De heldenreis centraal bij inclusief schrijven

Als je personage een minderheid is, kan dat een reden zijn om heel voorzichtig over hem te schrijven. Diversiteit is nogal een discussiepunt in de schrijverswereld. Over diversiteit is namelijk veel te doen. Daarom volgt hier een overweging: wat als je niet diversiteit, maar de heldenreis centraal stelt bij inclusief schrijven?

Wat is je voornaamste reden om inclusief te schrijven?

Als je hoofdpersonage een bepaald minderheidskenmerk heeft, kan je je afvragen in hoeverre je van dat kenmerk iets speciaals moet maken omwille van inclusiviteit.
Als je inclusief wil schrijven, vraag jezelf dan eerst het volgende af:
* Schrijf je inclusief omdat je een punt wil maken? Lees: een bepaalde minderheid moet een podium krijgen?
* Schrijf je inclusief omdat je duidelijk wil maken dat iemand uit een minderheidsgroep net zo normaal is als iedereen? Lees: we zijn allemaal mensen, dus wat maken bepaalde kenmerken dan nog uit?

Hier is geen goed of fout: de keuze is aan jou. Die zal voornamelijk worden bepaald door de reden waarom jij een verhaal wil schrijven. Is de eerste overweging het geval, lees dan deze blogpost voor de belangrijkste overwegingen. Houd ook in de gaten dat je own voice niet al te serieus neemt en eerder naar een gemene deler zoekt dan naar verschillen tussen mensen. Deze blogpost gaat verder in op de tweede optie.

Wat bepaalt de heldenreis in een verhaal?

Als je een held wil hebben die tot een bepaalde minderheid behoort, maar dat kenmerk niet het thema of het centraal conflict van het verhaal wil maken, is de tekenfilm Mulan uit 1998 een goede casusstudie.
Mulan is een jonge vrouw in het oude China die zich vermomt als man om haar vaders plaats in te nemen in het leger, omdat hij al ernstig verzwakt is en zeker zou sterven als hij in het leger zou gaan. Maar een vrouw in het leger is een absoluut taboe. Als iemand achter Mulans ware aard komt, wacht haar de doodstraf. Mulan ondergaat net als iedere man een militaire training en gaat oorlog voeren. Midden in de film wordt ze ontmaskerd als vrouw, maar aan het einde verslaat ze de leider van de vijandelijke troepen, waardoor ze niet alleen geen doodstraf krijgt, maar juist met een hoge militaire eer huiswaarts kan gaan.

Er gaan video’s rond op het internet rond waarin wordt beweerd dat Mulan transgender is. Soms is die bewering met een knipoogje – al dan niet van transgenders-, soms is het een boze aanval op de film van mensen die transgenders niet accepteren en/of begrijpen. Hoe dan ook moet je jezelf bij het tweede uitgangspunt van inclusief schrijven de vraag stellen: ‘Wat maakt het eigenlijk uit als Mulan transgender is?’ Je antwoord moet dan zijn: ‘Eigenlijk niets.’ Niet vanwege een persoonlijke mening of een maatschappelijke standpunt, maar omdat je kijkt naar het verhaal zelf en niet naar iets daarbuiten; dat past meer bij ‘uitgangspunt 1’.
Stel dat Mulan inderdaad transgender is. Dan kan je daar alle (positieve) aandacht aan besteden, maar dan vergeet je waarom ze überhaupt het leger in is gegaan: om het leven van haar vader te redden. Dan doe je Mulan enorm tekort, want dan zeg je eigenlijk zoveel als:
* “Transgender zijn is ook risicovol om voor uit te komen, dus je leven riskeren uit liefde voor je vader, stelt dan (naar verhouding) niet veel voor…” Het ene hoeft het andere niet uit te sluiten. En je leven riskeren om een geliefde te redden verdient hoe dan ook een podium.
* “Ach, dat jouw volk in oorlog verkeert, daar hoef je je niet druk om te maken, jij bent transgender en dus al stoer/inspirerend/…. genoeg.” Zo ontneem je haar het recht om iets anders dan een transgender te zijn. Dus geen soldaat, vriendin, dochter, zus, kalligrafiestudente, iemand met dromen, angsten en doelen… Bovendien kan je je afvragen: wat heb je nog aan een centraal conflict over als het ‘je mag zijn wie je bent’-principe hetgeen is waar je steeds opnieuw en alleen maar op terugvalt?

‘Wie is de vijand?’ denk je misschien bij deze foto. ‘Zit hier een transgender tussen?’ is waarschijnlijk niet je eerste vraag.

Heldenreis en invulling van het verhaalthema bij inclusiviteit

De thema’s van Mulans verhaal zijn moed en eergevoel in een oorlogssetting. Je krijgt een heel ander verhaal als je andere dingen (onterecht) op de voorgrond zet. Het doel van Mulan is om het leven van haar vader (en daarmee, als verlengde, ook China) te redden door in het leger te gaan. Daar heeft de regenboogvlag op zichzelf niets mee te maken. Daar moet Mulan dus in een ander/ volgend verhaal mee gaan wapperen als ze zich daartoe geroepen voelt.

Bedenk: alles heeft zo zijn tijd en plaats.

Een minderheidskenmerk van een personage zodanig belichten dat het zijn voornaamste kernmerk wordt, zorgt er eerder voor dat je iemand tot een cliché reduceert, dan dat je diegene inspirerend maakt, hoe goedbedoeld het ook is.
Stel je voor dat je je personage een uur lang moet interviewen over zijn hele leven, niet alleen een bepaald aspect ervan. Mogelijk praat transgender-Mulan dan een kwartier over haar seksualiteit, maar dat hele uur krijgt ze er niet vol mee. Niemand is alleen maar zijn of haar ras, sekse, seksuele voorkeur, religie, nationaliteit, generatie of beperking. Op een bepaald moment in het interview zal Mulan ook vertellen over de schommel in de tuin die ze als kind geweldig vond, dat ze dol is op kersen, haar oma een schat vindt, maar een hekel heeft aan haar valse zangstem…
Als je uitgangspunt is: ‘we zijn allemaal mensen, dus wat maken bepaalde kenmerken dan nog uit?’ moet je er vooral voor zorgen dat jouw personage duidelijk ook een verzameling van (kleine), menselijke kenmerken en voorkeuren is die iedere persoon uniek maakt. Favoriete muziekartiest, lievelingseten, politieke voorkeur of iets mafs als favoriete zebra in de dierentuin, je kan van alles en nog wat gebruiken. Zolang je er maar op let dat je personage geen eendimensionale afspiegeling van een hele groep wordt. Een personagebiografie kan je hierbij helpen.

Je innerlijke voorlezer: hoe komt je tekst écht over?

Je herinnert je het misschien nog uit je jeugd, of je bent het door het luisterboek nooit vergeten, maar een goede voorlezer kan een verhaal nog mooier maken dan het al was. Tijdens het schrijven heb je ook een innerlijke voorlezer, die het je helaas erg lastig kan maken om objectief naar je eigen tekst te kijken. Hoe komt dat zo?

De innerlijke voorlezer en de toon van je tekst

Als je begint met schrijven, heb je meestal al het nodige onderzoek gedaan en ken je je personages ook al redelijk goed. Daardoor kan er al een denkbeeldige film van je verhaal in je hoofd gaan draaien. In die film zie en hoor je het nodige al haarscherp. Je verhaal -of beter gezegd je tekst- wordt zo voor jou al levendig voor die goed en wel geschreven is. Daardoor krijgt de tekst een bepaalde toon. Vaak is dit een vrij letterlijke toon: in je hoofd lees je je tekst al voor, om zo de cadans van je zinnen te proeven om te zien hoe of zelfs óf je tekst een beetje lekker loopt. Zo komt je innerlijke voorlezer tot stand.

Kun je je nog herinneren hoe een tekst tot leven kwam als je werd voorgelezen? Een goede voorlezer doet een verhaal veel goed.

