De observerende schrijver: ik zie een tas

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een tas.  

Tassen heb je in allerlei soorten en maten. Ze zijn erg leuk om eens te observeren, want ze zijn niet alleen een  kwestie van smaak, zoals bij kleding het geval is. Een tas kan je afhankelijk van de context en inhoud veel vertellen. Om het meeste uit deze schrijftip te halen, schrijf je om te oefenen eerst drie (heel) verschillende soorten tassen op, bijvoorbeeld: grote plastic shopper, Gucci minitas en een rugzak, of zelfs een koffer.

De inhoud van een tas

Of hij nou alleen functioneel of ook mooi is, een tas is bedoeld om iets mee te dragen. De vorm en het formaat van de tas bepaalt wat je mee kan nemen. Je kan het wel vergeten om je schoenen in je minitas te stoppen. De shopper kan hiervoor misschien wel, maar dan vliegt je schoeisel weer alle kanten op zodra je op weg gaat. De rugzak is dus het meest geschikt. Op die manier zijn er voorwerpen die niet in een tas passen, of er niet bíj lijken te passen. Hoewel je gerust een versleten, vies gummetje met een Sesamstraatprint en een klein afgeknauwd potlood in je dure minitas kwijt kan, is het dan toch net of er iets niet ‘klopt’.

Maak op die manier eens een lijstje met wat niet in of bij de tas past. Als je weet wat er in de tas zit, schrijf dat dan ook op.  

 Waar is de tas?

Je hebt een versleten rugzak. Waar zie je hem? Waarschijnlijk:

  • Om de rug van een verwilderde backpacker
  • Bij het vuilnis
  • Op de werkplaats van een onderbetaalde arbeider die veel materialen moet dragen

Deze rugzak zal niet zo snel verschijnen in een sjiek casino: daar heb je genoeg aan een kleine handtas. Bovendien is de afgedragen rugzak niet passend  een dresscode. Op eenzelfde manier als de inhoud, is een tas ook passend of vreemd in een bepaalde setting. Schrijf van je geobserveerde tas op waarom hij (niet) past bij de plaats waar je hem ziet.

Je las al dat een tas in eerste instantie moet helpen om iets mee te nemen. Je kan dus ook bedenken wat de eigenaar van de tas voor plannen heeft. We associëren dure merken vaak met ‘voor de looks’, maar Gucci heeft zowel kleine tasjes als grote koffers. Met andere woorden: waarom kiest de eigenaar van de tas vandaag voor deze tas, en niet voor een andere? Daar zit waarschijnlijk een praktische reden achter. Kan je die bedenken?

Hoe ziet de tas eruit?

Kijk tot slot hoe de tas eruit ziet. Wat aan de uitvoering, vorm, staat, kleur, materiaal en grootte doet je vermoeden dat de tas toebehoort aan een kind, oudere dame, armoedzaaier, modepopje, verstrooide professor…?
Een kind zal niet met een grote, zware koffer sjouwen en een oude dame heeft vast geen rugzak met flitsende kleurtjes.

Combineren maar!

Nu is het tijd om het observeren om te zetten naar het schrijven. De kans is groot dat je een compleet personage kan bedenken aan de hand van een simpele tas:

Ik zie een sjieke handtas op de schoot van een oude dame die in de eerste klas van de trein zit richting Schiphol. Hij is klein en compact: er passen waarschijnlijk net een mobiele telefoon, sleutels, pinpas en misschien een lippenstift en een spiegeltje in. Zou ze een lieve, lang verloren gewaande  vriend op gaan halen op het vliegveld? Bij een fijne reünie wil je er waarschijnlijk netjes uitzien, uitgerust aankomen. Eenmaal op het vliegveld heeft ze niet méér nodig dan het gezelschap van haar vriend.

Veel plezier met het uitpluizen van de tassen die je tegenkomt.

Photo by Rajesh Rajput on Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie mensen in de trein

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… mensen in de trein.  

Als je in de trein zit, kan je mensen op verschillende manieren bekijken. En daar kan je veel van leren. Je kan bij die mensen zelfs personages bedenken: treinpassagiers geven je een inkijkje in wie ze zijn, zonder alles al weg te geven. Genoeg dus om je eigen (levensverhaal) bij te bedenken. En ja, we zitten misschien massaal aan de telefoon gekluisterd, maar als dat niet zo is valt dat wel meteen op. En dat betekent: er is iets te observeren.  

Wanneer rijdt de trein?

