De observerende schrijver: Ik zie… iets grappigs

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… iets grappigs.  

Je ziet iets gebeuren waar je om moet lachen, of je hoort iets grappigs. Er kunnen talloze dingen zijn die iets grappig maken. Het is de moeite om daar eens naar te kijken. Zo kan je je personages beter leren kennen als je hun gevoel voor humor kent, maar ook leer je beter te kijken naar wat en waarom iets grappigs is.  

Verschillende soorten humor als eerste observatie

Er zijn verschillende soorten humor. Om er enkele op te noemen: sarcastische humor,  humor met woordspelingen, observatiehumor, parodie, satire, zwartgallige humor en slapstick. Deze vormen van humor schelen soms ontzettend veel van elkaar. Vaak is het ook zo dat  je iets over het karakter van een ander kan zeggen aan de hand van de humor die die persoon aanspreekt. Iemand die slapstick de leukste vorm van humor vindt, kan iemand zijn die niet al te moeilijk over het leven nadenkt. Hoewel je op moet passen bij dit soort aannames – iemand die een diepe denker is, kan slapstick als een gezonde tegenhanger daarvan ervaren- zijn er bij sommige soorten humor wel wat voorwaarden aan de orde. Iemand die taalkundig niet al te sterk is, zal woordspelingen niet leuk vinden, kunnen bedenken of begrijpen, bijvoorbeeld.

Wat is er nou zo grappig?

“Wat is hier grappig aan?” Je hoort het om twee redenen: iemand snapt de humor niet, of vindt die niet grappig. Stel deze vraag eens aan iemand die je kent en vertrouwd en wiens gevoel voor humor je niet deelt.  Dan zal je merken manieren van humor die soms als beledigend worden ervaren, niet zozeer ‘grappig’ gevonden worden in de traditionele zin. Die mensen lachen misschien niet omdat ze iets ‘lachen’ vinden, maar omdat zij in donkere humor  een manier vinden om wat er voor vreselijke dingen er in de samenleving gebeuren, een plaats te geven.

Of je hebt wel met iemand te maken die dat uitgangspunt naar voren haalt om een hatelijke karaktertrek te verschuilen achter iets dat sociaal geaccepteerd wordt… Vergeet dit enigszins dubbelzinnige gezicht van humor niet mee te nemen als je  een personage en diens humor een uitgesproken rol in het verhaal geeft. Gebruik daarbij je bevinden van mensen die een bepaalde vorm van humor hebben die jij om wat voor reden dan ook niet begrijpt.

Reacties op humor

Als je weet waarom mensen wel of niet ergens om lachen, kan je ook goed gaan letten op de reacties op bepaalde humor. Lacht iemand het hardst, om onzekerheid te verbergen? Lacht iemand schaapachtig na het horen van een humor omdat die niet durf te zeggen dat er iets niet grappig is? Is de lach van je personage uitgelaten, hinnikend, of zeldzaam? Lacht iemand alles weg? Kijk en bedenk hoe je anderen zowel fysiek als sociaal op humor reageren en je merkt dat je enigszins kan opmaken wat voor mensen het zijn. ‘Mix and match’ met verschillende soorten (reacties op) de humor die je observeert en  je kan je personage op unieke manieren aanvullen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Amanda Sofia Pellenz verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie… een beginneling

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een beginneling.    

Waar we nu goed in zijn, hebben we ooit moeten leren. En niet alleen aan vaardigheden kan je zien of iemand iets goed kan of niet: beginnelingen zijn vanwege hun vaak leerproces relatief onzeker over dat gebied. Heb je dat al eens geobserveerd?

Hoe moet dit?

Als je nog iets aan het leren bent, moet je vaker dan een doorgewinterde rot in het vak, vragen hoe iets werkt. Als je weet dat iemand nog een beginneling is, kijk dan eens wat de absolute basis is waar die nog vragen over heeft. Als je ergens al langer of meer verstand van hebt, krijg je soms een blinde vlek: “Maar dit weet toch iedereen?” Niet dus. Het helpt soms om op te schrijven wat die basis is, want zonder ben je nergens. Dat is altijd iets waar je in de kern op kan of moet terugvallen bij tegenslagen. Denk aan bijvoorbeeld: je kan heldhaftig zijn, maar daar heb je moed voor nodig. En ben je wel moedig als je je niet ergens overhéén moet om tot actie  over te gaan? Iets doen met twee vingers in de neus is misschien knap, maar niet moedig.

