De observerende schrijver: Ik zie… iets walgelijks

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets walgelijks. 

Wat voor walgelijks?

Walgelijk is een woord dat je in meerdere contexten kan gebruiken, maar dat per context erg anders is. Walgelijk eten is bijvoorbeeld voedsel waarvan je over je nek gaat. Die actie is toch weer net iets anders dan walgen bij het zien van een vreselijke (ongepaste) kledingstijl. Om nog maar te zwijgen over walgelijke normen en waarden die iemand heeft. Of een walgelijke actie.
Walgelijk is dus een groter begrip dan je in eerste instantie misschien denkt; het gaat verder dan het meer bepekte ‘vies’ of ‘smerig’.

Wat maakt het walgelijk?

Als je opmerkt dat je iets walgelijk vindt, is het belangrijk om te bedenken wat het walgelijk maakt. Om te beginnen kan je daar synoniemen voor gebruiken, om zo categorieën te kunnen maken, bijvoorbeeld:

Vies = niet schoon of lekker
Wansmaak = slechte smaak betreft (kleding)stijl
Afstotelijk = vreselijke moralen
Afgrijselijk = vreselijke daden

Zo heb je al een belangrijk begin gemaakt: niet iedere walging geeft eenzelfde zintuigelijke neiging. Bij een vieze geur knijp je je neus dicht, maar je kijkt weg bij wansmaak. Dat is de volgende stap: schrijf op welke zintuigen er worden betrokken bij iets walgelijks en hoe je die vervolgens probeert te besparen van het walgelijke dat ze registeren.

Niet iedere walging brengt een zintuigelijke reactie met zich mee. Maar je voelt het wel altijd ergens in je lijf. Denk aan rillingen over je rug van kwade verontwaardiging, buikpijn van plaatsvervangende vernedering, enzovoorts. Vergeet ook deze observaties niet als je walging in meer detail op gaat schrijven.

Actie-reactie bij walging

Wat de bron van de walging ook is, de zuivere eerste reactie is altijd hetzelfde: weg ermee! Met dat ziekmakende eten, dat vreselijke gedrag in het openbaar, of de vreselijke politicus die ons land met díe waarden zou representeren… Walging is zodanig heftig dat het altijd een ‘weg-ermee’-reactie met zich meebrengt. Bepaal welk cijfer de walging op een tienpuntenschaal van ‘weg ermee!’ verdient. Soms volstaat iets relatief kleins, de andere keren is de walging groter. Denk aan verschillen als:
“Bah, die politicus en zijn walgelijke kop, ik leg de krant met zijn foto erop weg.” en “Die politicus met zijn walgelijke waarden moet worden afgezet: ik ga demonsteren!” of wegkijken als iemand wordt uitgescholden of juist met de pestkop op de vuist gaan. Er is geen goed en fout hiervoor, dat hangt voornamelijk af van hoe je personage op dat walgelijk iets reageert. Hou wel goed in de gaten dat hoe groter dat cijfer op de tienpuntenschaal wordt, hoe belangrijk die (onderliggende) walging wordt voor het verhaal als geheel. Het zou raar zijn als je de eerdergenoemde demonstrant in een scène laat verschijnen, om dan die walgelijke moralen in de rest van het verhaal op de achtergrond te schuiven. Het is niet uitgesloten dat het onderwerp van de walging een verhaalthema of het centrale conflict vormt als het hoog scoort op een tienpuntenschaal.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto van Tom Staziker verkregen via Pixabay.

De observerende schrijver: Ik zie… mijn personage?

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… mijn personage?

Als je personage al springlevend is voor je geestesoog, kan het zomaar zijn dat je de identieke tweeling plotseling over straat ziet lopen. Dat is een fantastisch gevoel, maar je kan het ook omdraaien: kijk eens of je van iemand op straat je personage aan kan vullen.

Een personage aanvullen

Als je een personage gaat schrijven, weet je er al iets van, in meer of mindere mate. Dat kan heel breed zijn: het is een jonge moeder. Dan weet je natuurlijk dat ze voor een kindje zorgt. Let de volgende keer dat je een vrouw met een kinderwagen ziet op. Wat zie je aan de kinderwagen hangen? Zie de moeder een tas uit de kinderwagen halen? Kijk eens wat er in die tas zit. Poetsdoekjes, knuffels…

Dat zijn de meer algemene observaties. Maar als je iets meer over je personage weet, kan deze figurant op straat je net dat extra zetje geven. Dus je personage is een jonge moeder die dol is op gothicstijl? Als persoon – een levend, echt mens- bestaan die genoeg, ook al zie je ze misschien relatief minder vaak. Daardoor kunnen ze als personages in een boek wat geforceerd overkomen, omdat je  dingen naast elkaar zet die in eerste instantie met elkaar lijken te botsen. Ouderschap staat volgens een archetype voor ‘zacht’ en ‘zorgzaam’ waar gothicstijl voor ‘duister’ en ‘somber’ staat, volgens het stereotype.  