Reis je in een volle of juist (relatief) lege trein? Dat is een van de eerste observaties die je kan doen in de trein. Denk aan hoe iemand kijkt als die een andere persoon aanspreekt of diegene alsjeblieft op de stoel van de tas mag zitten als het overduidelijk is dat andere stoelen bezet zijn. Of wanneer de trein net vijf minuten vertraging gaat oplopen. De forenzen die een overstap gaan missen zitten heel wat minder vrolijk in de trein dan iemand die voor een weekenduitje in de trein kan zitten met een tas gezellig ernaast op de andere stoel, zonder dat iemand zich daaraan stoort.

Als je in een trein vol forenzen zit, zal je een wat meer alledaagse sfeer in de trein vinden dan op een ander moment. Kijk eens of je kan noteren waaraan jij die sfeer kan observeren. 

Hoe doodt iemand de tijd?

Ja, de meeste mensen kijken naar de telefoon. Maar niet iedereen doet dat. Er kijken mensen naar buiten, mensen lezen een boek, kletsen met een reisgenoot, eten even iets. Dit zijn allemaal momenten waar je je verbeelding ruimte kan geven. Waarom is deze persoon het ‘type’ om naar buiten te kijken en niet op de telefoon? Zie je iets aan de kledingstijl, houding, wat dan ook dat aansluit bij jouw idee dat ‘mensen die aan yoga doen zen zijn, in het moment leven en dus naar buiten kijken in de trein’? Schrijf het dan op. En ook als die persoon die naar buiten kijkt, niet een yogatype lijkt.
Zo kun je ook kijken naar het boek wat de mensen lezen, wat het gespreksonderwerp is, wat ze eten… wat het ook is dat mensen doen.
Met die observaties kan je vaak al een aantal puzzelstukjes vinden die je kan gebruiken voor het maken van een personagebiografie.

Bedenk ook waar je denkt dat deze persoon naartoe gaat. Naar Amsterdam, omdat je denkt een ‘echt stadsmens’ voor je te hebben? Of zit je in een trein richting het zuiden en zie je iemand waarvan je denkt dat die in IT werkt? Die stapt vast uit in Eindhoven…

Maar dat was de planning niet!

Vergeet de vertraging van vijf minuten, nu staat de trein echt heel lang stil.  Of de conducteur zegt iets wat conversatie aan de gang brengt:
“Goedemiddag dames en heren, jongens en meisjes, we komen straks aan op het station. Dan wordt de trein in stukjes gehakt en gaan ze allebei een andere kant op. Kijk dus even goed of u in het goede treinstel zit.”
“Mama, help, dadelijk worden wij ook in stukjes gehakt!”
Waarna iedereen een kwartiertje later onderweg over de onschuld van (hun eigen) kinderen praat.
Als er ook maar íets gebeurt dat anders is dan het idee dat er onderweg niets spannends gebeurt, dan gaan mensen blikken uitwisselen of met elkaar praten en dan gebeuren de interessantste dingen. Daar heb je geen verdere instructies voor nodig, behalve dan: schrijf al dat leuks op! Die spontane dingen zijn altijd handig om in het achterhoofd te houden voor een leuke scène.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Marc Kleen verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie een wandelend cliché

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een wandelend cliché. 

Zó uit een slechte film

Soms gebeurt het: je ziet iets waarvan je denkt ‘dit lijkt wel een slechte film’. Alsof de scenarioschrijver zijn best heeft gedaan om het cliché te benadrukken. Denk aan een uitzonderlijk klef stel of een ‘Jut en Jul’: zó overdreven jolig dat ze het erom lijken te doen. Natúúrlijk hebben die ook nog uitgesproken opvallende en kleurrijke kleding aan.
Het zijn momenten waarvan je denkt: met een tandje minder was het me niet opgevallen, maar nu lijkt hetgeen wat ik zie een overduidelijk cliché.

Observeren overslaan en achteruit denken

Als je een wandelend cliché ziet, dan observeer je niet: je trekt meteen conclusies. En omdat het aanvoelt als een cliché is daar een toverwoord bij betrokken: ‘te’.  Té overdreven, te aanwezig, te voor de hand liggend…’Té’ is wat een cliché van een trope onderscheidt. Een trope valt nog niet meteen op, maar een cliché doet dat wel, omdat dat ‘té’ is.
Als je dat weet kan je op het moment dat je een wandelend cliché opmerkt, daar gebruik van maken. Zodra je jezelf erop betrapt een levensecht cliché te zien, bedenk dan wat het meest in het oog springt. Wat maakt dat je dit als té, niet meer gewoontjes ziet? Wat is zo uitvergroot?

Als je dat weet, kan je op het moment dat je gaat schrijven, die opvallendheden gebruiken om clichés te vermijden.

