De observerende schrijver: ik zie het licht

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie het licht.

‘Ik heb het licht gezien’

‘En dus ga ik het roer helemaal omgooien!’  Als dat gebeurt, kan dat op twee manieren: het is een ware aha-erlebnis, of iemand wil er wel helemaal voor gaan, maar broedt nog op de manier waarop dat het slimste is om te doen. Of dat nu gaat om de vliegtickets naar het paradijs nog even te vergelijken voordat je boekt, of dat je eerst eens bedenkt waarom je juist in Bali je geluk wil beproeven, als je denkt dat in ook Griekenland te kunnen.  Hoe dan ook: het licht is gezien, het besluit genomen. Maar waar zie je dat aan?

Volle overtuiging

Iemand die het licht heeft gezien, op wat voor manier dan ook, is overtuigd. Heel erg overtuigd. Met dit doel voor ogen weet diegene:

  • ‘dit ga ik hoe dan ook doen!’
  • ineens veel, zo niet alles over dit onderwerp
  • niet van ophouden over het heiligverklaarde besluit
  • niet waar diegene alle energie die vrijkomt, kwijt moet

Hoewel dit eenheidsworst lijkt, hoeft dat niet zo te zijn. Zo kan ‘je energie niet kwijt kunnen’ betekenen dat je op en neer stuitert, maar ook dat je om de haverklap opstaat van je bureaustoel. Kijk eens of je de nuanceverschillen in die overtuiging kan zien en houd je ogen open voor nog meer tekenen ervan. 

De donkere kant van het licht zien

Te veel van het goede is een ding, en dat geldt ook voor iemand die het roer om wil gooien, of een andere heilige overtuiging heeft gekregen. Zo kan dat licht wat je hebt gezien ook donkere kanten krijgen. Zo kan iemand bijvoorbeeld:

  • definitief (Oost- Indisch) doof woorden voor de raad of meningen van anderen
  • irrationeel worden
  • relaties verliezen, omdat die worden verwaarloosd

Waar een aha-erlebnis vrij abrupt kan gaan, is die donkere kant van het licht zien, altijd een proces. Daar moeten kleine veranderingen voor gebeuren. Wees alert op momenten waarvan je denkt: ‘Hè? Sinds wanneer denkt of zegt deze persoon zoiets?’  Maar net als met de momenten waarop je beschrijft je personage het licht ziet, moet je daar subtiel mee omgaan.

Plotseling schrijven in een boek

Een verandering van overtuiging of gedrag kan in het echte leven plotseling lijken, maar in een boek kom je daar niet mee weg, want dan valt het uit de lucht. Zorg ervoor dat je lezer op zijn minst duidelijk heeft dat Harold altijd al een stiekeme drang naar avontuur had als hij plotseling naar Bali wil verhuizen. Of dat Greta andersdenkenden eerst rustig afwimpelt, voordat ze hen definitief uitscheldt voor onwetende boeren die nooit iets van de wereld zullen begrijpen als ze nooit van hun leven de supermoderne megasteden in Azië zullen zien.

Iets plotselings schrijven is in een boek al snel een acht of negen op een tienpuntschaal. Probeer waar je kan dat te vermijden door dit soort subtiele observaties in je tekst mee te verwerken. Tenzij je aan een plottwist werkt, natuurlijk. Maar ook dan geldt: choqueren mag nooit het voornaamste doel zijn van een plottwist.  Dat is een recept voor mislukking. 

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Dyu – Ha verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… een foto

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een foto.

Een foto zegt meer dan duizend woorden. Laat duizend woorden nu een mooi woordenaantal zijn voor een compleet verhaal! Met een foto kan je als schrijver altijd wel iets. Hoewel je bij iedere foto wel iets kan bedenken, sluiten deze tips het beste aan bij foto’s waar mensen op staan.

Wat zie je op de foto?

Het is een open deur intrappen, maar kijk eerst eens echt goed naar wat je op de foto ziet. Daarbij kan je zowel oppervlakkig kijken, als wat meer specifiek nadenken over wat je ziet: ‘Het meisje in het zwembad lacht en heeft een roze badpak aan. Op de achtergrond drijft een opblaasflamingo.’ Dat is feitelijk, maar ook dan kan je wat meer nadenken zonder meteen een verhaal daarbij te hoeven verzinnen:
‘De lach van het meisje is meer geposeerd dan spontaan.’
‘Roze staat dat meisje helemaal niet zo mooi.’
Met observeren komen er vaak ook bepaalde interpretaties of meningen kijken. Het is goed om je er bewust van te zijn dat dat ook gebeurt.