Dan zie je opeens een tienermeisje of jonge vrouw in gothicstijl met een jong kind. Of dat kind nu het hare is, of het buurmeisje of een nichtje.. Kijk eens hoe deze gothicvrouw met het kind omgaat. Kijk niet naar haar kledingstijl, maar naar haar omgang met het kind. Of gewoon naar wat kleine maniertjes die ze heeft. Tikt ze met haar voet als ze in de wachtrij voor een frietje wacht? Bestelt ze een vegetarische burger, toen je dacht dat ze een kroket zou bestellen?

Personages worden levensecht door deze kleine dingetjes. Wees niet bang om dit soort maniertjes, uiterlijkheden, kleine voorkeuren van vreemdelingen te spieken. Het is makkelijk om te denken dat als je personage ‘te grote extremen heeft’ voor een boek.

Is een personage ooit te ‘veel?’

Een personage dat veel kenmerken heeft die je bijzonder of niet gemiddeld zou kunnen noemen, komt in een boek al gauw geforceerd over. Want hoe ga je die zwarte, biseksuele, gehandicapte, mishandelde vrouw met borderline portretteren? Ze heeft als personage zeker bestaansrecht, maar je kan in een verhaal maar een centraal conflict uitwerken. En dan zal óf haar seksualiteit, óf haar handicap óf… centraal staan in het verhaal, anders wordt het een rommeltje. Als je toch een ‘overlap’ hebt van meerdere bijzondere kenmerken die je vanwege het verhaal of het conflict niet kan negeren, let dan heel goed op mensen die iets met je personage gemeen hebben of lijken te hebben. Of gewoon op mensen in  het algemeen. Want die kleine observaties die van personages mensen maken, of andersom, kunnen het verschil maken tussen een personage dat ‘te veel van het goede’ of ‘geforceerd’  overkomt en een personage dat iedereen onthoudt en in het hart sluit.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Andrew Seaman via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… rommel

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… rommel.

Rommel, of toch niet?

Dit artikel gaat over voorwerpen waarvan je kan denken: eigenlijk is het gewoon rommel. Maar toch koop je dat object, of je gooit het niet zomaar weg. Het zijn het soort spullen waar winkelketens als de Action en de SoLow hun naam mee maken en veel geld mee verdienen.

Het is veel mensen niet vreemd dat je naar zo’n winkel gaat om een goedkoop collegeblok te halen, om vervolgens met een mandje vol andere spullen thuis te komen. Een mandje vol ‘rommel’.  Maar jíj kwam voor dat collegeblok, iemand anders komt gericht voor iets heel mafs. Een puntenslijper in neusvorm, zodat het lijkt alsof je met een potlood in een neus graaft, bijvoorbeeld. Als zo´n voorwerp er niet was, zou niemand het missen. En toch wordt het gekocht.

De prompt voor deze observatieoefening: maar door wie, en waarom?

Wie wil deze rommel?

Bedenkt als eerst eens wie dit rommelvoorwerp heeft, of zou kopen. Soms is dat overduidelijk: mensen die een vrijgezellenfeest gaan vieren, moeders van de knutselgroep, toeristen… Als je weer eens naar deze winkels gaat, kijk dan eerst naar het voorwerp en bedenk dan wie speciaal daarvoor naar de winkel gaat. Wat is hun ‘collegeblok’?

Er zijn ook mensen die heel gevoelig zijn om die mandjes maar vol goedkope spullen te stoppen, omdat het ‘toch niks kost’.  Maar ook die mensen laten dingen liggen. Je kan dit idee dus ook omdraaien: waarom koopt jouw Kaatje Koopziek wél een eierdopje met ‘blij ei’ erop, ook al houdt ze niet van eieren, maar koopt ze géén paashaasvormige cakevormpjes?

Kijk eens naar de klanten in de winkel. Zie je een stel tienermeiden giechelen bij de extreme verkleedkleren en make-up? Probeer dan eens in te schatten wat ze heerlijk maf vinden en dus kopen, en juist te veel van het goede, waardoor ze het laten liggen? Waar zie je dat aan? Houding? Aan wat ze zeggen?