Voorbeeld van een wandelend cliché en achteruit denken

Ik zag ooit in de trein een stel. De vrouw was vreselijk aanhankelijk, en kwam op mij over als extreem klef. Ze gaf haar vriend zo om de tien, vijftien seconden een kusje op de borst en rustte in die tussenpozen met haar hoofd op zijn schouder. Had ze alleen de kusjes gegeven, dan was ik haar waarschijnlijk al vergeten. Maar ik kan me haar jaren later nog herinneren, omdat ze ook nog hardop zei hoe geweldig haar vriend was. Maar die zei geen boe of bah. Sterker nog: hij staarde recht voor zich uit, alsof het voor hem doodnormaal was. Dat voltooide voor mij de gedachte: dit is dus de clichévrouw die alles aan haar vent geweldig vindt en verliefd is op het idee van verliefd zijn. Dit ligt er zó dik bovenop… Zij is mijn kant-en-klare heldin voor in een romance waarin de vrouw zegt -en ook echt meent!-  dat ze haar wederhelft tot aan het eind van de wereld zou volgen, omdat het leven zonder hem niets meer voorstelt.

Maar ja, tot aan het einde van de wereld en terug, dat is zowel cliché als klef, dus dat gaat in een boek niet zo goed werken. Wat zou ik aan deze vrouw moeten veranderen om haar nog enigszins geloofwaardig te maken?

Wat voor mij het geheel tot een cliché maakte, waren het grote aantal kusjes dat de man kreeg, de sentimentele blik van de vrouw en het feit dat de man er zo onverschillig over was. Wilde ik hiervan een werkende scène voor een boek van maken, dan kon ik een van de drie dingen weglaten, of de tienpuntenschaal erbij pakken en die verminderen. Dan zou de vriend dus op haar avances in kunnen gaan, of op zijn minst terugpraten. Of het aantal kussen ging van een per vijftien seconden naar eens per vijf minuten. Ik kon ze ook verplaatsen naar een wat meer gangbare plek, zoals de wang.

Zo kun je door goed opletten, achteruit denken en door goed op te letten oefenen je clichés te verminderen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Dawid Kochman verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… natuur

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… natuur.

De natuur. Er zijn diehard fans van, anderen vinden het op zijn tijd leuk om een natuurgebied te bezoeken. Weer anderen geven ook daar niet zo veel om. Maar iemand die een uitgesproken hekel aan de natuur heeft, zal je niet snel tegenkomen. Dit tipartikel onderzoekt hoe dat komt en vertelt je hoe je dat gegeven kan gebruiken om de natuur echt uniek te omschrijven in je boek.   

Geitenwollensokkenpraat?

Klonken de titel en de eerste alinea als geitenwollensokkenpraat? Dat is niet zo gek. De definitie van natuur is: ‘alles op aarde wat niet door de mens is gemaakt’ maar we gebruiken het zelden zo. Neem gras. Dat is natuur, maar nemen we het woord ‘gras’ van in de mond als we het over ‘de natuur’ hebben? Vaker gaat het dan over die spectaculaire waterval die we aangapen, de verwoestende kracht van een vulkaan of het feit dat we de natuur moeten beschermen. In boeken is dat nog erger dan in het echte leven. Heb je een setting van een natuur? Dan leeft het elvenvolk daar vast mee in ultieme harmonie, of anders ontwikkelt de menselijke backpacker na het zien van die enorme bergteken een compleet nieuw perspectief op het leven.  
Zo wordt natuur bijna als vanzelf een cliché in boeken. Bekijk en observeer het eens vanuit een ander uitgangspunt. Dan schrijf je over indrukwekkende natuur, zonder dat het overkomt als geitenwollensokkenpraat.

Aanwezigheid van Leven

Laat de mens/ je personage eens helemaal buiten beschouwing in de definitie van de natuur: ‘de aanwezigheid van leven’. Dan kijk je er ineens heel anders naar. Veel dingen in de natuur leven namelijk, dus ook die minuscule grassprietjes. Maar wat doe je dan met de niet-levende dingen in de natuur, zoals indrukwekkende rotspartijen?
Hier komen we bij een bredere definitie aan van ‘aanwezigheid van leven’ die  goed bruikbaar is bij observeren en schrijven. Terug naar die backpacker, die zich helemaal verlicht voelt door de bergen. Anders gezegd: die voelt de aanwezigheid van leven. Niet in de biologische zin, maar in de verwondering en eerbied voor datgene wat hij ziet en wat dat met hem doet.
De natuur maakt die verwondering en eerbied bij mensen los. Dat kan je de Universele Aanwezigheid van het Leven -met hoofdletters, inderdaad-, noemen. Het gevoel dat er iets groters is dan onszelf. Dat gevoel is bij de een sneller aanwezig dan de ander. Ook voelt de een dat bij grote bergen, waar de ander het voelt bij kersenbloesems, de zee, bliksem,  jakobsladders, regenbogen, de zonsopgang… Toegegeven, Universele Aanwezigheid van het Leven klinkt nog steeds ontzettend geitenwollensokkenachtig, maar voor je observaties levert dat uitgangspunt een totaal ander resultaat op.