Wat is het verhaal achter de foto?

Of je dit nu weet of verzint bij een foto, de ware inspiratie zit natuurlijk in het verhaal achter de foto. Dit is een heel interessante oefening, omdat je hier door de ‘context van aannames’ kan worden geholpen: ‘Deze jongen is zo aan het schaterlachen op deze foto met zijn vader: de twee kunnen goed met elkaar overweg en papa heeft zonet een leuke grap verteld.’ Niets is feitelijk vast te stellen, maar de kans dat je in de buurt zit met je aannames is groot. Schrijf op wat je ziet, maar ook vooral wat je opvalt: ‘Sinds wanneer is het zo dat als ik vader en zoon zie lachen, ik twee gedachtesprongen verder heb ingevuld dat zusje buiten het zicht een ijsje is gaan halen?’ Het maakt niet uit hoe gek of onlogisch die gedachtesprongen zijn. Je kan er vast een leuke scène van maken, voor later in je boek.

Soms komt dat ‘sinds wanneer…?’ op de voorgrond. Door een eenvoudig detail vergeet je de rest van de foto, maar komt er wel een volledig verhaal achter de foto uit. Ook al heeft dat niets meer met de foto zelf te maken, schrijf het op!  Als je schrijft, komen er vaker van die momenten waarvan je niet weet hoe je op een gedachte komt. Maar als die waardevol is, maakt de bron van de inspiratie niet meer uit: gewoon gebruiken!
‘Hier staan mensen te wachten bij de snackbar. Hé, die man heeft dezelfde jas als ik! Verdorie, en ik dacht nog wel dat ik een unieke jas had gevonden… Wat voor type zou die man zijn? Iemand als ik, die lekker expressief is, of juist iemand die iets opvallends aantrekt om maar aandacht te krijgen? Vast dat laatste: z’n kop staat me niet aan. Hij lijkt me iemand de hele week klaagt omdat zijn vrouw hem er één keer op uit heeft gestuurd om de frietjes te halen. Als hij straks thuis komt, dan zal hij wel weer zeuren. Wat zal zijn arme vrouw zeggen?’ Voilà, een scène in wording!

De fotograaf

Kan je bedenken wat de fotograaf deed op het moment van het maken van de foto?
Was die totaal niet aan het nadenken, omdat de zoveelste dronken groepsfoto moest worden gemaakt? Of was het juist een beroeps die bezig was met de lichtinval en compositie? Wat wilde de fotograaf met het maken van de foto wilde vastleggen? Is dat gelukt, of niet?

Een foto zegt inderdaad vaak meer dan duizend woorden, maak daar dan ook op vele, zo niet ook op diezelfde spreekwoordelijke ‘duizend’ manieren gebruik van.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kristyna Squared.one via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… ruzie

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… ruzie.

Kies voor deze observatieoefening een film uit die je al gezien hebt en waar een ruzie in voorkomt. Zo weet je wat er komen gaat in het plot en ken je de personages al. We gaan namelijk kijken naar een ruzie en wat je daarvan kan leren over de personages en het plotverloop.        

De slechtst mogelijke ruzie

In het echte leven is de slechtst mogelijke ruzie er een waar er serieus geweld bij wordt gepleegd, maar in een boek is dat een ruzie waarin je niets méér leert over het plot, of de denkwijze van de personages die de ruzie hebben. Een welles-nietesdiscussie is dus om twee redenen vervelend. Net zoals in het echt gaat het maar heen en weer, maar bovendien kom je dus niet te weten of Ron kwaad is op Olga omdat zijn ego wordt gekrenkt, of juist omdat hij zich niet genoeg voelt op het moment dat het een heen en weer is van: “Je hebt een slechte baan!”
“Niet waar!”
“Echt wel!”
Zo leer je Ron – en Olga – niet beter kennen en heb je ook niets om het plot op voort te bouwen. Een opgeblazen ego en een gebrek aan zelfvertrouwen geven een compleet andere invulling daarvan.  