Waar heb je deze rommel voor nodig?

Bij de creatieve spullen vind je iemand die je meteen als knutselmoeder zou bestempelen. Logisch dat die hier komt: als ze voor de school inkopen moet doen, kan dat hier nog binnen het budget dat ze heeft. Maar dan zie je iemand die overkomt iemand die voor veel geld door bedrijven wordt betaald om weer een beetje pit op de werkvloer te krijgen. Wat doet hij in hemelsnaam bij de neusvormige puntenslijpers?
Die heeft hij nodig voor een oefening out-of-the-box denken als het gaat om hoe iets eruitziet. Of hij wil met maffe spulletjes het innerlijke kind bij de deelnemers losmaken. Dan is die puntenslijper ineens geen rommel meer, al zou je denken dat hij dat wel zo zou zien.

Met andere woorden: ook al is een voorwerp in de winkel objectief gezien misschien rommel, probeer eens een scenario te bedenken waarin dat niet meer zo is.

Wie en wat combineren

Het beste resultaat om je fantasie en observatievermogen te prikkelen krijg je als je het wie en wat combineert. Mix en match waar je kan. Als je dat goed doet kom je een schat aan inspiratie tegen en zal je soms ook merken dat de mogelijkheden niet zo eindeloos zijn als ze lijken.

Kom je zelf niet op het idee van de out-of-the-boxtraining van de teamcoach? Dan wordt het waarschijnlijk lastig om die neusvormige puntenslijper te verantwoorden. Zo leer je dat er dingen zijn die gewoon niet bij je personage, het verhaal of de omstandigheden passen. Dat is belangrijk om te weten en te leren voor het schrijven van een prettig leesbaar verhaal.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Şahin Sezer Dinçer verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… geloof

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… geloof.

De uitkomst van geloven en religie

Iets geloven en religie hebben een overlap, ook al zijn het niet dezelfde dingen. Je gaat bij iets geloven namelijk uit van een bepaalde uitkomst, al dan niet  door toedoen van een hogere macht. Tegelijkertijd heb je daar niet altijd bewijs voor. Van een god weten we immers niet zeker of die bestaat en van na een proefwerk zeg je ook “Ik geloof dat dat wel goed is gegaan.”  Je kan wel zeggen dat je weet dat het goed is verlopen, maar zolang je het cijfer nog niet terug hebt gekregen, weet je het nooit echt zeker.

Dat is ‘geloven’ zoals het in dit artikel wordt bedoeld: uitgaan van een bepaalde uitkomst, zonder dat daar echt bewijs voor is.

Voor observatiedoeleinden is er een groot verschil tussen religie en geloven. Maar ze zijn beide nuttig en leveren elk unieke vondsten op.

Religie observeren

Iemand die een bepaalde religie aanhangt, gelooft dat er dingen van kloppen. Maar waaraan kan je dat concreet merken? Denk aan de kledij die iemand draagt, of dat iemand een ‘wees gegroet’ bidt in plaats dat die van zich tot Allah richt. Maar ook dat een moslim bijvoorbeeld niet drinkt, omdat die gelooft dat hij daarvoor gestraft zal worden. Met andere woorden: de regels en richtlijnen van een religie kunnen het denken en handelen van iemand bepalen. Je kan dit per religie observeren, of juist lijken wat de gemene deler is van alle grote religies in de wereld.

Bedenk vervolgens eens hoe jouw/ een personage heel anders zou zijn als deze religie niet werd aangehangen. Moet je veel in de personagebiografie veranderen? Dat zegt ook heel wat over wie je personage ten diepste is.

Geloven observeren

“Ik geloof dat alles altijd goed komt.” “Ik geloof in liefde op het eerste gezicht.” Spits je oren extra goed als je iemand iets hoort zeggen dat begint met “Ik geloof…”, want daar kan je soms het principe oorzaak en gevolg aan koppelen. Zo zou de romanticus het best lastig kunnen krijgen op Tinder. Want als je meteen als een blok voor iemand ‘moet’ vallen, swipe je waarschijnlijk heel vaak naar links. En dan zullen er ook relatief veel meer eerste dates dan tweede dates komen. Want als het niet onmiddellijk klikt…
Met nog een beetje meer observeren van deze persoon ( of met wat extra fantasie) kan je daar nog meer bij bedenken. Als alles meteen moet kloppen in de liefde, heb je dan bijvoorbeeld ook een perfectionist voor je, die sowieso geen fouten of onvolmaaktheden tolereert?
Kijk eens wat je met die ‘Ik geloof…’-uitingen associeert en welk gedrag je dan óók -of niet- terugziet in de ander.