Een fantastische voorlezer: de tekst zoals hij hoort te zijn

Een goede voorlezer merkt (subtiele) veranderingen in de tekst en past daar zijn toon op aan. Dit kan door elk personage een andere stem te geven en de bijbehorende emotie goed weer te geven. Ook kan een subtiele stembuiging de betekenis van een zin extra nadruk geven. Jan Meng is daar een meester in. Hij is een veelbekroond voorlezer. Hij krijgt het volgende voor elkaar.

* “Als je niet zorgt dat die uit haar snavel houdt, vliegt ze eruit!”
Regieaanwijzingen
zijn hier overbodig. ‘Vliegt ze eruit’ klinkt boos genoeg.
* “Lijk ik soms achterlijk?” snauwde oom Herman, die stukjes gebakken ei in zijn borstelige snor had zitten.
In de toon hoor je tussen neus en lippen door: “Ja, eigenlijk wel…” ?
* Dirk, die zo dik was dat zijn achterwerk over de keukenstoel puilde
Het woord ‘puilde’ krijgt daar een zodanige vocale nadruk, waar jij als schrijver nog een woord als ‘vreselijk’ of ‘ontzettend’ zou gebruiken om het achterste van Dirk te omschrijven: zijn vreselijk dikke achterste of zijn ontzettend grote achterwerk .

Jouw innerlijke voorlezer

Waarschijnlijk leest jouw innerlijke voorlezer het verhaal net zo levendig en divers voor als in bovenstaande voorbeelden. Dat is normaal, omdat jij als schrijver al helemaal in het verhaal gezogen bent. Misschien heeft je personage zelfs al een eigen stem, waardoor jouw innerlijke voorlezer nog interessanter klinkt. Maar helaas is het zelden zo dat de innerlijke voorlezer van jouw lezer net zo getalenteerd is als Jan Meng. Je kan je eigen tekst redelijk makkelijk overschatten of de manier waarop die overkomt verkeerd inschatten. Dan kan je tekst stukken minder indrukwekkend zijn dan hij voor jouw persoonlijk lijkt. Enkele voorbeelden:

Je innerlijke voorlezer lijkt te zeggen Dit staat daadwerkelijk op papier
De kus was zo zacht en zoet, dat zij nog nooit zoiets fijns had gevoeld.De kus was heerlijk zacht en zoet.
Hij was woest en kon hem wel wurgen. Hij bedacht al wat de beste manier daarvoor zou zijn. Hij was zo kwaad, dat hij hem wel kon wurgen.
De smerige vleespastei deed hem al kokhalzen bij de geur alleen. De vleespastei was vreselijk smerig.
Merk op hoe groot het verschil in beleving is tussen de interpretatie van de innerlijke voorlezer en de daadwerkelijke tekst.

In wezen is een fantastische voorlezer een extra aanvulling op het show don’t tell principe. Met slechts enkele woorden en een passende stembuiging zie je veel meer voor je dan daadwerkelijk wordt verteld. Als schrijftechniek is dat principe onmisbaar, maar niet als interpretatie van een daadwerkelijk geschreven tekst. Als je erop inzet dat een lezer met zijn innerlijke voorlezer de ‘extra interpretatie’ aan de tekst kan geven, sla je vroeg of laat de plank mis door te weinig te omschrijven. Onthoud dat niet iedereen gezegend is met een persoonlijke Jan Meng tijdens het lezen van een boek.

Kritisch kijken naar je innerlijke voorlezer

Je innerlijke voorlezer zal je tekst vrijwel altijd mooier laten klinken dan hij eigenlijk is. Dat is niet erg, maar je moet je er wel bewust van zijn. Er is een aantal dingen die je kan doen om ervoor te zorgen dat je wat neutraler naar de intonaties van je innerlijke voorlezer luistert:
* Proeflezers inschakelen: zij hebben geen innerlijke voorlezer die vooraf al een beeld bij het verhaal heeft. Die van hen is nog neutraal. Hierdoor lezen ze makkelijker wat er daadwerkelijk staat dan wat er ‘hoort te staan’.
* Hardop en neutraal voorlezen. Lees je eigen tekst daadwerkelijk voor en doe dat expres met een toon die saai aanvoelt. Je hoeft niet per se monotoon te gaan lezen, maar let er wel op dat je niet voorleest om leuk of ‘goed’ te klinken. Ga dus niet mee in de stembuiging die passen bij bepaalde woorden. Ga niet lager en somberder praten als iemand verdrietig is, bijvoorbeeld.
* Wees extra alert op betekenis van woorden op een tienpuntschaal. Stel dat je personage boos is. Het kan gebeuren dat je schrijft: Hij riep kwaad naar zijn moeder. Terwijl je innerlijke voorlezer het voorleest met een intensiteit die overkomt als: Hij schreeuwde kwaad naar zijn moeder. Schreeuwen is een tandje erger dan roepen. Als er woorden zijn die een bepaalde intensiteit met zich meebrengen, let dan goed op of je tekst en je innerlijke voorlezer wel overeenkomen met elkaar.

Zo verwerk je elementen uit je leven in je fictieve verhaal

Als je een verhaal gaat schrijven kom je vroeg of laat tegen dat je iets van je privéleven in je verhaal verwerkt. Dan staat er iets op papier waarvan je je beseft: dit is gebaseerd op persoon X of gebeurtenis Y in mijn leven. Dat is niet erg. Sterker nog: zonder je privéleven een beetje in je verhaal te verwerken, kom je nergens. Maar hoe zorg je ervoor dat je privéleven of je persoonlijke voorkeur niet de overhand krijgt?

De wereld als referentiekader voor fictie

Je kan alleen over de wereld schrijven als je weet hoe die er globaal uitziet of wat daarin gebeurt. Je hoeft niet per se iets meegemaakt te hebben om erover te kunnen schrijven, maar een basis van achterliggende gedachten moet je wel begrijpen. Je hoeft geen oorlog te hebben meegemaakt om te snappen hoe angst voelt. Je bent misschien nooit bang geweest dat er een bom op je huis valt, maar je bent vast wel eens bang geweest om een geliefde te verliezen (of dat nu door een dodelijke ziekte kwam, of omdat je bang was na een emigratie contact te verliezen).
Hierdoor is het onvermijdelijk dat er zo nu en dan ervaringen of echte personen uit jouw leven (incognito) in je boek verschijnen: ze vormen je broodnodige kader waardoor jij de echte wereld begrijpt en daardoor een andere wereld kan scheppen. Denk aan:
* Omdat jij verliefd bent geweest, kan je de vlinders in de buik van je personage adequaat beschrijven;
* Je hebt -tot je enorme spijt- iemand gepest. Daarom kan je nu beschrijven hoe jouw personage berouw voelt omdat hij iemand heeft opgelicht;
* Je hebt altijd in een voetbalteam gespeeld. Daarom kan je het groepsgevoel en de teamspirit van een vriendengroep extra goed beschrijven;
* Omdat je als kind van gescheiden ouders moest kiezen tussen wonen bij je vader of moeder, kan je sympathiseren met een personage dat niet tussen twee aanbidders kan kiezen. Hoe kies je tussen twee mensen van wie je houdt?

Opvallende vergelijkingen met realiteit en fictie

Negen van de tien keer ben je je er niet van bewust waarom je iets ‘kan’ schrijven, omdat de meeste ervaringen die je opdoet, naadloos verweven raken met het dagelijks leven of hoe je tegen de wereld aankijkt. Maar er zijn gebeurtenissen of mensen die (ten goede of ten kwade) je wereld op zijn kop zetten. Dan kan je de behoefte krijgen om iets van je af te schrijven, iets of iemand te wreken, te straffen of te eren. Geef de betrokken personen een andere naam, geslacht, leeftijd, uiterlijk of een andere favoriete hoed en voilà! Voor je het weet heeft een bestaand persoon een persona in je verhaal gekregen. Zodra je dit doet, is het hoe dan ook verstandig om extra alert te zijn op de noodzaak van kill your darlings.

Pas op dat je persoonlijke voorkeuren niet in flinterdunne schrijfsels veranderen.