De natuur echt observeren en beschrijven

Als je iets uit de natuur observeert, van dat eenvoudige plukje gras tot de indrukwekkende bergteken, probeer dan eens te kijken waarin je die Aanwezigheid van Leven terug kan vinden. Dat zie je meestal door te kijken wat het doet ontstaan, of, iets simpeler: waarom het je aandacht of verwondering trekt.
Stel jezelf vragen als: hoe voelt of klinkt de wind? Waar hoor je beekjes kabbelen? Waar zie je tekenen van leven precies in terug? Hoe zien de kleuren van het wolkendek eruit nu de jakobsladder erop schijnt? Observeer de natuur in zulke details, ontleed die eens op die manier. Dan zal je merken dat je observaties vele malen indrukwekkender zijn of lezen dan wanneer je je toevlucht zoekt tot de grote, algemene beschrijvingen  als ‘onmetelijk krachtig’ ‘onbeschrijfelijk mooi’ of ‘ de Wijsheid van Moeder Aarde’ die sowieso met holle frases, clichés of geitenwollensokkenassociaties gepaard gaan.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Deze foto is van … Mij! Ik had ontzettende mazzel dat ik de Fujivulkaan zo kon fotograferen: het komt vaak voor dat je de top niet ziet, omdat die in mist is gehuld. Dat maakte het ‘aangaapeffect’ des te groter. Ik ben geen fotografe, maar ik hoop dat deze foto en de toelichting wel duidelijk maken wat ik met de Aanwezigheid van Leven bedoel 🙂

De observerende schrijver: Ik zie iets ontstaan

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets ontstaan.

Iets zien ontstaan klinkt vaak alsof je liefde ziet opbloeien, maar het kan veel meer betekenen. Wat het ook is, iets zien ontstaan kan zowel in een flits gebeuren als over langere tijd. Dat maakt het een lastig, maar interessant gegeven om te observeren. Want waar moet je op letten?

Wat zie je aankomen?

Voor een duidelijke afbakening van dit artikel: iets zien ontstaan is iets groters tussen mensen wat een nieuw plotpunt kan betekenen, of waardoor het plot verandert. Denk aan een nieuwe (liefdes)relatie, een ruzie of het plan om het roer om te gooien en in Canada tussen de grizzlyberen te gaan leven.
Iets zien gebeuren staat meer op zichzelf: je ziet gebeuren hoe iemand gaat botsen, of een woedeaanval of ingeving krijgt. Zelden heeft dat langetermijngevolgen. Als deze momenten uiteindelijk het plot moeten veranderen, let er dan op dat het vrij subtiele manieren blijven om te zaaien: het mag er niet te dik bovenop liggen.

Iets zien gebeuren

Iets zien gebeuren is dus van vrij korte duur, zowel letterlijk als figuurlijk. In enkele seconden observeer je hoe er een mentaal kwartje valt en zodra iemand dan om een mop kan lachen, is dat na enkele uren of zelfs minuten al niet belangrijk meer. Omdat het zo vliegensvlug gaat, is het dus ook moeilijk om te observeren: voor je het weet is het voorbij. Pak je opschrijfboekje en de afstandsbediening: films zijn een mooi middel om dit te oefenen. Je kan namelijk visueel zien hoe lichaamstaal eruit ziet, wanneer de mimiek verandert… En je kan onmiddellijk terugspoelen als je al dacht dat er iets ging gebeuren. Wat zag je dan? Je kan controleren of je eigen observaties kloppen. Let op dingen als:

  • mimiek en lichaamstaal van de personages
  • de muziek(soort) die wordt ingezet of juist stopt. In schrijven vertaalt dit zich naar sfeeromschrijvingen.
  • de camera: draait die weg of zoomt die in? Waarop? De schrijfvariant van een visuele camera is beslissen waar je in tekst de aandacht naartoe laat gaan.

Iets zien ontstaan

Als je iets ziet ontstaan, zie je in feite dat iets verandert. Je hebt als het ware een voor en na, waar je op dat moment tussenin zit. Je ziet twee van je vrienden verliefd worden op elkaar. Ze waren eerst vrienden (voor), straks zijn ze een stelletje (na). Iets zien ontstaan heeft dus een referentiekader nodig. Waarin verschilt wat was van wat gaat worden? Dat verschil, dat proces, is wat je kan observeren. In de strikte manier van observeren verschilt het niet zoveel met het observeren van wat je ziet gebeuren. Ook hier let je op lichaamstaal, mimiek, doen en laten, uitlatingen… Het grote verschil is dat je hier geen film voor zou hoeven kijken. Als het zo subtiel is dat je de terugspoelknop zou moeten gebruiken om er zeker van te zijn dat wat je observeert ook is gebeurd ook klopt, dan is het niet relevant genoeg om mee te nemen als waardevolle observatie. Als de schrijffase voor deze observaties aanbreekt, smeer je bevindingen dan uit over meerdere scènes en in grotere gebaren, zodat ze opvallen en het de lezer ook (op den duur) niet meer kan ontgaan dat er iets in gang is gezet.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Sandy Millar verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… verleiding

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… verleiding.