Of het nu om religie of om een overtuiging gaat, als je kijkt waar iemand in gelooft en (dus) ook naar handelt, kan je daar al een grote opzet voor een personage van maken.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Pedro Lima verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: ik zie…een ander medium

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… een ander medium.

Boek versus film

Het is de eeuwige discussie: is het boek altijd beter dan de verfilming? Het eerlijke antwoord is: dat is appels met peren vergelijken. Je kan in een twee uur durende film nu eenmaal niet de eindeloze subplots van een boek in beeld brengen. Andersom geldt ook: wat een filmkijker in een enkele tel kan zien, kost de lezer langer om te bevatten: in de sjieke kamer was de sfeer om te snijden werkt in theorie, maar het is beter als je omschrijft wat voor meubels die kamer dan zo luxe maken en hoe ongemakkelijk iedereen zich beweegt. Dat kost al gauw meerdere regels en gaat dus trager.

Probeer in plaats van te denken welk medium beter is, wat de andere technieken zijn die je moet gebruiken als je voor iets anders schrijft dan een boek. Zolang er een verhaal in het medium voorkomt, kan je het gebruiken. Denk aan een film, maar zeker ook aan reclamespotjes met een grapje erin, videogames of zelfs een hoorspel.

Schrijftechnieken observeren

Een ander medium is bij uitstek een manier om te zien hoe een schrijftechniek er in de praktijk uitziet. Of liever: kan jij zien hoe die techniek is gebruikt in het schrijven van dit script? En waarom dat hier (niet) werkt of beter zou werken bij een ander medium?
Een voorbeeld: show, don’t tell is een belangrijke schrijftechniek voor in een boek.
Als je zegt: “Ik heb verdriet,” spreekt dat minder tot de verbeelding dan wanneer je schrijft dat de tranen over de wangen lopen. Het woordelijk uitspreken van verdriet is in een boek al op het randje. Stel je nu eens een filmscène voor waarin je de acteur zíet huilen en hij deze tekst ook nog eens zegt. Dat is óver het randje, want nu is het dubbelop. Aan de tekst verandert er niets, maar omdat je met een ander medium van doen hebt, moet je dus ook dingen anders (om)schrijven.

Denk aan dingen als:

  • In een film kan je niet woordelijk de gedachten van je personage weergeven.
  • In een videogame kan je niet één lineair verhaal vertellen. Geef de gamer de controller en die gaat linksaf waar jij hoopte dat die rechts zou gaan…
  • In een boek kan de verbeelding de overhand krijgen. Een film betreft beeld en stuurt daarmee ook de aandacht en verbeelding  enigszins.
  • Een reclame voor een voetbalwedstrijd werkt niet als je nog gaat uitleggen hoe fantastisch de sport zelf is. (Lees: hier ligt de focus op verkopen, niet op beschrijven van een voetbalwedstrijd zelf.)

Schrijf eens op in je opschrijfboekje wat je zoal opvalt aan deze verschillende manieren van schrijven voor verschillende media.

Klaar om anders te schrijven

Nu je weet waarom en hoe er andersp moet worden geschreven bij verschillende media, kan je dat in je voordeel gebruiken. Weet je dat je sfeeromschrijving vooral abstract op te schrijven bij een filmscript? Kijk dan eens welke woorden je dacht nodig te hebben voor een boek. Misschien kan je er heel wat schrappen. Dat komt dan ten goede van je schrijfstijl in je boek: zo ben je al alerter op wollig taalgebruik.

Het op deze manier observeren van schrijftechnieken kan je helpen de jouwe te verbeteren.   

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Erik Mclean verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… reclame

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… reclame.

Je gaat dit dus echt wel kopen!