Een personage in de ruzie

Een personage kiest in een ruzie een bepaalde manier van aanvallen of verdedigen. Kijk of je kan zien of er een ‘stijl’ is die bij het personage past. Zo kan een boekenworm proberen door hoogdravende taal de minder slimme vijand zich dom te laten voelen door met lastige woorden en beledigingen te gaan strooien. En de spierbundel zal zichzelf fysiek schrap zetten, al is het maar omdat dat er dreigend uitziet. In een ruzie staat er ook altijd iets op het spel. Wat is dat op dit moment voor de ruziënde personages?  En hebben ze dat zelf door? Probeer in te schatten wat de vijand zou moeten zeggen – misschien doet die dat ook – om het absolute pijnpunt te raken: “Niemand zou je missen.’” “Jij hebt nooit iets goeds gedaan.” Dat soort harde opmerkingen. Dat geeft een goed beeld van de grootste angst van je personage. De kans is groot dat daar daarna aandacht aan besteed wordt, als een nieuw obstakel in de heldenreis. Let op zo’n moment ook goed op de lichaamstaal van een personage. Doe je voordeel met dit visuele medium en kijk hoe je kan beschrijven wat een personage op dat vlak zoal doet als die een mentaal harde klap krijgt.

Het plotpunt en de ruzie

Iedere ruzie die in een boek of een film zijn naam waard is, stuurt het plot dus een andere kant op, of zorgt ervoor dat het vaart blijft houden. Schrijf eens op waaraan je kan zien of waarom je denkt dat juist nu en ook juist deze ruzie aan de gang is. Moesten de eeuwige tortelduifjes ook eens ruziën om hun romance niet te suikerzoet te maken? Het is wel handig als dat vóór de verloving gebeurt: “Je ként me nauwelijks, het enige wat je echt weet, is dat je me knap vindt!”

De ruzie over de bijdrage in het huishouden komt ook op een narratief goed moment als er achterstallige rekeningen betaald moeten worden en de wederhelft juist de dag ervoor in de lappenmand terecht is gekomen.
Niet alleen gebeurt er dan voldoende om het verhaal in de traditionele zin van het woord spannend te houden – hoe gaan ze zich uit dit lastige parket redden? – , het geeft ook aan dat er iets gaat gebeuren dat de lezer of kijker nieuwsgierig maakt naar de verdere verloop van het plot.  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto van Afif Ramdhasuma verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: ik zie… twijfel

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… twijfel.     

Een ijsje of een stroopwafel? Soms kom je op het idee van een stroopwafelijsje, maar andere keren moet je kiezen tussen een aantal vaststaande mogelijkheden en kan de twijfel toeslaan.  Die twijfel kan van korte duur zijn; over een toetje denk je geen week na. Andere keren kan twijfel je een leven lang achtervolgen: ‘Wat als…’ ‘Had ik maar…’ ‘Zal ik toch maar?’  Kortom: twijfel is van korte of lange duur. En als je die goed observeert, kan je een soms tekenende karaktereigenschap van je personage goed neerzetten.

De truc voor de korte twijfel

Nog een keer naar de vraag: ‘Een ijsje of een stroopwafel?’ Voor dit soort kortere en onschuldige twijfels zijn er trucjes om makkelijker de knoop door te hakken.
Denk aan: de smaak in je mond alvast ‘voorproeven’ en zo bedenken waar je het meest zin in hebt. Of je denkt wat meer pragmatisch wat de goedkoopste optie is. Je had jezelf beloofd deze week op de uitgaven te letten.  Ook kan je kleine zusje naast je staan, die gek is op stroopwafels. Dan kies je daarvoor, zodat je makkelijker kan delen.

Bedenk eens of je personage ook zo’n manier heeft om makkelijker te beslissen. Of gaat het juist af op onderbuikgevoel, of tost het een munt?  Wat je ook te weten komt, het kan een aantal zaken over je personage verklappen. Hoe bijgelovig het is, intuïtief, sociaal of pragmatisch. Dat kan je helpen bepalen of, hoe, wanneer of in wat voor situaties je held in de spreekwoordelijk zeven sloten tegelijk loopt. Dat is een goede manier om het proces van vallen en opstaan invulling te geven en de spanningsboog te bepalen. Houd je ogen natuurlijk ook open als je nog een andere ‘twijfeltruc’ ziet.

Twijfel in de houding

Ongeacht wat de beslissing wordt, twijfel kan je ook aan lichaamstaal zien. Het gezicht raakt een beetje verwrongen. Dat is misschien wel het duidelijkste signaal. Maar let ook eens op kleine maniertjes als heen en weer wiegen of op de tafel tikken. Schrijf alles op wat je ziet, dan kan je later makkelijk een paar van deze maniertjes aan je personage meegeven en het zo uniek maken.  