De schrijvers favoriet

Op een bepaald moment sluipt er een bestaande persoon(lijke herinnering) in je verhaal. Probeer dat niet koste wat kost te vermijden; dat gaat simpelweg niet. Je moet er alleen voor waken dat het andere uiterste niet gebeurt. Stel dat je je opa in het verhaal wil verwerken omdat hij jouw wijze mentor was. Bijna elk verhaal heeft een archetype mentor nodig om het hoofdpersonage op weg te helpen. Opa kan dus gerust (als mentor) in je verhaal komen. Maar als opa dol was op vissen, moet je ervoor waken dat opa in zijn mentorrol hoe dan ook als visser terugkomt.
Als zijn kleinzoon een veelbelovend advocaat is die een belangrijke beslissing moet nemen over zijn carrière, is het nogal riskant om opa de doorslaggevende raad te laten geven tijdens een middagje vissen:
* Opa is geen advocaat, dus waarschijnlijk weet hij te weinig van het inhoudelijke beroep om échte raad te kunnen geven.
* De onliner-raad die alles oplost (‘Ach lieverd, volg gewoon je hart, dan komt alles goed’) is een cliché.
* Als opa zo makkelijk alle problemen weet op te lossen, degradeer je hem van wijze mentor tot magic pixie. Dat doet het centraal conflict van de kleinzoon geen goed. Bovendien wordt opa als mentor een stuk minder indrukwekkend.

Hoe gekoesterd de herinnering ook zal worden, het is niet logisch dat Kleinzoon hierdoor ineens voorgoed beseft waarom hij beter naar het belang van zijn cliënten kan kijken dan een zak goud na te jagen.

Het vermommen van non-fictie in fictie

Zorg ervoor dat er een balans is tussen fictie en non-fictie. Om het non-fictieve element te kunnen behouden en je verhaal kloppend te houden, moet je ze gaan vermommen. En dat houdt niet op bij opa’s visserspak in te ruilen voor een stropdas van een advocaat. Dat kan, maar dan loop je het risico dat het alsnog geforceerd overkomt en de verwijzing er te dik bovenop ligt.
Als je iets uit het echte leven terug wil laten komen in je boek, kijk dan heel globaal wat die herinnering, ervaring of persoon bij je teweeg heeft gebracht. Kijk nog eens naar de voorbeelden uit de eerste alinea, naar je verhaalthema en naar je algemene verhaallijn en probeer dat vervolgens te combineren.

Macht is het thema van Kleinzoon Advocaats verhaal. Opa de Visser moet hem als mentor aansporen om humaniteit boven macht te verkiezen, door een gevoel van verantwoordelijkheid te geven. Grofweg kan je dan twee dingen doen:
* Je plaatst de levenslessen in context van Kleinzoons wereld: de mentor is een collega-advocaat, die een subtiel trekje van opa heeft -ze houden allebei buitengewoon veel van gerookte zalm-. Deze collega laat Kleinzoon veel pro deo zaken doen om zijn nederigheid te bewaken;
* Je plaatst de levenslessen in de context van Opa’s wereld, en laat Kleinzoon de inzichten als een aha-erlebnis de vertaalslag naar zijn advocatenbestaan maken: Opa en Kleinzoon gaan op gecombineerde vis-kampeervakantie, waar het aan alle luxe ontbreekt. Daardoor gaan Kleinzoon en Opa ‘back to basics’ wat betreft menselijk contact. Als Kleinzoon deze herinnering veel gaat koesteren, kan hij makkelijker beseffen dat mensen gelijkwaardig behandelen belangrijker is dan geld en roem najagen.

Dit is het nut van schrijversgroepen

Als je schrijft, is het fijn om feedback te krijgen. Je kan daarvoor proeflezers inschakelen, maar soms is het niet je inhoudelijke tekst, maar het schrijversinzicht waar je hulp mee wil krijgen. Voor beide manieren van feedback kan je terecht in schrijversgroepen.

Feedback van schrijversgroepen

In schrijversgroepen wordt er van alles en nog wat besproken. Meestal wordt er vooral feedback gevraagd en gegeven. Het fijne van een schrijversgroep is dat je de feedback die je krijgt wordt gegeven door mensen die zelf met schrijven bezig zijn. Dat wil niet altijd zeggen dat de mensen ook professionele feedback kunnen geven, maar het heeft hoe dan ook voordelen:
* je vindt altijd wel iemand die op hetzelfde ‘niveau’ zit als jij. Begin je net met schrijven? Dan kan je vast iemand vinden die ook nog worstelt met een personagebiografie, omdat het de eerste keer is dat ze die schrijft.
Ben je al jaren bezig met creatief schrijven? Dan kun je over de combinatie van talloze schrijftechnieken praten met iemand die literaire werken schrijft. Als je de juiste schrijversgroep vindt, kan je altijd wel iemand vinden met wie je kan sparren over schrijven op een manier waar jij iets aan hebt.
* Wie schrijft, moet lezen. Dat betekent dus ook dat de mensen in een schrijversgroep een meer geoefende blik hebben op wat prettig leest dan mensen die nauwelijks lezen en die jij vraagt voor een keer proeflezer te zijn.

Schrijversgroepen: een nieuwe kijk op tekst

Tenzij je een schrijversgroep vindt die gericht is op een specifiek genre, zal je medeschrijvers tegenkomen die een ander genre schrijven dan jij. Doe daar je voordeel mee. Je kan veel leren door veel te lezen van hetzelfde genre als je zelf schrijft. Zo kom je erachter welke elementen gevoelig zijn voor clichés. (Had de rijke Joe Sixpack geen vaderfiguur en weet hij daarom niet hoe een ‘echte man’ zich hoort te gedragen?) Maar je doet er goed aan om ook te lezen buiten het genre wat je zelf graag leest en/of schrijft. Dan zal je zien dat er ook als je geen genre-specifiek cliché hebt om op te letten, er in elk genre een aantal technieken of personageontwikkelingen terugkomen. Dat valt soms meer op als je een tekst ziet die betreft verhaalthema weinig met dat van jou gemeen heeft.

Leren schrijven van verschillende teksten is soms net als het welbekende spelletje bij een tweeling: zoek de verschillen en overeenkomsten.

Jij bent je Joe Sixpack aan het schrijven, maar wil dat wel goed doen. Je wil dus weten hoe je schrijft over bepaalde aspecten van mannelijkheid. Maar mannelijkheid komt niet alleen in de context van romanceboeken voor. Het ziet er vaak alleen (een beetje) anders uit. In een verhaal over een conservatieve familie zal pa met een kantoorbaan echt geen wasbordje hebben. Maar als kostwinner van het gezin draagt hij wel degelijk mannelijke waarden uit. Op deze manier krijg je te zien hoe je mannelijkheid ook of nog meer kan portretteren. Dat gaat makkelijker als je toegang hebt tot voorbeelden uit andere genres. Dat voorkomt dat je schrijft ‘omdat het zo hoort’ in plaats van dat je je eigen creativiteit zijn gang laat gaan.

Korte feedback in schrijversgroepen

Het is fijn om in een schrijversgroep te zitten, omdat je antwoord kan krijgen op een simpele vraag. Als je twijfelt of je goede symboliek in je verhaal hebt toegepast kan je een blogpost daarover lezen en je voor de zesde keer afvragen of je de theorie wel goed begrepen hebt. Of je stelt een simpele vraag in de schrijversgroep:
Hoi allemaal,
Ik schrijf een fantasy en heb een gemeen trol-achtig wezen ontworpen dat ondergronds leeft en niet het meest op de hoogte is van de ontwikkelingen van de wereld in zijn geheel. Dit heb ik gedaan vanwege de symboliek van ‘onder een steen leven’ of ‘ondergronds leven is duister en gemeen.’ Vinden jullie dat cliché of goed gebruik van symboliek?

Als je creatief wil schrijven, moet je schrijfinzicht vergaren. Dat kan je leren door je in technieken te verdiepen, maar ook door naar de meningen van andere schrijvers te luisteren. Zo leer je dat er verschillende smaken zijn. Met een beetje oefening kan je jezelf aanleren om daar zodanig tussen te schipperen dat je het beste van beide werelden samenvoegt tot een uniek geheel:
Welk element van een Mary Sue vinden jullie het meest storend?
“Dat ze de lat voor ‘een goede vrouw zijn’ veel te hoog legt voor mij,” zegt de een.
“Dat ze altijd een perfect leven lijkt te hebben”, zegt de ander.
Dus bedenk jij: misschien kan ik dan het beste over een vrouw schrijven met een minder dan perfect leven die bovendien niet aan alle traditionele vrouwelijke waarden voldoet. Dan is mijn personage waarschijnlijk snel Mary Sue af.