Doe ik het wel goed?

Een beginneling zal uit onzekerheid of onkunde, of beide, vragen of het iets wel doet zoals het hoort, of wat de gewenste uitkomst geeft. Kijk eens of de beginneling die je observeert een beetje aanrommelt om iets voor elkaar te krijgen, of juist vaak om hulp vraagt. En wat is de reactie als er overduidelijk iets misgaat? Wordt de vraag ‘doe ik het wel goed?’ dan een: “Nee, en dóór!” of een “Nee, ik kan maar beter stoppen…” Iets nieuws proberen is altijd een beetje spannend en kan veel vertellen over bepaalde mentale veerkracht of doorzettingsvermogen. Ook weet je of iemand om hulp durft te vragen of niet: dat kan ook veelzeggend zijn. Kijk eens wat je zoal ziet bij beginnelingen die proberen te groeien in hun kunde.

Kijk niet naar me…

Zeker als een beginneling weet dat iemand meekijkt die beter weet, slaat er nogal eens verlegenheid toe. (Wees dus lief of onzichtbaar tijdens deze observatie). Je voelt je op de vingers gekeken. Als dat gebeurt bij de beginneling, is die daar vaak (enigszins) gespannen over. Hoe uit zich dat? Lacht de beginneling iets weg? Gaan de handen trillen? Wordt oogcontact vermeden of krijgt de leerling een hoofd als een biet?

Kijk mij eens!

En dan is daar het moment dat de beginneling ergens een overwinning boekt, of er een belangrijk kwartje valt. Een moment van trots! Kijk eens wat er dan gebeurt en hoe dat in het hele doen en laten een verandering in houding (fysiek of mentaal) teweegbrengt. Wordt de beginneling enthousiaster, zelfverzekerder, arrogant…? Wat doet dat voor het verdere leerproces (denk je)? Gaat het dan ineens hard, wordt de beginneling overenthousiast en gaat het fouten maken of wordt de arrogantie de uiteindelijke vaardigheid fataal, door een samenloop van omstandigheden?  

De comfortzone uit

Dit beginnersproces is goed om eens onder de loep te nemen op het moment dat je schrijft over de held die de comfortone uitgaat. Op dat moment in het verhaal is die nog een beginneling. Houd deze fases in het achterhoofd om je held natuurlijk te laten groeien, in plaats van een Mary Sue die zich halsoverkop in elk avontuur kan storten, zonder dat er iets op het spel staat of fout kan gaan.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door OPPO Find X5 Pro verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: ik zie… een ambulance

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een ambulance.

Aangeleerde gewoonte

Op de basisschool wordt in Nederland tijdens de verkeersles geleerd dat je ruim baan moet maken voor de ziekenwagen als die voorbij komt rijden. Er is iemand gewond of erger, en jouw taak is om ervoor te zorgen dat het ambulancepersoneel hun taak zo snel en goed mogelijk uit kan voeren. Het kan zomaar een leven redden. Je zou dus schrikken als mensen dus níet uit de weg gaan. Maar dat is een kwestie van cultuur: in niet alle landen zit dat onderwijs of die regel, zo je wil, er zo ingebakken. De eerstvolgende keer dat je aan het verkeer deelneemt en de sirenes klinken, kijk dan eens extra goed hoe mensen handelen.  En bedenk daarna, als je veilig van de weg af bent, wat er zou gebeuren als deze situatie niet zo soepel zou lopen.

Dat helpt je om te schrijven over normale momenten die plotseling omslaan en de adrenaline of spanning te schrijven die daarbij komen kijken.

Een schokkend moment

Als er een ambulance aan komt rijden, is daar altijd wel een beetje een schok. “Komt hij mijn kant op? Sta ik niet in de weg? Hij komt toch niet mijn straat in, hè?” Iedereen reageert daar anders op, als het gaat om de mate van paniek of ongemak. Toch laat een sirene niemand helemaal koud. Kijk eens goed om je heen hoe en in hoeverre je paniek, angst of alertheid bij andere mensen ziet als er een ambulance aan komt rijden. Waar de ene kort maar alert uit de ogen kijkt en vervolgens uit de weg gaat, zal de ander misschien wat zenuwachtiger met lichte tranen in de ogen weg schuifelen. Een komst van een ambulance is een brenger van plotseling slecht nieuws in het relatief klein. Als je wil schrijven over personages die slecht nieuws te horen krijgen, is de komst van een ambulance een goede manier om te bestuderen wat de eerste acute reacties van mensen daarop kan zijn.