De serieuze twijfel

Natuurlijk zijn er ook momenten waarop de twijfel langer aanhoudt. Dan is de beslissing belangrijker, bedenkt je personage eindeloze ja-maren of speelt er een duivels dilemma.  Op de momenten dat zo’n beslissing wordt genomen is het belangrijk om de eerdere maniertjes rondom twijfel die je personage heeft mee te nemen. Dat is een goede show, don’t tell.  Maar belangrijker is dat je voorwerk doet. Wat heeft het gedaan, doet het, of gaat het doen met het personage dat het zo twijfelt en/ of deze beslissing neemt? Dat heeft ongetwijfeld grote invloed op diens doen en laten, of het algehele plot.

Als er zo’n grote twijfel of beslissing in je verhaal voor gaat komen, wees dan niet bang om even de tijd te nemen om voor personagepsycholoog te spelen. Kijk in de personagebiografie van je personage wat er van invloed is. En spiek gerust een beetje bij mensen welke afwegingen die maken en welke moralen er dan meespelen. Of hoe zenuwachtig ze al dan niet worden als ze flink aan het twijfelen worden gebracht.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jonathan Cosens Photography verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie gewenning

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… gewenning.     

Als je iets voor de eerste keer ziet, of net nieuw hebt gekocht, is dat nieuwe erg leuk, speciaal, mooi of spannend. Maar na verloop van tijd gaat die nieuwigheid weg. Dan is de kans groot dat het even gewoontjes wordt als zoveel dingen in het leven. Of dat nu een nieuwe broek, een mooi uitzicht of een interessante nieuwe hobby is, de eerste ‘glans van nieuwigheid’ gaat er na een bepaalde tijd van af. In dit artikel schrijf ik niet over dat andere uiterste, de sleur. Het gaat over dat moment dat het speciale gewoon wordt of geworden is. 

De eerste nieuwe kriebels

Als iets nieuw en leuk is, dan krijg je daar fijne kriebels van: “Ja, déze broek staat me echt goed!” “Wauw, even genieten van dit unieke uitzicht, hoor!”
Als eerst komt er besef: je merkt op dat het nieuwe iets heeft wat al het andere dat je hebt of kent niet heeft. Van de perfecte pasvorm tot een uitzicht op een vulkaan met een meer ertussen. 
Vervolgens komt een moment van ‘acuut genieten’. Je voelt je niet meer dik in deze nieuwe broek, of je gaat elke hoek van die prachtige kathedraal eens beter bekijken. “Hé kijk, daar zijn engelen te zien en daar juist waterspuwers!”

In de ‘nieuwe kriebelfase’ kan je zonder limiet genieten van dat wat het nieuwe je brengt. Al is het maar omdat je steeds iets nieuws ontdekt, zoals aan de andere kant van de kathedraal.

Vertrouwde herkenning

Als je al bekender met iets bent, is iets niet meer nieuw, maar wel vertrouwd. “Ik ga in die hoek staan voor het beste uitzicht op het meer.’”
“Ik weet precies waar ik mijn favoriete engel op de kathedraal kan vinden.” De verwondering is er nog steeds, maar het nieuwe is er wel van af.

Gewenning

Dan is daar het moment waarop die fijne broek weer net zo vervelend zit als alle andere, of je niet eens meer kijkt naar de details van de kathedraal en er misschien zelfs aan voorbij loopt. Het is gewoon geworden. Niet per se vervelend of stom, maar je bent er aan gewend geraakt.
Precies die reden dat Japanners die in de buurt wonen van Mount Fuji wonen, daar niet meer warm of koud worden of lokale Amerikaanse forenzen niet meer uit het raampje van de trein kijken zodra die een gletsjervulkaan passeert.

Gewenning zien gebeuren—het verhaaltempo

Koop iets nieuws wat je leuk vindt en speciaal is. Of ga eens naar een deel van de stad waar je normaalgesproken niet komt en ga daar dagelijks, of wekelijks, een blokje om: maak van iets nieuws een gewoonte. Houd een klein dagboekje bij waarin je opschrijft wat en waarom je iets nog steeds of niet meer speciaal vindt. Zo zie je gewenning ontstaan.  

Dat observatievermogen is handig voor het bewaken van het tempo van een tekst en de beleving van je hoofdpersonages. Ook zij raken aan zaken gewend. Waar zij eerst nog ondersteboven zijn dat ze in een kasteel studeren, zijn ze halverwege het studiejaar meer bezig met mopperen over de aankomende examens dan met de historie en pracht van het slot.

In het begin zal je dus veel sfeeromschrijving en details van dat kasteel schrijven, waar het daarna op de achtergrond raakt en het plot meer de ruimte krijgt. Als je het moment van gewenning (beter) kan bepalen, kan je niet alleen vloeiender van onderwerp veranderen, maar ook de observaties en belevingen van je personage meenemen. Zo leert je lezer je personage op een natuurlijke manier beter kennen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Afbeelding van Priscilla Du Preez 🇨🇦 verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… een AI- gegenereerde tekst

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… AI-gegenereerde tekst.     