Verleiding komt in vele vormen. Sommige zijn zichtbaar, anderen wat minder. Maar je kan als je goed kijkt en oplet, altijd iets opmerken dat een beschrijving ervan extra levendig maakt.

Directe en zichtbare verleiding

Er zijn verleidingen die direct en zichtbaar zijn. Denk aan een flirterig persoon. Wat doet die? En hoe reageert de ontvanger? En bij die geur van lekkere – ho stop, ik ben op dieet! – zal je merken dat iemand nog met een schuin oog naar het eetstalletje kijkt. Of in gedachten toch even de calorieën natelt: misschien mag het toch wel…

Kijk bij directe en zichtbare verleiding vooral naar lichaamstaal. Maar vergeet dus niet om een beetje verder te denken: iemand die maar blijft kijken naar het verleidende object of de sexy persoon, waar denkt die nog meer aan? Seks? Dat zie je anders op het gezicht terug dan wanneer iemand de calorieën van een oliebol aan het nagaan is. Dat is een lichte blos versus een geïrriteerde of geconcentreerde uitdrukking wanneer de calorieën van de oliebol in het dieet worden gepast.
Anders gezegd: verleiding zie je vanuit het punt van observeren eerder als gevolg dan als oorzaak: er gaat een gedachte aan vooraf. Let er eens op of je kan zien wanneer de gedachte die aanleiding geeft tot verleiding uit het hoofd van de ander is. Wanneer verdwijnt dat blosje en wanneer loopt iemand resoluut weg van de oliebollenkraam om vervolgens op de telefoon te gaan tikken?

In een boek kan je dat helpen om (in tijden van verleiding) een goede scèneovergang te schrijven.

Directe maar verscholen verleiding

Directe en verscholen verleiding: reclame. Oftewel: de verleiding om iets te kopen, je bij een vereniging aan te sluiten… Misschien koop je niet meteen de telefoon van merk A na het zien van die poster in het bushokje, maar je denkt minder snel aan merk B als je een week later toch een nieuw toestel wil aanschaffen. Deze verleiding wordt van buitenaf opgelegd met één specifiek doel. Kijk de volgende keer dat je in de winkelstraat bent eens hoe je deze ‘verscholen verleiding’ kan opmerken. Die outfit van de paspop, bijvoorbeeld. Die is leuk! Toch even de winkel in lopen om te kijken of de paspopoutfit betaalbaar is.
Gebruik deze observaties als je trucjes wil hebben die je personage moeten afleiden, overhalen of zelfs voor de gek moeten houden. Vergeet ook vooral niet om op te schrijven wat het ‘m doet. Kleuren, lichtinval, valse beloftes, leuke woordspelingen, slimme associaties…

Onzichtbare verleiding

Om uitgerekend vrijdag kwart voor vijf komt je baas aan met een dik document om door te lezen. Stik erin, jij gaat het laatste kwartier spelletjes doen op je telefoon, ook al krijg je een uitbrander als je wordt betrapt.
Dit soort verleiding is niet visueel zichtbaar, maar wel in gedrag. Als je mensen dingen ziet doen die op dit ‘verleidingsgedrag’ duiden, schrijf dan op wat de mogelijke gevolgen zijn en in hoeverre ze zich daar (deze keer) iets of juist niets van aantrekken. Gebeurt dit vaker, of juist niet? Is je personage een waaghals of juist erg voorzichtig? Als je op deze manier de factoren van dit soort verleidingen in kaart brengt, is dat nuttig voor je verhaal. Hoe weegt je held oorzaak en gevolg af? Moet je je personage afremmen of juist een schop geven om het plot op gang te houden? En aan welke factor kan je sleutelen om je held zover te krijgen om iets (anders) te doen?

Kortom: voor wat voor verleidingen is je personage gevoelig? Als je dat weet, kan je het plot erop aanpassen.

Dit artikel verscheen eerder op Schijven Online.

Foto door Ulysse Pointcheval verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… kinderlijke onschuld

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… kinderlijke onschuld.