Spieken en helpen

Als de ambulance is gestopt, worden mensen soms een beetje ramptoerist – denk aan kijkersfiles!- of ze kijken wat ze kunnen doen om te helpen als ze in de buurt zijn.  Kun je aan andere dingen die de mensen op dat moment doen of zeggen inschatten wat voor mensen het zijn? Behulpzaam, of juist bang om in de weg te lopen? Of zo bang voor bloed dat ze niet willen zien?  Of zijn ze vol van vertrouwen dat alles wel goedkomt zodra de hulpdiensten het overnemen? Let op hun lichaamstaal, hoe snel ze doorlopen of juist blijven staan. Hoewel je van een momentopname zoals deze niet meteen kunt zeggen wat voor een persoon iemand is, kan je wel leren te omschrijven hoe je personages handelen als ze bang zijn of menen in actie te moeten komen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

De observerende schrijver: ik zie nog méér

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… nog méér.    

Als je gaat observeren is er altijd wel iets te zien dat je heel concreet op kan schrijven. Mensen op het terras, mensen aan het feesten, iemand die verdrietig kijkt… Je kan dan die eerste indruk opschrijven, maar soms is er nog meer te zien, zonder dat je daar meteen de vinger op kan leggen. Als je iets méér ziet, maar niet weet wat dat is, kan je deze stappen volgen om dat abstracte wat meer vorm te geven.

Wat zie je aan de oppervlakte?

Schrijf als eerst op wat je aan de oppervlakte ziet. Iemand is blij, boos, geïrriteerd. De sfeer is uitgesproken gelaten, of juist feestelijk.  Alles wat er duimendik bovenop ligt, mag je opschrijven, ook al zou je dat normaalgesproken niet doen. Want alles wat onderliggend sluimert, probeert zich als het ware te verstoppen achter datgene wat zo duidelijk aanwezig is. Wil je het onbekende naar de voorgrond brengen, dan werk je uiteindelijk naar een contrast toe. Dat eerste element kan je dus het best meteen opschrijven.

Wat voelt er zo anders?

Als je nog iets méér ziet, dan is de kans groot dat datgene iets is wat op het eerste gezicht niet in de situatie lijkt te passen, of niet passend is. Denk aan iemand die heel blij is om te horen dat een vriendin zwanger is, maar er toch iets is dat je anders laat geloven. De eerste indruk waarschijnlijk is dat er een van de ‘basisemoties’ speelt: verdriet of boosheid. Maar die emoties zijn zo breed dat er complexere of meer verfijnde emoties in het spel zijn. Anders voelt er iets niet ‘anders’ of ‘méér’. 

Om je op weg te helpen, is hier een kleine opsomming van emoties die zoal achter de basisemoties  mee kunnen spelen
Blij = opluchting, dankbaarheid
Boos = stress, jaloezie
Verdrietig = spijt, hopeloosheid
Bang = verwarring, onzekerheid

Als het je lukt om al verder te kijken dan de basis, wordt je ook alerter op de sfeer of de subtielere gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. Dat is dan het volgende waar je beter naar kan gaan kijken.

Verfijndere emoties zichtbaarder gemaakt  

Meen je een emotie te zien die in een ‘subcategorie’ van de bekendere emoties valt, dan zal je zien dat je wat gerichter naar gebaren, gebeurtenissen of lichaamstaal gaat zoeken of zien die bevestigen dat je méér ziet. Dat dát is wat de tot dan onbekende sfeer geeft aan een situatie.  
Als je bij iemand opluchting meent te zien in plaats van dankbaarheid, dan zal je makkelijker zien dat de omhelzing die gegeven wordt, ook gepaard gaat met een diepe zucht, bijvoorbeeld.
Soms worden ook die emoties dan ineens zonneklaar, andere keren blijven ze subtiel.

Je kan er niet altijd op rekenen dat wat je meent te zien ook echt speelt; je kan niet in iemands hoofd kijken. Maar deze observaties mag je zeker gebruiken om je schrijfstijl mee te verfijnen. Je tekst zal er een stuk levendiger van worden.  

