Het is belangrijk om je doelgroep goed af te bakenen als je een verhaal schrijft. Zo weet je dat het ook een bepaalde groep mensen aanspreekt. Het bepalen van je doelgroep is een ding, die doelgroep ook goed begrijpen is het volgende. Als je je doelgroep verkeerd begrijpt, kan je verhaal inhoudelijk fantastisch zijn, maar kan een onbedoeld vervelende toon roet in het eten gooien.
Het toontje van een doelgroep
Het idee dat een bepaalde groep mensen een heel eigen manier van praten heeft, is je vast niet onbekend. Rijke mensen praten bekakt of met chique woorden, geestelijken spreken met diepe, plechtige stem en de hysterische bruidsmeisjes niet die bij het minste of geringste in enthousiast gegil uitbarsten en met een hoge stem spreken.
Of dit nu op clichés berust, of ook gedeeltelijk echt zo is, deze toontjes zijn waarschijnlijk een grotere aanname dan je zelf doorhebt. Want een tiener zonder eigen, hippe woordenschat en taal, wat voor tiener is dat nou? Zo ga je niet alleen in dialogen wat hippe woorden schrijven, maar wordt ook je verhaal in het algemeen wat vlotter van stijl. Omdat een manier van praten tot op zekere hoogte een goede show don’t tell kan zijn, bestaat het risico dat je deze stijl het feilloos overneemt, waardoor je tekst erg geforceerd over kan komen.
Meerdere gezichten van een doelgroep
Als je een ijkpersoon gaat schrijven, is het logisch dat je bepaalde aannames maakt. Maar als die al standaard zijn en je dat uitbuit, wordt je doelgroep net zo levendig afgeschilderd als een stuk karton. Denk aan voorbeelden als:
* iedere tiener zegt om de andere zin een hip stopwoordje
* iedere lezeres van romantische verhalen smelt van complimentjes en wil niets anders lezen dan dichterlijk taalgebruik om de tekst zo dweperig mogelijk te houden.
* alle rijkelui praten met zo’n hoogwaardig vocabulaire dat ze nooit eens doodgewoon ‘vreselijk!’ zeggen. Neen, ‘affreus!’ zal de uitroep immer wezen.
Als je deze stijl zin in, zin uit volhoudt, wordt je verhaal doodvermoeiend om te lezen. Tegelijkertijd is het ook niet logisch om de heer met de hoge hoed meteen te verbieden om te zeggen dat de vergadering affreus verliep. Wie weet moet hij voor zijn functie wel ten alle tijden geleerd overkomen.
Natuurlijk kan het helpen om je gebruik van afzonderlijke woorden goed in de gaten te houden. Maar wat je je vooral moet bedenken, is dat je doelgroep meer is dan hetgeen waarmee je ze in eerste instantie associeert.
De tiener is dus niet alleen bezig om cool te zijn, de grenzen op te zoeken en zich af te zetten van het ouderlijk gezag. Die zit ook wel eens gewoon gezellig te eten of te kletsen. Met leeftijdsgenoten of anderen.
De romantisch ingestelde vrouw maakt zich ook wel eens druk om de irritante file, zonder meteen te denken dat haar concurrente op liefdesgebied er nu met haar geheime vlam vandoor gaat. Zij komt altijd op de fiets naar het werk en kan dus naast de mooie man gaan zitten in de vergadering… Een file is gewoon vervelend, óók al niet meteen je hele liefdesleven op het spel staat.
Het toontje en de boodschap van de tekst
Om te voorkomen dat je een doelgroep denkt te kennen, zonder dat dat zo is, moet je dus geen klakkeloze aannames maken en goed afwegen wat en hoe vaak je een bepaald toontje toepast. ‘De toon moet bij de doelgroep aanslaan bij de doelgroep’ als voornaamste uitgangspunt kan een vreselijk ongemakkelijke tekst opleveren: “Man, die gast is vet lijp geworden, dude! Als hij denkt dat ik dat voor hem doe nadat hij me zo genaaid, heeft, dan moet zich laten checken, weet je wel?”
Klinkt dit als een schrijver die ooit in de eigen jeugd een paar hippe woorden kende en die wil combineren met een aantal -willekeurige- uitspraken die die een aantal jaren, weken… geleden gehoord heeft? Als iemand die waarschijnlijk in de laatste vijftien jaar geen tiener meer gehoord heeft en maar gewoon hoopt dat dit taalgebruik nog in de mode is? Precies.
Door de eindeloze stopwoordjes en hippe termen en de algemene aanname van een ‘boze, hippe tiener’, gaat de boodschap van de zin volledig verloren. Je kan dan veel beter in ‘normale woorden’ de gevoelens van de tiener weergeven: “Die vent is gek geworden! Als hij denkt dat ik hem nog vertrouw nadat hij me zo genaaid heeft, moet hij zich laten nakijken.” Je kan ‘genaaid’ hier laten staan. Dat is grof in de mond, iets wat past bij de boze, lompe tiener die je waarschijnlijk wil schetsen. ‘Belazerd’ zou dan wel erg beschaafd zijn. Kortom: het is een kwestie van goed afwegen. (En in het geval van tieners: hun eigen, tijdelijk hippe taal ontwikkelt zich zo snel dat tegen de tijd dat je je boek geschreven en uitgegeven is, die specifieke woorden alweer uit de mode zijn. Dus 😉 )
Kijk of je mensen uit je doelgroep kan bereiken en vraag wat hen bezighoudt. Waarschijnlijk kom je dan achter een aantal dingen waar je helemaal niet aan had gedacht. Belangrijker nog: je leert je bril af te zetten die je hebt over je doelgroep. Dat levert een daadwerkelijk authentieke weerspiegeling van je doelgroep op, niet wat jij denkt dat het authentieke toontje kan weergegeven. Want door die bedoeling prikt de doelgroep – en vaak andere mensen ook- heel makkelijk heen.
Meer risico’s van een verkeerd begrepen doelgroep
Het toontje van een doelgroep is een van de valkuilen die het verkeerd begrepen doelgroep met zich meebrengt. Net zoals bij zoveel zaken moet je ervoor zorgen dat je zorgvuldig onderzoek doet als je de doelgroep gaat bepalen. Dat voorkomt dat je allerlei zaken gaat forceren, die passen bij de aannames die je doet of hebt als je een doelgroep niet goed genoeg doorgrond.
Een van die risico’s is dat je allerlei dingen in je verhaal gaat forceren en uitvergroten, omdat je maar van een enkel uitgangspunt uitgaat. Dat begint vaak bij het verkeerd begrijpen van je doelgroep. Volgende week besteed ik een afzonderlijke blogpost aan het principe van iets geforceerd uitvergroten.
Foto van Alyssa Yung, vergkrgen via Unsplash.