Kinderlijke onschuld is heel zuiver. Het is een ongecompliceerde uiting van de aanwezigheid van iets goeds. In een wereld vol ellende, of in een volwassen leven waar verantwoordelijkheden of ja-maars iets leuks soms kunnen overschaduwen, is het goed om eens uit te kijken naar onschuld. Dat helpt je wanneer je een scène met jonge kinderen gaat schrijven, of wanneer er in je verhaal even niets dan goeds is.

De volwassen wereld

De reden dat kinderen zo onschuldig zijn komt omdat ze nog niet alles van de wereld begrijpen en daardoor nog naïef zijn. Volwassenen daarentegen kunnen niet anders dan de ‘volledige waarheid’ meenemen in hun wereldbeeld. Dat resulteert niet altijd in een pessimistische levenshouding. Het zit al in het verschil tussen het kind dat zegt: “Jippie, snoepjes!” en de volwassene die erachteraan denkt: maar te veel snoepjes zijn niet goed voor je. Waar het kind alléén maar een traktatie ziet, ziet de volwassene óók de limieten die eraan kleven, wil het niet tot uiteindelijke ellende leiden.

De wereld van een kind

Als je een Junior van zes jaar of jonger in huis of in je omgeving hebt, of werkt met kinderen van die leeftijd, let er dan eens op wat die nog niet weten, of waar die zich nog niet druk om hoeven te maken.
“Ik wil cadeautjes!”
“Maar dat kan ik niet iedere week betalen, lieverd…”

“Sinterklaas is langs geweest!”
Sinterklaas? Ja, ja… Tegelijkertijd: maakt Junior dat iets uit? Waarschijnlijk niet, want die heeft mooie cadeautjes. Hoera!

Oftewel: kijk eens wanneer en waarbij Junior niet vérder nadenkt, zich iets afvraagt of snapt hoe oorzaak en gevolg soms in elkaar steken, zoals in het voorbeeld met de cadeaus. Je kan niet iedere week cadeaus kopen, want dat is te duur. Waar Juniors ‘denkvermogen’ ophoudt, bevindt zich een beleving in het hier en nu van heel zuivere blijdschap. Als je ooit een scène schrijft waarin het moment perfect is, helpt het om aan Juniors wereldbeeld te denken. Om het moment dat extra gewicht te kunnen geven, kan je tussen de regels door ook schrijven wat er níet is, zoals ja-maars, zorgen of uitputting. Zo krijgt dat mooie moment als vanzelf meer gewicht, of het nu gaat om romantiek, blijdschap, opluchting, of … Zo wordt een citaat als: ‘de mooiste dag van mijn leven’  minder snel een holle frase.

Junior doet het gewoon

In moeilijke tijden denken volwassenen vaak na over wat gepast is. Omdat kinderen nog niet altijd weten de situatie vraagt of überhaupt nog geen besef hebben van sociale regels, zie je in dat soort situaties vaak ook kinderlijke onschuld terug.
Is een familielid overleden? Junior zegt gewoon dat opa wordt gemist, waar volwassenen dat vaker voor zich houden, uit angst emotioneel over te komen of bij anderen pas geheelde rouwwonden weer open te rijten. En als er iemand een knuffel nodig heeft, geeft een kind die gewoon, ook al weet het niet hoe diep dat verdriet gaat. Het bedenkt zich ook niet of er misschien geen verdriet speelt, maar eerder onderliggende jaloezie, of woede, of…
Sociale regels? Ammehoela! Als jij een knuffel nodig hebt, geeft Junior je die een.

Een gebrek aan een rem of maling hebben aan alles is goed bij kinderen af te kijken. Let er eens op hoe de ‘basisbeleving’ eruit ziet, zonder je meteen druk te maken hoe zich dat vertaalt naar latere plotpunt ‘de draak verslaan’ of ‘het roer compleet omgooien’. Observeren begint met opmerken hoe iets er in de basis uitziet, iets uitwerken of groter maken is iets voor later.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door MI PHAM verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets doms

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets doms.

Dom versus onhandig

Iedereen heeft talenten en zwakheden. Maar alleen omdat je eindeloos verdwaalt, zelfs met een navigatiesysteem, maakt je niet dom. Dan ben je gewoon erg slecht in navigeren. In dat opzicht kan je alleen dom doen, niet dom zijn. Domme dingen zijn ook acties waarvan iedereen, ongeacht talenten en zwakheden kan zeggen: “Je had beter moeten weten.” of “Dat is gewoon vreselijk onhandig.” In het ergste geval: “Dat slaat gewoon nergens op.”
Denk aan: al append tegen een lantaarnpaal aanlopen, douchen met je kleren nog aan of uren liggen zonnen zonder jezelf in te smeren.