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Marina Vitale verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie… een vriend

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een vriend.     

Vriend van…

Je hebt vrienden die je kent van het sporten, van je hobby, van school… Waar je ze ook van kent, meestal zijn je vrienden uniek. Niet zozeer als individu, maar op wat voor manier ze een vriend zijn. Bij de een vind je een iemand bij wie je je hart  kan luchten, waar het bij de ander juist fijn is om gewoon gezellig samen te sporten en het daarbij te laten. Dit artikel gaat over het principe dat iedere vriend uniek en fantastisch is, maar dat zich dat op verschillende manieren laat zien. Manieren die je kan observeren om zo een vriendschap op papier goed tot zijn recht te laten komen.

Hoe goed kennen jullie elkaar?

Er zijn simpele dingen waar je aan kan herkennen of je elkaar goed kent. ‘Zeg Moad en je zegt skaten’ , is oppervlakkige kennis, dus dan is de vriendschap waarschijnlijk nog vers. Je kent Moad goed als je weet hoe hij tot bepaalde conclusies komt, wat zijn kleine maniertjes zijn, niet waarmee, maar ook waarom hij ergens mee worstelt… Ga dat eens na bij eigen vrienden. Wie ken je goed en waarom denk je dat? Wat weet je van de ene vriend en niet van de ander? Denk aan iets als politieke overtuiging. Bij je boezemvriend weet je dat waarschijnlijk wel, maar van een hardloopvriend misschien niet. Anderzijds: moet je dat weten om gezellig samen te kunnen hardlopen?
Als je op deze manier bij je eigen vrienden kan bepalen wat je kan verstaan onder ‘goed kennen’, kan je dat bij fictieve vriendschap beter toepassen. Dan zijn het geen vrienden gewoon omdat dat moet van het plot. 

Hoe hecht zijn jullie?

Er zijn vrienden die je dagelijks spreekt of zou willen spreken, bij andere vrienden is wat minder intensief contact ook prima. Ga eens na waarom dat zo is. Zijn jullie brodspelvrienden en heb je geen behoefte aan vijf spelletjesavonden per week? Of ben je gewoon niet zo hecht met Mees als je bent met Gabriël? Dat maakt Mees of zijn vriendschap niet minder waard. Maar het betekent wel dat je iets aan Gabriël of aan zijn vriendschap meer waardeert of nodig hebt (op dat moment). Schrijf eens op in hoeverre je vrienden in dat opzicht van elkaar verschillen. Is het vertrouwen, het karakter van de ander? Als je zo naar een vriendschap kan kijken, kan je de fictieve een goede narratieve waarde geven.

Het gevoel van vriendschap

Boezemvrienden of de wat minder hechte sportvrienden. Over welke vriend je het ook hebt, het zijn je vrienden en dus waardevolle mensen in je leven. Let er eens op waaraan je dat merkt bij jezelf. Heb je foto’s van hen in huis? Komt er standaard een glimlach op je gezicht als je aan hen denkt of hun naam ziet staan in je contacten? Of denk je automatisch terug aan jullie laatste gezellige spelletjesavond en aan jullie lol zodra je een spellenwinkel instapt?

Schrijf eens op wat voor unieke gevoelens elk van je bij je teweegbrengen en waarom. Als je dat in een boek ook kan doen, voelt die vriendschap zowel echt als heel erg hecht.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Thought Catalog verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie jou iets geks doen

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… jou iets geks doen.    

Je ziet iemand iets doen, zeggen of dragen en je denkt: logisch, past bij die persoon. Dan zie je iemand anders die om wat voor reden dan ook anders is, of lijkt. Diegene doet precies hetzelfde en dan denk je bij dezelfde actie: wat doe jíj nou?  
Is dat herkenbaar? De actie ís niet per se gek, maar kan wel zo voelen. Dat gevoel is een handig observatiegereedschap.

Tabel van vergelijking van eerste indrukken

Het soort eerste indrukken dat iemand aardig, goedverzorgd, stoer, rijk of… overkomt is niet te stoppen. Hoewel je met eerste indrukken nooit echt neutraal observeert, kan je die wel gebruiken om je observaties die je wel bewuster doet, eens goed om de loep te nemen.