Deze korte antwoorden van anderen kunnen soms ineens een aha-momentje geven dat je niet krijgt als je alleen maar leest over tips om een Mary Sue vermijden. Soms ligt het antwoord in een simpele, snelle observatie (van anderen), niet in het minutieus ontleden van alles dat je hebt geschreven.

Soms moet je schrijven zo simpel mogelijk houden. Niet alleen wat betreft je uitwerking, maar ook betreft je uitgangspunt.

Zelf feedback geven in een schrijversgroep

Als je oefent met feedback geven door naar de teksten van anderen te kijken, wordt uiteindelijk jouw eigen tekst ook beter. Als je een aantal keren hebt geschreven over de tekst van een ander: pas op dat je zinnen niet te lang worden, ik zie soms drie komma’s in een enkele zin staan. Dan word je alerter op kommagebruik. En dan bedenk je opeens: Verdorie, dat doe ik zelf ook! Zo zie je een zwakke plek van jezelf die je anders misschien niet had kunnen ontdekken. Als je ergens geen (specifieke) aandacht aan besteedt, gaat het sneller aan je voorbij. Besteed daarom zo nu en dan ook eens wat tijd aan de teksten van anderen, niet alleen aan die van jezelf.

Hoe ga je om met een mentaal writer’s block?

Het writer’s block dat je overkomt wanneer je vastloopt met je verhaal is niets nieuws. Maar het mentale writer’s block wordt niet zoveel benoemd. Wat bedoel ik met een mentaal writer’s block en wat doe je eraan?

Wat is een mentaal writer’s block?

Een writer’s block: je loopt vast met je personages of met je plot. Maar soms wordt schrijven lastig doordat je aan jezelf gaat twijfelen. Bedenk dan of je voor jezelf duidelijk hebt of je een getalenteerde schrijver bent volgens je eigen definitie. Maar soms twijfel je nog steeds aan jezelf, ook al zijn je verwachtingen duidelijk. Dan wil het schrijven alsnog niet vlotten. Dan heb je een mentaal writer’s block.

Een mentaal writer’s blok: vergelijken en ambities

Vaak is een mentaal writer´s blok het resultaat van jezelf vergelijken met anderen en de ambities die je zelf als schrijver hebt: “Een vriendin van mij heeft net haar debuut gemaakt, en ik zit hier al jaren mijn hoofdstuk één te schrijven en herschrijven. Trouwens, zij schrijft sowieso indrukwekkender dan ik. Wat doe ik hier met mijn verhaal waar misschien niet eens een passend uitgeverfond voor te vinden is?”
Dit soort gedachten kunnen een mentaal writer’s block veroorzaken. Het idee dat jij als schrijver niets bij te dragen hebt, omdat je denkt dat:
* jij als schrijver misschien niets bij te dragen hebt;
* er iemand (in je naaste omgeving) beter kan schrijven dan jij;
* het maar niet snel genoeg gaat met schrijven;
* het schrijven je niet makkelijk afgaat.

Je zou deze argumenten de kop in kunnen drukken door te zeggen dat je moet ophouden met jezelf te vergelijken met anderen, omdat je daar niet verder mee komt. Was het maar zo simpel… Daarom gaan we eerlijk naar deze nare gedachten kijken. Hopelijk heb je na het lezen van deze blogpost een blokkade minder.

Als je een mentale oppepper nodig hebt, hoop ik die met deze blogpost te geven.

Jouw bijdrage als schrijver

Nee, je zal misschien geen Nobelprijs ontvangen omdat jouw personages een realistische manier vinden om wereldvrede te ontketenen. Maar bedenk:
* Is het wel jouw doel om maatschappelijke veranderingen te ontketenen met je boek? Als je mensen vermaak wil bieden, dan is daar niets minderwaardigs aan. Als er iemand depressief is en weer eens lekker wil lachen, dan is jouw komische boek veel meer welkom dan een dikke psychologische pil waarin de helden na een hoop zware gebeurtenissen eindelijk armoede oplossen;
* Waarom schrijf je eigenlijk? Misschien is schrijven voor jou wel een manier van zelfontplooiing en krijg je er zelfvertrouwen door. Later kan jouw zelfvertrouwen dan een voorbeeld voor anderen worden. Succes als schrijver is niet alleen te vinden in verkoopcijfers.

Betere schrijvers

Goed schrijven is subjectief. Knoop dat goed in je oren, voordat je jezelf gaat vergelijken met andere schrijvers. Ja, er zijn mensen die beter kunnen schrijven dan anderen, maar bedenk daarbij ook: wat maakt dat een andere schrijver beter is? Twee veelvoorkomende punten waarmee je jezelf makkelijk onderuit kan halen als schrijver door jezelf met anderen de vergelijken zijn:
* Mijn fantasie is niet zo groot.
Nee, je zou de toverwereld van Harry Potter niet bedacht kunnen hebben. J.K. Rowling geeft je daarin het nakijken. Maar vraag je af of zij op haar beurt had kunnen bedenken hoe de onschuld van een kind een doorslaggevende factor wordt voor de start van een maatschappelijk debat betreft werkdruk. De ene fantasie is de andere niet;
*Ik kan niet poëtisch/boeiend/beeldend schrijven.
Goed schrijven lijkt synoniem te zijn geworden met moeilijke woorden, lange zinnen, diepgaande thema’s of prachtige symboliek. Maar past dat wel bij jouw verhaal? Als je schrijft over het eenvoudige leven van je oma, dan hoeft dat helemaal niet. Ze hoeft daarvoor niet eens het cliché van wijze oude dame te belichamen. Als jouw oma niet uitgesproken wijs was, maar wel een schat van een mens, dan schrijf je gewoon over die lieve vrouw. Het is vreemd om te zeggen dat oma fantastisch was als mens, maar als personage niets voorstelt. Oma is nog steeds lief, ook al is zij niet de bedenkster van een citaat als : ik zie het leven niet als een halfvol of halfleeg glas. Ik denk gewoon dat het leven van prachtig glas is gemaakt.

De vaart van het schrijfproces

Je vriendin heeft inmiddels deel vijf van haar supersuccesvolle serie uitgegeven en jij bent inmiddels bij (hoera!) hoofdstuk twee van je manuscript aangeland. Je kan er vast niks van, anders zou het wel vlotter gaan. Kijk eens of je de lat lager kan leggen. Waarom is het zo belangrijk voor je dat je boek in een jaar af is? Gaat het er niet om dat je boek in zijn best mogelijke vorm komt en dat je plezier aan het schrijven blijft beleven?
Een opkikkertje: het kostte de schrijfster van het boek Pachinko dertig jaar om haar roman te schrijven. Uiteindelijk werd de schrijfster in recensies vergeleken met grote namen als Charles Dickens. De tijd nemen voor je verhaal is dus niet altijd verkeerd.

Je kan je relatie met tijd zo moeilijk maken als je zelf wil.

Moeite met schrijven

Waarom kom je maar niet verder dan hoofdstuk drie? (De oplettende lezer ziet de voortuitgang ten opzichte van de vorige alinea’s 😉 ) Steeds vind je weer iets om aan te passen of te veranderen. Het lijkt maar niet te lukken met schrijven…
Maak voor de motivatie een lijstje van wat wel is gelukt. Ja, jouw personage is al zesentwintig keer van gedachte veranderd (Hallo, versie zevenentwintig van hoofdstuk drie…). Maar dat is wel zo omdat je het personage beter hebt leren kennen. Of omdat je leerde hoe je een betere spanningsboog maakt.
Kijk eens wat je al wel hebt bereikt: Ik mag dan wel aan versie zevenentwintig van hoofdstuk drie toe zijn, maar:
* Ik heb inmiddels wel een uitgebreidere personagebiografie kunnen maken;
* Ik moest veel herschrijven door de dingen die duidelijk werden uit mijn onderzoek;
* Ten tijde van versie dertien wist ik nog niets van save the cat. Nu kan ik dat schema perfect toepassen!