Reclames hebben een overduidelijk doel: koop. Dit. Product. Vaak zijn reclames recht voor zijn raap: nú is er een aanbieding of: ‘dit wasmiddel wast het schoonst’. Maar er zijn ook reclames die gebruikmaken van slimme psychologische trucjes die ervoor zorgen dat het product veel belangrijker lijkt dan het is. Zo kan die auto je niet alleen van A naar B vervoeren, maar ook vrijheid geven. Of een reclame zorgt ervoor dat je onbewust wordt aangesproken op iets groters dan iets wat je kan kopen of zelfs maar aanraken. Tijdens een WK voetbal bijvoorbeeld: al die reclames van oranje hebbedingetjes zetten niet in op die sjaal of toeter, want het reclamebureau weet dat die producten eigenlijk te simpel zijn om reclame over te maken. (Hoe vaak zie je een reclame voor een simpel sjaaltje?) In plaats daarvan spelen ze in op een gevoel van saamhorigheid: “Wij Nederlanders met zijn allen in het oranje tegen de Duitsers!” En ja, daar heb je dan ‘toevallig’ dat oranje sjaaltje voor nodig…

Kijk de volgende keer eens goed naar een reclame en noteer, als je het ziet, welk psychologisch trucje gebruikt is om jou ervan te overtuigen dat je dit product echt móet hebben. Je gaat dat oranje sjaaltje dus echt wel kopen als je daarmee wordt gezien als de meest sympathieke, vaderlandslievende persoon van de straat. Ook al heb je normaalgesproken een hekel aan die kriebeldingen om je nek.

Willen en nodig hebben

Als een reclame zijn werk goed doet, denkt de kijker niet alleen meer dat die het product wil, maar zelfs nodig heeft. Daar zijn die psychologische trucjes voor. Willen en nodig hebben zijn ook zeer belangrijke drijfveren voor een held in een boek. Dat onderscheid moet je kennen. Gebruik reclames dus eens in je voordeel en maak er een oppervlakkige personageschets mee! Dus die auto geeft ook vrijheid? Wie zou daar nou echt naar hunkeren?
Iemand in een sleur misschien. Hoe ziet die sleur eruit en hoe is die zo gekomen? Ga maar eens brainstormen!
Of als het iemand is die zich ronduit gevangen voelt: waar komt dat door? Heeft die bepaalde middelen niet om die vrijheid te verkrijgen? Hoe komt dat? Een laag inkomen, misschien? Komt er dan wel genoeg eten op tafel? Nee? Hé, een personage in armoede. Daar valt heel wat over te schrijven.

Wie koopt het dan?

Kijk eens naar de acteurs in reclames en behandel ze als personages. Waarom is er juist een jonge vrouw gecast om de nieuwe telefoon aan te prijzen en is het de gemoedelijk uitziende middelbare man die de zonnepanelen komt installeren? Deze acteurs zijn, net zoals de held in je verhaal, vaak ijkpersonen van de doelgroep. Bedenk in hoeverre de reclame anders over zou komen of misschien niet meer zou werken als je een compleet andere acteur in zou zetten. Dat is een goede oefening om kleinschalig te bedenken hoe makkelijk een algemeen beeld van een verhaal al dan niet meer ‘klopt’. Het idee van een zonvakantie is niet meer geloofwaardig als een verwilderd uitziend persoon die aan gaat prijzen: die wil eerder survivallen, of ziet er misschien zelfs uit alsof die zo’n  vakantie niet kan betalen…

Dus als je de volgende keer een reclame ziet: klik of zap niet weg, maar pak je opschrijfboekje erbij!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Florian Wehde verkregen via Unsplash.


De observerende schrijver: ik zie… mijn telefoon

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… mijn telefoon.

Telefoon als zondebok

De telefoon is tegenwoordig een makkelijke zondebok voor het argument dat we een korte aandachtspanne hebben gekregen en alleen maar naar een schermpje turen. Natuurlijk is dat niet zo zwartwit, maar dat maakt telefoon wel een goede metafoor voor de observatietip van deze week. Want hoe ga je nog observeren als je zelfs al niet meer om je heen kijkt?

Voor observatiedoeleinden is het voldoende om in je achterhoofd te houden: iets (aan je telefoon) is interessanter of dringender om je aandacht aan te besteden of bij te houden.
Als je goed wil observeren, moet je je daar bewust van zijn en er zo mogelijk iets aan doen.

De volgende keer dat je met je opschrijfboekje rondloopt en merkt dat je aandacht naar iets anders uitgaat- je telefoon of iets anders- stel jezelf dan als eerst eens de vraag:
‘Wat was er nu dringender, leuker of mooier aan [mijn telefoon] dan aan het bestuderen van die mooie vlinder, of het bedenken waarom die man in de trein een pak draagt?

Wat heb ik gemist?