Schrijf eerst eens op wat de persoon die je ziet voor ‘geks’ doet. Dat hoeft niet altijd iets echt raars te zijn. Het kan ook gewoon iets opvallends zijn.  Vraag jezelf daarna eens af waarom het gek is. Een man in pak van wie je denkt dat het een stijve zakenman is, zingt ineens een vrolijk liedje. Je ziet iemand verkleed, buiten het carnavalsseizoen. Je kan er reden achter gaan zoeken waarom dat zo is. Zeker ook doen, daar kan je leuke verhalen mee bedenken. Het is heel wat interessanter om te schrijven over iemand die een weddenschap heeft verloren en daarom verkleed over straat loopt, dan iemand die gek is op Japanse animatieseries en daarom op weg is naar een beurs waar iedereen verkleed gaat als een favoriete personage.
Maar voor zuivere observatiedoelen is een tabel van vergelijking maken handiger.   

Waarom is iets gek?

Een tabel van vergelijking van eerste indrukken heeft dit format:

tabel ik zie jou iets geks doen

Merk op dat iets geks verschillend kan zijn voor een specifiek persoon. Dat is het uitgangspunt van dit artikel. Maar soms is iets gewoon voor iedereen hetzelfde en ligt dat er duimendik bovenop. Toch kan het dan handig zijn om te bedenken waar de oorzaak ligt. Zoals in het voorbeeld van schelden. Als je weet dat het om gaat om ‘normen en waarden’ die aan kan leren en verder kan denken dan alleen  ‘dat doe je niet’, ben je scherper op dat soort dingen. Dat kan je gaan denken in termen van personageontwikkeling of plotontwikkeling. Wat is er interessant voor een verhaalthema betreft ‘normen en waarden’? Welk personage is daarvoor geschikt en waarom?

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.
Afbeelding van by Jon Tyson verkregen via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie een klant

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: ik zie een klant.  

De winkel

Een klant komt naar een winkel, maar wat verkopen ze daar? Met andere woorden: kijk eerst eens waar je bent. De supermarkt, boekenwinkel, bouwmarkt, parfumerie, kledingzaak… Er zijn winkels waar je iedereen kan verwachten, van jong tot oud. De supermarkt bijvoorbeeld, al zou een kind eerder een tijdschrift of snoepjes komen halen en de volwassene eerder de alledaagse boodschappen komen doen.

Andere winkels -of afdelingen in een warenhuis- worden vaker door vrouwen dan door mannen bezocht. Denk aan make-upafdelingen. En kinderen zal je vaker bij de speelgoedafdeling zien rondhangen dan volwassenen. Bedenk zo als eerst eens wie je waar ziet en wat de klant daar gaat – of zou willen- kopen. Waar zie je dat aan? Een winkelkarretje? Of hoor je iemand een boodschappenlijstje oplezen voor een partner? Of hebben die tienermeiden het steeds over de leuke jongens op school en zijn ze daarom op zoek naar een leuk jurkje?

Wat wordt er gekocht?

De manier waarop de klant praat, zich beweegt, kleedt of kijkt, kan je al een eerste indruk geven wat voor persoon dit is. Denk aan een persoon die wel een topsporter lijkt: daarvan zal je eerder verwachten dat die in de supermarkt gezond eten koopt, in plaats van een zak chips. Als dat gebeurt, dan ben je daar toch even verbaasd over. Al is het maar voor een fractie van een seconde en weet je wel dat iedereen wel eens wil snacken, ongeacht figuur of dieet.
Die fractie van een seconde van ‘vooroordeel’  is erg waardevol bij observeren. Zeker in een winkel. Want ongeacht wat het is dat er wordt gekocht of kan worden gekocht, je hebt er altijd wel een idee bij wie dat beter of niet past. Enkele voorbeelden:

Lachebekkoekjes = kinderen
schroeven en bouten = mannen
maandverband = vrouwen
port = oude vrouwen
potgrond = een man met grove, vereelte handen

Enzovoort. Terwijl natuurlijk iedereen alles kan kopen, al is het maar namens iemand anders. Manlief gaat vast wel maandverband halen als zijn vrouw dat niet meer heeft en bang is om door te lekken in het openbaar. Maar daar denken we in die eerste fractie van een seconde niet altijd bij na.

Combineer wat je echt ziet of hoort, zoals in de eerste alinea omschreven met wat je verwacht te zien en wat je daar -als vanzelf- van maakt.