Geef de moed niet te snel op. Succes!

Autobiografisch schrijven: vrijblijvend schrijven?

Als je autobiografisch schrijft, schrijf je over je eigen leven. Dan kan het lijken alsof je alles kan schrijven wat je maar wil. Het is jouw leven, dus je deelt wat je wil, en je schrijft over jezelf zoals je wil. Dus autobiografisch schrijven is vast een eitje, toch? Helaas is het niet zo simpel. Waar moet je op letten als je autobiografisch schrijft?

Autobiografisch schrijven: je wordt een personage

Als je autobiografisch gaat schrijven, is er één ding dat je goed moet onthouden. Als je autobiografisch schrijft, krijg je een persona(ge). Dat betekent ook dat je leven de vorm van een fictieverhaal moet krijgen om prettig leesbaar te zijn (tenzij je een soort encyclopedie over jezelf wil schrijven, maar dat is waarschijnlijk niet je bedoeling). Een autobiografie schrijven heeft daardoor veel gemeen met het schrijven van elk ander verhaal waarin de lezer met een personage mee gaat leven. Je wordt meegenomen in de leefwereld van een persoon op papier.
Daarom moet je voordat je aan je levensverhaal begint goed weten wat jij straks ‘als personage’ laat zien of doormaakt. Net zoals bij fictieve personages zal je onderzoek moeten doen.

Autobiografisch schrijven: ken jezelf

Onderzoek naar jezelf kan klinken als een spirituele reis of een afspraak bij de psycholoog. Geen zorgen, zo extreem hoeft het niet te worden. Maar bedenk wel dat als je autobiografisch schrijft je dus een persona(ge) krijgt. Zoals je waarschijnlijk al weet als je al een tijdje oefent met schrijven, betekent dat dat je hoe dan ook een personagebiografie moet maken om een personage realistisch en narratief kloppend verhaal te kunnen schrijven.
Daarom moet je dus heel goed gaan kijken welke dingen er in je leven gebeurd zijn of welke keuze je maakt(e). Alleen dan kun je van een afstandje naar je eigen leven kijken om het te zien als een verhaal, niet als een reeks dingen die je hebt meegemaakt.
Soms kan zoiets als je favoriete vakantieland al iets over je zeggen. Vergelijk:
Jij gaat graag naar een zonnig strand om daar lekker te kunnen luieren. Heb je wel eens bedacht dat dat ontspannen gevoel iets gemeen heeft jouw nonchalante manier van doen? Of dat je juist liever naar bergachtig gebied gaat omdat je dan veel en intensief kan wandelen een actieve vakantie hebt. Geen wonder voor een sportpersoon als jij.

Hou jezelf een spiegel voor als je autobiografisch gaat schrijven.


Een ander voorbeeld. Stel dat je dol bent op lekker eten en zo nu en dan in een Michelinsterrenrestaurant gaat eten.
Waarom ga je dan graag ook naar dat ene restaurant? Is de chique omgeving vertrouwd voor je en ken je de mensen daar goed? Of wil je aan de rest van de wereld laten zien dat je dat etentje kan betalen?
Dit soort vragen zijn voor jezelf om te beantwoorden en het is belangrijk dat je hier niet meteen een waardeoordeel aan hecht. Als je je leefwereld al aan begint te passen om maar ‘juist’ over te komen nog voordat je verhaal stevig staat, dan ga je vroeg of laat jezelf tegenkomen; het zal de continuïteit geen goed doen. Hoe jij als overkomt als persoon of personage is iets van latere zorg. Je moet er rekening mee houden, maar niet op het moment dat je complete verhaalidee nog op de tekentafel ligt.
Leg je eigen interesses en manier van doen en laten onder de loep. Je moet zodra je jezelf een persona(ge) geeft enige samenhang zien in je interesses of zelfs grotere levensgebeurtenissen, anders kan je geen logisch verhaal schrijven.

Autobiografisch schrijven: wie wil je aanspreken?

Je bent als persoon iemand met veel interesses, bezigheden en je hebt verschillende dingen meegemaakt Waar wil je over vertellen? Als je een personage schrijft, staat in diens verhaal altijd een centraal conflict of specifiek onderwerp centraal. Om een verhaal af te bakenen kun je niet vertellen over een leraar/bioloog die colleges geeft op de universiteit, een gezinsleven heeft, soms onderzoek doet in het Amazonegebied en doordeweeks met haar vrienden naar het café gaat om een wijntje te drinken.
Dat kunnen allemaal verhalen zijn:
* over het universiteitsleven;
* over het het onderzoekersleven in de Amazone;
* over het moederschap;
* over een groepje vriendinnen.
Dat zijn vier zulke verschillende verhalen dat de kans klein is dat je daar veel mensen mee aanspreekt. Iemand die geïnteresseerd is in biologisch onderzoek is niet per se ook geïnteresseerd in het gezinsleven. Probeer daarom je doelgroep te bepalen voor je begint met schrijven. Dat bespaart je een hoop gedoe als je eenmaal met schrijven begonnen bent.

Ethisch autobiografisch schrijven

Als je autobiografisch schrijft, moet je fictie en non-fictie balanceren. Je zal dingen moeten verzinnen die niet gebeurd zijn om het verhaal tot een mooi geheel te maken of om bepaalde dingen privé te kunnen houden. Maar lezers denken -al is het maar onbewust- vaak dat wat in een autobiografie is geschreven, precies zo is gebeurd. Dat kan gevolgen hebben. Een voorbeeld:
Ik ben in Hiroshima geweest en heb daar het vredespark bezocht. Dat is er in Nagasaki ook één. Om fictie en non-fictie te scheiden, bezoekt mijn persona in Nagasaki het vredespark. Als ik dan schrijf dat ze de stad helemaal fantastisch vindt, is het niet onlogisch als iemand me vraagt: “Zou je me aanraden om naar Nagasaki te gaan?” terwijl ik daar nooit ben geweest.

Het kindermonument in het atoombomherdenkingspark in Hiroshima (dus niet in Nagasaki).

Dit voorbeeld zou waarschijnlijk geen spannende gevolgen hebben. Maar je kan al snel iets schrijven wat belangrijke gevolgen kan hebben. Denk daar goed over na. Als je autobiografisch schrijft, moet je een bepaalde ethiek in acht nemen. Je zal privacy van jezelf en anderen in acht moeten nemen en bepaalde meningen moeten nuanceren om geen onnodige problemen te krijgen.

Het opschrijfboekje: de gereedschapskist van een schrijver

Verhalen schrijven: je bedenkt de meest interessante plotwendingen en boeiende personages. Soms heb je het geluk dat de inspiratie uit het niets lijkt te komen. Dan kun je misschien wel een heel verhaal bedenken en uitwerken. Vaak is dat echter niet het geval. Als je van schrijven een serieuze(re) hobby wil maken en ten alle tijden inspiratie wil kunnen oproepen, ontkom je niet aan het opschrijfboekje.

Waarom heb je een opschrijfboekje nodig?

Mensen beginnen soms te schrijven omdat ze plotseling inspiratie krijgen voor een verhaal. Dan gaan ze aan de slag en zien ze dat schrijven een erg leuke hobby kan zijn. De een laat het bij dat ene verhaal, maar een ander wil dan een ‘serieuze schrijver’ worden. Dat enthousiasme is veelbelovend, tenzij dat betekent dat diegene – net als bij dat eerste verhaal- wacht op inspiratie. Je kan er namelijk niet van op aan dat inspiratie zomaar komt. Die moet je opdoen, gedurende je dagelijkse leven. Zodra je iets opvallends ziet, doe je er verstandig aan om dat op te schrijven.

