Hoe kan een lezer je verhaal interpreteren?

Als schrijver wil je graag dat je verhaal met plezier gelezen wordt. Maar je hebt geen invloed op hoe iedere individuele lezer iets interpreteert. Je kan echter wel onderzoeken wanneer, of en waarom je het al dan niet oké vindt dat je lezer je anders kan begrijpen dan je bedoelt. Zo kan je iets bewuster omgaan met wat je expliciet uitschrijft in je boek.

Interpretaties van de lezer

Als schrijver weet je wat er tussen de regels door gebeurt, of hoe het verhaal verdergaat na de laatste bladzijde, maar leg je niet alles vast. Daardoor kan een lezer eigen conclusies trekken. Soms komen die overeen met wat je zelf altijd hebt bedacht, soms ook niet. Een voorbeeld:

Een stelletje neemt voorgoed afscheid. Het is al dagenlang ongemakkelijk tussen hen: ze weten niet wat ze nog moeten zeggen. De lezer weet dat Bart iets geheim houdt voor Sandra.
Dan stapt Sandra op de trein. Bart doet zijn mond open, alsof hij nog iets wil zeggen, maar dat doet hij niet. Dan blijft de brandende vraag: ‘Wat had Bart bijna gezegd?’ Wat speelde daar de hele tijd? In de aantekeningen van de schrijver staat: Bart heeft herhaaldelijk, met kleine beetjes tegelijk, geld van Sandra gestolen. En dan lezen de lezers het verhaal:

Lezerdenkt datomdat
1Bart is vreemdgegaanhij altijd zo schrikachtig was als Sandra de slaapkamer binnenkwam: hij zal in bed wel met zijn minnares hebben geappt als Sandra even in de badkamer was (Maar Sandra’s spaarpotje stond op haar nachtkastje…)
2Bart hij zich altijd onbekwaam voelde in bed en daarom vooraf altijd zenuwachtig werd.als Sandra in de badkamer was hij vaak mompelde: heb ik er vandaag de moed voor? Dan wel om zich te bewijzen, of om te zeggen dat hij vandaag geen zin heeft
(maar het betekende: durf ik vandaag weer te stelen?)
3Bart af en toe van Sandra stalhij altijd zenuwachtig werd aan het einde van de maand, en alleen zenuwachtig werd als Sandra in de badkamer was, niet wanner ze naast hem zat op de bank.

In dit voorbeeld zouden de conclusies van lezer 1 en 2 logisch kunnen zijn. Dus trek je alles uit de kast trekken om ervoor te zorgen dat de lezer zeker weet dat het hele probleem niets met seks, romantiek of intimiteit te maken heeft. Zo, opgelost. Nu moet het toch wel duidelijk zijn. Maar dan zegt lezer 4: Bart heeft eerder een mysterieus telefoontje gehad en hij vreest dat iemand hem wil neerschieten. Er zit een sluipschutter op het balkon van de overburen, die de trekker overhaalt als Bart alleen in de slaapkamer is. Kortom: met geen mogelijkheid kan je voorkomen dat een lezer het soms ‘mis’ heeft of iets niet oppikt.

De mate van zeggenschap van een schrijver

Er zijn twee termen waar je van moet weten: ‘dood van de auteur’ en ‘autoritaire intentie’ als je wil weten hoe een lezer jouw intenties als schrijver kan interpreteren.

Autoritaire intentie: hier gaat de lezer uit van het principe: een schrijver schrijft een boek en laat bepaalde zaken open. Als je later een interview met de schrijver hebt en over die open zaken opheldering vraagt, is dat antwoord het enige juiste, omdat de schrijver het zo bedoelde, ook al staat het niet expliciet zo opgeschreven. Bart stal dus van Sandra, punt. En daarom is het boek geen romantisch verhaal.