Het karakter van de klant

We kennen haar allemaal van het internet: Karen. De vrouw die de hele winkel bij elkaar schreeuwt als ze niet krijgt wat ze wil van het winkelpersoneel. Gelukkig is er vaker iets dan niets aan de hand als je naar de winkel gaat, maar kijk toch eens hoe de klant het winkelpersoneel behandelt. Daarvoor hoeft die niet meteen uit diens vel te springen. Denk ook eens aan details als: wordt er moeite gedaan om te groeten of oogcontact te maken? Wat het ook is dat je daarin opvalt wat een klant al dan niet doet, het kan samen met het andere dat je hebt geobserveerd genoeg zijn om de basis van een personage van te maken. De tieners in de parfumerie die uitgebreid kletsen over hun nieuwe geurtje, hebben waarschijnlijk een date. Voor de eerste keer, want de manier waarop ze lopen, vertelt jou dat ze niet zo op de voorgrond staan. Vandaar dat de winkelbediende maar blijft horen hoe blij ze zijn met hun nieuwe aankoop.

We winkelen met zijn allen vaak: daar ligt een schat van schrijfinspiratie verborgen. Let er de volgende  keer eens op!

Dit bericht verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Blake Wisz via Unsplash.

De observerende schrijver: ik zie een tas

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een tas.  

Tassen heb je in allerlei soorten en maten. Ze zijn erg leuk om eens te observeren, want ze zijn niet alleen een  kwestie van smaak, zoals bij kleding het geval is. Een tas kan je afhankelijk van de context en inhoud veel vertellen. Om het meeste uit deze schrijftip te halen, schrijf je om te oefenen eerst drie (heel) verschillende soorten tassen op, bijvoorbeeld: grote plastic shopper, Gucci minitas en een rugzak, of zelfs een koffer.

De inhoud van een tas

Of hij nou alleen functioneel of ook mooi is, een tas is bedoeld om iets mee te dragen. De vorm en het formaat van de tas bepaalt wat je mee kan nemen. Je kan het wel vergeten om je schoenen in je minitas te stoppen. De shopper kan hiervoor misschien wel, maar dan vliegt je schoeisel weer alle kanten op zodra je op weg gaat. De rugzak is dus het meest geschikt. Op die manier zijn er voorwerpen die niet in een tas passen, of er niet bíj lijken te passen. Hoewel je gerust een versleten, vies gummetje met een Sesamstraatprint en een klein afgeknauwd potlood in je dure minitas kwijt kan, is het dan toch net of er iets niet ‘klopt’.

Maak op die manier eens een lijstje met wat niet in of bij de tas past. Als je weet wat er in de tas zit, schrijf dat dan ook op.  

 Waar is de tas?

Je hebt een versleten rugzak. Waar zie je hem? Waarschijnlijk:

  • Om de rug van een verwilderde backpacker
  • Bij het vuilnis
  • Op de werkplaats van een onderbetaalde arbeider die veel materialen moet dragen

Deze rugzak zal niet zo snel verschijnen in een sjiek casino: daar heb je genoeg aan een kleine handtas. Bovendien is de afgedragen rugzak niet passend  een dresscode. Op eenzelfde manier als de inhoud, is een tas ook passend of vreemd in een bepaalde setting. Schrijf van je geobserveerde tas op waarom hij (niet) past bij de plaats waar je hem ziet.

Je las al dat een tas in eerste instantie moet helpen om iets mee te nemen. Je kan dus ook bedenken wat de eigenaar van de tas voor plannen heeft. We associëren dure merken vaak met ‘voor de looks’, maar Gucci heeft zowel kleine tasjes als grote koffers. Met andere woorden: waarom kiest de eigenaar van de tas vandaag voor deze tas, en niet voor een andere? Daar zit waarschijnlijk een praktische reden achter. Kan je die bedenken?

Hoe ziet de tas eruit?

Kijk tot slot hoe de tas eruit ziet. Wat aan de uitvoering, vorm, staat, kleur, materiaal en grootte doet je vermoeden dat de tas toebehoort aan een kind, oudere dame, armoedzaaier, modepopje, verstrooide professor…?
Een kind zal niet met een grote, zware koffer sjouwen en een oude dame heeft vast geen rugzak met flitsende kleurtjes.

Combineren maar!