Stel dat je bovenstaande foto hebt gemaakt. De goudachtige kleur van de karper in combinatie met de manier waarop die kleur steeds doffer van toon wordt naarmate je meer richting de staart kijkt, doet je denken aan een begraven schat met gouden munten. Dan heb je een basis voor een verhaal met een verborgen schat.
Maar- en dat is het essentiële punt- je had niet aan die schat gedacht als je de deze karper niet had gezien, die deze associaties bij je opriep. Op deze manier kun je op een dag tientallen, zo niet honderden indrukken opdoen. Als je dan geen opschrijfboekje bij de hand hebt om die indrukken op te schrijven, loop je de kans dat je door de andere indrukken of gebeurtenissen van de dag die flits van inspiratie kwijtraakt.

Je kan alles wat je ziet noteren in je telefoon, maar persoonlijk raad ik dat af: als je iets moet opschrijven met een pen, doe je daar langer over, waardoor het moment van inspiratie langer blijft hangen.

Wat schrijf je op in je opschrijfboekje?

Je schrijft alles (of op zijn minst 80%) in je opschrijfboekje op dat je opvalt, wat je bijzonder, apart of mooi vindt. Alles waarvan je grofweg drie tellen of langer bij stilstaat en denkt: Hé, hier is iets mee… Of als je intuïtief denkt: goh, dit is apart…

Dat kunnen onder andere zijn:

* mooie uitzichten;
* aparte kledingstijlen;
* uitgesproken gezichtsexpressies;
* grappige citaten of woordspelingen;
* televisiereclames die creatief zijn opgezet;
* emoties die je ziet of voelt;
* opvallend nieuws dat je hoort.

Waarom moet je veel opschrijven in je opschrijfboekje?

Buiten het feit dat opschrijven veel inspiratie geeft, zijn er nog twee redenen om veel op te schrijven in een opschrijfboekje. Je kan terugvallen op een show don’t tell als je vastloopt in je omschrijvingen. Stel dat je een uitzonderlijk blije toet ziet, zoals deze:

Als je eens wil omschrijven hoe iemand schaterlacht, maar even niet op de woorden kan komen, kan je opschrijfboekje uitkomst bieden. Waarschijnlijk heb je in je opschrijfboekje over dit gezicht geschreven: een blij meisje schaterde van de pret. Ze lachte met open mond en haar ogen versmalden zich van plezier.

Je hoeft niet per se over dit kind te gaan schrijven. Als haar lach jou aanleiding gaf je opschrijfboekje erbij te pakken, dan is dat voldoende. Vrijwel alles wat je intuïtief meent op te moeten schrijven kun je vroeg of laat wel een keer gebruiken.

Schrijven is observeren

Een goed lopende tekst, interessante personages en een goede woordenschat zijn belangrijk als je een verhaal wil schrijven. Maar schrijven vraagt niet alleen goede taalvaardigheden een flinke dosis fantasie, het is minstens net zo belangrijk om heel goed te kunnen observeren. Test het maar eens. Als ik je vraag: ‘Hoe ziet je woonkamer eruit?’ wat zeg je dan? Natuurlijk zullen er stoelen, banken en tafeltjes in staan. Maar met zulke omschrijvingen krijg je een verhaal niet gevuld. Als je kan zeggen: ouderwets of modern ingericht, dan schiet het al iets meer op. Maar wat maakt iets ouderwets? Je zal moeten observeren en noteren. Ga op bepaalde details letten: de bruine, ingezakte bank is ouderwets. Als je niet observeert en noteert, kunnen bepaalde belangrijke details niet meer opvallen. Je neemt ze zo als vanzelfsprekend aan dat je ze soms niet meer ziet. Het materiaal van je bank, de kleur van je muren… Het kunnen allemaal belangrijke dingen zijn om de sfeer van een ruimte op te roepen.

Sorteren in je opschrijfboekje

Om bepaalde zaken later makkelijker terug te vinden, is het handig om een systeem aan te houden voor je opschrijfboekje. Dit systeem kun je baseren op datum (als je meerdere verhalen schrijft, weet je wanneer je waarvan hebt gewerkt) alfabetisch naar onderwerp of je kunt met tabbladen werken, net wat je zelf fijn vindt. Maar probeer hoe dan ook een systeem aan te houden, anders zie je later door de bomen het bos niet meer. Je gaat het opschrijfboekje waarschijnlijk veel gebruiken (zorg ervoor dat je het altijd in je tas hebt zitten!) dus al die losse krabbels moeten wel overzichtelijk blijven.

Reisdagboek: het ultieme opschrijfboekje voor schrijvers

Als je van reizen houdt, ga dan niet op reis zonder een reisdagboek mee te nemen. Als je reist is alles nieuw en indrukwekkend, dus je bekijkt alles met andere ogen. Dat is ideaal om nieuwe inspiratie aan te boren. En dan heb je meteen je informatie gesorteerd: onder de categorie reiservaringen welteverstaan. Plak in je boekje ook dingen als bijvoorbeeld entreebewijzen of kassabonnetjes waar dat ene lekkere gerecht op staat. En vergeet af en toe ook niet een foto fysiek in te plakken. Als je bepaalde herinneringen levend houdt, kunnen ze steeds opnieuw nieuwe inspiratie opleveren. Dat lukt je extra goed als je handmatig schrijft, dingen inplakt en extra versiert, omdat er dan extra aandacht naartoe gaat. En hoe meer aandacht je aan je observaties besteedt, hoe beter je ze onthoudt.

Zo kan je gaten in het plot van je boek voorkomen

Je hebt een prachtig verhaal geschreven en nu ligt het in de winkel. Dan hoor je ineens van een lezer: er zitten gaten in je plot. Ai… Waar moet je rekening mee houden om dat te voorkomen?

Chronologisch schrijven

Als je de grote lijnen van een boek hebt uitgedacht, is de kans erg groot dat je niet begint hij hoofdstuk 1 en zo chronologisch doorschrijft tot aan het einde van je verhaal. Het is als goede voornemens voor nieuwjaar. Meestal hou je het wel vol tot ergens in januari, misschien zelfs juni, maar helemaal tot aan december, dat komt zelden voor.
Het goede nieuws is dat je dit ‘goede voornemen’ niet zo streng hoeft aan te houden als je schrijft. Sterker nog, het werkt doorgaans zelfs beter als je schrijft waar op dat moment inspiratie voor hebt. Anders duurt het zes maanden voor je hoofdstuk 2 hebt geschreven, terwijl je in de tussentijd misschien hoofdstuk 1,4, 8 en 12 had kunnen schrijven. Het nadeel van schrijven waar je inspiratie voor hebt, is dat je kan vergeten wat een lezer of een personage op dat moment al weet.
Je schrijft over een reis naar Frankrijk. In elk hoofdstuk legt je personage vijftig kilometer af. Als hij start in Amsterdam, is het vreemd als hij in hoofdstuk 2 al Frans begint te spreken. Hij is nog niet in Frankrijk en ook nog niet in het Franstalige deel van België. Maar als je een deel van hoofdstuk 10 hebt geschreven, zit je met je hoofd misschien nog halverwege een Franse vertaling. Dan volgt je lezer (of je personage) het verhaal niet meer, omdat je op de feiten vooruit loopt. Of iets klopt gewoon niet: iemand wordt opgesloten en even later loopt hij zonder sleutel diezelfde deur uit.

Hou goed in de gaten waar op de weg je bent in de reis van je verhaal

Meestal ontstaan dit soort fouten omdat je je verhaal al in zijn geheel voor je ziet, weet wat er gaat komen en je daar als het ware zin in hebt. Je verheugt je op die ene onthulling waarin het plot echt op gang gaat komen. Op die ene date waar het stelletje na jaren eindelijk de liefde aan elkaar verklaart. Bijna alsof je de lezer bent die een pageturner aan het lezen is. En dan kan je enthousiasme het nogal eens overnemen. Je kan een aantal dingen doen om dit te voorkomen:
* Proeflezers inschakelen. Meestal zien zij zulke fouten meteen, omdat ze het verhaal niet helemaal kennen. Een redacteur doet dit ook en geeft meteen feedback op de inhoud;
* Je eigen tekst teruglezen. Dit is echter riskant: op een bepaald moment ontwikkel je een blinde vlek voor je eigen tekst;
* Een tijdlijn maken. Je kan meerdere tijdlijnen maken. Een korte voor een enkel hoofdstuk en/of een grotere voor je hele verhaal. Kijk waar je zelf bang bent een mogelijk steekje te laten vallen.