Als het om de telefoon gaat, is de kans groot dat het algoritme je concentratie heeft gekaapt. Maar dat antwoord zit voor deze oefening in de verkeerde ‘hoek’.
Het fijne is dat als je je beseft dat je jouw aandacht bent kwijtgeraakt, je die weer opnieuw kan herpakken. Vraag jezelf niet af wat je – terecht of onterecht- heeft afgeleid, maar eerder wat je tijdelijk hebt gemist aan observatie, omdat je gedachten afdwaalden.
Wat was er nou zo mooi aan die vlinder dat ik die wilde bestuderen? De kleuren of de vorm van de vleugels? En die man in pak, waarom trok juist hij mijn aandacht ten opzichte van alle andere treinpassagiers? Viel hij uit de toon door zijn kleren? Keek hij uitzonderlijk chagrijnig en had ik al bedacht dat deze directeur op het punt stond tegenover de raad van bestuur iedereen toe te schreeuwen? Ik wilde al een tijdje goed observeren hoe ingehouden woede die net onder de oppervlakte sluimert eruit ziet…

Wat ik nu toch zie…

Als je je aandacht hebt teruggevonden en weet wat je aansprak om te starten met observeren, kan je dat verder uitbreiden. Wat zie je nu nog méér?
Meneer de directeur kijkt dus chagrijnig en dat hoopte je al een tijdje te kunnen observeren. Maar zie  je nu ook iets méér of anders aan deze man wat je ook kan gebruiken? Zijn ongeduldig tikkende voeten, bijvoorbeeld? Of de manier waarop hij met zijn vingers op zijn telefoon zit te rammen in plaats van te tikken?
Dat had je niet over het hoofd gezien: natuurlijk is iemand met een rood hoofd en een ongeduldig tikkende voet niet blij. Maar nu je heel bewust aan het kijken bent, kan je het net iets beter ontleden. Een nadeel van ‘observeren in het wild’ is dat je niet de deur uit kan gaan met idee: nu ga ik naar de bibliotheek en daar zit een chagrijnige man. Die ga ik eens goed bekijken.
Als je iets vindt dat het observeren waard is, kan je soms in dat grotere beeld blijven hangen, omdat iets onverwacht verschijnt.

Gebruik je herziene observatieconcentratie dus in je voordeel om nog eens goed naar de details te kijken die het opmerken waard zijn. Wie weet hoe je daarmee je sfeer-of personagebeschrijvingen nog levendiger van kan maken!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door camilo jimenez verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… iets vertrouwds

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… iets vertrouwds.

Dat vertrouwde van…

Iedereen heeft wel een voorwerp, ritueel, beeld of herinnering waarvan je vanbinnen heerlijk warm wordt. Dat ene kopje waar oma altijd uit dronk, je gezin dat op zondag altijd ging wandelen in het bos, of dat stuk speelgoed dat voor jou op zichzelf symbool staat voor je kindertijd.
Maar als je datzelfde simpelweg omschrijft als ‘oma´s kopje’ ‘een boswandeling’ of ‘Gameboy’ dan ziet een ander niet méér dan dat. Een kopje, een activiteit, speelgoed.
Als je iets vertrouwds niet toelicht, verliest het onmiddellijk zijn glans. Die glans kunnen vangen is essentieel om de ‘vertrouwde’ sfeer te kunnen beschrijven. Dus moet je dat abstracte eraan ook kunnen opmerken en observeren.  Waar zit hem dat dan in?

Gewenst en geborgen

Iets vertrouwds is iets gewensts, dus wat je graag doet of meemaakt. De factor die het plaatje afmaakt, is geborgenheid. Iets of iemand aan dit vertrouwde aspect gaf je een gevoel dat je welkom was, erbij hoorde. Bezoekjes aan oma die uitmonden in een kopje koffie, zijn niet vertrouwd meer op het moment dat oma bij de deur al commentaar geeft op wat je nou weer voor stoms hebt gedaan. De boswandeling is iets van het gezin, waar jij als volwaardig lid ook je plek of rol in hebt. En ja, die Gameboy was leuk vanwege de spelletjes, maar vooral omdat je je vrienden kon uitdagen wie het snelst de hoogste score kon halen: een wedstrijd tussen vrienden onderling. Vriendschap: datgene waar je je door een ander gezien en gehoord voelt.