Dood van de auteur: hier doet de lezer als het ware alsof de auteur meteen na het schrijven van het boek dood is neergevallen. Je kan de schrijver niet meer vragen naar hoe iets was bedoeld, dus blijven alle opties open. En als het de bedoeling was geweest dat de lezers zeker wisten dat Bart van Sandra stal, dan had dat uitgeschreven moeten worden. Als achteraf in oude aantekeningen wordt gevonden wordt dat Bart van Sandra stal is dat nog steeds waar, maar niet meer waard dan de mening of de interpretatie van de lezer die iets anders las in de tekst.

Dit zijn uitgangspunten, dus geen feiten die goed of fout zijn. Je lezers kunnen tekst anders lezen en het dus niet altijd met je eens zullen zijn als je -achteraf- verklaart wat en waarom je iets niet expliciet opschrijft in je verhaal, zonder dat ze ‘fout’ zitten. En er zullen mensen zijn die je woord altijd voor de waarheid aannemen.

Hoe ga je als schrijver met deze zeer verschillende standpunten om?

Dode schrijver, vrije lezer

Om het in een zin samen te vatten:

Lees teksten met alle vrijheid voor verschillende interpretaties, maar schrijf ze alsof je elk moment dood kan neervallen.

Dit is een uitganspunt waarmee ik hoop je een aanrijking te geven, maar -net bij als de discussie over interpretaties zelf- is dit echt niet dé manier. Hopelijk wordt je je in ieder geval meer bewust van je eigen hoe en waarom.

Je moet als schrijver aan teksten -zowel die van anderen als je eigen- verschillende interpretaties kunnen geven. Zo leer je over verschillende schrijftechnieken en hoe bepaalde teksten (überhaupt) geïnterpreteerd kunnen worden. Maar als je dichttimmert, kan je complete verhaalthema, of centrale conflict daaronder lijden. Of je boek wordt een ‘snap je wat ik bedoel’-uiteenzetting van een mening, waar geen fatsoenlijk verhaal meer van overblijft, zoals bij de doorgeslagen trope. Dus moet jezelf afvragen of, wanneer en in welke mate je het erg vindt als je verkeerd begrepen wordt. Op zulke momenten moet je gaan schrijven alsof ‘dood van de auteur’ de enige geldige regel is. Waarover wil je absoluut geen misverstanden laten ontstaan? Denk verder dan alleen eigenlijke gebeurtenissen, maar ook hoe je bepaalde tropes uitschrijft, intenties van personages neerzet en wat je al dan niet expliciet(!) over hun dingen als uiterlijk of seksuele identiteit vertelt.

Een aantal dingen om op te letten:
* heb je het doel van je verhaal voor jezelf duidelijk?
* Schrijf je ‘grijs‘? Is er niet iets wat erg eenzijdig wordt neergezet?
* Wijk je niet te ver af van je verhaalthema?
* Ben je je bewust van de associaties van bepaalde tropes? Onderzoek die goed, voor je iets gemeens lijkt te zeggen dat je niet zo bedoelt!
* Is een diversiteit het thema of een aanvulling?
* Heb je weet van het ‘meerderheidsprincipe’?

Het meerderheidsprincipe noem ik het verschijnsel dat je soms, zonder het te beseffen, van een meerderheid uitgaat.
Stel: mijn personage werkt bij het leger, heeft een hoge positie en is verloofd. Wat is mijn personage voor iemand?
De kans is groot dat je een witte, heteroseksuele man voor je ziet. Omdat er naar verhouding meer mannen dan vrouwen in het leger dienen, er meer mannen in een hoge positie werken en hetero’s in de seksuele meerderheid zijn. En er wonen meer witte mensen in Nederland dan gekleurde mensen. Maar er stond niets dat uit kon sluiten dat het om een biseksuele latina ging die met een vrouw verloofd is. Maar helaas komt dat door het ‘meerderheidsprincipe’ niet zo snel bij je op.
Als je zeker wil weten dat er iets over je personage duidelijk is, bedenk dan of er misschien een meerderheid is die je personage kan ‘overschaduwen’, waardoor het niet meteen waarschijnlijk is dat het analfabeet, moslima, vrouw, transgender, lichamelijk of financieel beperkt… wat voor minderheid dan ook is.

Foto by Houcine Ncib op Unsplash.

Plaats een reactie