Rode haring

De rode haring is een term voor een schrijftechniek die wordt gebruikt om de lezer af te leiden. Al het bewijs wijst erop dat Gijs de moordenaar is, en de lezer gelooft dat zo’n beetje voor driekwart van het verhaal. Dan blijkt John op het eind van verhaal de moordenaar te zijn. Gijs is dan de rode haring. Een rode haring is moeilijk om te schrijven, omdat je veel uit moet werken en goed moet weten wat je lezer wanneer te weten krijgt, of wat niet. Er is zoveel om rekening mee te houden dat je makkelijk de fout in kan gaan. Gijs mag dan de rode haring zijn, uiteindelijk moet wel te herleiden zijn dat John inderdaad de moordenaar is.
Als je een rode haring wil schrijven is het verstandig om veel, zo niet alles uit te schrijven wat Gijs verdacht moet maken, waar John mee wegkomt en later op gepakt kan worden en welke raakvlakken deze personages al dan niet hebben. Een hint meer of minder kan het verschil maken tussen een logische onthulling of een einde dat niet samenhangend is. Dat is fijn voor de lezer, maar ook voor jou als schrijver, omdat je niet eindeloos moet herschrijven. Misschien kan Chekhov’s gun je hierbij helpen.

Expres gaten in het plot laten

Soms kun je expres gaten in het plot laten, zodat je de karaktertrekken van een personage goed naar voren kan laten komen. Dit past meestal het best bij de archetypen relschoppers, nar en held. Zij zoeken naar gaten in de wet zodat ze kunnen doen wat ze willen. Soms zijn deze regels (of gaten in het plot) een kwestie van een beetje knutselen met taal, zelf je grapjas aandoen of creatief met bestaande regels omgaan. Meestal is dit helemaal in het straatje van de nar:
* mag ik geen oliebol opeten van mama? Dan neem ik er gewoon drie hapjes van. Hé, ik heb niet de hele oliebol opgegeten….
* mag ik niet op het gras lopen? Prima, dan stuiter ik er met mijn skippybal overheen.
* is de karaokebar plotseling gesloten als ik daar met mijn vriendengroep aankom? Dan gaan we terug naar de auto op de parkeerplaats, gooien we de volumeknop van de radio open en houden we een karaokeavond in de auto.

Ik ga spelen met het plot. Doe je mee? Afbeelding: lobbes.nl

Andere keren zijn gaten in het plot essentieel voor het verhaalverloop om de held heldhaftig te laten lijken.
De held moet onmiddellijk van A naar B omdat een bom dreigt te ontploffen. De hele stad ziet echter zwart van de auto’s… Dan is het erg handig als je held een step heeft om toch nog wat sneller dan met de benenwagen op zijn bestemming aan te komen. Er is waarschijnlijk geen verkeersregel die je verbiedt om binnen een bebouwde kom met een step tussen een verkeersopstopping door te racen… Het is meestal niet de bedoeling dat een stad ontploft omdat de held niet op tijd bij die bom kan komen. Bedenk wel dat je op moet passen voor Deus ex machina bij dit soort gaten in het plot.

Zo haal je het meeste uit het meedoen aan een schrijfwedstrijd

Schrijfwedstrijden zijn een goede manier om vertrouwen te krijgen in je eigen kunnen. Daarnaast zijn ze natuurlijk leuk voor de gezonde spanning. Maar om zomaar met een schrijfwedstrijd mee te doen is niet zo verstandig. Je kan er namelijk veel meer van maken dan alleen ‘een mogelijkheid om iets te winnen’. Als je er alles uithaalt, kun je veel meer winnen dan alleen een titel of een hoofdprijs.

Je verhaal goed leren kennen

Als je meedoet aan een schrijfwedstrijd, wil je in eerste instantie natuurlijk winnen. Al is het maar stiekem. Dat is een goed uitgangspunt, want waarom zou je meedoen als je toch al denkt dat het niks wordt? Zo’n instelling is goed voor je zelfvertrouwen. Maar als je die winnaarsmentaliteit mee wil nemen in de praktijk, dan moet je er ook nog iets mee doen. Een schrijfwedstrijd is een goede aanleiding om je verhaal nog eens heel goed te bekijken. Niet alleen om de spellingsfouten er nog eens uit te halen, maar om het verhaal, je onderzoek, thema, personages… (alles eigenlijk) nog eens binnenstebuiten te keren.
Bedenk: de jury van een schrijfwedstrijd zijn vaak uitgevers of redacteuren. En als ze dat niet zijn, kunnen ze vaak wel contacten leggen met iemand die je verhaal aan de man kan brengen. Als je je verhaal dan inzendt zonder er nog eens naar te kijken, kan het gebeuren dat je niet als winnaar uit de bus komt, omdat je domweg vergeten bent iets uit te werken.

Als je meedoet aan een schrijfwedstrijd is dat het moment om al die notities er nog eens bij te pakken en goed door te lezen.

Stel dat je je schrijft over iemand die schulden heeft, maar je nog niet weet hoe hij die gaat aflossen. Misschien komt dat vraagstuk niet aan de orde in dat ene hoofdstuk dat je voor de schrijfwedstrijd mag insturen. De jury zal dus niet weten dat ze een puzzelstukje missen. Maar als je dat wél weet, dan kan je in je toegestuurde stuk een aantal zinnen schrijven die daarnaar verwijzen. Dan weet de jury nog steeds niet hoe het afloopt (en dat hoeft ook niet), maar dat laat wel zien dat je over je verhaal hebt nagedacht en dat je in staat bent bepaalde spanningsopbouw te schrijven. Dat getuigt al van een bepaald schrijfinzicht wat de jury niet zou zien als je dat weg zou laten. Of beter gezegd in dit geval: als je alvast of nogmaals alles rondom tekst nog eens goed had bestudeerd. Proeflezers inschakelen kan je helpen nagaan of je tekst echt op z’n best is als je die instuurt.

Wat als je een schrijfwedstrijd wint?

Yes, je hebt een schrijfwedstijd gewonnen! En dan? Ga eens van dit beste scenario uit. Na de eerste euforie is het winnen van een schrijfwedstrijd je schrijversreis meestal niet over. Nu heb je misschien een voorzichtige naam gemaakt in de schrijverswereld, of ga je halsoverkop het uitgeversproces in. Wees even belachelijk eerlijk: ben je daar klaar voor? Is je verhaal ver genoeg af? Wil je, nu je een ‘naam’ hebt, wel meer tijd gaan besteden aan nieuwe blogs, vlogs, of andere social media posts om ervoor te zorgen dat je een lezerspubliek houdt nu je het hebt?
Als je serieuze schrijfambities hebt, is dat waarschijnlijk je gewenste einddoel. Maar als je van het een op het andere moment je verhaal of je schrijversnaam moet promoten (het idee van: pak je fifteen minutes of fame nu je ze hebt) kan dat soms gewoon even niet uitkomen.

Als je de spots krijgt, moet je er klaar voor zijn om er onmiddellijk gebruik van te maken.

Je verhaal is nog niet ver genoeg af, je hebt de komende maanden nog een kindje aan de borst… het kan van alles zijn. Dat is geen schande, maar het kan een reden zijn te overwegen om nog even te wachten om mee te doen met een grote schrijfwedstrijd. Schrijfwedstrijden blijven komen, dus overhaast niets.

Winnen voor feedback of een prijs?

Met het bovenstaande in gedachten, kun je ook kijken wat de prijs van de wedstrijd is.
Vaak is een (hoofd)prijs van een schrijfwedstrijd professionele feedback. Dan kan het handig zijn om mee te doen als je verhaal ver, maar nog niet helemaal af is. Mocht je winnen, dan kun je nog even aanpassen of schrappen.
Krijg je een prijs in de vorm van een geldbedrag, dan is het een kwestie van zelf inschatten hoe ‘af’ en goed je verhaal in de huidige vorm is. Denk je dat dit verhaal 250 euro op kan leveren? Daar is niet echt een goed of fout.