Observeren van iets vertrouwds

Iets vertrouwds kan dus overduidelijk zijn – het is voor jou niet moeilijk om dat ene kopje van oma aan te wijzen te midden van alle andere kopjes. Andere keren is het in zekere zin onzichtbaar. Hoe weet jij nou of een boswandeling maken voor de ander vertrouwd is, of ‘gewoon’ een prettig tijdverdrijf?
Als het om voorwerpen gaat, kijk dan eens hoe voorzichtig diegene ermee omgaat. Oma’s kopje mag dus écht niet breken! Let ook vooral op de vertederde glimlach, die is vaak niet ver weg. Let ook op hoe iemand over het vertrouwde praat. Welke vele liefhebbende woorden worden ervoor gebruikt? De kans is groot dat diegene lang door blijft praten over wat vertrouwd is: er is per slot van rekening zoveel moois over te vertellen. (Lees: de emotionele waarde is groot.)
De reactie op iets vertrouwds kan ook veelzeggend zijn. Op een eng moment is iemand in paniek, maar zodra daar de vertrouwde vriend verschijnt, daalt de hartslag onmiddellijk. Dit soort reacties  brengt ons weer bij geborgenheid. Soms wéét je gewoon dat iets vertrouwd is voor een ander, omdat de geborgenheid (of liefde, zo je wil) ervan afstraalt. Wordt er (met elkaar) gelachen? Hoor je: “Wat heerlijk je weer eens te zien?” Doet de boswandelaar de ogen dicht om die onverwachte zonnestraal tot zich te nemen? Die voelt zich dan (tijdelijk) erg geborgen in deze omgeving.

Denk bij het observeren van geborgenheid en het vertrouwde vooral aan het ‘grote plaatje’. Jij weet misschien niet hoe het is om als ouder je kind in het weekend naar de sportwedstrijden te rijden. Die vertrouwde gezelligheid van kwebbelende kinderen op de achterbank is jou dan vreemd. Maar als je iedere week met je vaste vriendengroep gaat borrelen, zal je waarschijnlijk op de weg daarnaartoe hetzelfde, vertrouwde, verlangen voelen om snel bij het café te zijn. Daar kijk je ook naar uit: de geborgenheid van (die) vriendschap.   

Als je een blijdschap ziet die lijkt te zeggen: “hier heb ik naar uitgekeken,” of “Hier hoor ik thuis,”  dan observeer je waarschijnlijk iets vertrouwds.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Catalin Pop verkregen via Unsplash


De observerende schrijver: ik zie… nostalgie

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… nostalgie.

Nostalgie: verrijkend of verlammend

Wegdromen over hoe het vroeger was en hoe het toen beter was. We doen het allemaal wel eens. Het interessante eraan is dat nostalgie zowel verrijkend als verlammend kan zijn. Het kan verrijken als je met de vriendengroep van school van vroeger lacht over de avonturen die jullie toen beleefden. En dat het ergens wel jammer is dat grinniken over het gekke kapsel van de lerares Frans niet meer kan: doe dat nu met je baas en je bent ontslagen. Ach, waar is de jeugdige onschuld toch gebleven? Dat is onschuldig en kan leuke en luchtige situaties opleveren.

Maar zodra je zegt dat het vroeger beter was toen de leraren nog met een klap van de liniaal mochten dreigen, gaat er iets mis. Niet alleen omdat de tijden veranderd zijn en we zulk geweld niet meer goedkeuren. Ook omdat je herinnering aan iets naar verloop van tijd verandert of verkleurd raakt door de manier waarop je nu in het leven staat of naar het leven kijkt.

Als je nostalgisch wordt naar de strenge lerares Frans omdat ‘de mensen tegenwoordig zo soft zijn’, dan verblindt je nostalgie je ergens. Want kan je in alle eerlijkheid zeggen dat je het soms fijn vond om een klap met de liniaal te krijgen? Dat moet enorme pijn gedaan hebben! Je herinnering is verkleurd door de tijd of omdat je het vergelijkt met iets anders, in plaats van dat je naar het gegeven zelf kijkt. Nostalgie wordt dan verlammend, omdat je naar iets verlangt wat niet eens is wat het ooit was. Of datgene waar je over moppert, maakt het heden wel degelijk beter of makkelijker, al is het maar in bepaalde opzichten: “Vroeger was alles beter, want toen zat niet iedereen steeds op de telefoon te kijken.” Vervloekt zij de smartphone die je nu gebruikt om online boodschappen te bestellen en te navigeren in een onbekende omgeving!  

Kijken naar nostalgie

Als je iemand nostalgisch hoort spreken, vraag je dan eens af of het verrijkende of verlammende nostalgie betreft. Verrijkende nostalgie observeert iets van vroeger, en accepteert dat het voorbij is, hoe jammer ook. Verlammende nostalgie wil naar die tijd terug, accepteert niet dat de wereld is veranderd en ziet de nadelen van toen ook niet voor wat die waren.