Gebruik je AI al vaak of nog helemaal niet? Binnen enkele seconden krijg je antwoorden op je vragen of wordt er een tekst voor je geschreven. Er is een hele discussie over het hoe of wat rondom het gebruik van AI. Daar gaan we niet ethisch op in; ik wil je schrijfinzicht vergroten. Het uitgangspunt dat in dit artikel wordt gebruikt: AI is zielloos. Kun je dat uit de tekst opmaken?

Even snel opzoeken

AI kan je heel direct en specifiek antwoord geven waar je eerder nog antwoord van verschillende websites op een rij moest zetten. ‘Wat zijn de vijf leukste historische uitjes in Amsterdam?’  Je hoeft niet langer alle uitjessites te doorspitten – deze uitjes zijn shows en restaurants, niet historisch!-. Het antwoord wordt onmiddellijk uitgespuugd, inclusief iets afsluitends en beleefds als: ‘ wil je meer uitjes in Amsterdam, laat het me gerust weten’. Alsof er een mens tegen je praat.

Hier start het observatie-experiment: praat terug tegen het zielloze programma dat AI is. Als je geholpen wordt door een mens, ga je na die niet afsnauwen met: “nee, sufkop, meer vroeg ik toch niet?” Doe dat nu eens wel en rek dat ‘gesprek’ ook nog wat verder.  Wanneer merk je aan de respons van de AI dat het menselijke stuk eruit gaat? Schrijf eens op wat je opvalt en wanneer dat precies gebeurt.

Waarschijnlijk ga je opmerken dat AI in zijn respons vastloopt in een patroon van vrij letterlijk tot letterlijk hetzelfde herhalen. Niet zoals mensen dat  doen, omdat ze niet weten wat ze anders moeten zeggen, maar in de meer mechanische, taalkundige manier van het woord. De zinsstructuren zijn of blijven grofweg hetzelfde: een deel van jouw vraag wordt herhaald, er wordt een antwoord gegeven en weer een afsluitend aanbod gegeven dat je altijd een vraag mag stellen.

Anders gezegd: als AI een mens was geweest, zou die de tactiek gebruiken van: ik zeg gewoon wat je wil horen, maar echt luisteren doe ik niet. Die manier van op slot zetten of voet bij stuk houden is in een echt gesprek irritant, in een boek is dat de doodsteek van elke dialoog.

De clichéradar bij grotere teksten

Vraag AI nu eens om in 500 tot 750 woorden te schrijven waarom Parijs leuk is om te bezoeken, inclusief de suggesties voor wat uitjes. Druk op enter en zet je clichéradar aan! En nee, niet het cliché van de aanwezigheid van de Eiffeltoren in de aanbevelingen. Denk aan woorden of zinstructuren die je zou gebruiken als iemand je vraagt een mooie stad te bezoeken. Vast en zeker zie je zaken als ‘adembenemend’ ‘betoverend’ ‘uniek’  en ‘mag je niet missen’ terugkomen. En ook zo’n beetje in elke nieuwe alinea, of zodra er iets anders wordt beschreven. Dat geeft een tekst die leest als een combinatie van: ‘jij hebt een spoedcursus ‘hippe marketingtermen gevolgd’ en  ‘Jij hebt de Lonely Planet’  woord voor woord ingeslikt.’ Precies, ja!

Schrijf ook hier weer op wat je opvalt en welke zinnen zou je veranderen of weglaten zodat de tekst leest als menselijk enthousiasme in plaats van een rits mechanische clichés.

Hoe helpen deze observaties je schrijfinzicht te verbeteren?

Als je op tekstueel zins- of alineaniveau ziet wanneer de ziel ontbreekt, krijg je ook een beter besef wat je wél moet doen om ziel – of vaart- in je tekst te houden. Met AI kan je oefenen met  het speuren naar waar nog werk te doen is. Je plot, personages, de woordkeuze? Laat AI zo een hulpje zijn om makkelijk bij te kunnen spieken waar het in de (taalkundige) basis goed zit, maar wel beter kan of moet om een tekst echt levendig en interessant te maken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Andrea De Santis verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… een wijzend vingertje

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… een wijzend vingertje.