Dan is er nog ‘onhandig’: iets proberen op te lossen op een niet zo efficiënte manier.  Maar dat is niet hetzelfde als dom: iets doms is op voorhand al hopeloos, iets onhandigs betreft de manier wanneer je iets probeert te verhelpen. Dat hoeft niet uit iets doms voort te komen. Denk aan je vastgrijpen aan iets dat loszit op het moment dat je dreigt te vallen. Niet handig, maar het loszittende voorwerp is geen oorzaak van het feit dat je alsnog zal vallen.

Een land vol domme mensen?

Als je in het openbaar mensen observeert, zal je merken dat ze soms onhandig zijn. Tijdens de spits in de trein is het niet handig om je als instapper jezelf al naar binnen te wurmen voordat de uitstappers de trein hebben verlaten. En die mensen die bij het pas bij het afrekenen bedenken dat ze hun portemonnee uit de diepste krochten van  de tas moeten grabbelen… Maar dat zijn dus geen domme, maar eerder onhandige mensen. Als je de volgende keer mensen observeert, let daar dan eens op. Dan zal je ook zien dat als iemand meerdere keren achter elkaar iets onhandigs doet, dat kan resulteren iets doms. Als een soort laatste wanhoopsdaad om die cirkel van wanhoop te doorbreken, gebeurt er dan onbedoeld alsnog.

Voel je je dom?

Als je iets onhandigs doet of onhandig of niet slim overkomt, bereik je daar je gewenste doel niet mee. Dat roept een vervelende emotie op. Denk aan ongeduld, verhoogde stress, woede of machteloosheid. Als die onhandige actie maar vervelend genoeg is en de bijbehorende emotie sterk genoeg, kan je gaan denken dat je dom bent. Schrijf je over een personage dat door anderen dom wordt genoemd of wat in bepaalde situaties altijd erg onhandig is, kijk dan eens of je kan ontdekken welke van deze emoties er meespelen. Hiervoor is het handig om bij meerdere mensen te observeren en te spieken. Valt je het bijvoorbeeld op dat mensen eerder verdrietig worden als ze niet slim genoeg zijn en eerder boos worden als ze voor domme klungel worden uitgemaakt?  Dat maakt een heel groot verschil in hoe ze overkomen en wie ze als persoon zijn.

Volgens het cliché is een dom personage net Goofy: niet al te snugger, maar wel een aandoenlijk iemand die alle zorgen weglacht. Of juist iemand die erg gepest wordt en daardoor terneergeslagen en vriendeloos is. Kijk eens anders naar het woord dom. Als je het kan doen, maar niet kan zijn en je een heel scala aan emoties hebt om uit te putten om een personage mee uit te werken, zullen je personages en daarmee je verhaal een stuk origineler worden.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Will Myers verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… een verlaten huis

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een verlaten huis. 

De trope van het verlaten huis

Een verlaten huis is een dankbaar inspiratiemiddel in schrijversland. Hoe vaak was dat in romantische verhalen al de uitvalsbasis voor de eerste nacht samen van verboden liefdes? En het lijkt bijna wettelijk vastgelegd dat in horrorverhalen dáár alle ellende plaatsvindt.
Deze trope van het verhalen huis is zo sterk dat je als schrijver bijna niet anders kan dan het verlaten huis als decor voor een van deze verhalen zien.

Het voordeel van het verlaten huis als trope

Het voordeel van het verlaten huis – of een andere trope die net zulke sterke associaties heeft – is dat je als vanzelf verder gaat denken dan wat je feitelijk ziet. Dat kan in plaats van een enkele opmerking meteen een compleet verhaal opleveren. Als je een horrorverhaal schrijft en je het huis ziet staan, denk je niet meer na of daar iets gruwelijks gaat gebeuren, dat spreekt dan voor zich. In plaats daarvan kan je je wat meer op de unieke details concentreren. Die dichtgespijkerde ramen, bijvoorbeeld: hoeveel ruimte zit daartussen? Kunnen daar alleen knaagdieren tussendoor kruipen, of kan een kind zich daar (met wat moeite) ook tussendoor wringen?  Dat verschil levert heel andere verhalen op.

Het nadeel van het verlaten huis als trope

Het nadeel van zo’n kant-en-klare ‘observatietrope’ is precies de andere kant van de medaille: je ziet gewoon niets anders meer dan dat huis waar verliefde stelletjes, of moordenaars met de kettingzaag zich verschuilen. Observeren is in dit geval niet veel anders dan wanneer de trope in je voordeel werkt: zoek naar details. Maar in dit geval zoek je details die niet bij het clichébeeld van de trope aansluiten. Het verlaten huis dat je voor je ziet, is waarschijnlijk een krakkemikkige bouwval die bestaat uit rottend hout. Dat verlaten huis of winkelpand dat je in je dorp of stad ziet, zal er niet zó erg aan toe zijn. Misschien is het nog maar net leeg en verkeert het in zeer goede staat. Als er geen kapotgeslagen ruiten zijn, waaraan zie je dan wel dat het huis wat langer leegstaat? Komt er al wekenlang niemand binnen? Zie je een laagje stof op de vensterbank?
Probeer zo te ontdekken wat je daadwerkelijk ziet, in plaats van wat je meteen voor een verhaal kan of moet gebruiken.