Deze omgangen met nostalgie zijn handig om op te merken bij het schrijven van je personages. In hoeverre zijn ze bereid of zelfs maar in staat om hun comfortzone uit te komen? Als alles moet zoals vroeger, kijk je niet vooruit, terwijl een held juist vooruít moet gaan. En als je verlamd wordt door nostalgie, kan het zover gaan dat je wat anderen (anders) vinden, als harde onwaarheden afdoet. Wil je een held hebben die alleen helpt als die ander het eens is met zijn persoonlijke waarheid…?
Een held die wordt verlamd door nostalgie zal ook (te) veel moeite hebben met het vallen-en-opstaan-proces. Pas dus op dat verlammende nostalgie niet de overhand krijgt.

Nostalgie kan op verschillende momenten opduiken in verschillende vormen en maten. Kijk eens wat nostalgie oproept bij je personage en hoe het wegdroomt over ‘vroegah’. Hoe denkt en handelt je personage daardoor? Daar kan je meer uithalen dan je misschien denkt!

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Foto door Jon Tyson verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie… (wan)hoop

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie… (wan)hoop.

Hoopvol of vastklampen aan hoop?

Hoop is een vreemd verschijnsel. In een prettige context kan het datgene zijn wat je motiveert om iets te bereiken. In een meer benarde situatie is het nog steeds een houvast, maar dan wordt het gevoel eromheen al een stuk grimmiger: het laatste sprankje hoop is er omdat het er moét zijn om iets vol te houden. Dan voelt het al heel anders dan dat optimistische gevoel dat je binnenkort vast wel een mooie promotie gaat maken.

Hoe dan ook is hoop iets wat je ertoe beweegt om ervoor te gaan of om dóór te gaan, ongeacht de omstandigheden. Let er eens op hoe je hoop bij mensen ziet. Denk aan dingen als:

  • Niet opgeven en blijven proberen.
  • Motiverend blijven praten: “Je/ ik kan het!” “Rome is ook niet in één dag gebouwd.”
  • Iets proberen waarvan de kans van slagen klein is, zoals een loterijlot kopen.
  • Houding: loopt iemand met een (hoopvolle) rechte rug, of gaat diegene gebukt (misschien wel letterlijk) onder een ‘als-dit-niet-lukt-zie-ik-het-niet-meer-zitten-maar-het-moet-wel’-houding?

Zo kan je een personage unieke maniertjes en karaktertrekken geven door te kijken naar hoe diens relatie met hoop is.

Hoop behoud, vergaar of verlies je meestal al naar gelang hoe vaak je iets tegenzit of voor de wind gaat. Daarom kan je spreken van een tienpuntenschaal voor hoop. Het is handig om te weten waar op die schaal je held zich bevindt. Dan weet je ook hoe je de comfortzone realistisch op de heldenreis kan afstemmen: je held moet wel hoop hebben dat iets goed kan komen, anders is het vertrouwde verlaten voor het onbekende vaak te eng.

Wanhopige momenten

Dan is daar de tegenhanger: wanhoop. Die komt iedere held tegen in een verhaal, tijdens de crisis, Dat moment waarop de aarde onder de voeten verdwijnt. De een laat wanhoop blijken door te paniekeren, de ander wordt kwaad of bevriest. Kijk ook eens of die wanhoop zich naar binnen of naar buiten keert: krijgt iets of iemand anders de volle lading: “Het komt door … Als dit nu niet gebeurd was, dan…”  of krijgt je held last van verlammende interne monologen? “Ik weet niet wat ik moet doen?” “Help, ik ben zo onbekwaam!”
Wanhoop is van zichzelf heftig, maar ook dat komt in verschillende gradaties. Van het relatief onschuldige paniek – wanhopig op zoek naar je paspoort rommelen in je tas als je snel naar het vliegveld moet vertrekken –  tot iets extreems als een uitzichtloze depressie, omdat het leven zo wanhopig is dat het uitzichtloos lijkt. Zeker heftigere wanhoop komt in stappen, gaat er een verhaal aan vooraf. Kijk eens goed naar de eerder genoemde tekenen van verdriet, of woede of… zo weet je niet alleen een goede crisis te schrijven, als het moment daar is, maar ook de aanloop daar naartoe. Vergeet niet te bedenken naar welke vrienden je held al dan niet stapt of durft te stappen en wat dat met de beleving en mate van wanhoop doet.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Road Trip with Raj verkregen via Unsplash.