“Dit doe je hartstikke verkeerd!” “Doe nou eens niet!” We kennen het allemaal: dat standje dat geven wordt aan de hand van je gedrag, soms vergezeld door een wijzend vingertje. Spreekwoordelijk of letterlijk, het wijzende vingertje is interessant om te observeren; het kan namelijk zowel iets over de karaktertrekken van een persoon zeggen als wel een waarschuwingssignaal zijn dat jij meer interpreteert dan observeert.

Het letterlijke wijzende vingertje

Is het je al eens opgevallen dat het wijzende vingertje eigenlijk maar in twee situaties wordt gebruikt? Om een kind terecht te wijzen of door iemand die volwassenen als zodanig behandeld, vooral om diens hogere status nadruk te geven. Hoge piefen die zichzelf graag op een voetstuk zetten en anderen neer willen halen, anders gezegd. Dat wijzende vingertje is zó’n uitgesproken gebaar van hogere status, dat het als vanzelf ook met subtielere gebaren of lichaamstaal gepaard gaat. Het is een 10 op een schaal van 1 tot 10 en zo’n extreem komt zelden alleen. Kijk eens wat je ziet en hoort: een rechte rug, gefronste wenkbrauwen, een hoge toon, een hard volume?

Bij een letterlijke wijzende vinger wordt er ook bijna altijd expliciet gezegd waar iemand voor op moet passen of waar de ander mee dreigt. Dat is niet altijd zo bij de figuurlijk wijzende vinger.

Geniepig neerhalen: pas op met interpreteren

Een echt wijzend vingertje is zeldzaam: vaker wordt op zo’n neerbuigende manier praten – zeker naar volwassenen- veel geniepiger gedaan en/of met meer venijn. “Je kan ook nooit eens doen wat ik zeg!” “Snap je het nou nog niet, hoe stom kan je zijn?” Dan wordt het niet langer corrigeren of kritiek hebben, maar eerder (geniepig) neerhalen. De verleiding is groot om een verhaal te bedenken dat achter zulke uitspraken schuilt.  Wat is de relatie tussen deze twee mensen? Hoe assertief is degene die wordt afgesnauwd en wat is de reden de ander dat doet? Wat is die onzekerheid die daartoe aanzet?

Sommige dingen kun je daadwerkelijk zien of horen. Misschien is een uitspraak als: “Ik, als je leidinggevende…” of “Jij bent slechts een…” andere keren spreekt het in zekere mate voor zich. Een man in pak die zo spreekt tegen een wat minder statig gekleed persoon, zal het wel de meerdere zijn die het tegen een ondergeschikte heeft.

Maar vaker is het zo dat je niet precies weet wat er speelt, of wat de relatie tussen de personen onderling is. Het is menseigen om daar als vanzelf een compleet verhaal bij te bedenken, maar voor observeren werkt dat averechts. ‘De snauwer is iemand met een kort lontje’. Die kans is groot, maar misschien is het iemand die zelf even aan zijn taks zit.  Zodra je iets observeert dat richting karaktertrekken gaat, moet je opletten dat je observeren en interpreteren niet door elkaar gaat halen. Karaktertrekken zijn dingen die een mens vaak of vaker laat zien. Als je (als vreemde) iets observeert, weet je nooit of die karaktertrek een momentopname is of niet.

Dat is belangrijk om te onthouden als je personages introduceert in een boek, in de fase waarin je nog empathie voor hen moet opwekken.  Je lezer gelooft je niet zonder meer als je één keer zegt dat je personage lief, gemeen, een chaoot of een bangerik is. Dat is iets dat geloofwaardig wordt door (subtiele) herhaling.  Anders gezegd: observatie vertelt op zichzelf geen verhaal, daarvoor moet je meer verdiepende details kennen of aan een lezer vertellen.

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Artyom Kabajev on Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… een bed

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een bed.    

Het bed is diverser dan je misschien denkt. De eerste aanname is dat je erin slaapt. Maar een kind duikt bij de ouders in bed om troost te zoeken na een nachtmerrie, jij hebt seks in dat bed, als je jarig bent, is het het decor van een speciaal ontbijtje en op zondag blijf jij lekker in bed doezelen. En ook in het bed zelf zitten verschillen. Is het goedkoop omdat je er ´gewoon´ op moet slapen, of is het groot en luxe omdat jij je slaap echt nodig hebt? Zo kan je op veel verschillende manieren naar een bed kijken. En andere voorwerpen of zaken die net zo divers zijn.

Wat is dit bed op dit moment? 