Nu is het tijd om het observeren om te zetten naar het schrijven. De kans is groot dat je een compleet personage kan bedenken aan de hand van een simpele tas:

Ik zie een sjieke handtas op de schoot van een oude dame die in de eerste klas van de trein zit richting Schiphol. Hij is klein en compact: er passen waarschijnlijk net een mobiele telefoon, sleutels, pinpas en misschien een lippenstift en een spiegeltje in. Zou ze een lieve, lang verloren gewaande  vriend op gaan halen op het vliegveld? Bij een fijne reünie wil je er waarschijnlijk netjes uitzien, uitgerust aankomen. Eenmaal op het vliegveld heeft ze niet méér nodig dan het gezelschap van haar vriend.

Veel plezier met het uitpluizen van de tassen die je tegenkomt.

Photo by Rajesh Rajput on Unsplash.

De observerende schrijver: Ik zie mensen in de trein

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… mensen in de trein.  

Als je in de trein zit, kan je mensen op verschillende manieren bekijken. En daar kan je veel van leren. Je kan bij die mensen zelfs personages bedenken: treinpassagiers geven je een inkijkje in wie ze zijn, zonder alles al weg te geven. Genoeg dus om je eigen (levensverhaal) bij te bedenken. En ja, we zitten misschien massaal aan de telefoon gekluisterd, maar als dat niet zo is valt dat wel meteen op. En dat betekent: er is iets te observeren.  

Wanneer rijdt de trein?

Reis je in een volle of juist (relatief) lege trein? Dat is een van de eerste observaties die je kan doen in de trein. Denk aan hoe iemand kijkt als die een andere persoon aanspreekt of diegene alsjeblieft op de stoel van de tas mag zitten als het overduidelijk is dat andere stoelen bezet zijn. Of wanneer de trein net vijf minuten vertraging gaat oplopen. De forenzen die een overstap gaan missen zitten heel wat minder vrolijk in de trein dan iemand die voor een weekenduitje in de trein kan zitten met een tas gezellig ernaast op de andere stoel, zonder dat iemand zich daaraan stoort.

Als je in een trein vol forenzen zit, zal je een wat meer alledaagse sfeer in de trein vinden dan op een ander moment. Kijk eens of je kan noteren waaraan jij die sfeer kan observeren. 

Hoe doodt iemand de tijd?

Ja, de meeste mensen kijken naar de telefoon. Maar niet iedereen doet dat. Er kijken mensen naar buiten, mensen lezen een boek, kletsen met een reisgenoot, eten even iets. Dit zijn allemaal momenten waar je je verbeelding ruimte kan geven. Waarom is deze persoon het ‘type’ om naar buiten te kijken en niet op de telefoon? Zie je iets aan de kledingstijl, houding, wat dan ook dat aansluit bij jouw idee dat ‘mensen die aan yoga doen zen zijn, in het moment leven en dus naar buiten kijken in de trein’? Schrijf het dan op. En ook als die persoon die naar buiten kijkt, niet een yogatype lijkt.
Zo kun je ook kijken naar het boek wat de mensen lezen, wat het gespreksonderwerp is, wat ze eten… wat het ook is dat mensen doen.
Met die observaties kan je vaak al een aantal puzzelstukjes vinden die je kan gebruiken voor het maken van een personagebiografie.

Bedenk ook waar je denkt dat deze persoon naartoe gaat. Naar Amsterdam, omdat je denkt een ‘echt stadsmens’ voor je te hebben? Of zit je in een trein richting het zuiden en zie je iemand waarvan je denkt dat die in IT werkt? Die stapt vast uit in Eindhoven…

Maar dat was de planning niet!

Vergeet de vertraging van vijf minuten, nu staat de trein echt heel lang stil.  Of de conducteur zegt iets wat conversatie aan de gang brengt:
“Goedemiddag dames en heren, jongens en meisjes, we komen straks aan op het station. Dan wordt de trein in stukjes gehakt en gaan ze allebei een andere kant op. Kijk dus even goed of u in het goede treinstel zit.”
“Mama, help, dadelijk worden wij ook in stukjes gehakt!”
Waarna iedereen een kwartiertje later onderweg over de onschuld van (hun eigen) kinderen praat.
Als er ook maar íets gebeurt dat anders is dan het idee dat er onderweg niets spannends gebeurt, dan gaan mensen blikken uitwisselen of met elkaar praten en dan gebeuren de interessantste dingen. Daar heb je geen verdere instructies voor nodig, behalve dan: schrijf al dat leuks op! Die spontane dingen zijn altijd handig om in het achterhoofd te houden voor een leuke scène.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Marc Kleen verkregen via Unsplash

De observerende schrijver: Ik zie een wandelend cliché

Observeren is een belangrijke vaardigheid van schrijvers. Maar met alleen iets opmerken ben je er nog niet. Je moet ook weet hebben van associaties die bij je waarnemingen opkomen en hoe je daar een mooie verhaalopzet mee kan maken of clichés kan voorkomen. Deze week in de serie: ‘De observerende schrijver’: Ik zie… een wandelend cliché. 