Is de (hoofd)prijs een uitgeverscontract? Denk dan goed na. Niet alleen om de eerder genoemde redenen (of je verhaal al goed of ‘af’ genoeg is), maar ook omdat het verhaal wat je inzendt, het verhaal is waarmee je gaat debuteren. Dat betekent ook dat dat verhaal de eerste indruk is die het (grote) publiek van je krijgt. Je kan dus best een romantisch verhaal insturen om te zien of een jury denkt dat je over het algemeen schrijftalent hebt, maar als je als horrorauteur bekend wil worden, is dat niet zo handig. Dan zal je namelijk helemaal opnieuw moeten beginnen om te bewijzen dat jij ook (zo niet vooral) heerlijk bloederige verhalen kan schrijven en dat je romantische verhalen eigenlijk nog niet eens je specialiteit is.
Als je bij een uitgever aanklopt met horrorverhalen in zijn uitgeverfond, kan de uitgever zijn wenkbrauwen optrekken als jij bekend bent geworden met een suikerzoet verhaal. Het is niet zo dat je dan nooit meer kan doorbreken als de nieuwe Stephen King, maar je maakt het wel (onnodig) lastiger.
Wat schrijfwedstrijden betreft kun je dus stellen dat ‘schoenmaker, blijf bij je leest’ niet verkeerd is om in het achterhoofd te houden.

Meedoen aan een schrijfwedstijd

Wil je na het lezen van deze blogpost wel eens aan een schrijfwedstrijd meedoen? De volgende websites organiseren (regelmatig) schrijfwedstrijden of bieden daar een overzicht van:
* Schrijven Online
* Schrijverspunt

Leven en laten leven: Wat mag je schrijven?

Een boek schrijven is allang niet meer alleen een verhaal naar de drukker brengen en dan de reacties of discussies rondom je boek afwachten. Je moet tijdens het schrijven al nadenken over hoe je woorden over kunnen komen.

Een boek schrijven in de tijd van sociale media

Door sociale media zijn er honderd mensen met honderd meningen over één onderwerp. En die mening kan door iedereen worden gehoord. Het is onvermijdelijk dat er dan een discussie komt over je verhaal. Sommige discussies zijn wenselijk, maar een discussie op sociale media roept desondanks eerder beelden van moddergooien op dan een prettig onderbouwd gesprek. Waar kun je op letten als je wil voorkomen dat jouw verhaal de oorzaak is van een nieuw moddergevecht?

Een boek schrijven en meningen: leven en laten leven

Idealiter zou je over alles kunnen schrijven wat je zou willen en zou iedereen dat moeten respecteren, tenzij je uitgesproken racistisch bent of geweld goedkeurt of iets dergelijks. De afgelopen jaren is er echter een grote kloof op sociale media ontstaan, die als motto lijkt te hebben: We zijn het met elkaar eens en vrienden, of we zijn het oneens en dan vechten we elkaar de digitale tent uit. Tegenwoordig is het vrijwel zeker dat je iemand op de tenen gaat trappen. De een vindt je te conservatief, de ander weer te ruimdenkend. Dus je hoeft je niet in te houden, want anders komt je nooit ergens.
Het uitgangspunt ‘leven en laten leven’ is fijn om aan te houden: zowel de mensen die mijn boek lezen mogen ervan vinden wat ze willen en ik als schrijver mag dat ook. We kunnen het met elkaar oneens zijn, maar: ‘leven en laten leven’: dat is dan maar zo.

Het begin van een digitaal moddergevecht

Schrijven over je ongezouten mening brengt een risico met zich mee. Stel dat je schrijft over het abortusvraagstuk.
Scenario 1: je bent erop tegen vanwege religieuze redenen en hebt daarom moeite met andermans standpunt. Dat is netjes en beschaafd. Zeg je hetzelfde, maar met als toevoeging dat God achter je staat en de mensen die anders denken allemaal goddeloze moordenaars zijn, dan ga je te ver.
Scenario 2: je hebt niets tegen abortus, omdat je vindt dat het een individuele keuze moet kunnen zijn. Iemand heeft het recht om het aan te vragen, maar ook om het te weigeren. Dat is fatsoenlijk en onderbouwd. Voeg je daaraan toe dat mensen die het met je oneens zijn egoïsten zijn die niet voor zichzelf kunnen denken en daarmee hersenloze volgzame schapen zijn van een God die misschien niet eens bestaat… dan kun je terecht woedende reacties verwachten.

Je wil niet dat digitale modder het beeld van je verhaal gaat overheersen

Twee reacties van lezers

Bovenstaande voorbeelden trappen een open deur in. Natuurlijk maak je geen vrienden met zulke verkondigingen. En toch zie je dit soort reacties op internet. Het waarom achter een (extreme) mening an sich is een heel ander vraagstuk, maar er is wel vaak een gemene deler: de lezer voelt zich niet gehoord. Je kan om grofweg twee redenen een heftige reactie verwachten:
* De lezer voelt zich verkeerd geportretteerd;
* De lezer voelt zich als de vijand bestempeld.

Een verkeerde afspiegeling van de vertegenwoordiger

Er zijn binnen elke discussie wel argumenten die het meest voorkomen, maar meestal heeft iemand meer dan één argument voor zijn mening. Een gelovige kan tegen abortus zijn vanwege religie, maar ook omdat hij bang is voor een grensvervaging van wanneer het kind nog ‘goed genoeg’ is om geboren te worden. Als het zwaar gehandicapt wordt, is het al doorgaans al geaccepteerd om het kindje te laten weghalen. Maar waar ligt die grens? Straks misschien ook al bij een hazenlip? Als je je mening of personage eendimensionaal portretteert, loop je (terecht!) de kans om te worden beschuldigd van kortzichtig schrijven.

Maak je lezer niet onnodig kwaad.

De ander als vijand

Als iemand een impopulaire mening heeft, is diegene op sociale media al snel de ‘schuldige’ of degene met een ‘foute mening’. In het progressieve Nederland zal onze gelovige waarschijnlijk in de minderheid zijn. Of- en daar wordt het gevaarlijk- Hij is de vijand die vooruitgang in de weg staat. Niet eens meer iemand met een mening waar jij niets mee hebt.

Hoe ga je als schrijver met verschillende meningen om?

* Als je het over een gevoelig onderwerp hebt: weet waar je over praat. Doe onderzoek, verdiep je in verschillende standpunten en interview mensen met (de) verschillende visies binnen het onderwerp;
* Pas op met tropes. Zeggen dat alle mannen op seks beluste en materialistische lomperiken zijn, is zowel storend als een bepaald stereotype. Je kan stereotypen beter mijden als je een als je een discussie wil vermijden. Als je een klimaatactivist hebt die in een tiny house woont dan moet je echter ook al op gaan passen. Dit is een enkele trope en hij past goed bij je voorbeeld. Maar dit is wel een trope die je de kern van het stereotype zou kunnen noemen (klimaatactivisten zijn minimalisten en tegen materiele verspilling). Daardoor loop je de kans dat je personage nog steeds stereotype overkomt, ondanks alle nuances die je later nog aanbrengt. Kijk eens of dat het tiny house een bijkomstigheid kan zijn voor je klimaatactivist, in plaats van zijn primaire kenmerk. Dan heb je minder kans op discussies.
* Beperk het aantal argumenten. Stel dat je iets wil zeggen over de LGBTQ+-discussie. Je mening: De meeste mensen snappen LGBTQ nog wel, maar die plus niet meer. Die plus moet weg: een potentieel gezonde discussie wordt onnodig ingewikkeld omdat veel mensen het principe niet meer begrijpen. Dan kan in je verhaal beter duidelijk worden dat iedereen mag vallen op wie diegene wil en dat wat jou betreft die plus er daarom niet hoeft te zijn. Ga dan niet uitzoeken wat er allemaal onder de + valt, zodat je je argument nog meer kan verdedigen. Op een bepaald moment heb je een standpunt gemaakt, met voldoende (goede) argumenten. Hoe meer argumenten je geeft, hoe groter de kans dat je er op wordt aangevallen.