Een bed gebruik je dus voor allerlei dingen  en momenten. Wat is het bed op de moment van de scène waar je het beschrijft? De slaapplaats? De plek voor intimiteit? Je kan de kenmerken van een bed gebruiken om de sfeer, emotie of beleving van het moment te benadrukken. Dat heerlijk zachte bed na een lange dag, of dat lekker grote en ruime bed voor een nachtelijk avontuurtje. Weeg daarbij af of je dat doet of niet. Als je een tel nadat je hoofd het kussen heeft geraakt slaapt, krijg je niet mee hoe zacht het bed is. En de exacte grootte van dat bed valt je ook niet op als de meest prachtige persoon op aarde je zwoel aankijkt.

Bedenk ook eens wat de grootte, kwaliteit en het uiterlijk van het bed of het beddengoed over je personage kunnen zeggen: de kans is groot dat je een show, don’t tell vindt over de waarde die je personage aan slaap hecht, interieursmaak, of het budget dat je personage heeft voor een bed.

“Receptionist, heeft u een bed?”

Na een ellenlange dag reizen, zonder een bed voor de nacht, loop je een hotel binnen  en smeek je de receptionist bijna: “Heeft u een bed?”
“Ja, maar alleen in een slaapzaal met zeven andere mensen en een gedeelde badkamer.”
“Ja, gráág”, zeg jij, hoewel je gewend bent aan een kingsize bed voor jezelf en een regendouche met een douchekop die een bepaalde kleur licht geeft aan de hand van de temperatuur. Zó moe ben je.

Een bed is een voorwerp dat geen tot álle relevantie draagt in een moment. Wat kan jou een bed schelen op een gemiddelde dag om 15.00 uur? Maar na die lange reis…
Zo kan je sfeeromschrijving gebruiken om je tekst en je voorwerp extra gewicht te geven.
Varianten van dit ‘bed’ zijn:

  • eten: als je echt honger hebt, eet je wel, ook al zijn het spruitjes.
  • afleiding: als je wat dan ook niet onder ogen wil zien, doe je alles om jezelf af te leiden. Desnoods besluit je om de tegels in de badkamer te tellen, het op een zuipen te zetten…
  • gezelschap: als je eenzaam bent, praat je wel tegen iemand, ook al is het het kassameisje bij de supermarkt.

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Kinga Howard verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets moois

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets moois.    

Denk aan iets moois en schrijf het meteen op, zonder te veel na te denken. Bekijk je resultaat. Vraag nu aan tien mensen of zij dat ook mooi vinden. Misschien wel, om dezelfde of andere reden, of helemaal niet. Het punt is: iets moois is subjectief en toch is het jouw waarheid. Hoe kan je die paradox gebruiken in het observeren?

Wat is mooi?

Mooi is meestal iets wat je ziet, maar voor dit artikel kan je het ook wat breder ziet. Bijvoorbeeld als prettig: een jas is mooi, niet zozeer om hoe die eruit ziet, maar om de kwaliteit van de stof waar die van gemaakt is. Anders gezegd: mooi is iets prettigs. Niet alleen voor het oog, maar ook voor de andere zintuigen.  

Mooi voor alle zintuigen

Met in gedachten dat mooie dingen niet alleen de ogen, maar ook voor de andere zintuigen, kan je wat gerichter gaan observeren. Wat zie je als je denkt: ‘mooi!’ Als je dat welbekende fijne gevoel krijgt als iets moois ziet? Wees om te beginnen alert op dat gevoel. Het hangt meestal samen met een fijn vooruitzicht. Of iets wat uitnodigt tot iets veelbelovends.

  • Een mooi ingericht huis belooft woongenot
  • Een mooi opgemaakt bord belooft een lekker gerecht
  • Een kledingstuk van een mooie stof -hoe het voelt- belooft een fijn zacht gevoel op de huis, of een mooi gevoel van zelfvertrouwen door het dragen van een sexy kledingstuk
  • Luisteren naar mooie muziek belooft ontspanning of ontroering

Iets moois observeren en iets moois schrijven

Omdat mooi iets subjectief is, komt het welbekende ‘smaken verschillen’ ook om de hoek kijken. Wat het ook is dat jij – namens je personage- mooi noemt, moet je dus feitelijk benoemen. Denk bijvoorbeeld aan mooie blauwe ogen. Het is makkelijk om dan te denken dat iedereen snapt wat je bedoelt. Mooie blauwe ogen zijn niet voor niets een cliché van schoonheid. Maar er zijn mensen die groene ogen mooier vinden en er zijn blauwogige mensen wiens ogen helemaal niet zo mooi zijn: bijvoorbeeld omdat het ijskoude karakter van die persoon erin worden weerspiegeld. Vergeet dus vooral niet om te zeggen dat déze blauwe je personage doen denken aan iets heel geruststellends, zoals kabbelende beekjes of dat het de meest diepblauwe ogen zijn die je personage ooit zag.