Zó uit een slechte film

Soms gebeurt het: je ziet iets waarvan je denkt ‘dit lijkt wel een slechte film’. Alsof de scenarioschrijver zijn best heeft gedaan om het cliché te benadrukken. Denk aan een uitzonderlijk klef stel of een ‘Jut en Jul’: zó overdreven jolig dat ze het erom lijken te doen. Natúúrlijk hebben die ook nog uitgesproken opvallende en kleurrijke kleding aan.
Het zijn momenten waarvan je denkt: met een tandje minder was het me niet opgevallen, maar nu lijkt hetgeen wat ik zie een overduidelijk cliché.

Observeren overslaan en achteruit denken

Als je een wandelend cliché ziet, dan observeer je niet: je trekt meteen conclusies. En omdat het aanvoelt als een cliché is daar een toverwoord bij betrokken: ‘te’.  Té overdreven, te aanwezig, te voor de hand liggend…’Té’ is wat een cliché van een trope onderscheidt. Een trope valt nog niet meteen op, maar een cliché doet dat wel, omdat dat ‘té’ is.
Als je dat weet kan je op het moment dat je een wandelend cliché opmerkt, daar gebruik van maken. Zodra je jezelf erop betrapt een levensecht cliché te zien, bedenk dan wat het meest in het oog springt. Wat maakt dat je dit als té, niet meer gewoontjes ziet? Wat is zo uitvergroot?

Als je dat weet, kan je op het moment dat je gaat schrijven, die opvallendheden gebruiken om clichés te vermijden.

Voorbeeld van een wandelend cliché en achteruit denken

Ik zag ooit in de trein een stel. De vrouw was vreselijk aanhankelijk, en kwam op mij over als extreem klef. Ze gaf haar vriend zo om de tien, vijftien seconden een kusje op de borst en rustte in die tussenpozen met haar hoofd op zijn schouder. Had ze alleen de kusjes gegeven, dan was ik haar waarschijnlijk al vergeten. Maar ik kan me haar jaren later nog herinneren, omdat ze ook nog hardop zei hoe geweldig haar vriend was. Maar die zei geen boe of bah. Sterker nog: hij staarde recht voor zich uit, alsof het voor hem doodnormaal was. Dat voltooide voor mij de gedachte: dit is dus de clichévrouw die alles aan haar vent geweldig vindt en verliefd is op het idee van verliefd zijn. Dit ligt er zó dik bovenop… Zij is mijn kant-en-klare heldin voor in een romance waarin de vrouw zegt -en ook echt meent!-  dat ze haar wederhelft tot aan het eind van de wereld zou volgen, omdat het leven zonder hem niets meer voorstelt.

Maar ja, tot aan het einde van de wereld en terug, dat is zowel cliché als klef, dus dat gaat in een boek niet zo goed werken. Wat zou ik aan deze vrouw moeten veranderen om haar nog enigszins geloofwaardig te maken?

Wat voor mij het geheel tot een cliché maakte, waren het grote aantal kusjes dat de man kreeg, de sentimentele blik van de vrouw en het feit dat de man er zo onverschillig over was. Wilde ik hiervan een werkende scène voor een boek van maken, dan kon ik een van de drie dingen weglaten, of de tienpuntenschaal erbij pakken en die verminderen. Dan zou de vriend dus op haar avances in kunnen gaan, of op zijn minst terugpraten. Of het aantal kussen ging van een per vijftien seconden naar eens per vijf minuten. Ik kon ze ook verplaatsen naar een wat meer gangbare plek, zoals de wang.

Zo kun je door goed opletten, achteruit denken en door goed op te letten oefenen je clichés te verminderen.

Dit artikel verscheen eerder op Schrijven Online.

Foto door Dawid Kochman verkregen via Unsplash.