bij een publiek. Als je dat goed doet, kan je je bewuster worden van wat je vindt of hoopt dat je moet opschrijven, omdat je iets voor je ziet wat betreft de beleving van je verhaal, terwijl een ander dat misschien helemaal niet zo beleeft.

“Huil je nu al?” “Huil je nu pas?”

Soms zijn de kijkers het er helemaal over eens dat een boek, film of scène een bepaalde emotie oproept, maar verschilt het per persoon wanneer die emotie wordt opgeroepen.
Dat betekent dat iedereen een ander tempo heeft om in het verhaal te komen. Het kan je een idee geven of iets überhaupt aankomt zoals een regisseur of schrijver het bedoelt. Misschien ziet de kijker wel iets op een manier waar je helemaal niet bij had stilgestaan dat het ook zo geïnterpreteerd kon worden. Dat kan handig zijn om op te merken: “als dat een bouwsteen is voor een plottwist, dan moet je misschien wel iets specifieker zijn…”

Als met een ander mee kan kijken, kan je zien wat (bijna) altijd werkt voor de beleving die je wil oproepen of wat nauwelijks wordt opgemerkt. Dat kan een goede les zijn voor schrijven in het algemeen.
Deze schrijfoefening werkt het beste bij een film die je al door en door kent, of op zijn minst een keer gezien hebt. Zoek op YouTube naar ‘First time watching’ en voer de titel van je film van voorkeur in. Als de film (enigszins) bekend is, levert dat al gauw handenvol aan voorbeelden op.

Casus: Percy Wetmore

Percy is een personage uit de film The Green mile en wordt vaak een van de meest verachtelijke personages in de filmgeschiedenis genoemd. Hij is een bewaker van de dodencellen en is ronduit sadistisch: hij heeft een woedebeheersingsprobleem, geniet van zijn machtsmisbruik en vindt het plezierig om anderen te zien lijden. Het leerzame van zijn personage is dat het van het begin af aan al duidelijk is dat het geen fijn mens is. De een wordt na letterlijk twintig seconden al misselijk van hem -zoals ik- , bij de andere duurt dat meerdere scènes. Maar als Percy uiteindelijk zijn verdiende loon krijgt, is iedereen het erover eens dat die straf meer dan passend is. In chronologische volgorde zie je Percy onder andere het volgende doen:
* Een nieuwe gevangene vernederen
* De vingers van een gevangene breken
* Een geliefde muis doodtrappen die een gevangene tam heeft gemaakt
* Een gevangene willens en wetens een uiterst gruwelijke en pijnlijke dood bezorgen.

De eerste twee punten kan je in deze clip bekijken. Goed om te weten: dit is de scène waarin de kijker kennismaakt met Percy. Het is voor de insteek van de schrijfoefening handig om op te merken dat duidelijk is dat zijn leidinglevende helemaal niets van hem moet hebben: hij wijst Percy onmiddellijk terecht en stuurt hem uiteindelijk weg. Dat is een aardige show don’t tell voor: Percy heeft niet zomaar een slechte dag, dit is waarschijnlijk zijn normale, lompe manier van doen. Als je een personage hebt dat van meet af aan lomp is en de andere personages zijn hem in zijn introductiescène al meer dan eens beu, dan zou het theoretisch gezien geen verrassing moeten zijn dat Percy uiteindelijk veel meer doet dan alleen arrogant rondstruinen. Toch zijn er mensen die pas als het ronduit sadistisch wordt de hoop opgeven dat er iets goeds in Percy schuilt en zijn ware aard als zodanig aannemen.

Wat kun je noteren bij het meekijken van reacties?

Zet de popcorn even aan de kant en pak je opschrijfboekje. Schrijf zaken op als:

  • De kijker is iets opgevallen dat ik nog niet had gezien
  • De kijker wordt door een detail afgeleid, terwijl ik zó in het verhaal was meegezogen dat ik op het puntje van mijn stoel zat
  • De kijker begint te huilen bij een scène waar ik eerder bezig was met puzzelstukjes in elkaar te passen
  • Ik zat bij deze scène te huilen, terwijl de kijker ontzettend boos wordt. (iedereen beleeft emoties anders!)
  • Waarom vind de kijker dit zo spannend? Ik zat echt te slapen bij deze scène…

Schrijf vooral op welke reactie een contrast vormt met jouw eigen ervaringen. Bijna alsof jij de scenarioschrijver van de film bent en zou kunnen zeggen: “Maar zó bedoelde ik het niet toen ik dat schreef!” of “Als ik had geweten dat het zo lang duurde voordat je de clou in de gaten had, had ik die een hoofstuk eerder opgeschreven.”

Wat doet de schrijver hier?

Als je je lijstje hebt gemaakt, ga je kijken waarom de scène opvallend is of zodanig goed geschreven dat die een reactie uitlokt bij jou of de kijker. Probeer hem vervolgens zo goed mogelijk te ontleden. De reden dat ik Percy na twintig seconden al kan wurgen is:
– Een gigantisch arrogante, zelfvoldane blik
– Een hanenloopje
– Vernedering van een nieuwe gevangene en daarmee misbruik maken van zijn machtspositie
– Oogcontact zoeken met de andere gevangenen: zie je dat ik de belangrijke bewaker ben hierzo? Kijk naar mij!
– En bijna letterlijk van de daken schreeuwen, acht keer, tot hem de mond wordt gesnoerd

Grrr…

De acteur doet ook goed zijn werk: ik weet niet of dit alles zo in het script stond. Maar als je schrijver van een boek bent, heb je geen acteurs tot je beschikking en mag je dus zelf beslissen hoe je een sfeer- of personageomschrijving invult.
Maar blijkbaar is dit niet voor iedereen voldoende om Percy al vanaf het prille begin te hekelen. Zou het een keuze zijn geweest om daarom zijn leidinglevende onmiddellijk die klare taal te laten gebruiken, om de kijker een zetje te geven? Probeer zo eens naar de dialogen, plotlijnen en misschien zelfs de invullingen die de acteurs aan de rol geven te kijken. En als je denkt dat jij het anders zou schrijven, bijvoorbeeld door Percy’s leidinggevende andere of geen tekst te geven, probeer dat dan gerust uit.
Kijk op eenzelfde manier hoe het in de schrijftechnische zin van het woord mogelijk is dat er iemand boos wordt waar jij huilt.
Veel plezier met het doorgronden van je favoriete film!

Foto door Corina Rainer, verkregen via Unsplash.