Wat voor details schrijf je op bij een observatietrope?

Zoals altijd bij observeren kan je ook bij een observatietrope noteren wat je opvalt. Maar omdat je net iets meer moet nadenken waaróm je iets opmerkt – vanuit automatisme of omdat je juist wat meer nadenkt –  is het verstandig om ook op te schrijven hoe je tot die observatie bent gekomen. Schrijf bijvoorbeeld op: ‘dit verlaten huis had een hele mooie gevelversiering. Hij was bovendien ook nog erg goed onderhouden. Hoewel het huis verlaten was en het daardoor een wat trieste aanblik gaf, had de gevelversiering de indruk kunnen geven dat er nog altijd een welgestelde familie woont.’

Op deze manier kan je iets van een algemene trope en een realistisch en bruikbaar detail combineren tot een uniek geheel. Dat vormt vast en zeker een mooie basis voor een decor in je verhaal!

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jonathan Lowe verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie… iets walgelijks

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets walgelijks. 

Wat voor walgelijks?

Walgelijk is een woord dat je in meerdere contexten kan gebruiken, maar dat per context erg anders is. Walgelijk eten is bijvoorbeeld voedsel waarvan je over je nek gaat. Die actie is toch weer net iets anders dan walgen bij het zien van een vreselijke (ongepaste) kledingstijl. Om nog maar te zwijgen over walgelijke normen en waarden die iemand heeft. Of een walgelijke actie.
Walgelijk is dus een groter begrip dan je in eerste instantie misschien denkt; het gaat verder dan het meer bepekte ‘vies’ of ‘smerig’.

Wat maakt het walgelijk?

Als je opmerkt dat je iets walgelijk vindt, is het belangrijk om te bedenken wat het walgelijk maakt. Om te beginnen kan je daar synoniemen voor gebruiken, om zo categorieën te kunnen maken, bijvoorbeeld:

Vies = niet schoon of lekker
Wansmaak = slechte smaak betreft (kleding)stijl
Afstotelijk = vreselijke moralen
Afgrijselijk = vreselijke daden

Zo heb je al een belangrijk begin gemaakt: niet iedere walging geeft eenzelfde zintuigelijke neiging. Bij een vieze geur knijp je je neus dicht, maar je kijkt weg bij wansmaak. Dat is de volgende stap: schrijf op welke zintuigen er worden betrokken bij iets walgelijks en hoe je die vervolgens probeert te besparen van het walgelijke dat ze registeren.

Niet iedere walging brengt een zintuigelijke reactie met zich mee. Maar je voelt het wel altijd ergens in je lijf. Denk aan rillingen over je rug van kwade verontwaardiging, buikpijn van plaatsvervangende vernedering, enzovoorts. Vergeet ook deze observaties niet als je walging in meer detail op gaat schrijven.

Actie-reactie bij walging

Wat de bron van de walging ook is, de zuivere eerste reactie is altijd hetzelfde: weg ermee! Met dat ziekmakende eten, dat vreselijke gedrag in het openbaar, of de vreselijke politicus die ons land met díe waarden zou representeren… Walging is zodanig heftig dat het altijd een ‘weg-ermee’-reactie met zich meebrengt. Bepaal welk cijfer de walging op een tienpuntenschaal van ‘weg ermee!’ verdient. Soms volstaat iets relatief kleins, de andere keren is de walging groter. Denk aan verschillen als:
“Bah, die politicus en zijn walgelijke kop, ik leg de krant met zijn foto erop weg.” en “Die politicus met zijn walgelijke waarden moet worden afgezet: ik ga demonsteren!” of wegkijken als iemand wordt uitgescholden of juist met de pestkop op de vuist gaan. Er is geen goed en fout hiervoor, dat hangt voornamelijk af van hoe je personage op dat walgelijk iets reageert. Hou wel goed in de gaten dat hoe groter dat cijfer op de tienpuntenschaal wordt, hoe belangrijk die (onderliggende) walging wordt voor het verhaal als geheel. Het zou raar zijn als je de eerdergenoemde demonstrant in een scène laat verschijnen, om dan die walgelijke moralen in de rest van het verhaal op de achtergrond te schuiven. Het is niet uitgesloten dat het onderwerp van de walging een verhaalthema of het centrale conflict vormt als het hoog scoort op een tienpuntenschaal.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto van Tom Staziker verkregen via Pixabay.