Daarom moet je dus heel specifiek zijn in het hoe en waarom je personage dat moois als mooi ervaart. Om dat goed te kunnen doen, moet je je personage al goed kennen. Dat zorgt er ook voor dat je niet in nietszeggende clichés verzandt als de bovengenoemde over blauwe ogen. Je kan dan in de plaats daarvan iets uniekers omschrijven. Zoals waarom je personage een vogelaar is en helemaal gek is van roodborstjes in het bijzonder. Niet alleen vanwege de kleur van het beestje, maar ook zijn grootte en vriendelijke voorkomen.

Als je leert te kijken naar wat jij en je personage mooi vinden, kan je dat helpen om de wereld waarin je personage leven ook wat extra kleur te geven.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Jose Aragones verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… iets merkwaardig plezierigs

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets merkwaardig plezierigs.   

Er zijn dingen die merkwaardig plezierig zijn om naar te kijken en een bijna hypnotiserend effect hebben. Meestal zit er een subtiele, zich herhalende beweging in die langzaam maar zeker tot een ander ‘portret’ leidt of iets onthult. Geloof het of niet, met een beetje fantasie kan je als je dit goed observeert en je je opschrijfboekje paraat houdt, hier iets leren over een goede plotopbouw. 

Als concreet voorbeeld nemen we dit filmpje van de schoonmaak van een uitzonderlijk smerig tapijt.

Fase 1: wat moet hiervan worden?

In een verhaal dien je altijd te bedenken wat ervan worden moet. Wat maakt het interessant, wat maakt dat er iets over te vertellen valt? Een verhaal is dat pas als je dat er ook van kan máken. ‘Een held redt de wereld’ is een gegeven, geen verhaal. Bovendien is het zo breed (en in dit geval ook cliché) dat je je kan afvragen wat daar nog van worden moet.

Kijk eens naar het tapijt in het filmpje. Het is roetzwart: zo smerig dat je je af kan vragen of een miljoen liter water dat ding nog wel schoon kan krijgen. Waarom gooit de eigenaar het niet gewoon weg? Als het zo ranzig kan worden, dan is het blijkbaar om het omkijken naar niet waard geweest.

Fase 2: er zit iets onder

Je doet de moeite om aan een verhaal te beginnen of een vies tapijt schoon te maken, omdat je weet dat er met het nodige werk iets moois of interessants onder het ogenschijnlijke cliché of de dikke laag vuil zit. In het geval van het tapijt is dat de eigenaar waarschijnlijk duidelijk: die weet visueel exact wat hij te zien zal krijgen als het tapijt in de oude stijl terugkomt. Jij als schrijver weet dat bij aanvang misschien nog niet, maar als het kriebelt, zit er iets onder wat het schrijven waarschijnlijk waard maakt.

Fase 3 Herhaling, herhaling, herhaling

Als je een plot schrijft, kom je herhaling tegen in de heldenreis. Je held kan nu eenmaal niet meteen iets perfect doen. Dat doet de spanningsboog en het groeiproces geen goed. Maar als de held iets moet leren, mag dat er ook niet duimendik bovenop liggen. Het moet meerdere keren, met andere middelen voor hetzelfde doel. Bij het schoonmaken van het tapijt is dat goed terug te zien. Eerst komt een flinke hoeveelheid water, dan een speciale schrobmachine met een sopje, dan gaat de trekker eroverheen, komt er weer water, enzovoort. Steeds andere methoden, maar wel eenzelfde herhaling. Het is steeds schoonmaken in dezelfde banen, en er komt steeds meer kleur vrij. Zo kan een plot ook groeien in steeds hetzelfde terugkerende thema met dezelfde ‘sopjes’, maar kan het op een prettig tempo naar het einddoel toewerken. De tapijtschoonmaker is ook niet ineens klaar.

Fase 4: Het overkoepelende thema

Kijk eens wat het ‘tapijtpatroon’ van jouw verhaal is: het onderliggende thema. Waar moet alles in je plot uiteindelijk als thema, conclusie of verhaal naartoe werken?
En wat zijn jouw stofzuigers, wateremmers, sopjes en trekkers die allemaal voor dat schone tapijt zorgen? Als je varieert in methoden die net iets anders in uitwerking zijn, houd je afwisseling en blijft de geïnteresseerd in het verhaal, zonder de schrijver aan het werk te zien.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijver Online.
Foto door No Revisions verkregen via Unsplash.